direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oosterend - Cor Bremerstraat / Bijenkorfweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De vraag naar betaalbare woningen in de gemeente Texel is groter dan het aanbod. De gemeente Texel is bezig om de woningbouw op het eiland te versnellen en heeft daar een aantal ontwikkellocaties voor aangewezen. Eén van deze locaties is gelegen nabij de Bijenkorfweg in Oosterend. Er zullen 28 woningen worden gerealiseerd, waarvan 21 sociale huurwoningen. De woningen bestaan uit 15 rijwoningen, 10 rug-aan-rugwoningen en 3 vrijstaande woningen.

In de geldende bestemmingsplannen heeft de locatie de bestemming 'Agrarisch - Oude land' en 'Sport'. Binnen deze bestemming is woningbouw niet toegestaan.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de noordrand van de kern Oosterend. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het grootste gedeelte van het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013, dat is vastgesteld op 12 juni 2013 door de gemeente Texel en het reparatieplan Buitengebied, dat is vastgesteld op 17 oktober 2018. In het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch - Oude land'. Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik. Verder heeft een gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Een klein gedeelte van het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Oosterend, dat is vastgesteld op 19 februari 2014. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Sport'. Deze gronden zijn bestemd voor sportvelden en/of sportterreinen. Verder heeft dit gedeelte de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Een uitsnede van de bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplannen Buitengebied Texel 2013

 

De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen de geldende bestemmingsplannen.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan en hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een stuk grond met een agrarische bestemming, maar wordt tijdelijk beheerd (gemaaid) door de gemeente in afwachting van de ontwikkeling van de woningbouw. De zuidkant van het plangebied wordt begrensd door een groenstrook met bomen en struiken. Ten zuiden daarvan ligt een sportterrein met tennisbanen. De noordzijde van het plangebied wordt begrensd door agrarische percelen. Aan de west- en zuidwestzijde zijn woningen gelegen en aan de noordoostzijde een recreatieterrein met vakantiewoningen. De woning die aan de oostelijke kant grenst aan het plangebied is een vakantiewoning. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is het plangebied te transformeren tot woningbouwlocatie. Het plan bestaat uit de bouw van in totaal 28 woningen in verschillende woontypologieën. De woningen bestaan uit 15 rijwoningen, 10 rug-aan-rug woningen en 3 vrijstaande woningen. Hiervan zijn 21 woningen sociale huurwoningen.

Ontwerp

Het ontwerp zoekt aansluiting op de bestaande randen aan de oost, zuid- en westzijde en opent zich richting het landschap aan de noordzijde. De entree van het gebied bevindt zich aan de noordwestelijke zijde in aansluiting op de Cor Bremerstraat. De bestaande bebouwing aan de Cor Bremerstraat wordt afgebouwd met rijwoningen, waardoor er direct een voorkant wordt gecreëerd. Ten noorden van de entree zijn twee vrijstaande woningen geplaatst. Deze woontypologie zorgt voor een aansluiting op de bestaande woningen aan de Cor Bremerstraat, de gebiedsontsluitingsweg en het landschap. De rug-aan-rug woningen vormen het middelpunt voor zowel de rijwoningen aan de oost- en westzijde. Door de typologie van rug-aan-rug woningen ontstaan er namelijk geen achterkanten. Achter de rijwoningen aan de oostzijde ligt een derde vrijstaande woning. In figuur 2.2 is het stedenbouwkundig ontwerp (indicatief) voor het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Stedenbouwkundig ontwerp (indicatief)

Woningcategorieën

De volgende woningcategorieën zullen worden gerealiseerd in het plangebied.

Woningen   Woontypologie   Aantal  
Eengezins sociale huur   rug-aan-rug   10  
  rijwoning   11  
Eengezins betaalbare koop of middeldure huur   rijwoning   4  
Eengezins dure koop   vrijstaand   3  
Totaal     28  

Bouwvolume

Alle woningen zullen worden gebouwd in de laagste bestemmingsplancategorie 4,5/9,0 (goothoogte 4,5 meter, nokhoogte 9,0 meter). De woningen zullen daardoor uit 1 bouwlaag met kap bestaan, waarbij variatie mogelijk is in de goothoogte van 3 tot 4,5 meter.

Deze bestemmingsplancategorie past het beste bij de doelstelling om betaalbare woningen te realiseren. Bovendien past deze categorie stedenbouwkundig goed bij het bouwen aan de dorpsrand.

Groen

De rug-aan-rug woningen zijn gepositioneerd op een groene wig. De wigvormige tussenruimte geeft extra kwaliteit en biedt ruimte voor een speelgelegenheid.

Ruimtelijke inpassing

De aansluiting van het stedenbouwkundig ontwerp wordt gezocht bij de bestaande randen aan de oost-, zuid- en westzijde. De opening naar het landschap vindt plaats aan de noordzijde. De Cor Bremerstraat wordt vanuit het woongebied ten westen van het plangebied doorgezet in het plangebied, waardoor er een relatie ontstaat tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw. Bij de opzet van de huidige Cor Bremerstraat was daar al een reservering voor gemaakt. De twee vrijstaande woningen aan de noordwestzijde van het plangebied vormen een overgang van de bebouwing naar het landschap. De verbinding met het landelijk gebied wordt gevonden door in het noorden van het indicatief ontwerp een blok met rug-aan-rug woningen te plaatsen die gelegen is in een groene wig. Door de vrijstaande woning in het zuidoosten van het plangebied ontstaat een relatie met de recreatiewoningen aan de Bijenkorfweg. Aan de zuidzijde van het plangebied zijn de woningen zo gepositioneerd, dat er geen achtertuinen liggen aan de tennisbanen in het zuiden.

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied is gelegen tussen de Cor Bremerstraat en de Bijenkorfweg. De gemeente Texel heeft aangegeven dat de Cor Bremerstraat de gewenste ontsluitingsweg is, aangezien de Bijenkorfweg minder geschikt is als ontsluitingsweg. De Cor Bremerstraat komt uit op de Mulderstraat. Beide wegen zijn ingericht als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Richting het oosten leidt de Mulderstraat naar het centrum van Oosterend. Richting het westen komt de Mulderstraat uit op de Oosterenderweg. Dit is een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 60 km/uur die verder leidt richting het zuidoosten via De Waal en Den Burg naar de N501, de Pontweg (80 km/uur), richting de veerhaven.

Langzaam verkeer

Aan één zijde van de Cor Bremerstraat zijn voetgangersvoorzieningen aanwezig. Conform het principe duurzaam veilig voor erftoegangswegen binnen de bebouwde kom zijn er geen specifiek oversteekplaatsen voor voetgangers aanwezig. Daarnaast zijn er geen vrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig in de straat, waardoor fietsers de weg delen met het gemotoriseerde verkeer.

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde bushalte ligt op circa 210 meter loopafstand van het plangebied en is gelegen aan de Mulderstraat. Deze halte maakt geen deel uit van een vaste lijnbusverbinding, maar er kan op reservering gebruik worden gemaakt van een belbus (Texelhopper).

Verkeersgeneratie

Voor het berekenen van het gegenereerde verkeer vanuit het plangebied worden kengetallen uit CROW-publicatie 381 gehanteerd. De gebruikte kengetallen zijn voor de rest bebouwde kom in een niet stedelijk gebied. Er wordt uitgegaan van de gemiddelde van de bandbreedte. Voor het evalueren van de verkeersafwikkeling is de gemiddelde werkdagintensiteit maatgevend. Daarom worden de waardes voor de weekdagintensiteiten omgerekend naar werkdagintensiteiten met een omrekenfactor van 1,11 (CROW-publicatie 381).

De verkeersgeneratie van het plangebied

Functie   Aantal   Kengetal   Weekdagintensiteit   Werkdagintensiteit  
Rug-aan-rug,
sociale huur  
10   5,6 per woning   56 mvt/etmaal   62,2 mvt/etmaal  
Rijwoning,
sociale huur  
11   5,6 per woning   61,6 mvt/etmaal   68,4 mvt/etmaal  
Rijwoning,
koop goedkoop  
4   7,4 per woning   29,6 mvt/etmaal   32,9 mvt/etmaal  
Vrijstaand,
koop duur  
3   8,2 per woning   24,6 mvt/etmaal   27,3 mvt/etmaal  
Totaal   28     172 mvt/etmaal   191 mvt/etmaal  

In de toekomstige situatie zal de ontwikkeling aan de Cor Bremerstraat leiden tot een verkeerstoename van 191 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. De Cor Bremerstraat is ingericht als een erftoegangsweg type II. Conform het principe Duurzaam Veilig heeft dit type weg een maximum capaciteit van 4.000 mvt/etmaal. Met de beoogde ontwikkeling blijft de verkeersintensiteit op de Cor Bremerstraat ver onder de maximumcapaciteit van de weg. Voor het bepalen van de verkeersafwikkeling is het spitsuur maatgevend, waarin doorgaans 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. In een gemiddeld spitsuur zorgt de ontwikkeling van het plangebied voor een verkeersgeneratie van 19 mvt/uur.

Verkeersafwikkeling

De afwikkeling van het verkeer in het plangebied in de toekomstige situatie is gebaseerd op inschattingen vanuit de gemeente en expert judgement. Het plangebied heeft twee ontsluitingswegen, de Cor Bremerstraat en de Bijenkorfweg. De ontsluiting van het plangebied zal evenredig verdeeld worden tussen de Cor Bremerstraat en de Bijenkorfweg. Vanaf de kruising met de Koningsweg zal vervolgens 70% (134 mvt/etmaal) van het gegenereerde verkeer verder rijden over de Oosterenderweg in de richting het westen. Het overige verkeer zal voor 20% (38 mvt/etmaal) worden afgewikkeld over de Genteweg en 10% (19 mvt/etmaal) over Koningsweg. De beoogde verkeersafwikkeling van het plangebied is weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01_0005.jpg"

Figuur 2.3 De verkeersafwikkeling van het plangebied

De verkeerstoename op de omliggende wegen is dermate klein dat niet tot knelpunten zal leiden in de afwikkeling van het verkeer.

Bij de afwikkeling van verkeer zijn kruispunten doorgaans maatgevend. Het belangrijkste kruispunt in beide varianten is het kruispunt Oosterenderweg - Koningsweg. Dit kruispunt heeft een capaciteit tussen 15.000 en 18.000 mvt/etmaal (CROW HOW GOW, 2013). Gedurende de spits zullen hier 19 mvt/uur worden afgewikkeld. Deze toename is dermate klein dat het geen invloed zal hebben op de afwikkeling van het kruispunt.

Parkeren

Parkeerbehoefte

Voor het berekenen van de parkeerbehoefte worden de gemeentelijke parkeernormen uit Nota Parkeernormen Texel 2015 gehanteerd. De berekende resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel.

De parkeerbehoefte van het plangebied

Functie   Aantal   Parkeernorm   Totaal
parkeerplaatsen  
Rug-aan-rug,
sociale huur  
10   1,0 per woning   10,0  
Rijwoning,
sociale huur  
11   1,7 per woning   18,7  
Rijwoning,
koop goedkoop  
4   1,7 per woning   6,8  
Vrijstaand,
koop duur  
3   1,7 per woning   5,1  
Totaal   28     41  

De totale parkeerbehoefte van het plangebied bedraagt 41 parkeerplaatsen. Gebaseerd op het gemeentelijke parkeerbeleid is er geen mogelijkheid voor het toepassen van dubbelgebruik om het benodigd aantal parkeerplaatsen te verlagen, immers betreft het in alle gevallen woningen waardoor er van dubbelgebruik van parkeerplaatsen geen sprake is.

Parkeeraanbod

Binnen het plangebied is er een parkeeraanbod van 37 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Daarnaast is in de stedenbouwkundige toelichting van de grondexploitatie aangegeven dat voor de vrijstaande woningen voldoende ruimte is voor 2 parkeerplaatsen op eigen terrein per woning. In de Parkeernota is aangegeven dat 2 parkeerplaatsen op het eigen terrein worden meegeteld als 1,5 parkeerplaatsen. Daarnaast geldt de garage voor 0,5 parkeerplaats. Dit betekent 2,0 parkeerplaats per kavel. In het plangebied worden 3 kavels gerealiseerd met een vrijstaande woning, met in totaal 6 parkeerplaatsen. In het plangebied worden 37 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. Met 43 parkeerplaatsen in totaal wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.

Verkeersveiligheid

De toename in de verkeersgeneratie zal niet leiden tot knelpunten in de verkeersveiligheid. Alhoewel er geen fietsstroken aanwezig zijn in de Cor Bremerstraat en de Mulderstraat, wordt wegens de lage maximumsnelheid en de inrichting van de wegen de verkeersveiligheid van fietsers gewaarborgd.

Conclusie verkeer en parkeren

De ontsluiting van het plangebied zal niet leiden tot knelpunten. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling is dermate klein dat het niet tot knelpunten zal leiden op het omliggende wegennet. Alhoewel er geen fietsstroken aanwezig zijn op de omliggende wegen, wordt door middel van de lage maximumsnelheid en de inrichting van de wegen de verkeersveiligheid geborgd. Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de berekende parkeerbehoefte op basis van de parkeernormen en de gegevens. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de lange termijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

De regio waarvan de gemeente Texel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen.

De beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee zijn relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied. Gezien de omvang van het plan, leidt de ontwikkeling niet tot significante aantasting van de waarden van de Waddenzee en het Waddengebied.

Het plangebied grenst aan de dorpskern van Oosterend. Door tegen de bestaande kern aan te bouwen, leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking heeft op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in het Barro.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking (ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening). Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Voor wonen geldt dat een ontwikkeling vanaf 12 woningen wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).

De beoogde ontwikkeling ligt op de planlocatie Cor Bremerstraat/Bijenkorfweg in Oosterend en bestaat uit het realiseren van 28 woningen en wordt hierdoor aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. In paragraaf 3.3.2 zijn de regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de kop van Noord-Holland 2020 - 2030 opgenomen. Met dit convenant beogen partijen een actieve regionale samenwerking woningbouw te continueren ten behoeve van een optimale ruimtelijke ontwikkeling van de woningvoorraad/-markt van de regio Kop van Noord-Holland. Hiervoor maken de partijen afspraken over de woningbouwplannen in programma('s) die aansluiten bij de vraag naar nieuwbouwwoningen en woningtypen in de regio Kop van Noord-Holland. Het woningbouwprogramma voor Texel is vanwege de 'status aparte' als aparte bijlage opgenomen en is geen onderdeel van het woningbouwprogramma van de regio waarvan de gemeente Texel deel uitmaakt.

Bijlage 1 bestaat uit de onderbouwing voor de woningbehoefte in Oosterend. Het woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030 zoals dat als bijlage is opgenomen in het convenant ligt ten grondslag aan deze onderbouwing, waarin wordt gemotiveerd dat er behoefte is aan de 28 woningen zoals op de ontwikkellocatie in Oosterend worden gerealiseerd. Bovendien is gemotiveerd om de woningen buiten het bestaand stedelijk gebied te bouwen.

3.1.3 Conclusie Rijksbeleid

De regio waarvan de gemeente Texel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI. Bovendien wordt de kernkwaliteit van het Barro die betrekking heeft op het Waddengebied niet aangepast. Ook is duidelijk behoefte aan de beoogde ontwikkeling.

De ontwikkeling in Oosterend past binnen de kaders van het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid'. In de visie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering.

In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio’s, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Het plangebied bevindt zich op Texel, een gedeelte van de Kop van Noord-Holland, één van de Noord-Hollandse kwaliteiten. In deze regio heeft Texel een bijzondere positie, als enige (wadden)eiland van Noord-Holland, met zijn diversiteit aan landschappen en kenmerkende cultuurhistorie, bron voor recreatie en nieuwe energie.

In de Omgevingsvisie is de ambitie ten aanzien van wonen als volgt geformuleerd:

Onze ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met

elkaar in overeenstemming zijn of komen. De woningbouw wordt vooral in of aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, overeenkomend met de kwalitatieve behoefte en demografische trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt.

Een goede afstemming tussen vraag en aanbod op de woningmarkt is een speerpunt in de provinciale Omgevingsvisie NH2050. Specifiek voor het woonbeleid van de provincie geldt dat de vraag leidend is. Dat heeft niet alleen betrekking op de kwantiteit, bepaald door de huishoudensgroei, maar eerst en vooral op de kwaliteit: het juiste type woningen voor alle verschillende doelgroepen. Betaalbaar, duurzaam en passend bij de huishoudensgrootte en woonwensen van de inwoners van Noord-Holland.

Gemeenten maken conform de Omgevingsverordening samen een regionale woningbouwprogrammering. Belangrijk uitgangspunt voor de programmering is dat de afspraken niet statisch zijn, maar uitgaan van regionaal maatwerk, flexibel zijn en ook adaptief. De afspraken moeten ruimte bieden om te kunnen anticiperen op een veranderende vraag en toekomstige ontwikkelingen. In het woonakkoord met de provincie kunnen regio’s algemene afspraken maken over de uitgangspunten voor de programmering. Gemeenten bepalen daarbij zelf wat de regio is. De regionale programmering voor alle binnenstedelijke plannen wordt door de regio vastgesteld en is zelf geen onderdeel van het woonakkoord tussen regio en provincie. Eventuele buitenstedelijke plannen in de woningbouwprogrammering worden wel onderdeel van het woonakkoord, zodat er aan de voorkant duidelijk is of een locatie wel of niet in het provinciaal beleid past.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

Op 16 november 2020 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen.

In de toelichting van de Omgevingsverordening is aangegeven dat de sturingsfilosofie is veranderd. De regels die zijn gesteld richten zich meer op het doel dan het middel. De Omgevingsverordening geeft bijvoorbeeld de weerslag van de afweging tussen ruimte voor ontwikkelingen en bescherming van het landelijk gebied. En geeft daarmee een verdere invulling van de hoofdambitie van de Omgevingsvisie, een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De regels geven de kaders waarbinnen deze ruimte voor afweging en maatwerk mogelijk is en zijn in overeenstemming met het ontwikkelprincipes en ambities zoals verwoord in de Omgevingsvisie. Deze regels zijn er onder andere op gericht om zoveel mogelijk binnenstedelijk te verdichten en het landschap te behouden en beschermen. Dat wil niet zeggen dat er niets mogelijk is in het landelijk gebied, maar het vraagt wel om een goede onderbouwing en landschappelijke inpassing.

De volgende artikelen uit de omgevingsverordening zijn van toepassing op het plangebied:

Artikel 4.20 Zorgplicht voor stiltegebieden

  • 1. Ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten in het werkingsgebied stiltegebieden geluid wordt voortgebracht in zodanige mate dat de heersende natuurlijke rust in dat gebied is of wordt verstoord, is verplicht dergelijk handelen achterwege te laten -behoudens voor zover dat ingevolge deze verordening uitdrukkelijk is toegestaan - dan wel, indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde de verstoring te voorkomen of te beperken.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de algemene zorgplicht zoals opgenomen in artikel 1.1a van de Wet Milieubeheer van toepassing is.

Het plangebied in Oosterend is gelegen in een stiltegebied. Gezien het feit dat de uitbreiding aan drie zijden direct grenst aan de bestaande bebouwing dat ook als stiltegebied is aangewezen, brengt de ligging in het stiltegebied geen beperkingen met zich mee.

Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • 2. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

De ontwikkeling in Oosterend is een stedelijke ontwikkeling dat op regionaal en gemeentelijk niveau is afgestemd (via KwK/ KwT). Artikel 6.3 sluit aan op de wettelijk verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zoals vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het accent van dit artikel ligt op datgene wat niet in de wet is vastgelegd. Dat zijn de regionale afspraken.

Artikel 6.59 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling

in het landelijk gebied

2. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:

  • a. rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;
  • b. bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en
  • c. bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.

4. De toelichting van een ruimtelijk plan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.

De ontwikkeling in Oosterend is een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied. Voor deze locatie is gekozen, omdat in de bestaande kern, dus binnen bestaand stedelijk gebied, geen ruimte is voor het aantal woningen dat voor Oosterend is beoogd en regionaal is afgesproken. Daarom is gezocht naar een ontwikkellocatie die aansluit op de bestaande kern. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Deze onderbouwing voorziet in het bepaalde in Artikel 6.59 lid 2. In paragraaf 3.2.3 wordt hierop ingegaan.

In figuur 3.1 is een uitsnede van de omgevingsverordening opgenomen. Hier zijn de volgende provinciale belangen van het plangebied aangegeven:

  • Agrarische bedrijven

De regels met betrekking tot agrarische bedrijven hebben betrekking op de mogelijkheden van agrarische bedrijven.

  • Bodemsanering

De regels met betrekking tot het thema bodemsanering geven invulling aan de provinciale taken uit de Wet bodembescherming. Dit houdt voor de planontwikkeling in dat de provincie het bevoegd gezag is met betrekking tot de Wet bodembescherming.

  • Landelijk gebied

De regels hebben betrekking op de ligging van het plangebied in landelijk gebied. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Zoals hierboven reeds is gesteld zal in paragraaf 3.2.3 hierop worden ingegaan.

  • Noord-Holland Noord - Landelijk gebied

De regels hebben betrekking op regionale afspraken die zijn gemaakt over de woningbouwontwikkeling. Een ruimtelijk plan kan worden gerealiseerd als aan de afspraken wordt voldaan. In paragraaf 3.3.2 en paragraaf 3.4.2 wordt ingegaan op de regionale woningbouwafspraken.

  • Hoogtebeperkingen luchthaven Texel - Luchthaven Texel

De regels met de hoogtebeperkingen hebben betrekking op de vliegveiligheid in verband met Luchthaven Texel. Gezien de beperkte hoogte van de woningen vormen de hoogtebeperkingen geen belemmering bij de planontwikkeling.

  • Terreinen binnen de vastgestelde kritische afstand van Natura 2000 - Natura 2000

Deze regels hebben betrekking op minimumafstanden voor helikopterstarts- en landingen nabij Natura 2000-gebieden en het gebruik van een ontbrandingstoestemming. Deze aspecten zijn niet van toepassing op de planontwikkeling.

  • Peilbesluit

Het plangebied ligt in een gebied waar een peilbesluit moet worden vastgesteld door het hoogheemraadschap. Het hoogheemraadschap is betrokken bij de planontwikkeling en heeft het aspect water uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01_0006.jpg"

Figuur 3.1 Uitsnede Provinciale Omgevingsverordening

3.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 10 april 2018) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap. Noord-Holland is onderverdeeld in 20 gebieden, de zogenaamde ensembles, en 10 provinciale structuren. Elk ensemble en elke structuur biedt een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, van de dynamiek en van de belangrijkste drie kernwaarden: landschappelijke karakteristiek, openheid en ruimtebeleving, en ruimtelijke dragers. Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moet rekening worden gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes die staan beschreven bij de afzonderlijke ensembles en structuren.

Het gebruik van de Leidraad is verankerd in paragraaf 6.4.2 Bijzonder Provinciaal Landschap van de Omgevingsverordening NH2020.

Het plangebied is gelegen in het ensemble Texel. Texel kent een grote landschappelijke en cultuurhistorische diversiteit. Het plangebied is gelegen in het 'Oude land', een reliëfrijk keileemlandschap. Dit gebied heeft een kleinschalig en open karakter. Hier zijn het reliëf en de kleinere bebouwings- en beplantingselementen van invloed op de beleving van de ruimte. Cultuurhistorische elementen op het Oude Land zijn de schapenboeten (stolpen), de tuunwallen (gestapelde grasplaggen die de graslandpercelen scheiden), de Wezenputten (drinkwaterputten), de kolken, de eendenkooien en Fort de Schans met bijbehorende verdedigingswerken.

In de Leidraad zijn ambities en ontwikkelprincipes aangegeven die het vertrekpunt zijn bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit. Het uitgangspunt is om bij ontwikkelingen aan te sluiten op de gebiedseigen karakteristieken en structuren van de verschillende landschapstypen. Bij de ontwikkeling van het plangebied moet worden voortgebouwd op de maat en schaal van de verkaveling, de bebouwing en het grondgebruik.

De ontwikkelingen in Oosterend tasten het karakter van het karakter van het landschap niet aan. Bij de planontwikkeling wordt de aansluiting gezocht met de bestaande situatie. De woningbouwlocatie betreft een aan drie zijden door bestaand stedelijk gebied 'ingeklemd' perceel. De ontwikkeling van de woningen op dit perceel kan worden beschouwd als een logische ruimtelijke afronding van het bestaande stedelijk gebied aan de noordzijde van Oosterend, waarbij de noordelijke grens van de nieuwe woonwijk nog achter de noordelijke grens van de woonpercelen aan de Cor Bremerstraat 27 en 33 blijft. De te realiseren woonwijk grenst aan de noordoostzijde aan een recreatieterrein met zomerhuizen, aan de zuidwestzijde aan de woningen aan de Cor Bremerstraat 16, 18 en 20 en aan de zuidzijde aan het woonperceel aan de Cor Bremerstraat 8 en de tennisbanen. Het perceel van de nieuwe woonwijk betreft dus een gebied dat aan 3 zijden al is begrensd door bestaand stedelijk gebied. Bij de uitwerking van het plan wordt qua beeldkwaliteit van de woningen ook aangesloten op de schaal en maat van Texel. Daarbij is ook aandacht besteed aan de overgang van het plangebied naar het landelijk gebied.

3.2.4 Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025

De Woonagenda is de uitvoeringsagenda van het woonbeleid van de provincie Noord-Holland voor de komende vijf jaar. De Woonagenda volgt uit en past binnen de randvoorwaarden van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de provinciale Omgevingsvisie NH2050 en het coalitieakkoord ‘Duurzaam doorpakken’. Vanuit het provinciaal én regionaal belang dat de woningmarkt goed functioneert en het wonen optimaal bijdraagt aan het versterken van de kwaliteiten van Noord-Holland, maakt deze agenda de inzet en bijdrage van de provincie daaraan concreet.

Eén van de richtinggevende principes is dat de woningbouwprogrammering regionaal en adaptief is. De programmering houdt rekening met fasering en haalbaarheid, zodat de in het woonakkoord af te spreken regionale productiedoelstellingen kunnen worden gehaald.

In de Woonagenda staan concrete actiepunten en kaders voor de uitvoering van de Woonagenda. Via ’woonakkoorden’ maakt de provincie afspraken met regio’s en gemeenten daarbinnen over woningbouw, programmering en fasering van woningbouwplannen. Uitgangspunt is de juiste balans tussen vraag en aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief. De woonakkoorden dienen in overeenstemming te zijn met de provinciale Omgevingsvisie en de uitgangspunten, speerpunten, richtinggevende principes van de Woonagenda. Conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening (later: Omgevingsverordening) is opname in de regionale programmering voorwaardelijk voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Binnen de regio heeft de gemeente Texel de status aparte vanwege de andersoortige woningmarkt.

In de Woonagenda is ook aangegeven dat provincie gemeenten helpt om de woningbouwproductie te verhogen en sneller te realiseren.

Naar aanleiding van de Woonagenda is een Woonakkoord gesloten. Gezien de regionale functie komt dit akkoord in paragraaf 3.3.3 aan de orde bij het regionaal beleid.

3.2.5 Conclusie Provinciaal beleid

De ontwikkellocatie raakt de provinciale belangen omdat het is gelegen in het 'landelijk gebied'. Aangezien de ontwikkeling een logische ruimtelijke afronding betreft, omdat de woningbouwlocatie aan drie zijden wordt begrensd door bestaand stedelijk gebied en de ruimtelijke kwaliteit (Texelse maat en schaal) geborgd wordt door dit gebied toe te voegen aan de welstandsnota (borging beeldkwaliteit), voldoet deze ontwikkeling aan de regels in de omgevingsverordening. Bovendien past de ontwikkeling in de woningbouwafspraken met de provincie en de regio.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Uitvoeringsagenda: 'Meer passende woningen in de Kop'.

In de Uitvoeringsagenda: 'Meer passende woningen in de Kop' voor de Kop van Noord-Holland 2021-2026 zijn afspraken gemaakt over de woningmarkt in de regio (gemeente Schagen, gemeente Texel, gemeente Den Helder, gemeente Hollands Kroon en provincie Noord-Holland). Hierbij wordt in de regio gekeken naar potentiële woningbouwlocaties in samenhang met aanverwante relevante thema's als biodiversiteit, klimaatadaptatie, bereikbaarheid, werkgelegenheid en de ontwikkeling van de regio als een aantrekkelijke en duurzame woon- en leefomgeving vanuit de ambities. Voor Texel (status aparte) wordt dit overleg zelfstandig georganiseerd.

In de uitvoeringsagenda wordt onder andere afgesproken dat de handvatten van de beweging 'Sterke kernen, sterke regio's' op de eerste plaats nader worden uitgewerkt in een lokale omgevingsvisie en/of woonvisie. Er wordt afgesproken dat met betrekking tot het woningtekort de behoefte inzichtelijk wordt gemaakt en dat de mogelijkheden inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is het streven de woningvoorraad betaalbaar te houden.

3.3.2 Kwalitatief woningbouwprogramma van de Kop (KwK)

Het Kwalitatief woningbouwprogramma van de Kop (KwK) is een convenant 'Regionale samenwerkingsafspraken over de woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030'. Dit besluit is genomen op 10 november 2020. De partijen die betrokken zijn bij dit convenant, zijn de gemeenten van de Kop van Noord-Holland, waaronder de gemeente Texel en provincie Noord-Holland. Met dit convenant beogen partijen een actieve regionale samenwerking woningbouw te continueren ten behoeve van een optimale ruimtelijke ontwikkeling van de woningvoorraad/-markt van de regio Kop van Noord-Holland. Hiervoor maken de partijen afspraken over de woningbouwplannen in programma('s) die aansluiten bij de vraag naar nieuwbouwwoningen en woningtypen in de regio Kop van Noord-Holland (verder te noemen de Kop). In dit convenant is het woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030 (KwT) apart opgenomen en is niet gebonden aan de kaders en het woningbouwprogramma van de regiogemeenten, in verband met de status aparte.

3.3.3 Woonakkoord: Regionaal woonakkoord Kop van Noord-Holland 2021-2026

Met het Regionaal woonakkoord Kop van Noord-Holland 2021-2026: "Meer passende woningen in de Kop" geven de vier gemeenten in de Kop samen met de provincie invulling aan artikel 6.3 uit de omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland. Het woonakkoord bestaat uit een bestuursakkoord en een uitvoeringsagenda. Partijen geven inhoud en vorm aan het regionaal woonakkoord van de Kop van Noord-Holland 2021-2026 door de onderlinge relatie tussen partijen te baseren op gelijkwaardigheid, transparantie, wederzijds begrip en vertrouwen. De regio de Kop van Noord-Holland heeft het Woonakkoord samen met de provincie Noord-Holland opgesteld. In dit akkoord wordt beschreven welke woonopgaven er liggen, welke richting ze op willen en hoe ze hier gezamenlijk aan gaan werken. De woningbouwlocatie bij Oosterend is als woningbouwlocatie in landelijk gebied in het Woonakkoord opgenomen.

3.3.4 Woondeal NHN

Naast het convenant uit paragraaf 3.3.2 heeft de regio ook samen met de andere gemeenten in de regio Noord-Holland-Noord de 'Woondeal NHN' opgesteld. In deze woondeal geven regio Noord-Holland Noord en provincie Noord-Holland de grootste opgaven weer, wordt de huidige, innovatieve wijze van samenwerking om deze opgaven aan te pakken toegelicht en wordt afgesloten met een overzicht van concrete maatregelen.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Woonvisie Texel

De woonvisie Texel, opgesteld in 2016, heeft als doel de Texelse bevolking naar wens en tevredenheid te laten wonen op Texel en zoveel mogelijk de woonwensen en de woningbehoefte van de bewoners te realiseren (vooral) binnen de bestaande voorraad met bijzondere aandacht voor de betaalbaarheid van de woningen en het faciliteren van het zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen van senioren. Op zich is wonen geen op zichzelf staand thema, maar levert een bijdrage aan de sociale en economische ontwikkeling van Texel. Tevens helpt de woonvisie bij de toewijzing van woningbouwprogramma'. De provincie bepaalt op regioniveau de benodigde totale nieuwbouwbehoefte. Op regionaal niveau is bestuurlijk afgesproken het afwegingskader (KwK) te hanteren voor nieuwbouwplannen. Dit is een objectieve beoordeling, maar er is ook een beleidsmatige afweging.

3.4.2 Actieplan Wonen en Woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030

In het Kwalitatief Woningbouwprogramma Kop van Noord-Holland 2020-2030 (KwK) (zie paragraaf 3.3.2) / Regionaal Woonakkoord (zie paragraaf 3.3.3) is aangegeven dat voor de gemeente Texel (status aparte) een eigen (dynamisch) woningbouwprogramma wordt gehanteerd: Woningbouwprogramma 2020 - 2030.

Het Woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030 moet leiden tot:

  • Kortere wachttijden voor een sociale huurwoning;
  • Terugdringen kwalitatieve mismatch door toevoegen betaalbare koop (starter/gezin/senior).

Texel geeft hiermee invulling aan de woningbehoefte en dat is niet gelijk aan de woningvraag. Dit betekent dat er gekeken wordt naar de bevolkingssamenstelling in relatie tot de woningvoorraad.

Woningbouwprogramma Texel 2020 – 2030 dient mede ter uitvoering en verfijning van de Woonvisie Texel (2016) en het Actieplan Wonen (2019).

Al langere tijd beschikt Texel door haar andersoortige woningmarkt over een 'status aparte' in het regionale woningbouwbeleid. Texel heeft als eiland een uniek karakter en dat werkt ook door op de woningmarkt. Huizen zijn duurder en er is een tekort aan sociale en middel-dure huurwoningen. Ook de vergrijzing is groter dan in de omliggende gemeenten. Dit betekent dat veel vacatures door mensen van buiten Texel moeten worden ingevuld. Daarnaast is betaalbare woonruimte nodig voor jonge Texelaars en Texelse gezinnen. De Provincie heeft begrip voor de situatie op Texel en steunt dat Texel aan de slag gaat met een eigen woningbouwprogramma, dat meegenomen wordt in de regionale afspraken: Het Convenant Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030 (KwK) (september/oktober 2020) en het regionale woonakkoord. Ondanks dat er geen directe regionale samenhang is tussen de woningmarkt van Texel en de woningmarkten van Den Helder, Hollands Kroon en Schagen, hecht de gemeente Texel in breder verband aan goede regionale samenwerking en ziet het Texelse hoofdstuk daarom als onderdeel van de regionale woningbouwprogrammering (KwK 2020 - 2030) en het regionale woonakkoord met de Provincie.

In het KwT wordt de situatie van de Texelse woningmarkt beschreven, hoe er met de woningnood wordt omgegaan en welke maatschappelijke effecten beoogd worden te bereiken. Verder wordt ingegaan op de hoeveelheid en de locatie van de woningen.

In het KwT is onder meer aangegeven dat woningbouw op vier kleinschalige locaties bij een aantal dorpen zal plaatsvinden, waaronder Oosterend. In deze dorpen zijn er geruime tijd nagenoeg geen woningen gebouwd. Voor de leefbaarheid en om te voorzien in de autonome behoefte is dit wel wenselijk. De dorpscommissies is toegezegd dat deze locaties bestuurlijke prioriteit hebben.

In het Actieplan Wonen van de gemeente Texel zijn de verschillende activiteiten van de gemeente weergegeven met betrekking tot het wonen op Texel. Het Actieplan Wonen en het Woningbouwprogramma Texel 2020 – 2030 omschrijven het belang om snel veel woningen te realiseren met grote aandacht voor de betaalbare sector. Het tekort aan woningen is met name voor starters hoog (zie bijlage 1). In de gepresenteerde plannen ligt de focus op sociale huurwoningen (uitwerking Prestatieafspraken 2021 t/m 2025), maar is er ook ruimte voor middeldure huur en betaalbare koop om starters de kans te geven in te stappen in de koopwoningmarkt. Om snel aan de woningvraag te kunnen voldoen is het belang van versnelling bij de opgaves groot. Versnelling houdt in dat de woningbouwproductie die normaliter in 10 jaar wordt uitgevoerd, in 5 jaar wordt gerealiseerd. Er zijn verschillende woningbouwplannen die zo snel mogelijk gerealiseerd dienen te worden, zodat de gemeente een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid van de dorpen. Eén daarvan is de bouw van de woningen in Oosterend.

3.4.3 Prestatieafspraken 2021 t/m 2025

De Prestatieafspraken voor 2021 t/m 2025 met Woontij zijn uitgewerkt. Hierin is vastgelegd dat sociale huurwoningen moeten worden gebouwd om de wachttijden te verkorten. Eén van de woonconcepten is het bouwen van rug-aan-rug woningen. Rug-aan-rug woningen hebben een compact woonoppervlak, waardoor ze in het lagere segment vallen en daarmee geschikt zijn voor een- of tweepersoonshuishoudens. Deze woningen beschikken over een iets kleinere privé tuin, maar hebben direct zicht op het goed vormgegeven openbare en gezamenlijk groen. De woningen zijn zeer geschikt als sociale huurwoning. Dit type woning zal ook in Oosterend worden gerealiseerd.

3.4.4 Welstandsnota

In 2004 heeft de gemeenteraad van Texel de welstandsnota voor haar grondgebied vastgesteld. Het beleid geeft op lokaal niveau inhoud aan de nieuwe wijze van welstandstoezicht zoals vastgelegd in de Woningwet 2003.

Het doel van de nota is als volgt:

  • 1. Dat een helder en actueel beeld geeft van de bestaande architectonische en stedenbouwkundig-landschappelijke kwaliteiten van de gemeente Texel. Dit geldt zowel voor de bebouwde kommen op het eiland als het buitengebied;
  • 2. Met een gebieds- en objectgerichte benadering, maar ook een specifieke, thematische benadering als het gaat om (nieuw) bouwen aan dorpsranden, bouwen aan of nabij monumenten;
  • 3. Dat de kwaliteiten van het eiland Texel kan waarborgen en qua systematiek en hanteerbaarheid gebruiksvriendelijk is in de dagelijkse praktijk voor zowel de gemeente als de burger.

Elk bouwplan wordt getoetst aan het welstandsbeleid, wat leidt tot een welstandsadvies.

Het plangebied grenst aan de huidige dorpsrand van Oosterend. Met de planontwikkeling ontstaat een nieuwe dorpsrand waar het welstandsniveau 'Dorpsranden' van toepassing is. Met de planontwikkeling ontstaat een nieuwe dorpsrand waar het welstandsniveau 'Dorpsranden' van toepassing is. Binnen dit gebied geldt thematisch beleid voor het bouwen aan en nabij dorpsranden. In de nota is een aantal criteria met betrekking tot dorpsranden opgenomen waaraan de ontwikkeling zal worden getoetst. Bij de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan zal aan de raad worden voorgesteld het plangebied als (nieuwe) dorpsrand aan de welstandsnota toe te voegen.

3.4.5 Conclusie Regionaal en gemeentelijk beleid

De woningmarkt is sterk in beweging. De woningbouwontwikkeling in Oosterend past binnen het gemeentelijk en regionaal beleid, omdat invulling wordt gegeven aan:

  • Actieplan Wonen
  • Woningbouwprogramma Texel 2020-2030
  • Prestatieafspraken met Woontij 2021 t/m 2025
  • Kwalitatief Woningbouw Programma Kop van Noord-Holland (KwK/KWT)
  • Woonakkoord

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstand wordt bepaald door de grootste afstand van deze aspecten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Bedrijven

Het plangebied ligt tegen de dorpskern van Oosterend. Circa 125 meter ten oosten van het plangebied ligt een bedrijventerrein. Op dit bedrijventerrein mogen alleen bedrijven zijn gesitueerd onder de milieucategorieën 1, 2 en 3 zoals in het vigerend bestemmingsplan is aangegeven of naar aard en invloed op de omgeving daarmee vergelijkbare bedrijven. Dit mogen geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of vuurwerkbedrijven zijn. De richtafstand van de bedrijven op basis van geur, stof, geluid en gevaar mag variëren van 10 (categorie 1) tot 100 meter (sommige bedrijven in categorie 3). Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van het bedrijventerrein en de aard van de bedrijven die planologisch zijn toegestaan is de richtafstand ruim voldoende en vormen de aspecten geur, stof, geluid en gevaar geen belemmering voor de ontwikkeling.

Tennisbaan

Direct ten zuiden van het plangebied liggen tennisbanen. Gezien de effecten van licht en geluid op het plangebied is voor deze aspecten een quickscan opgesteld waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 2.

Licht

Uit de quickscan blijkt dat met betrekking tot lichthinder uit de berekening volgt dat de 10 lux-contour in de dag- en avondperiode ter plaatse van het ontwikkelgebied op circa 12,6 meter afstand vanaf de terreingrens van de tennisbanen ligt. De Omgevingsdienst geeft aan dat de lichtuitstraling niet is getoetst op de gevels van de woningen, waardoor het niet duidelijk is of aan de richtlijn lichthinder kan worden voldaan. In dit kader heeft een lichthinderonderzoek plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 4. In figuur 4.1 zijn de berekende contouren van verlichtingssterkte weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01_0007.jpg"

Figuur 4.1 Berekende contouren verlichtingssterkte in lux.

Uit dit onderzoek blijkt dat voor bouwblok 1 kan worden voldaan aan de grenswaarden van stedelijk gebied. Op de kopgevel van bouwblok 2 is de verticale verlichtingssterkte hoger dan 10 lux. Voor de langsgevels van blok 2 geldt dat wordt voldaan aan de grenswaarden voor stedelijk gebied. De lichtsterkte is niet berekend, maar aan de strengste eis kan worden voldaan indien wordt voorkomen dat er directe inkijk in de armaturen mogelijk is. Dit kan met behulp van afschermingskapjes en de juiste afstelling van de armatuurhoek. Door in de kopgevel van blok 2 geen ramen te plaatsen wordt lichthinder in deze woning sterk gereduceerd en wordt voldaan aan de voorwaarden.

Geluid

Voor de bestaande tennisbanen dient met betrekking tot geluid te worden getoetst aan de voor de tennisbanen geldende algemene geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Maatgevend is daarbij de avondperiode. De berekende 45 dB(A)-contour, geldend voor de geluidniveaus invallend op de gevels van woningen van derden, ligt circa 17 meter vanaf de terreingrens van de tennisbanen. De voor de als grenswaarde in de VNG-uitgave genoemde waarde berekende 45 dB(A)-contour (inclusief stemgeluid, avondperiode) ligt circa 22 meter vanaf de terreingrens van de tennisbanen. Er zijn 2 tot 3 woningen van het plangebied gelegen binnen de 45 dB(A)-contour. Met de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met de ligging van de tennisbanen ten zuiden van het plangebied, om op die manier een aanvaardbaar woonmilieu te kunnen realiseren. De Omgevingsdienst geeft aan dat de geluidniveaus niet zijn getoetst op de gevels van de geprojecteerde woningen, waardoor het niet duidelijk is of kan worden voldaan aan de normen van het Activiteitenbesluit. In dit kader heeft een onderzoek naar geluidhinder plaatsgevonden welke is opgenomen in bijlage 3. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat met name de dichtstbijzijnde (hoek)woning van bouwblok B (zie figuur 4.2) wordt gekenmerkt door een verhoogde geluidbelasting en relatief hoge geluidpieken. De avondperiode is maatgevend voor de beoordeling. Mede vanwege de beoordelingshoogte (5 meter) zijn er geen realistische mogelijkheden om de geluidniveaus ter plaatse verder te beperken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01_0008.jpg"

Figuur 4.2 Ligging bouwblokken plangebied ten opzichte van tennisbanen (geel)

Om de geluidsoverlast als gevolg van de tennisbanen ter plaatse van bouwblok B te beperken, zal de kopgevel van bouwblok B als 'dove' gevel worden uitgevoerd. Voor een 'dove' gevel gelden de grenswaarden uit het activiteitenbesluit niet en wordt voldoende geborgd dat de tennisvereniging niet in haar activiteiten wordt belemmerd.

Indien blok 2/ bouwblok B met een 'dove' gevel aan de kant van de tennisbanen wordt uitgevoerd vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor dit plan.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;

• overige soorten.

Toetsing

De ontwikkeling van het plangebied betreft nieuwbouw op een agrarisch perceel tegen de bebouwde kom van Oosterend. Ten behoeve van de planontwikkeling heeft een ecologische quickscan plaatsgevonden. Op deze manier is onderzocht of als gevolg van de uitvoering van het plan sprake is van effecten op wettelijk beschermde soorten flora en fauna en/of natuurgebieden (Natura 2000), alsook in het kader van houtopstanden. De resultaten van de quickscan zijn opgenomen in bijlage 5.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn 'Duinen en Lage Land Texel', ‘Waddenzee’ en 'Noordzeekustzone' op respectievelijk, 1,3 kilometer, 1,7 kilometer en 7,5 kilometer van het plangebied. Het plangebied ligt buiten de grenzen van de Natura 2000-gebieden, maar de ontwikkeling van het plangebied zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden.

Per 1 juli 2021 is voor de aanlegfase de wetgeving gewijzigd met het in werking treden van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn). Deze wet en het bijhorende besluit regelt een vrijstelling voor de vergunningsplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Dit is de vergunningplicht voor Wnb-projecten. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De Wsn en de Bsn regelt slechts indirect een vrijstelling voor de aanlegfase van Wnb-plannen.

Voor de gebruiksfase is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd met het rekenprogramma AERIUS Calculator. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 7. Uit de berekening blijkt dat de maximaal berekende stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden niet meer dan 0,00 mol/ha/jaar bedraagt tijdens de gebruiksfase. In verband met de nieuwe versie van de AERIUS Calculator is eind januari 2022 een nieuwe berekening uitgevoerd. De Omgevingsdienst heeft deze berekening ambtshalve geactualiseerd welke is opgenomen in bijlage 8. Deze berekening geeft geen andere uitkomst dan de vorige berekening. Het aspect stikstofdepositie staat de planontwikkeling niet in de weg. Op basis van de Aeriuscalculatie is geen vergunning nodig in het kader van de stikstofdepositie.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De dichtstbijzijnde NNN-gebieden liggen op circa 1400 meter afstand, waardoor de ontwikkeling van het plangebied geen invloed heeft op deze gebieden.

Het plangebied bevindt zich wel in een gebied dat is aangewezen als stiltegebied. Door de voorgenomen werkzaamheden gaat een gedeelte van dit stiltegebied mogelijk verloren, bijvoorbeeld door het inzetten van mobiele werktuigen als graafmachines, maar ook door de bewoning van het gebied door mensen. Negatieve effecten op dit door de provincie Noord-Holland aangewezen stiltegebied kunnen derhalve niet op voorhand worden uitgesloten. Het stiltegebied op Texel bestrijkt een groot deel van het eiland. Dit houdt in dat zowel dorpen als het buitengebied als stiltegebied door de provincie zijn aangewezen. Het dorp Oosterend maakt ook deel uit van het stiltegebied. Gezien de omvang van de ontwikkeling en de directe aansluiting op de reeds aanwezige bebouwing in Oosterend is de invloed op het stiltegebied zeer beperkt.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de soortenbescherming is een ecologische quickscan uitgevoerd. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten van de ecologische quickscan wordt nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van de Noordse woelmuis in het plangebied te onderzoeken. Verder wordt geadviseerd om de aanwezigheid van de hermelijn vast te stellen, danwel uit te sluiten. Met betrekking tot aanwezigheid van landhabitat van heikikker wordt geadviseerd nader onderzoek uit te voeren door de voortplantende populatie heikikkers binnen een straal van enkele honderden meters om het plangebied in beeld te krijgen. Aan de hand van de bevindingen van deze omgevingscheck kan worden ingeschat in hoeverre het plangebied landhabitat voor eventueel aangetroffen individuen vormt. Met betrekking tot de rugstreeppad kan de aanwezigheid van landhabitat van rugstreeppad in onder andere het zanderige stuk binnen het plangebied niet op voorhand worden uitgesloten. Doordat de rugstreeppad op de Waddeneilanden zeer algemeen voorkomt, wordt geadviseerd om nader onderzoek over te slaan en direct over te gaan tot een ontheffingsaanvraag.

Verder geldt dat er met betrekking tot de vogelsoorten rekening moet worden gehouden met het broedseizoen. Op licht beschermde of vrijgestelde soorten is de zorgplicht van toepassing.

Om de aanwezigheid van de Noordse woelmuis in het plangebied vast te stellen dan wel uit te sluiten heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 6. Hieruit blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor het actuele voorkomen van noordse woelmuizen. Tijdens het veldwerk zijn er geen aanwijzingen gevonden voor het eventueel voorkomen van de hermelijn.

Naar aanleiding van de resultaten van de quickscan is een aanvullend ecologisch onderzoek uitgezet naar de rugstreeppad, heikikker en hermelijn. De onderzoeksresultaten zullen gedurende de bestemmingsplan procedure bekend worden. Indien nodig wordt een ontheffing Wnb aangevraagd met een activiteitenplan waarin mitigerende en/of compenserende maatregelen worden opgenomen.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Toetsing

Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en een asbest in grondonderzoek conform NEN 5707 uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 9. Uit het onderzoek blijkt dat in de bovengrond maximaal licht verhoogde gehalten aan lood en PAK aanwezig zijn. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond. De gehalten aan PFAS hebben de toepassingsnormen voor het toepassen van grond en baggerspecie op land en in oppervlaktewater niet overschreden. Zowel zintuiglijk als analytisch zijn geen verhoogde concentraties aan asbest aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium, xylenen, naftaleen en/of zink aangetoond.

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek is geen aanvullend of nader onderzoek noodzakelijk. De kwaliteit van de bodem is geschikt voor de toekomstige woonfunctie.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van de ontwikkeling.

4.5 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Wegverkeerslawaai

Het plangebied bevindt zich niet binnen een geluidzone behorende bij een weg. De dichtstbijzijnd gelegen weg met ene geluidzone bevindt zich op een afstand van circa 250 m, het geluid wordt bovendien grotendeels afgeschermd door het naastgelegen recreatieterrein met vakantiewoningen. Derhalve is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai niet noodzakelijk.

Het aspect geluid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Water

Toetsingskader

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Door middel van de watertoets wordt het plan kenbaar gemaakt bij het waterschap. De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels (https://www.hhnk.nl/keur/).

Toetsing

Het plan in Oosterend is kenbaar gemaakt bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het Hoogheemraadschap heeft reeds overleg gevoerd met de gemeente Texel over dit plan.

Verharding en compensatie maatregelen
Voor de ontwikkeling is sprake van een toename van de verharding. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een verhardingstoename tot 2.000 m² de vuistregel dat 10% van de toename aan verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door middel van het inrichten van nieuwe waterberging. De verhardingstoename bedraagt 5.240 m2. Het verhardingspercentage is door het hoogheemraadschap planspecifiek bepaald en bedraagt 10%, wat neerkomt op een compensatie van 524 m2. Het hoogheemraadschap geeft aan dat Oosterend wat betreft het watersysteem tussen watervoerend en greppel in zit. Bij regen hebben de waterlopen een waterafvoerende functie. De hoeveelheid compensatie hier kan gerealiseerd worden middels zowel normale als alternatieve compensatie. Greppels zullen als sloten functioneren en kunnen middels de 10% compensatie regel meegenomen worden. Indien wadi's worden gecreëerd zullen deze op inhoud beoordeeld worden en als 69 mm bergend meegenomen worden. De gemeente moet aangeven hoe de watercompensatie wordt vormgegeven.

Het hoogheemraadschap geeft aan dat om de afvoer naar het watersysteem robuust te houden in de toekomstige situatie, de duiker onder de Koningsweg in ieder geval vergroot moet worden. Deze is nu 800 mm rond en moet dan minimaal naar een 1000 mm rond.

Watercompensatie wordt nabij het plangebied gezocht. Dit zal nader uitgewerkt worden in de civiel technische uitwerking, in directe afstemming met het hoogheemraadschap.

Waterkwaliteit en riolering
De ambitie van het hoogheemraadschap is om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.

Er is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Voor de ontwikkeling wordt een gescheiden stelsel aangelegd door de initiatiefnemer.

Het uitgangspunt is het 100% afkoppelen van schoon hemelwater van het rioleringsysteem. Bij toepassing van een gescheiden stelsel zal een inschatting worden gemaakt naar potentieel vervuilde oppervlakken (parkeerterreinen) en schone verhardingen (pleinen en daken). Voor de nieuwe bebouwing worden uitloogbare materialen zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien materialen als koper, lood en zink worden gebruikt, is voor de afvoer van hemelwater maatwerk vereist.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/ m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt er in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde concentratie fijnstof (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3, wat betekent dat in de directe omgeving van het plangebied sprake is van een goede luchtkwaliteit. Op voorhand kan worden gesteld dat de planontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Toetsing

Voor de gemeente Texel is de beleidskaart van Vestigia Bv (2007, update 2013) vigerend. Op de beleidskaart zijn zones met een archeologische waarde of verwachting aangeduid, die zich laten vertalen in vrijstellingsgrenzen. Bodemingrepen die binnen de geldende vrijstellingsgrens blijven, zijn niet onderzoeksplichtig. Het zuidelijke deel heeft een vrijstellingsgrens voor archeologisch onderzoek van 100 m² en het noordelijke deel van het plangebied heeft een vrijstellingsgrens van 1.000 m². Een klein deel in het westen van het plangebied is vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Hier heeft in 1999 een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Voor het zuidelijke gebied geldt een hoge archeologische verwachting op basis van de ligging van het plangebied op een dekzandrug met oud bouwlanddek. Ten behoeve van de planontwikkeling is een archeologische quickscan uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 10.

In de quickscan is aangegeven dat voor het zuidelijke deel van het plangebied op de beleidskaart archeologie een hoge archeologische verwachting geldt. Op basis van het in 1999 uitgevoerde onderzoek geldt een zeer hoge archeologische verwachting voor resten voor sporen uit de periode Ijzertijd tot en met Late Middeleeuwen. In de aangrenzende nieuwbouwwijk zijn deze resten ook aangetoond en onderzocht. De resten bevinden zich op de pleistocene afzettingen. Het noordelijke deel van het plangebied is in de 12e of 13e eeuw overstroomd. Hierbij is een laag klei afgezet en zullen delen van het dekzandlandschap geërodeerd zijn. Na de aanleg van de Noorddijk is het gebied in gebruik geweest als akker en weiland. De Heerenweg liep dwars door het plangebied en markeert waarschijnlijk begrenzing de hogere, drogere gronden in het zuiden van het plangebied. Als afscheiding tussen de percelen zijn tuunwallen aangelegd. Door de ruilverkaveling zijn de tuunwallen en de Heerenweg ter plaatse van het plangebied verdwenen.

Naar aanleiding van een quickscan door Archeologie West Friesland heeft nader onderzoek plaatsgevonden op de locatie. De locatie is nu vrijgegeven onder voorwaarde van monitoring en deels archeologische begeleiding.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

In bijlage 10 wordt naast de archeologie ingegaan op het aspect cultuurhistorie. Hier is aangegeven dat de historische situatie van het plangebied door ingrepen in het kader van de ruilverkaveling niet meer zichtbaar is.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.10 Spuitzones

Toetsingskader

Ruimtelijk spoor

Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt uitgegaan van een spuitzone tussen gevoelige bestemmingen en percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Er bestaan geen wettelijke bepalingen inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen percelen waarin met gewasbeschermingsmiddelen kan worden gespoten en nabijgelegen gevoelige functies. Uit jurisprudentie van de Raad van State (onder meer in de uitspraak van 23 september 2009 in zaak nr. 200900570/1/R2) blijkt dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt in algemene zin niet onredelijk wordt geacht. Hierbij wordt gemeten vanaf de bestemmingsgrens: vanaf de bestemming die het telen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk maakt tot aan de grens van de bestemming die de woning(en) mogelijk maakt.

In bijzondere gevallen kan met een geringere afstand worden volstaan. Uit jurisprudentie (onder meer in de uitspraak van 30 maart 2016 in zaak nr. 201402301/3/R3) blijkt dat het aanhouden van een kortere afstand dan de richtafstand zorgvuldig moet worden onderzocht en goed moet worden onderbouwd. Daarbij gaat het om het aspect gezondheid/woon- en leefklimaat en om de milieuruimte voor agrarische bedrijvigheid waarmee zij hun bedrijfsactiviteiten kunnen uitoefenen. Verder is van belang dat richtafstanden alleen van toepassing zijn op nieuwe situaties.

Milieuspoor

Voor agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven geldt dat zij op grond van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen rekening dienen te houden met voorwaarden en beperkingen. Daarbij gaat het onder meer om het volgende:

  • bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht dient een techniek te worden gebruikt met een driftreductie van minimaal 75% (ten opzicht van een vastgelegde referentietechniek);
  • een oppervlaktewaterlichaam. De minimumafstand tot een oppervlaktewaterlichaam is afhankelijk van het soort gewas en overige aspecten waaronder de mate van driftreductie.

Toetsing

Het plan betreft een woningbouwlocatie. Een woning is in het kader van ruimtelijke ordening een gevoelige functie die bescherming tegen de drift van gewasbeschermingsmiddelen behoeft. Op het perceel aan de noordkant van het plangebied is de bestemming 'Agrarisch - Oude land', waardoor gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk is. In figuur 4.2 is het gebruik van de agrarische percelen in de nabijheid van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.OSR2021BP0002-on01_0009.png"

Figuur 4.2 Agrarisch gebruik percelen (bron: Boer & Bunder)

In figuur 4.2 is de ligging van het plangebied weergegeven. Gezien het huidige gebruik van het perceel dat grenst aan het plangebied als extensief beheerd grasland is een eventuele blootstelling aan schadelijke stoffen zeer beperkt. Op basis hiervan zijn er geen problemen met betrekking tot het aspect spuitzones in relatie tot de planontwikkeling. De teelt van gewassen waarbij sprake is van hoge drift is niet aan de orde op de aangrenzende percelen. De aanplant van fruitbomen (zoals appelbomen) is namelijk niet toegestaan op deze percelen, omdat hiervoor geen vergunning is verleend. Indien wel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen plaats vindt moet voldaan worden aan de daarvoor geldende wetgeving waarbij onder meer de zorgplicht voor mens, dier, plant en water in acht moet worden genomen. Bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen moet altijd driftarme apparatuur worden gebruikt. Daarnaast worden vanuit het activiteitenbesluit eisen gesteld aan de voorwaarden van toepassing (onder andere windkracht). Bovendien dragen nieuwe driftreducerende spuittechnieken bij aan verbeteringen op het gebied het gebied van milieu, waterkwaliteit, voedselzekerheid, menselijke gezondheid en arbeidsomstandigheden. Voor de agrariërs gelden teeltvrije zones langs watergangen. De breedte van een dergelijke zone is afhankelijk van het gewas en mag niet worden voorzien van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Op het agrarisch perceel grenzend aan het plangebied is een hoefijzervormige watergang gelegen en een waterberging/kolk, waardoor vanwege de teeltvrije zone geen gewasbeschermingsmiddelen mogen worden toegepast langs de watergang en de waterberging. Bovendien is het plangebied veel hoger gelegen dan het aangrenzend agrarisch perceel (een maximaal hoogteverschil van 1,75 meter), waardoor bij eventuele toepassing van gewasbeschermingsmiddelen de hogere ligging een fysieke barrière vormt.

De spuitzone vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.11 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid is geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes. Daarmee vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.12 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.13 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen (bijlage 14) dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 28 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.


Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld, waaruit blijkt dat gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Er is geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure in het kader van het bestemmingsplan. Deze notitie wordt opgenomen als bijlage in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Texel. Het plangebied in dit plan heeft de volgende bestemmingen gekregen:

Groen

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bedoeld voor plantsoenen, velden, groenstroken en parken. Daarnaast zijn deze gronden bedoeld voor parkeren, speelvoorzieningen, paden en waterpartijen.

Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn hoofdzakelijk bestemd voor weg en straten en fiets- en wandelpaden.

Wonen - Aaneengebouwd

De gronden met de bestemming 'Wonen - Aaneengebouwd' zijn bestemd voor woningen. Deze woningen worden gebouwd in hoofdgebouwen die uitsluitend in rijen worden gebouwd. De hoofdbouwen op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rug-aan-rug' zijn hoofdgebouwen waar de woningen met de achtergevel aaneengebouwd moeten worden. Om de geluidsoverlast als gevolg van de tennisbanen te beperken is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' op de verbeelding weergegeven.

Wonen - Vrijstaand

De gronden met de bestemming 'Wonen - Vrijstaand' zijn bestemd voor woningen waarbij uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen mogen worden gebouwd.

Waarde - Archeologie 3

De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' is een dubbelbestemming. Dit betekent dat de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Er worden voorwaarden gesteld om de archeologische waarden te beschermen indien bouwwerken worden gebouwd met een grotere oppervlakte dan 100 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 m wordt gegraven.

Waarde - Archeologie 4

De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' is een dubbelbestemming. Dit betekent dat de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Er worden voorwaarden gesteld om de archeologische waarden te beschermen indien bouwwerken worden gebouwd met een grotere oppervlakte dan 500 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 meter wordt gegraven.

Verder is in de overige regels opgenomen dat op basis van het parkeerbeleid in het plan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid dat aansluit op de verwachte parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Daarnaast is de dorpscommissie betrokken bij de planontwikkeling en woningcorporatie Woontij.

Overleg omwonenden/dorpscommissie

Het indicatieve stedenbouwkundig ontwerp is besproken met de dorpscommissie en de direct omwonenden.

Overleg Woontij

Woontij is positief over het indicatieve stedenbouwkundig ontwerp voor het plangebied en het bijbehorende programma. Het woningbouwplan in Oosterend is één van de vier plannen voor de buitendorpen. Per locatie zijn op basis van de prestatieafspraken 2021-2025 circa 20 sociale huurwoningen beoogd. Woontij is enthousiast over de rug-aan-rug woningen, omdat dit betaalbare woningen zijn met een hoge kwaliteit. Woontij verkiest deze typologie boven het stapelen van woningen (appartementen), welke minder efficiënt zijn in de m² verkeersruimte, trappenhuizen en/of lift. Woningen die door Woontij worden ontwikkeld zullen levensloopbestendig zijn.

Vooroverleg

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is ter beoordeling voorgelegd aan de Omgevingsdienst NHN, provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De reacties in het kader van het vooroverleg zijn opgenomen in bijlage 11, 12 en 13.

Ontwerpbestemmingsplan

De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een ontwikkeling van de woningbouwlocatie in Oosterend in de gemeente Texel. De gemeente is grondeigenaar van het plangebied. De opbrengsten zijn verzekerd via grondopbrengsten. Daarnaast heeft de gemeenteraad een voorziening getroffen voor het tekort en is de grondexploitatie vastgesteld.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De raad van de gemeente Texel heeft op 7 juli 2021 de grondexploitatie vastgesteld voor 4 woningbouwlocaties, waarvan de locatie Cor Bremerstraat/Bijenkorfweg te Oosterend onderdeel uitmaakt. Het programma bestaat uit sociale huur, betaalbare koop en dure koop.