Plan: | Koorndijk 16a Tuitjenhorn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0441.WPTHNkoorndijk16a-VA01 |
Aan de Koorndijk 16a te Tuitjenhorn zijn opslag schuren ten behoeve van een bedrijf gevestigd. De bedrijfsactiviteiten van dit bedrijf worden beëindigd en initiatiefnemer wil het plangebied transformeren tot een woongebied, bestaande uit drie kavels voor vrijstaande woningen. Hiertoe worden de bedrijfsgebouwen gesloopt. De gemeente Schagen heeft in haar brief van 1 augustus 2019 aangegeven mee te willen werken met deze ontwikkeling. De bebouwing aan de Koorndijk kenmerkt zich door hoofdzakelijk particuliere woningen. Het wijzigen van de bedrijfsbestemming in een woonbestemming is dan ook passende ontwikkeling. Het komt de leefbaarheid van de buurt ten goede. De invulling van de locatie met drie vrijstaande woningen is passend in het huidige stedenbouwkundige beeld van de Koorndijk.
Om de bedrijfsbestemming te wijzigen in een woonbestemming is in het bestemmingsplan Tuitjenhorn een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid laat toe dat een bestemming omgezet wordt van 'bedrijf' naar 'wonen - 3' om woningbouw mogelijk te maken ter plaatse van de huidige bedrijfsbebouwing. Dit wijzigingsplan geeft invulling aan de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid.
Het plangebied ligt direct achter het lint van woningen aan de Koorndijk. De Koorndijk gaat in oostelijke richting over in de Kalverdijk, welke de verbinding vormt tussen Tuitjenhorn en De Dijken. In onderstaande figuur is met een rode cirkel de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied (Bron: pdok.nl)
Figuur 1.2 Ligging van het plangebied met luchtfoto (Bron: pdok.nl)
Het plangebied is momenteel opgenomen in het bestemmingsplan Tuitjenhorn, dat is vastgesteld op 25 februari 2014. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de bijbehorende Bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2.
Tevens geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Hier geldt dat voor het realiseren van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 5 lid 6 onder d, die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen van 'Bedrijf' naar 'Wonen - 3'. Daarvoor gelden de volgende wijzigingscriteria:
In paragraaf 2.3 wordt het voornemen aan deze wijzigingscriteria getoetst.
De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, de voorgenomen situatie en vindt een toetsing aan de wijzigingscriteria plaats. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische regeling van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Figuur 2.1 Ligging van het plangebied met vigerende plannen (Bron: pdok.nl)
Aan de Koorndijk 16a te Tuitjenhorn is een bedrijf gevestigd. De bedrijfsactiviteiten van dit bedrijf worden beëindigd en initiatiefnemer wil het plangebied transformeren tot een woongebied, bestaande uit drie kavels voor vrijstaande woningen. Hiertoe worden de aanwezige bedrijfsgebouwen gesloopt.
De bebouwing aan de Koorndijk kenmerkt zich door hoofdzakelijk particuliere woningen. Het wijzigen van de bedrijfsbestemming in een woonbestemming is dan ook passende ontwikkeling, gezien de woonfuncties in de directe omgeving. Het komt de leefbaarheid van de buurt ten goede.
De kavels variëren in grootte en hebben een oppervlakte van 478, 483 en 581 m2. De nieuwe woningen worden georiënteerd op de Mosterdpot, die hiertoe zal moeten worden doorgetrokken. De achterzijde van de percelen grenzen aan de achterzijde van de woonpercelen aan de Koorndijk.
De nieuwe woningen sluiten hiermee aan op de 'tweede lijn' van bebouwing, die tussen de Koorndijk en de Mosterdpot is ontstaan. De invulling van de locatie met drie vrijstaande woningen is passend in het huidige stedenbouwkundige beeld van de Koorndijk.
Onderstaande figuren geven de huidige situatie en de voorgenomen ontwikkeling weer.
Figuur 2.2 Huidige situatie
Figuur2.3 Toekomstige situatie
Verkeer
De nieuwe woningen worden vanaf de Mosterdpot ontsloten met een eigen oprit. Hiertoe zal de Mosterdpot moeten worden doorgetrokken. De verkeersgeneratie als gevolg van de realisering van de nieuwe woningen is op basis van publicatie 317 van het CROW 18 mvt/etmaal. Dit is op basis van een ligging in de rest van de bebouwde kom en een matig stedelijke stedelijkheidsgraad in de gemeente Schagen. Deze verkeersgeneratie kan zonder problemen afgewikkeld worden op de Mosterdpot. Bovendien is geen sprake meer van de huidige verkeersgeneratie als gevolg van de aanwezigheid van het aanwezige bedrijf. De verkeersgeneratie neemt daardoor niet met de volledige 18 mvt/etmaal toe. Daarom is de uiteindelijk extra verkeersgeneratie als gevolg van de realisering van de drie vrijstaande woningen als niet significant te beschouwen.
Parkeren
De gemeente Schagen heeft met betrekking tot parkeren haar Nota Parkeernormen. Bij realisatie van nieuwe woning geldt dat parkeren op het eigen erf de voorkeur heeft. Dit maakt dat de straten overzichtelijk zijn. Voor de woningen geldt een parkeerbehoefte van 4 parkeerplaatsen. Hier is op eigen terrein ruimte voor, waarmee op eigen terrein kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.
Het initiatief is niet toegestaan op basis van de geldende regeling. In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk maakt. Hiervoor moet worden voldaan aan een aantal wijzigingscriteria. In deze paragraaf wordt het voornemen aan de betreffende criteria getoetst:
1. Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden moeten de regels van artikel 18 van toepassing zijn.
In dit wijzigingsplan is opgenomen dat de regels van artikel 18, bestemming 'Wonen - 3' van het bestemmingsplan 'Tuitjenhorn' van overeenkomstige toepassing zijn.
2. Deze bevoegdheid mag niet worden toegepast bij stolpen.
In het plangebied is geen sprake van een stolp.
3. Deze bevoegdheid moet primair worden toegepast voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag herinvulling plaatsvinden.
De bestaande bedrijfswoning zal voor particuliere bewoning gebruikt worden. De bestaande bedrijfsgebouwen zijn niet geschikt voor bewoning.
4. De toename van woningen moet in overeenstemming zijn met het op het moment van wijziging geldende gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid.
In paragraaf 3.2 en 3.3 is gemotiveerd dat de toename van twee woningen in het plangebied past binnen het provinciale en gemeentelijke woningbouwbeleid.
5. De geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
De drie nieuwe woningen worden achter de bestaande woonbebouwing aan de Koorndijk gesitueerd. Gezien de afstand die zo ontstaat tot aan deze weg is het aannemelijk dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. Aan de voorzijde worden de woningen ontsloten via de Mosterdpot. Dit is een doodlopende weg, waardoor er weinig verkeersbewegingen zullen zijn.
6. Er moet een positief wateradvies worden afgegeven door het waterschap.
Het plan zal worden voorgelegd aan het waterschap om een beoordeling te geven. Gezien het feit dat geen waterlopen worden beïnvloed en de totale verharding niet zal toenemen, is het aannemelijk dat het waterschap een positief wateradvies afgeeft.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zette het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen.
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. Het plan raakt geen van de 14 nationale belangen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
Duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in de ladderonderbouwing voor duurzame verstedelijking. De regeling houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Het plan voorziet in de realisatie van drie nieuwe woningen. Voor woningbouwprojecten geldt dat pas sprake is van een stedelijke ontwikkeling voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen (Raad van State, 18 december 2013, 201302867/1/R4). Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
Structuurvisie Noord-Holland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door provinciale staten op 21 juni 2010 en geactualiseerd op 28 september 2015). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. De provincie kiest daarbij om het bijzondere karakter van Noord-Holland te willen bewaken. Tegelijkertijd constateert de visie ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends, zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden en dorpen optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.
Omgevingsverordening NH2020
De provincie heeft op 16 november de nieuwe omgevingsverordening genaamd Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn de beleidsuitgangspunten juridisch vastgelegd. In de Omgevingsverordening NH2020 is onder andere een regeling opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied.
De PRV stelt in artikel 6.3 dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Hierop gaat paragraaf .3.3.3 nader op in.
Stedelijke ontwikkelingen zijn conform de provinciale regelgeving bedoeld om binnen het stedelijk gebied uit te voeren. Het gaat hierbij om een woningbouwontikkeling binnen bestaand stedelijk gebied, wat in overeenstemming is met de OV NH2020.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Als gevolg van ontwikkelingen wordt de inrichting en het gebruik van het stedelijk en landelijk gebied voortdurend aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigen'.
De Provincie Noord-Holland wil ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen en tegelijkertijd verantwoord omgaan met het verleden. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het provinciale beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Uitgangspunt hiervoor is de leidraad Landschap en Cultuurhistorie (vastgesteld op 21 juni 2010), waarin de visie op de ruimtelijke ontwikkeling is vastgelegd.
In de structuurvisie kiest de provincie ervoor om het bijzondere karakter van Noord-Holland te willen bewaken. Tegelijkertijd constateert de visie ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends, zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier met deze ontwikkelingen en keuzes wordt omgegaan en hoe de provincie er in 2040 moet uitzien.
Met betrekking tot nieuwe woonlocaties wordt in de structuurvisie benoemd dat deze zoveel mogelijk aansluiten bij de bodemfysieke kwaliteiten, de kwaliteit en identiteit van het landschap en de cultuurhistorie (landschaps-DNA en dorps-DNA), in samenhang met recreatief groen en natuur.
Het bouwen met identiteit op basis van landschap en cultuurhistorie gaat uit van een samenhangende, integrale ontwikkeling en één sluitende financiële constructie. Dit houdt in dat bijvoorbeeld woningbouw, natuur en recreatie in samenhang worden ontworpen, ontwikkeld en gefinancierd. Dit betekent dat plangrenzen zorgvuldig moeten worden vastgesteld met alle betrokken partijen.
Het betreft in onderhavige situatie om de nieuwbouw van drie woningen, passend binnen het al bestaand stedelijk weefsel. De invulling van de locatie met drie vrijstaande woningen levert geen strijdigheden op met de bovengenoemde kernkwaliteiten. Hiermee wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het provinciaal beleid.
Het gemeentelijke beleid dat van toepassing is op het plangebied is tot uiting gekomen in het geldende bestemmingsplan Tuitjenhorn. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak in het plangebied te vergroten en op deze wijze de nieuwe woning mogelijk te maken. Met dit plan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Door te voldoen aan de wijzigingscriteria (zie paragraaf 2.3) is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid als verwoord in het geldende bestemmingsplan.
Op 25 mei 2015 is de Reisgids voor ruimtelijke ontwikkelingen opgesteld waarmee initiatiefnemers een koers wordt gegeven bij ruimtelijke ontwikkelingen. De beoogde ontwikkeling ziet toe op de sloop van de aanwezige bedrijfsgebouwen en vervolgens de transformatie tot een woonperceel. Door de sloop van de aanwezige bedrijfsgebouwen wordt de ruimtelijke kwaliteit op het perceel sterk verbeterd. Het toekomstige woonperceel zal tot stand komen de realisatie van drie vrijstaande woningen. Bij het realiseren van nieuwe woningbouwplannen wordt gekeken naar de verkaveling van het plangebied, het soort woningen, de plattegronden en de inrichting van het openbaar gebied. Daarbij wordt ook gekeken hoe met de kopers het plan wordt ontwikkeld en gerealiseerd (vraag gestuurd ontwikkelen). Een voorwaarde die in ieder geval wordt gesteld is dat het plan binnen een beperkte tijdsperiode wordt ontwikkeld.
Dit wijzigingsplan voldoet aan het uitgangspunt in de reisgids voor ruimtelijke ontwikkelingen dat er vraag gestuurd en binnen een beperkte tijdsperiode wordt ontwikkeld.
De gemeenten Den Helder, Hollands Kroon, Schagen en Texel en provincie Noord-Holland hebben overeenstemming bereikt over een Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWK). Hierin staat het overzicht van woningbouwplannen voor de periode tot 2030 en de periode na 2030 in de vier gemeenten samen.
Het KWK is een analyse van de plannen dat kijkt naar de gewenste woonmilieus op de korte, middellange en lange termijn. Het programma geeft inzicht in fasering en dosering van de bouwlocaties tot 2030 en na 2030. De vier gemeenten zijn het dus eens over welke gemeente hoeveel mag bouwen en hoeveel de vier gemeenten in totaal bouwen. De provincie heeft per regio in kaart gebracht aan welk type woonmilieus tussen nu en 2040 behoefte is en die cijfers zijn verwerkt in het KWK. De meeste woningen zullen binnen bestaand bebouwd gebied gebouwd gaan worden; voor een deel zal dat buiten bestaand bebouwd gebied zijn.
Bij dit plan gaat het om de toevoeging van drie woningen. De toevoeging van drie woningen past binnen de beleidsruimte die de gemeente Schagen heeft.
Geconcludeerd wordt dat het plan passend is binnen het gemeentelijk beleid.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Toetsing
De drie nieuwe woningen worden achter de bestaande woonbebouwing aan de Koorndijk gesitueerd. Gezien de afstand die zo ontstaat tot aan deze weg is het aannemelijk dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. Aan de voorzijde worden de woningen ontsloten via de Mosterdpot. Dit is een doodlopende weg, waardoor er weinig verkeersbewegingen zullen zijn. Gezien de afstand en de tussenliggende bebouwing ten opzichte van de Koorndijk en het doodlopende karakter van de Mosterdpot is het niet aannemelijk dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied, is de risicokaart geraadpleegd. Uit de risicokaart is naar voren gekomen dat in of in de nabijheid van het plangebied geen relevante risicobronnen, in de vorm van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen, aanwezig zijn. Daarom is nader onderzoek niet noodzakelijk. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid wordt dit wijzigingsplan uitvoerbaar geacht.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypes 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Het referentiekader voor de opgenomen richtafstanden is een rustige woonwijk of een rustig buitengebied.
Toetsing
Het plangebied en de directe omgeving zijn, gezien de verscheidenheid aan functies en de zuidelijk gelegen doorgaande verkeersontsluiting (Koorndijk), aan te merken als gemengd gebied. Ten zuiden van de locatie zijn woningen gelegen. Ten westen grenst de locatie aan de bestemming wonen, en ten noorden grenst de locatie aan agrarische cultuurgrond. Ten oosten van de locatie ligt een bedrijfsbestemming. Er bevindt zich hier een hoveniersbedrijf. Voor een dergelijke instelling geldt op basis van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure dat deze binnen categorie 2 valt en een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied geldt, op basis van geur en geluid. De meest oostelijke woning is gelegen binnen deze richtafstand. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 1. Uit het onderzoek blijkt dat in de normale bedrijfssituatie van de hovenier bij de voorgenomen woningen sprake is van een goed woon en leefklimaat. Ook worden door de nieuwe woningen, de bedrijfsactiviteiten van de hovenier niet gehinderd, er vanuit gaande dat er een geluidscherm wordt geplaatst. Hiervoor is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit plan.
Voor de situatie waarin kettingzagen worden onderhouden en getest gelden een aantal randvoorwaarden. Gelet op het feit dat deze situatie zich slechts één dag pr week in de winterperiode voordoet, wordt het woon- en leefklimaat bij de woningen niet noemenswaardig beïnvloed.
Bovendien heeft de buurman verregaande plannen om het dichtstbijzijnde bedrijfsgebouw als woning te gaan gebruiken. Deze plannen zijn bij de gemeente reeds bekend. Ervan uitgaande dat deze ontwikkeling doorzet, betekent dit dat de woningen in het plangebied grenzen aan een toekomstig woonperceel, waarvan in de toekomstige situatie geen bedrijfshinder wordt ondervonden. Om die reden is het verantwoord om de dichtstbijzijnde woning op 6 meter van het naastgelegen gebouw te realiseren en is geen nader onderzoek noodzakelijk.
Daarnaast worden de woningen gerealiseerd ten zuiden van een paardenbak en weiland waarin deze dieren verblijven. Voor het houden van paarden wordt een worst case scenario aangehouden waarbij dit paardenverblijf in de open lucht gelijk wordt gesteld aan een manege. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. De initiatiefnemer is tevens eigenaar van deze gronden en zal in de uitvoering de paardenbak verleggen tot minimaal 50 meter van de woningen. Daardoor ontstaat hier geen belemmering.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
De gronden waar de nieuwe woningen gebouw worden, zijn in gebruik als bedrijfsgrond. Er hebben zich wellicht activiteiten voorgedaan die de bodem eventueel zouden kunnen vervuilen. In verband met de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten en de voorgenomen functiewijziging is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen verontreinigingen in de bodem zitten. De initiatiefnemer is in het bezit van een schone grond verklaring. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.
Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 woningen is dit het geval.
Toetsing
Met dit wijzigingsplan worden drie nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Dit plan valt daarom onder de regeling 'Niet In Betekenende Mate' en draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Van belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).
Toetsing
Voor dit wijzigingsplan is op 28 november 2019 een wateradvies gevraagd. Daaruit is gebleken dat de beoogde ontwikkeling een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en de korte procedure gevolgd kan worden. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen zoals die in deze paragraaf zijn opgenomen.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die op de website van het waterschap terug zijn te vinden (https://www.hhnk.nl/portaal/keur_41208/).
Verharding en compenserende maatregelen
Uit de digitale watertoets blijkt dat in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Waterkwaliteit en riolering
In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
Er is binnen het plan geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Dit betekent dat het Hoogheemraadschap voor de nieuwe ontwikkeling adviseert om een gescheiden stelsel aan te leggen.
Het waterschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Hier zal in de uitvoering van het plan rekening mee worden gehouden.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologisch Hoofdstructuur). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
In de nabije omgeving zijn geen Natura 2000-gebieden of andere beschermde gebieden aanwezig. Gezien de relatief beperkte ontwikkeling van drie woningen, is er geen invloed te verwachten op verder weg gelegen natuurgebieden. Het wijzigingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
Soortenbescherming
Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Ten behoeve van de ontwikkeling van drie woningen wordt de bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt. Dit zou kunnen samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten.
Resultaten quickscan Wet Natuurbescherming
In het kader van dit plan is een Quickscan Wet Natuurbescherming uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen beschermde soorten in het plangebied zijn waargenomen en dat er ook geen aan aanwijzingen voor (vaste) verblijfplaatsen van beschermde soorten zijn aangetroffen. Daarmee is geen nader onderzoek noodzakelijk. De Quickscan Wet Natuurbescherming is als bijlage 2 bij de toelichting opgenomen.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Bestemmingsplan Tuitjenhorn
In het bestemmingsplan Tuitjenhorn is ter plaatse van het plangebied een dubbelbestemming opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor een zeer klein hoekje in het zuidoosten geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Hier wordt echter niet gebouwd. De voor de als 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Hier geldt dat voor het realiseren van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Advies Archeologie West-Friesland
In opdracht van de gemeente is door Archeologie West-Friesland naar het plangebied gekeken met betrekking tot het aspect archeologie. Zij concluderen op basis van eerder uitgevoerde archeologische onderzoeken in de directe omgeving van het plangebied, dat in het plangebied geen archeologische resten aanwezig zijn. Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat in de directe omgeving geen archeologische sporen zijn. De kans dat deze wel in het plangebied aanwezig zijn wordt daarom als nihil ingeschat. Het advies van Archeologie West-Friesland is daarom om het gebied vrij te geven en geen archeologische dubbelbestemming op te nemen in dit plan.
Toetsing
Binnen het plangebied worden drie woningen mogelijk gemaakt, allen met een oppervlakte van circa 120 m². Een deel van de gronden waar de woningen worden gerealiseerd is al geroerd bij de aanleg van de schuren die in de huidige situatie aanwezig zijn. Er wordt circa 225 m² aan nieuwe onbebouwde grond geroerd. Daarmee wordt de grenswaarde uit de geldende dubbelbestemming niet overschreden. Bovendien adviseert Archeologie West-Friesland om geen archeologische dubbelbestemming in dit wijzigingsplan op te nemen en verwachten zij dat geen archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn. Daarom is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Toetsingskader
Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Het plangebied kent momenteel een bedrijfsbestemming. De bedrijfsgebouwen zijn uit oogpunt van cultuurhistorie niet waardevol. In het plangebied zijn dan ook geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of andere elementen aanwezig waarmee rekening gehouden moet worden.
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die gevolgen hebben voor de gewenste ontwikkeling. Wel moeten voor de nieuwe woningen huisaansluitingen worden aangelegd. Hiervoor hoeft in dit bestemmingsplan geen beschermende regeling opgenomen te worden.
De gemeente Schagen hecht grote waarde aan duurzaamheid. Het plan draagt hieraan bij, doordat het gaat om een herinvulling van een plangebied waar bedrijfsbebouwing stond. De nieuwe woningen zullen voldoen aan de nieuwste eisen ten aanzien van de energieprestaties. Het uitgangspunt daarbij is duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen draait om energie-efficiency, waterbesparing en duurzaam materiaal- gebruik. Het zorgt voor een comfortabel en gezond binnenklimaat, en voor een forse energiebesparing. Duurzaam bouwen verdient zich daarom in veel gevallen ruimschoots terug.
Om duurzaam te bouwen kunnen diverse maatregelen worden gekozen. Voor de keuze van deze maatregelen kan gebruik worden gemaakt van het Stappenplan Duurzame Nieuwbouw van het Duurzaam Bouwloket. De kaart is te raadplegen via https://www.duurzaambouwloket.nl/stappenplan.
Verbeelding
Het wijzigingsplan 'Koorndijk 16a' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Tuitjenhorn van de gemeente Schagen.
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Tuitjenhorn, vastgesteld op 25 februari 2014, artikel 18 'Wonen - 3' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. Daarnaast blijft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' uit het bestemmingsplan Tuitjenhorn, vastgesteld op 25 februari 2014, onverkort van toepassing in dit wijzigingsplan.
Wonen - 3
Ter plaatse van de bestemming 'Wonen - 3' wordt de voorgenomen drie vrijstaande woningen gerealiseerd. Per woning is een bouwvlak opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw gerealiseerd moet worden. Met de regeling wordt aangesloten op de geldende regeling in het gebied.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan moet inzicht gegeven worden op welke wijze (overleg)instanties en belanghebbenden betrokken worden bij het vaststellen van het bestemmingsplan.
Vooroverleg
Het wijzigingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden
naar de overleginstanties. Eventuele reacties zullen verwerkt worden indien nodig.
Zienswijze
Het ontwerpwijzigingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Eenieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Vervolg
Vervolgens is het wijzigingsplan ongewijzigd vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn van 6 weken is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De
economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de financiële haalbaarheid en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente grondexploitatie.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is aan de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.
Grondexploitatie
Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden. In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatie regeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemers een (anterieure) overeenkomst gesloten. Hier zijn onder andere het verhalen van eventuele planschade- en het verhalen van de kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan in geregeld. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit daarom bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.