direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Warmenhuizen Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01

Toelichting

Overzichtskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0001.jpg"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Door de initiatiefnemer zijn plannen uitgewerkt voor het ontwikkelen van het centrumwinkelgebied in Warmenhuizen. De belangrijkste winkel in het centrumgebied van Warmenhuizen is de Albert Heijn, maar de winkel is relatief klein en de uitstraling verouderd. Het plan omvat de realisatie van een gebouwcomplex met daarin een supermarkt, detailhandel en een viertal woningen op de verdieping, de aanleg van een ontsluitingsroute en parkeerfaciliteiten. Recreatief medegebruik en incidentele evenementen behoren ook tot de gebruiksmogelijkheden van het openbare verkeersgebied. De ontwikkeling vindt plaats met behoud van een belangrijk en gezichtsbepalend deel van de voormalige Theresia basisschool.

Deze ontwikkeling past niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Warmenhuizen' (vastgesteld op 25 september 2012). Daarom is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.

De situering van het plangebied is aangegeven in figuur 1. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan betreft de gronden ten zuidoosten van de kruising van de Dorpsstraat en de Doorbraak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0002.png"

Figuur 1. Situering plangebied in het centrum van Warmenhuizen

1.2 Gegevens initiatiefnemer

De initiatiefnemer van het project is de familie G. van Duin, exploitant van de supermarkt Albert Heijn. Ook de plannen van de familie Beemsterboer zijn in dit plan opgenomen.

1.3 Leeswijzer

Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 een omschrijving van de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied opgenomen. Vervolgens is in hoofdstuk 3 het beleidskader uiteengezet. Hierin is een samenvatting opgenomen van het voor deze ruimtelijke onderbouwing van toepassing zijnde Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de planologische randvoorwaarden. Ook is in dit hoofdstuk een samenvatting opgenomen van de hiervoor uitgevoerde onderzoeken. In hoofdstuk 5 is de juridische toelichting opgenomen. Als laatste is in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

De huidige Albert Heijn-supermarkt is gevestigd aan de Dorpsstraat 165 in Warmenhuizen. Er zijn enkele parkeerplaatsen voor de winkel in de Dorpsstraat, evenals enkele plaatsen tussen de supermarkt en de basisschool. Ook bevindt zich een groot parkeerterrein aan de oostzijde van de supermarkt, ten noorden van de begraafplaats, ten westen van de sportvoorzieningen en ten zuiden van de huisartspraktijk, apotheek en het bankgebouw.

De bebouwing die gebruikt wordt als supermarkt bestaat uit meerdere aan elkaar gebouwde panden, waaronder een stolpvormig volume aan de zuidzijde. De meeste bebouwing bestaat uit één bouwlaag met een kap. Onderstaande foto's geven een beeld van de bestaande bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0003.jpg"

Figuur 2. De bestaande supermarkt op de hoek van de Dorpsstraat en de Doorbraak

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0004.jpg"

Figuur 3. Het straatbeeld van de Dorpsstraat in noordelijke richting

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0005.jpg"

Figuur 4. Straatbeeld in het plangebied in westelijke richting

Ten zuiden van de Albert Heijn-supermarkt bevindt zich de Theresia basisschool. Ook de school bestaat uit een complex van aan elkaar gebouwde delen en bestaat hoofdzakelijk uit één bouwlaag met kap.

Onderstaande foto´s geven een beeld van de huidige bebouwing van de school.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0006.jpg"

Figuur 5. De voorzijde van de bestaande basisschool in Warmenhuizen

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0007.jpg"

Figuur 6. De huidige basisschool in Warmenhuizen

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0008.jpg"

Figuur 7. Beeld van het huidige parkeerterrein

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt de Albert Heijn verplaatst naar de schoollocatie. Een deel van de bestaande bebouwing van de Albert Heijn wordt gesloopt, namelijk het oostelijk volume en het zuidelijk volume. Ook zal de bestaande woning aan de Doorbraak 2 worden gesloopt.

Het vrijkomende terrein zal grotendeels worden ingericht ten behoeve van de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen. Ook het bestaande parkeerterrein wordt heringericht.

Ten behoeve van de nieuwe Albert Heijn zal het oude hoofdgebouw van de school worden behouden. De later bijgebouwde delen worden gesloopt, daarvoor in de plaats zal een nieuw bouwvolume worden gerealiseerd. Een impressie hiervan is weergegeven in de figuren 8 en 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0009.jpg"

Figuur 8. Impressie van de nieuwe inrichting (bron: Breddels Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0010.jpg"

Figuur 9. Vogelvlucht vanuit de noordwestzijde van de nieuwe inrichting (bron: Breddels Architecten)

Het voorste, naar de Dorpsstraat gerichte gedeelte van het schoolgebouw zal voor detailhandel worden gebruikt (2 dagwinkels). In het andere deel van het oude schoolgebouw zal een vestiging van de Etos worden ingericht. In het nieuwbouwgedeelte komt de Albert Heijn supermarkt evenals een vestiging van Gall&Gall. Voorts komen in het nieuw gebouwde gedeelte facilitaire ruimten en een magazijn. Op de verdieping zullen een viertal woningen worden gerealiseerd.

De bevoorrading van alle opgenomen detailhandel vindt plaats via de oostzijde van het nieuwe gedeelte. De aanleverroute is over het bestaande parkeerterrein aan de oostzijde.

Inrichtingstekeningen zijn terug te vinden onder figuur 10 en 11.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0011.jpg"

Figuur 10. Plattegrond van de nieuwe begane grond van de nieuwbouw (bron: Breddels Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0012.jpg"

Figuur 11. Plattegrond van de nieuwe eerste verdieping van de nieuwbouw (bron: Breddels Architecten)

De oppervlakten voor de te realiseren functies is als volgt (m2 BVO):

-        1 Albert Heijn franchisevestiging, groot ca. 1.853 m2 BVO;

-        1 sociale ruimte voor de supermarkt, groot ca. 150 m2 BVO;

-        2 dagwinkels, groot ca. 455 m2 BVO (in totaal);

-        2 dagwinkels, groot ca. 190 m2 BVO (in totaal);

-        horeca-/detailhandelruimte, groot ca. 158 m2 BVO;

Aan de zijde van de Dorpsstraat zal de nieuwbouw en het hergebruik van de bestaande school resulteren in twee poortgebouwen. In het nieuwe gebouw bestaat de mogelijkheid voor het realiseren van een lichte horecafunctie, waarmee het centrumgebied van Warmenhuizen een extra impuls krijgt.

De een deel van de bestaande winkelruimte van de oude Albert Heijn zal worden gesloopt zodat ter plaatse een nieuw parkeerterrein kan worden aangelegd. Ook zal verderop sloop en kleinere vervangende nieuwbouw worden gerealiseerd (t.b.v. horeca). Het totale te slopen winkelvloeroppervlak bedraagt 470 m2 BVO.

Figuur 12, 13 en 14 geven een beeld van de aanzichten van het nieuwe gebouwencompex. De entree van de nieuwe Albert Heijn is gericht op het nieuwe parkeerterrein aan de Doorbraak. De entree van de Etos zit daarnaast. De entree van Gall&Gall zit in de Albert Heijn-supermarkt. De woningen op de verdieping hebben hun entree aan de oostzijde van het nieuwe gebouw, grenzend aan het bestaande parkeerterrein. De woningen zijn gesitueerd aan de noordgevel van het complex en hebben een buitenruimte aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0013.jpg"

Figuur 12. Impressie van de nieuwe entree van de Albert Heijn

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0014.jpg"

Figuur 13. Impressie van de nieuwbouw vanaf het bestaande parkeerterrein (de noordoosthoek van het gebouw)

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0015.jpg"

Figuur 14. Impressie van de nieuwbouw vanaf de kant van de begraafplaats (bij de bevoorrading)

Op basis van de regels zoals die zijn neergelegd in het bestemmingsplan Warmenhuizen mag de nieuwbouw ook worden gebruikt ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen maatschappelijke voorzieningen.

2.2.1 Beeldkwaliteit

Op 3 januari 2013 is door de gemeente Schagen de Welstandsnota Schagen 2013 vastgesteld. De welstandscriteria in deze Welstandsnota zijn samengevoegd vanuit de welstandsnota's van de voormalige gemeenten Harenkarspel, Schagen en Zijpe. Het plangebied valt in het welstandsgebied “Warmenhuizen-Kern” en kent een bijzonder welstandsregime.

Gebiedsbeschrijving

Warmenhuizen is ontstaan op terpen die al in de middeleeuwen door walletjes onderling zijn verbonden. Deze structuur is in de kern nog duidelijk zichtbaar. De lineaire structuur over de wallen is door veel verdraaiingen in het beloop van het lint zeer gevarieerd en in delen leesbaar. Het oorspronkelijke reliëf is op veel plaatsen in de openbare ruimte en op de erven waarneembaar.

De relatie met het buitengebied is op de meeste plaatsen door aangrenzende nieuwbouw verdwenen, alleen aan de Fuik is het verband met het landelijk gebied nog aanwezig. De meeste functies in de kern zijn verspreid over het lint; er is een concentratiepunt rond het knooppunt Stationsstraat - Doorbraak. Het interieur van de kern is - ondanks het verdwijnen van het karakteristieke water - in zijn oorspronkelijke karakter bewaard gebleven.

De gemeente Schagen heeft een commissie ruimtelijke kwaliteit. Er is een collegiale beoordeling van het plan geweest.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Met de Structuurvisie gooit het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ruimtelijke ordening komt zo dichter bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en op deze wijze komen burgers en bedrijven centraal te staan.

Conclusie

Met voorliggend plan zijn geen nationale belangen gemoeid. Het plan is passend binnen het beleid van het Rijk.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder wordt tevens een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De ladder is een hulpmiddel bij besluiten over nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

De ladder kent de volgende stappen:

  • 1. Is er een regionale behoefte?
  • 2. Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
  • 3. Zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte.

In het onderhavige plan is sprake van verplaatsing van een bestaande Albert Heijn. De bestaande gebouwen worden deels gesloopt en er vindt vervangende nieuwbouw plaats.

Al met al betreft het een vergroting van het bedrijfsvloeroppervlak van de supermarkt met 846 m2 BVO. Daarnaast worden er een drogisterij (339 m2 BVO), slijter (116 m2 BVO) en enkele kleine winkels (190 m2 BVO) toegevoegd alsmede een horecagelegenheid (158 m2 BVO). De bestaande vloeroppervlakte van de oude supermarkt wordt verkleind tot een 537 m2 BVO.

Voor het onderzoek in het kader van de ladder van duurzame verstedelijking is door Bureau Stedelijke Planning het onderzoek "Warmenhuizen - Distributieve toets en effecten centrumplan" d.d. 12-2-2015 uitgevoerd. De volgende vragen stonden in dit onderzoek centraal:

Wat is de behoefte (kwantitatief en ruimtelijk-kwalitatief) aan een grotere supermarkt en aanverwante detailhandel in Warmenhuizen?

Wat zijn de effecten van de beoogde ontwikkeling op het functioneren van het dagelijks aanbod in het centrum, elders in de plaats, en in het naastgelegen Tuitjenhorn, op de leegstand en op het woon-, leef- en ondernemersklimaat?

Kan het plan de toets aan de 'ladder van duurzame verstedelijking' doorstaan?

Het onderzoek is als Bijlage 8 DPO Warmenhuizen bij dit bestemmingsplan opgenomen. De conclusies zijn hieronder verwoord.

1. Wat is de behoefte (kwantitatief en ruimtelijk-kwalitatief) aan een grotere supermarkt en aanverwante detailhandel in Warmenhuizen?

Er is een duidelijk te herkennen behoefte aan het initiatief in Warmenhuizen. Dit is zowel kwantitatief als kwalitatief goed te motiveren. Daarvoor is de argumentatie als volgt.

  • Het dagelijks aanbod in het centrum van Warmenhuizen is in de huidige situatie niet goed in staat om de inwoners van het dorp op een goede manier aan zich te binden. De Albert Heijn-supermarkt, die als drager van het aanvullende aanbod moet fungeren, is gedateerd, zowel in uitstraling als in oppervlakte en parkeergemak. Om deze reden vloeit veel lokale koopkracht weg naar het nabijgelegen Tuitjenhorn, en naar omliggende aankoopplaatsen als die in Schagen, Oudkarspel, Alkmaar-Noord en Schoorl.
  • Ook is de Albert Heijn-supermarkt met zijn 709 m2 wvo te weinig onderscheidend ten opzichte van de solitair gevestigde DEEN-supermarkt (469 m2 wvo) in de woonwijk van Warmenhuizen. Als tweede kern van de gemeente Schagen (met ca. 6.200 inwoners) heeft het centrum van Warmenhuizen voldoende draagvlak voor een supermarkt die meer dan de huidige supermarkt in staat is de inwoners van de plaats voor hun dagelijkse behoeften aan het centrum te binden. Daarmee verschaft het ook perspectief aan het nu verspreid gelegen (dagelijkse) winkelaanbod in het centrumgebied.
  • Uit een meervoudige distributieve analyse blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn om het (dagelijkse) winkelaanbod in het centrumgebied van Warmenhuizen te versterken. Dit geldt zowel op het niveau van de kern Warmenhuizen individueel als voor de dubbelkern Tuitjenhorn en Warmenhuizen tezamen (zoals DTNP in hun studie uit 2013 aantoonden). Wel met de kanttekening dat de eerder genoemde, solitair gevestigde en buurtverzorgende DEEN-supermarkt meters in gebruik neemt die bij voorkeur worden ingezet op versterking van het centrumgebied.
  • In zowel provinciaal, gewestelijk als gemeentelijk detailhandelsbeleid is dit ook uitgangspunt: het ruimtelijk clusteren van detailhandel en het versterken van de dorpscentra verdient de voorkeur boven het faciliteren of versterken van solitaire locaties.
  • Met het initiatief kan de lokale koopkracht beter aan het aanbod in de eigen kern worden gebonden en wordt onnodige boodschappenpendel (zoals nu nog het geval is) tegengegaan.
  • De ontwikkeling is in dat opzicht te beschouwen als een versterking van de boodschappenstructuur in de gemeente Schagen, en past bij het toekomstbestendig maken van die structuur.

2. Wat zijn de effecten van de beoogde ontwikkeling op het functioneren van het dagelijks aanbod in het centrum, elders in de plaats, en in het naastgelegen Tuitjenhorn, op de leegstand en op het woon-, leef- en ondernemersklimaat?

Het initiatief in het centrum van Warmenhuizen is een ontwikkeling die conform de visie van de gemeente Schagen een bijdrage kan leveren aan versterking van het centrum en de algehele winkelstructuur (faciliteren van synergie-effecten). Het project heeft de volgende kwaliteiten:

  • Alleen hier is het mogelijk een qua maatvoering moderne supermarkt (ruim 1.400 m2 wvo) te realiseren ondersteund door een beperkt aantal dagwinkels. Het aanbod is ook passend bij de huidige consumentenbehoeften. De ontwikkeling sluit bovendien qua locatie aan op de reeds in het centrumgebied gevestigde dagwinkels.
  • Het initiatief versterkt het centrumgebied. Nu ligt het winkelaanbod in Warmenhuizen relatief verspreid over het centrum. Door de bundeling van parkeervoorzieningen en vergroting en modernisering van de supermarkt wordt de ruimtelijke structuur versterkt. Dit leidt tot een verhoogde binding van de consument aan het dagelijks aanbod in de kern.
  • Het draagt bij aan de versterking van het vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven en daarmee aan het concurrentieprofiel van woonplaats en gemeente. Deze bijdrage is extra van belang, nu Albert Heijn in de huidige situatie te klein en sterk gedateerd is.
  • Met concentratie van het nu grotendeels verspreide aanbod bedient de locatie, naast de reeds bestaande klanten, een nieuwe klantenstroom. De lokale middenstand (denk aan winkeliers, brandstofverkooppunten en horecavoorzieningen) profiteert van de extra binding die de nieuwe ontwikkeling genereert.
  • Omdat er nu relatief veel afvloeiing is naar supermarkten in kernen in de directe omgeving (Tuitjenhorn, Oudkarspel, Alkmaar-Noord, Schagen, Schoorl) zal de ontwikkeling het aantal autobewegingen reduceren (verminderen boodschappenpendel).
  • Het versterkt de sociale functie voor het dorp. Geclusterde dagelijkse winkelvoorzieningen waarin de supermarkt een spilfunctie vervult zijn bij uitstek plaatsen waar dorpsbewoners elkaar spontaan ontmoeten.

De ruimtelijk-economische effecten zijn dus overwegend positief: het versterkt de detailhandelsstructuur en het zorgt voor een opwaardering van de directe omgeving, met ook een impuls in termen van werkgelegenheid. Belangrijk is ook dat het initiatief het centrumgebied van Warmenhuizen versterkt, en daarmee de detailhandelsstructuur in de gemeente.

De effecten in termen van omzetverdringing zijn beperkt. Deels komt dit omdat het gaat om uitbreiding van bestaand aanbod, waarvoor de wet van de afnemende meeropbrengsten geldt. Daarnaast geldt dat het vooral gaat om behoud van lokale consumenten aan het bestaande aanbod (verminderen afvloeiing).

3. Kan het plan de toets aan de 'ladder van duurzame verstedelijking' doorstaan?

Het initiatief is als passend te beschouwen rekenschap nemend van de vereisten vanuit recente jurisprudentie en artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening ('ladder voor duurzame verstedelijking'). Er is een duidelijk te herkennen behoefte aan het initiatief in Warmenhuizen (trede 1). Daarnaast geldt dat het voorliggende initiatief planologisch gezien niet op een andere bestaande (detailhandels)locatie in het centrumgebied had kunnen landen. De ruimteclaim van een moderne supermarkt annex parkeren is niet passend met het kleinschalige karakter van het detailhandelsaanbod elders in het centrumgebied. Positief is dat de ontwikkeling ruimtelijk-functioneel goed verbonden kan worden met de bestaande Dorpsstraat door de transformatie van bestaand onroerend goed naar aanvullende, ondersteunende commerciële functies (trede 2). Door de beperkte verdringingseffecten is er ook geen sprake van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat en het ondernemersklimaat. Van een structuurverstorende werking of 'duurzame ontwrichting' zal ook geen sprake zijn. De realisering van een cluster van dagelijkse winkelaanbod in het centrum van Warmenhuizen en het geringe verdringingseffect wat daardoor optreedt leidt niet tot duurzame ontwrichting op het niveau van woonplaats of regio.

Conclusie

De besluitvorming van voorliggend plan kan worden gemotiveerd aan de hand van de stappen van de ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan draagt bij aan een optimale benutting van bestaand stedelijk gebied.

Inmiddels heeft de Regionale Adviescommissie Detailhandel op 12 februari 2015 ook een positief advies uitgebracht t.a.v. de vergroting van de detailhandel in dit bestemmingsplan. Bovenstaande conclusie wordt hiermee ondersteund.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010/2011)

In de structuurvisie zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het 'Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord', het voorheen geldende streekplan, overgenomen. Uitgangspunt tot 2040 is 'kwaliteit door veelzijdigheid'. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie Noord-Holland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0016.jpg"

Figuur 15. Hoofddoelstelling ruimtelijk beleid (bron: provincie Noord-Holland)

De uitbreiding van een supermarkt valt onder het kopje 'voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten'. Wat betreft de detailhandel geeft de provincie aan dat zij streeft naar versterking van de hoofdwinkelcentra, waaronder ook lokaal verzorgende centra. De provincie zorgt voor monitoring en via regionale adviescommissies voor regionale afstemming van bovenlokale detailhandelsontwikkelingen.

3.2.2 Provinciaal Ruimtelijke Verordening

De in de structuurvisie gedefinieerde provinciale belangen zijn vastgelegd in de PRV. Wat betreft de detailhandel zijn regels geformuleerd in de artikelen 5, 6 en 7. Dit betreft grootschalige en volumineuze detailhandel en weidewinkels. Daarvan is hier geen sprake. In de toelichting bij deze regels wordt verwezen naar de provinciale Detailhandels- en leisurevisie uit 2009.

Het plangebied valt geheel binnen de bebouwde kom van Warmenhuizen en daarmee binnen de contour van het 'Bestaand Bebouwd Gebied' (BBG). Binnen de provinciale verordening wordt onderscheid gemaakt in de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het BBG en het landelijk gebied. Nieuwe functies als wonen, bedrijven en kantoren mogen alleen worden gerealiseerd binnen het BBG. In het landelijk gebied zijn deze niet toegestaan, om onnodige verstedelijking te voorkomen. De provincie geeft binnen het BBG veel ruimte voor eigen beleid van de gemeenten.

3.2.3 Detailhandels- en leisurevisie 2009

Van belang zijn de volgende uitgangspunten:

  • De provincie staat positief tegenover nieuwe ontwikkelingen, innovatieve concepten, schaalvergroting en dergelijke, mits die versterkend zijn voor de detailhandelsstructuur en niet leiden tot een ernstige verstoring of duurzame ontwrichting van de bestaande winkelstructuur in de regio.
  • Nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen moeten bijdragen aan verbetering van het kwaliteitsniveau en versterking van het onderscheidend ver-mogen van winkelgebieden.
  • Bij ontwikkelingen in bestaande winkelcentra van 5.000 m² vloeroppervlak en meer is regionale afstemming noodzakelijk. Grootschalige plannen moeten ter advisering en voorzien van een goede onderbouwing wor-den voorgelegd aan een regionale adviescommissie.
  • Regio's moeten beschikken over een regionale visie op de detailhandel. Daarin moet aandacht worden besteed aan de bestaande en gewenste detailhandelsstructuur, waarbij het behoud van primaire voorzieningen in kleine kernen moet worden meegewogen.

Aan deze eisen wordt voldaan. Er heeft regionale afstemming plaatsgevonden. De Regionale Adviescommissie Detailhandel heeft op 12 februari 2015 een positief advies uitgebracht t.a.v. de vergroting van de detailhandel in dit bestemmingsplan.

3.2.4 Provinciale Woonvisie

Provinciale Staten heeft op 27 september 2010 de Provinciale woonvisie “Goed wonen in Noord-Holland” vastgesteld. De provincie streeft ernaar dat in 2020 de inwoners van Noord-Holland kunnen beschikken over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. De provincie wil dit bereiken door samen met de regio's Regionale actieprogramma's (RAP's) te ontwikkelen met duidelijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma's en deze uit te voeren.

Er zijn een aantal demografische ontwikkelingen gaande, bijvoorbeeld de vergrijzing en de trek naar stedelijke gebieden. Vanwege deze trends vindt de provincie het belangrijk om het woningaanbod op regionaal niveau af te stemmen: wat wordt waar gebouwd en voor wie? Zo wordt concurrentie tussen gemeenten en regio's voorkomen en daarmee op termijn leegstand met alle gevolgen van dien. Afstemming van het woonbeleid op regionaal niveau is ook nodig om een verdeling van de woningtypen en de woonmilieus tot stand te brengen die past bij de vraag van de consumenten anno 2010 en 2020. Kortom, de opgaven vragen in toenemende mate om flexibiliteit en regionale afstemming. Het is dus belangrijk dat gemeenten onderling en met corporaties en andere marktpartijen, goed samenwerken. Als middenbestuur faciliteert en ondersteunt de provincie Noord-Holland gemeenten en bewaakt regionale belangen.

De speerpunten van het beleid zijn:

1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.

2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.

3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionaal actieprogramma wonen

De gemeenten Schagen, Texel, Harenkarspel, Anna Paulowna, Niedorp, Den Helder, Wieringen, Wieringermeer en Zijpe hebben in november 2011, als regio Kop van Noord-Holland, het 'Regionaal Actie Programma (RAP) afspraken over de woningproductie in de regio' bekrachtigd. Het RAP is een regionale uitwerking van de provinciale Woonvisie 2010.

De regio Kop van Noord-Holland had bij aanvang van het opstellen van het RAP in z'n totaliteit tot 2020 zo'n 7.500 woningen in de planning; in juli 2011 is dat naar beneden bijgesteld tot bijna 5.500. De behoefte is, op basis van de huishoudensontwikkeling zoals geprognosticeerd door de provincie Noord-Holland, bijna 4.000 woningen. De verstedelijkingsafspraken gaan uit van 5.900 woningen.

Op dit moment wordt er regionaal gewerkt aan de totstandkoming van een Kwalitatief Regionaal Woningbouwprogramma Kop van Noord-Holland waarin afspraken worden gemaakt over wat, waar en wanneer gebouwd gaat worden. Leidend hierin is vraaggestuurd bouwen. Aan de hand van de demografische ontwikkelingen is een kernenscan ontwikkeld. Elke locatie en elk plan worden beoordeeld aan de hand van de kernenscan en het programma (product) wordt getoetst aan het vraaggestuurd bouwen. Hieruit zal een totaal beeld ontstaan van kansrijke en minder kansrijke projecten, waarover regionale afspraken worden gemaakt. De verwachting is dat het KWK op korte termijn gereed zal zijn.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan maakt onder andere de bouw van 4 appartementen mogelijk. Deze appartementen worden gebouwd in een zogenoemd herinrichtingsgebied.

Het programmais vraaggericht en kleinschalig en ligt op een uitstekende locatie in het centrum. De woningen worden levensloopbestendig ingericht. Hiermee past het project binnen het beleid zoals opgenomen in de Regionale woonvisie Kop van Noord-Holland 2005-2015.

3.3.2 Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma Kop van Noord-Holland

In het najaar 2013 zijn de vier gemeenten Den Helder, Hollands Kroon, Schagen en Texel samen met corporaties en marktpartijen gestart met het opstellen van een regionaal 'vraag gestuurd', kwalitatief woningbouwprogramma (KWK) tot circa het jaar 2020 en een doorkijk na 2020.

Bij het opstellen van het KWK streven de gemeenten naar een zo optimaal mogelijke samenhang met de lokale afwegingstrajecten die momenteel lopen in de gemeenten Schagen en Hollands Kroon.

Elementen die in de regionale programmering KWK nadrukkelijk de aandacht krijgen zijn:

  • segmentering in typen, prijssegmenten, eigendomsvorm en locaties;
  • sterke relatie met zorgsector, voorzieningen en winkels;
  • draagvlak op bestuurlijk niveau en andere stakeholders zoals raden, marktpartijen en
  • corporaties.

Het resultaat is een definitieve kwalitatieve woonprogrammering in de Kop van Noord- Holland; eventueel vastgelegd in een convenant. Het KWK is toekomstgericht, praktisch, breed gedragen en aantrekkelijk voor gemeenten, partners als vastgoedpartijen en corporaties en de provincie. De resultaten die geboekt worden, zijn:

  • regionale conclusies en afspraken.
  • alle projecten en plannen nieuwbouw tot 2020 en daarna op een rij.
  • andere samenhangende acties op vlak van wonen, ruimtelijke planning, zorg en voorzieningen/winkels.
  • afspraken over het nieuwe regionale programmeringsproces 2.0.
  • overzicht van procesverloop en monitoring na nu.

Het KWK moet werken als een slagvaardig instrument, dat jaarlijks wordt gemonitord en waarover jaarlijks bestuurlijk overleg plaatsvindt met de betrokken partijen over de voortgang.

3.3.3 Detailhandelsvisie Kop van Noord-Holland

De gemeenten in de regio Kop van Noord-Holland hebben in 2011 gezamenlijk een detailhandelsvisie opgesteld. Het hoofddoel van het regionale detailhandelsbeleid is het tot stand brengen van een evenwichtig en duurzaam detailhandelsapparaat in de Kop van Noord-Holland, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezige marktverhoudingen en ontwikkelingen, en gestreefd wordt naar een maatschappelijk verantwoorde, samenhangende en op elk niveau van de voorzieningenhiërarchie gezonde detailhandelsstructuur. In de detailhandelsvisie wordt ingezet op de volgende uitgangspunten en ambities:

  • Positieve grondhouding bij initiatieven. De focus leggen bij het clusteren van detailhandel en het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen.
  • Het detailhandelsaanbod is primair gericht op een goede voorziening van de eigen inwoners.
  • Uniformiteit in beleidsregels en zoveel mogelijk aansluiten bij provinciaal beleid.
  • Beperken van regionale bemoeienis tot ontwikkelingen die bovenlokale impact hebben; lokaal regelen wat geen bovenlokale of regionale impact heeft.
  • Bestaande hoofdwinkelcentra versterken.
  • Regionale spreiding van basisvoorzieningen op het laagste verzorgingsniveau.
  • In bepaalde deelregio's is toerisme een marktkans voor de versterking van voorzieningen.

In de visie worden vier structuurbepalende winkelgebieden onderscheiden: regionale hoofdwinkelgebieden, subregionale hoofdwinkelgebieden, lokale basisvoorzieningen en grootschalige en perifere detailhandelsgebieden.

Bij ontwikkelingen in bestaande winkelcentra van 5.000 m² vloeroppervlak en meer, is regionale afstemming noodzakelijk.

In deze visie wordt prioriteit toegekend door de (voormalige) gemeente aan de ontwikkeling van het centrum van Warmenhuizen. Aangegeven wordt dat primair wordt ingezet op een uitbreiding van de Albert Heijn naar circa 1.500 m2. Daarnaast zal er eventueel ruimte zijn voor enkele andere winkels.

In het onderzoek "Warmenhuizen - Distributieve toets en effecten centrumplan" d.d. 9-2-2015 van Bureau Stedelijke Planning is aangegeven dat het plan geen negatieve gevolgen voor de detailhandelsstructuur in de regio tot gevolg zal hebben. De Regionale Adviescommissie Detailhandel heeft een positief advies uitgebracht t.a.v. de vergroting van de detailhandel in dit bestemmingsplan. Het plan mag dan ook als passend binnen de provinciale en regionale beleidskaders worden beoordeeld.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Harenkarspel

Op 15 december 2009 is in de voormalige gemeente Harenkarspel een structuurvisie vastgesteld. In de Structuurvisie Harenkarspel wordt, naast algemeen beleid, ook gebiedsgericht beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur beschreven. De Structuurvisie gaat vooral in op het functionele en ruimtelijke beleid op de langere termijn.

In de structuurvisie is aangegeven dat het centrum van Warmenhuizen zich verder zal ontwikkelen als hoofdcentrum van de gemeente Harenkarspel. Het gaat dan om een concentratie van winkelvoorzieningen op een goed ontsloten en bereikbare locatie met voldoende parkeergelegenheid. Een extrovert karakter past bij de gewenste uitstraling van het centrum. Achterkanten en bevoorrading moeten niet georiënteerd worden op de voorgevels van woonbebouwing en/of andere bestaande functies. Ook is in de structuurvisie aangegeven dat het historische bebouwingsbeeld van de dorpsstraat behouden moet blijven. Nieuwe ontwikkelingen langs de Dorpsstraat moeten zich binnen deze karakteristiek voegen.

3.4.2 Woonvisie 2014 t/m 2018

In de woonvisie worden een aantal trends gesignaleerd. De belangrijkste zijn:

  • De groei van het aantal inwoners en huishoudens daalt;
  • Op de lange termijn slaat de afnemende groeitrend om in krimp (volgens de provinciale prognose: na 2030);
  • Er is sprake van een sterk veranderende huishoudenssamenstelling; meer kleine huishoudens en minder huishoudens met kinderen (individualisering en emancipatie);
  • Er is een toename van het aantal ouderen, mensen met een beperking en dementie (vergrijzing);
  • In de gemeente is urbanisatie zichtbaar. Er vestigen zich meer inwoners in de stad Schagen dan er vertrekken. Zo is er vraag naar het wonen in de stad Schagen bij senioren vanwege het voorzieningenniveau.

In haar beleid ten aanzien van wonen en zorg en kwaliteit van de kernen gaat de gemeente in de eerste plaats uit van eigen verantwoordelijkheid en zelforganisatie van haar burgers. Wanneer die tekortschiet, komt (op indicatie) de gemeente in beeld bij facilitering van de ondersteuningsbehoefte.

Ten aanzien van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad gaat de gemeente uit van de trits verbeteren/verversen/verdunnen.

De gemeente gaat voor een gefaseerde en gedoseerde uitbreiding van de woningvoorraad (vraaggestuurd). Wanneer sprake is van een aantoonbare markvraag kunnen ook de kansen voor de afronding van de dorpen worden benut. De gemeente constateert dat de vraag momenteel met name in de goedkope koop- en huursector zit en veelal bij starters. Op basis van een marktmonitor gaat de gemeente jaarlijks bepalen waar de marktvraag zit.

3.4.3 Centrumplan Warmenhuizen

De voormalige gemeente Harenkarspel heeft een plan opgesteld voor herstructurering van het centrum van Warmenhuizen. Het centrumplan heeft betrekking op een deel van het plangebied van dit bestemmingsplan. Het plan dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, vormt een nadere uitwerking van dit centrumplan.

3.4.4 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend plan voor het plangebied is het Bestemmingsplan 'Warmenhuizen', dat is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Harenkarspel op 25 september 2012. In dit plan heeft het plangebied de bestemmingen 'Gemengd', 'Maatschappelijk', 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen - 1' (figuur 16). Ook is over een gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0017.jpg"

Figuur 16. Detail vigerende bestemmingsplan

Omdat de verplaatsing en uitbreiding van de supermarkt en de aanleg van het parkeerterrein aan de Doorbraak niet (volledig) past binnen het vigerende plan, is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

3.5 Conclusie

De voorgenomen vergroting van de Albert Heijn-supermarkt in Warmenhuizen past binnen de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd door rijk, provincie, regio en gemeente. Wel is een nieuw bestemmingsplan voor het gebied noodzakelijk om de realisatie van de bouwplannen mogelijk te maken. De realisatie van de supermarkt in het plangebied is een eerste stap in het versterken van het centrum van Warmenhuizen. De bevoorrading van de supermarkt vindt straks plaats aan het parkeerterrein op de grens met de begraafplaats. Het deel van de school dat aan de Dorpsstraat ligt, blijft behouden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de structuurvisie en wordt voldoende rekening gehouden met de uitgangspunten die de structuurvisie biedt.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Hinder

4.1.1 Geluidhinder

Omdat de mogelijke verkeerstoename plaatsvindt in een 30 km/uur gebied is toetsing aan de Wet geluidhinder niet noodzakelijk. Wel moet er aanvullend worden getoetst of geen sprake is van een aantasting van 'een goede ruimtelijke ordening'.

VERKEERSEFFECT

De verplaatsing en uitbreiding van de supermarkt is niet zodanig dat dit zal leiden tot de noodzaak van de aanpassing van wegen of tot fundamentele verandering van verkeersstromen. Doordat de aantrekkingskracht van de Albert Heijnsupermarkt voor plaatselijke consumenten en toeristen toeneemt, zal er wel meer autoverkeer worden aangetrokken. Daar staat tegenover dat de verruiming van de parkeercapaciteit zal leiden tot minder congestie en zoekverkeer op drukke tijden. Een indruk van de extra verkeersgeneratie kan worden verkregen uit de kencijfers van de CROW1 .

Hieruit blijkt dat 100 m² bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) in een 'niet- stedelijke' omgeving (definitie CBS voor Warmenhuizen) bij een 'full-service supermarkt' leidt tot een verkeersgeneratie van 67,1 – 108,7 motorvoertuigen per etmaal. De toevoeging van 846 m² b.v.o. aan de supermarkt leidt dan tot (gemiddeld) 744 extra vervoersbewegingen. Voor de detailhandel in een buurt- of dorpscentrum moet rekening worden gehouden met een verkeersgeneratie van 37,4 - 68,7 motorvoertuigen per etmaal per 100 m² bvo. In het plangebied wordt 803 m² aan nieuwe winkels en horeca gerealiseerd. Indien de "oude" Albert Heijn opnieuw wordt ingevuld met winkels (537 m² na gedeeltelijke sloop), dan ontstaat in en bij het plangebied een totaal winkeloppervlak van 1340 m² . Dit leidt tot een verkeersgeneratie van gemiddeld 711 extra vervoersbewegingen. Dit verkeer zal worden afgewikkeld via de Doorbraak en de aansluitende straten. Het verkeer verdeelt zich via de in- en uitgangen van het bestaande parkeerterrein en het te realiseren parkeerterrein. Aan de hand van de oppervlakte en ligging van de omringende woonwijken is berekend dat de Doorbraak het overgrote deel van het verkeer zal verwerken en de Pastoor Willemsestraat een klein deel. Voor de doorbraak wordt rekening gehouden met een intensiteit van 1233 motorvoertuigen per etmaal als gevolg van het plan.

De capaciteit van de Doorbraak en aansluitende straten is voldoende om het verkeer te kunnen verwerken, omdat de totale capaciteit niet boven de 4000 ritbewegingen per etmaal komt. Dit cijfer geldt als bovengrens conform 'Voorkeurskenmerken Duurzaam Veilig binnen de bebouwde kom' voor erftoegangswegen.

AKOESTISCH ONDERZOEK WEGVERKEER

Hoewel een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is, vanwege de ligging in een 30 km/uur-zone, is toch nagegaan wat het effect van het plan is op de gevelbelasting van de woningen langs de Doorbraak. De gemeente Schagen heeft in december 2014 verkeerstellingen laten verrichten aan de Doorbraak. Deze telling, opgeteld bij de hiervoor berekende extra verkeersbewegingen ten gevolge van het plan, is met behulp van het rekenmodel VI lucht & geluid vertaald naar input voor het SRMI model voor de berekening van het wegverkeerslawaai. Uit het onderzoek komt naar voren dat het geluidniveau in Lden op 10 meter afstand van de as van de Doorbraak 51dB bedraagt. De berekeningen met behulp van beide modellen zijn opgenomen in Bijlage 9 Onderzoek verkeerslawaai. Binnen een centrumgebied, waar winkels en voorzieningen sterk het gebiedskarakter bepalen, zijn waarden van 51 dB te verwachten en niet onevenredig te noemen.

ONDERZOEK AKTIVITEITENBESLUIT

In dat kader wordt ook afgestemd op activiteiten die verwacht kunnen worden vanuit nieuwe functies en wordt bekeken of middels andere regelgeving (bijvoorbeeld toets aan het Actviteitenbesluit Milieubeheer) eventuele geluidhinder in voldoende mate kan worden ingeperkt dan wel dat het bestemmingsplan daarop dient aan te vullen door middel van extra borgingsmaatregelen.  

EFFECT VAN BEVOORRADING

Voor wat betreft de bevoorrading is gekeken naar:

  • 1. Aantal momenten en tijdstip van bevoorraden:
    De huidige praktijk is dat er twee keer per dag bevoorrading plaatsvindt. Dat is 's ochtend en 's avonds rond zeven uur. Deze frequentie wordt ook voor de toekomst aangehouden als standaard.
  • 2. Routing:
    In de huidige situatie verloopt de bevoorrading via de Stationsstraat of Doorbraak. Het uit- en inladen vindt plaats vanaf de openbare weg aan de Doorbraak.
    Conform voorliggend plan zal de routing wijzigen. De bevoorrading zal gaan via de Warmenhuizerweg en Doorbraak. De Stationsstraat en Dorpsstraat worden hierdoor ontlast. Aan de zuidoostzijde van het gebouw komt een helling voor laden en lossen. Overlast zal tot een minimum beperkt worden. Na het laden en lossen rijden de vrachtauto's via de Doorbraak of Stationsstraat weg.
    Ten opzichte van de huidige situatie ontstaat voor wat betreft de bevoorrading een verbetering langs de Dorpsstraat en de Doorbraak.

Gezien het feit dat er appartementen worden gebouwd en er woningen rond de supermarkt aanwezig zijn, is een geluidonderzoek ten aanzien van verkeer, laden en lossen en winkelkarretjes en installaties uitgevoerd. Het onderzoek is nodig enerzijds op grond van 'een goede ruimtelijke ordening' en anderzijds op grond van het Activiteitenbesluit. Het onderzoek is gericht op de supermarkt omdat hiervoor ook vanuit het Activiteitenbesluit een geluidonderzoek moet worden gedaan. De geluideffecten van de overige toe te voegen detailhandel en horeca zijn marginaal.

De resultaten van het onderzoek van NAA zijn opgenomen in de rapportage die als Bijlage 1 Onderzoek Geluidhinder bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

CONCLUSIE

Via maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit zullen de in het rapport benoemde indirecte hinderaspecten kunnen worden opgelost. In het kader van het bestemmingsplan zijn geen extra borgingsmaatregelen noodzakelijk. De uitvoerbaarheid in het kader van het bestemmingsplan is voldoende aangetoond.

4.1.2 Hinder van bedrijven en/of voorzieningen

In het plangebied zijn reeds diverse functies aanwezig die passen binnen een centrumgebied. Hier kunnen woningen, winkels, voorzieningen en horeca gecombineerd worden, waarbij de meerwaarde juist gevormd wordt door vermenging van deze functies, die de levendigheid en kwaliteit van het gebied vergroot.

ONDERZOEK

Uit de geactualiseerde publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en hindergevoelige objecten, zoals woningen, om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies.

In het plangebied is reeds een supermarkt aanwezig. Deze wordt echter verplaatst. De supermarkt komt daarmee dichter bij de woning aan de Dorpsstraat 175 te liggen. De afstand is altijd nog zodanig, dat voldaan wordt aan de minimaal gestelde afstand in de VNG-publicatie (10 meter).

Binnen het plangebied wordt voor één pand de mogelijkheid opgenomen om lichte horeca-activiteiten te starten. Dit betreft de nieuwbouw aan de Dorpsstraat. Voor deze horeca gaat de VNG-brochure uit van een minimale afstand van 10 meter. De woningen aan de overzijde van Dorpsstraat zijn op grotere afstand gelegen, waardoor dit geen hindersituatie oplevert. Voor de appartementen die boven het oude schoolgebouw worden gerealiseerd geldt dat de afstand iets kleiner is, namelijk 8 meter. Gezien de centrumfunctie van het gebied en het feit dat de appartementen onderdeel uitmaken van het totale plan, wordt in dit geval een kleinere afstand acceptabel geacht.

Voor wat betreft de dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen en maatschappelijke voorzieningen die mogelijk zijn binnen het plangebied gaat de VNG-brochure uit van een minimale afstand van respectievelijk
10 meter of 30 m. Voor enkele maatschappelijke voorzieningen geldt dat de afstand van 30 m tot zowel de woningen aan de overzijde van Dorpsstraat alsook de appartementen die in het plan worden gerealiseerd, niet altijd gehaald wordt. Gezien de centrumfunctie van het gebied en het feit dat de appartementen onderdeel uitmaken van het totale plan, wordt in dit geval een kleinere afstand acceptabel geacht.

De gebruiksmogelijkheden van de gronden die in het plangebied worden bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied zien ook op recreatief medegebruik en evenementen. Dit is ook al op basis van het vigerende bestemmingsplan Warmenhuizen toegestaan.

Voor de evenementen is een omgevingsvergunning vereist, waarbij een ruimtelijke afweging tot de voorwaarden van een mogelijke vergunningverlening behoort. In deze ruimtelijke afweging is de waarborg van de “goede ruimtelijke ordening” opgenomen. Op voorhand is dan ook geen sprake van een belemmering op het gebied van hinder van bedrijvigheid en voorzieningen.

CONCLUSIE

Vanuit het oogpunt van hinder van bedrijven mag het plan uitvoerbaar worden geacht.

4.2 Externe veiligheid

WETGEVING

Het beleid van de rijksoverheid, zoals opgenomen in het vierde Nationale milieubeleidsplan (NMP4) is gericht op het beheersen van de risico's in de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Een en ander is onder meer geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs) en de circulaire Zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen.

ONDERZOEK

Op de professionele versie van de Risicokaart zijn in de (wijde) omgeving van het plangebied risicobronnen aangegeven (zie figuur 17). Het betreft groente- en fruitverwerkingsbedrijf Vezet. Hier vindt opslag van ammoniak plaats voor de koeling van producten. Het bedrijf heeft een actuele milieuvergunning, er is geen sprake van een risicocontour buiten de terreingrens. In de nabijheid van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0018.jpg"

Figuur 17. Uitsnede risicokaart

CONCLUSIE

Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet door risico's vanwege het gebruik, de opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt belemmerd.

4.3 Luchtkwaliteit

WETGEVING

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.


Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10 ) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

In de Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007 worden de (nauwkeurigheids-) eisen ten aanzien van metingen van de luchtverontreinigende stoffen nader uitgewerkt. Onder andere is in deze regeling de hoeveelheid fijn stof van natuurlijke oorsprong opgenomen welke mag worden afgetrokken van de gemeten of berekende fijn stofconcentraties in de lucht. Dit wordt in de praktijk ook wel de 'zeezout-aftrek' genoemd. Voor de gemeente Schagen betekent dit dat de jaargemiddelde concentratie van PM10 mag worden verminderd met 3 µg/m3. Het aantal overschrijdingsdagen mag worden verminderd met vier.

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.


Grenswaarden luchtconcentraties  
Luchtconcentratie   Grenswaarde  
NO2    
jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  
PM10    
jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  
PM2,5
jaar gemiddelde concentratie  

25 µg/m3  

Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan.

Per 21 juni 2011 moet reeds aan de grenswaarden voor fijn stof (PM10) worden voldaan. Op 1 januari 2015 dient te worden voldaan aan de norm voor zeer fijn stof (PM2,5).

ONDERZOEK

De nibm-tool is een eenvoudig rekenmodel, waarmee de worst-case berekening van de luchtkwaliteit door het extra verkeer afkomstig van het plan is bepaald. Uit de berekening kwam naar voren dat nader onderzoek noodzakelijk was. Zie onderstaande weergave van de uitkomst van het model.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0019.png"

Het nader onderzoek is uitgevoerd met de NSL-rekentool versie 2014. De immissieconcentraties op leefniveau zijn bepaald door de verspreiding van extra verkeersemissies met dit model te berekenen.


Het model berekent de bijdrage van het verkeer aan de luchtverontreiniging ten opzichte van de achtergrondconcentraties. Deze achtergrondconcentraties zijn gebaseerd op het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het RIVM. Het RIVM heeft aan de hand van deze meetwaarden de achtergrondconcentraties voor heel Nederland bepaald. Voor de toetsing aan de normen (grenswaarden) uit de Wet milieubeheer wordt de bijdrage van het verkeer bij de achtergrondconcentratie opgeteld om de totale hoeveelheid luchtverontreinigende stoffen te bepalen. Deze totale hoeveelheid luchtverontreiniging wordt getoetst aan de norm.


Op bijgevoegde kaart zijn de waarneempunten aangegeven. Bij de bepaling zijn naast de verderop genoemde verkeersintensiteiten de volgende uitgangspunten aangehouden:

- als snelheidstype is 'normaal stadsverkeer' aangehouden;

- als wegtype is 2 (standaard) aangehouden;

- als bomenfactor is 1,0 aangehouden.


De toename van het verkeer is berekend op circa 1.480 mvt/ etmaal. Deze zijn aan de hand van de vorm en de plaats van de gemeente toegedeeld aan de drie ontsluitingspunten (zie Bijlage 10 Luchtkwaliteit) van het project.

Verkeergegevens          
Plaats   Straat   Intensiteit   Fractie   Fractie   Fractie  
  naam   (mvt/etm)   licht   middel   zwaar  
Warmenhuizen   1 Doorbraak   1233   99.2   0.5   0.3  
  2 Doorbraak   1233   99.2   0.5   0.3  
  3 Pastoor Willemsestraat   247   100.0   0.0   0.0  

In de navolgende tabel en afbeelding is de luchtkwaliteit weergegeven van de betreffende locaties. In deze tabel is de berekende jaargemiddelde concentratie uitgedrukt in µg/m3. Bij de uurgemiddelde en 24 uursgemiddelde concentratie is de overschrijding daarvan in uren respectievelijk dagen per jaar weergegeven. De berekeningen zijn opgenomen in de Bijlage 10 Luchtkwaliteit.

Nr   Luchtconcentratie   Norm   berekende waarde  
1   NO2 Jaargem. concentratie   40 µg/m3   12,7   µg/m3  
  PM25 Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m3   11.1   µg/m3  
  PM10 Jaargem. concentratie   40 µg/m3   17,6   µg/m3  
  PM10 24 uursgemiddelde concentratie   50 µg/m3 max. 35 maal/jr   6,3   dagen  
2   NO2 Jaargem. concentratie   40 µg/m3   12,7   µg/m3  
  PM25 Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m3   11.1   µg/m3  
  PM10 Jaargem. concentratie   40 µg/m3   17,6   µg/m3  
  PM10 24 uursgemiddelde concentratie   50 µg/m3 max. 35 maal/jr   6,3   dagen  
3   NO2 Jaargem. concentratie   40 µg/m3   12,4   µg/m3  
  PM25 Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m3   11.1   µg/m3  
  PM10 Jaargem. concentratie   40 µg/m3   17,5   µg/m3  
  PM10 24 uursgemiddelde concentratie   50 µg/m3 max. 35 maal/jr   6,3   dagen  

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0020.png"

Voor stikstofdioxide blijkt uit de scenarioberekeningen dat in 2020 de grenswaarden of plan- en alarmdrempels voor de jaargemiddelde concentratie en de uurgemiddelde concentratie niet worden overschreden.

Voor fijn stof blijkt uit de scenarioberekeningen dat in 2020 de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie en de 24 uursgemiddelde concentratie niet worden overschreden.

De normen zoals die in de Wet milieubeheer zijn weergegeven, worden derhalve niet overschreden.

CONCLUSIE

De uitvoerbaarheid van voorliggend plan wordt niet door onaanvaardbare gevolgen voor de luchtkwaliteit belemmerd.

4.4 Ecologie

WETGEVING

Bij een ruimtelijk plan dient aandacht te worden gegeven aan de effecten ervan op natuurwaarden, zowel wat betreft de soortenbescherming (Flora- en faunawet) als op de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998 en Ecologische Hoofdstructuur).

SOORTENBESCHERMING

Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd).

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, wordt een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Tevens wordt gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.

ONDERZOEK

In 2012 is een quickscan ecologie uitgevoerd voor het centrumgebied van Warmenhuizen. Het voorliggende plangebied maakt deel uit van het onderzochte terrein. De te amoveren bebouwing in het plangebied van dit bestemmingsplan is onderzocht op geschikte invliegopeningen voor vleermuizen. Het is gebleken dat de bebouwing hiervoor geschikte mogelijkheden heeft, waardoor een vervolgonderzoek naar vleermuizen noodzakelijk is.

De te amoveren bebouwing is daarnaast geschikt gebleken als vaste verblijfplaats voor huismus en gierzwaluw. Door het tijdstip van de quickscan was op dat moment niet vast te stellen of de bebouwing tijdens de broedperiode door een van deze soorten gebruikt wordt. Daarom is ook voor deze soorten een vervolgonderzoek gedaan. Het onderzoek naar vleermuizen behelst een aantal veldbezoeken op verschillende tijden in de zomer- en herfstperiode van 2014. Tijdens de onderzoeksperiode zijn er voor alle zekerheid nestkasten opgehangen die eventueel als vervangende verblijfplaats kunnen dienen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat geen van de onderzochte soorten in het plangebied verblijft. Ook vormt het plangebied geen essentieel onderdeel van een vliegroute of foerageergebied van vleermuizen. Ten aanzien van de op basis van de Flora- en faunawet streng beschermde vleermuizen, gierzwaluw en huismussen worden daarmee bij de werkzaamheden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.

CONCLUSIE

Met deze worst-case maatregelen kan worden gesteld dat het bestemmingsplan ten aanzien van de Flora- en faunawetverplichtingen uitvoerbaar is.

Het rapport van de quickscan ecologie is opgenomen in Bijlage 2 Quickscan Ecologie.

Het rapport met het vervolgonderzoek naar vleermuizen, gierzwaluw en huismus is opgenomen in Bijlage 3 Vervolgonderzoek Ecologie.

4.5 Water

WET- EN REGELGEVING

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor ruimtelijke plannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

In het plangebied is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) de waterbeherende instantie. Het HHNK heeft haar beleid opgenomen in het Waterbeheerplan 'Van veilige dijken tot schoon water'. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwaliteit en waterkwantiteit. Daarnaast beschikt het HHNK over een verordening, het Keur 2009.

ONDERZOEK

Het voorliggende plan is voor de watertoets voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De watertoets is een efficiënte wijze om vast te stellen of een plan bijzondere aandacht behoeft op het gebied van water (afvoer, waterhuishouding, kwaliteit, et cetera).

Het plangebied is in de huidige situatie nagenoeg volledig verhard. Het plan voorziet slechts in zeer beperkte mate in een toename van verharding. De verslaglegging van de watertoets is opgenomen in Bijlage 4 Resultaten Watertoets bij dit plan.

CONCLUSIE

De conclusie is dat het plan uitvoerbaar is.

4.6 Archeologie

WETGEVING

De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Monumentenwet (Monw) zijn onder meer gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet, als dat plan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, in principe archeologisch onderzoek plaatsvinden. Degene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoort, is financieel verantwoordelijk voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van eventuele archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0021.jpg"

Figuur 18. Gebied in Warmenhuizen met een hoge archeologische verwachtingswaarde (rood gebied)

ONDERZOEK

Uit de kaarten bij de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie kan worden afgeleid dat een deel van het plangebied in het gebied ligt dat wordt aangemerkt als AMK-terrein met hoge archeologische waarde. Dit is meegenomen in het archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd in augustus 2013. Het onderzoek heeft betrekking op een groter plangebied dan waar dit bestemmingsplan op ingaat. Alleen het westelijk deel van het onderzoeksgebied valt binnen de grenzen van dit bestemmingsplan. In het navolgende wordt daarom alleen de conclusie voor dit deel van het onderzoeksgebied benoemd.

Het onderzoek concludeert dat het westelijke deel een hoge archeologisch verwachtingswaarde heeft. Het advies is dan ook om de sloop- en graafwerkzaamheden die hier zullen plaatsvinden beneden het maaiveld archeologisch te begeleiden op basis van een op te stellen Programma van Eisen (PvE). De reden van deze hoge verwachtingswaarde ligt in het feit dat dit gebied gelegen is in de historische kern van Warmenhuizen. Diverse historische kaarten laten zien dat hier al in de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen gewoond en gewerkt werd. Het PvE wordt opgesteld door een daarvoor gecertificeerd bureau, waarna door de bevoegde overheid een selectiebesluit wordt genomen. Het uitvoeren van de werkzaamheden mag alleen plaatsvinden wanneer de uitvoerders zich houden aan bepaalde verplichtingen. Deze verplichtingen worden opgenomen in de voorschriften die aan de vergunning of ontheffing worden verbonden.

Omdat hierdoor de archeologische waarden voldoende zijn gewaarborgd is voor het deel van het plangebied waarin werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, geen dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” opgenomen. Voor het gedeelte zuidelijk van de voormalige school (met de bestemming Wonen) is de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” wel opgenomen.

Het archeologisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 5 Archeologisch onderzoek.

CULTUURHISTORIE

In het plangebied is de stolpboerderij aangeduid op de provinciale informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie. Als algemene informatie is daarbij aangegeven dat de stolpboerderij het meest identiteitsbepalende historische boerderijtype in Noord-Holland is, vooral voor Noord-Holland boven het Noordzeekanaal. De stolpboerderij kenmerkt zich door een vierkant houtskelet dat dient als draagconstructie voor een hoog piramidevormig dak. De beleidslijn is gericht op het streven naar het behouden van de 4600 bewaard gebleven niet-beschermde stolpboerderijen als identiteitsbepalend bouwtype in het Noord-Hollandse landschap. Het gaat om behoud van de hoofdvorm; herbouw draagt alleen aan de genoemde identiteit bij wanneer wordt voldaan aan de oorspronkelijke maatvoering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWHZCentrum-VA01_0022.jpg"

Figuur 19. Detail Provinciale informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie. De stolpboerderij is aangeduid met een rode stip (bron: Provincie Noord-Holland)

De stolpboerderij zal ten behoeve van de herontwikkeling worden gesloopt. Stedenbouwkundig gezien heeft dit als voordeel dat er een aantrekkelijke en visueel betere (loop)verbinding ontstaat tussen de dorpsstraat en het voorplein bij de toekomstige supermarkt. Het versterkt de ruimtelijke relatie en belevingswaarde van het centrum. De auto's zullen uit dit deel van de doorgang worden geweerd, waardoor de situatie verkeersveiliger wordt.

CONCLUSIE

Met inachtneming van de aan de vergunning gekoppelde voorwaarden is het plan voor wat betreft de aspecten archeologie en cultuurhistorie uitvoerbaar.

4.7 Bodem

WETGEVING

Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning moeten aanhouden als blijkt dat de bodem is verontreinigd of wanneer het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een onderdeel van de onderzoeksverplichting bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan.

ONDERZOEK

In april 2014 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het gebied van de schoollocatie. Vooraf is reeds vastgesteld dat in het plangebied voor zover bekend geen activiteiten zijn geweest die verontreiniging veroorzaakt zouden kunnen hebben. Uit de resultaten van het onderzoek (veldwaarnemingen en analyseresultaten) is geconcludeerd dat de bodem (grond en grondwater) geen noemenswaardig verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen bevat. De gemeten gehalten vormen vanuit bodemhygiënisch oogpunt geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting van het terrein. Indien grond wordt afgevoerd om elders te worden hergebruikt, dan zal hiervoor een aanvullend onderzoek moeten worden uitgevoerd.

CONCLUSIE

Uit het onderzoek naar de bodemkwaliteit is gebleken dat het plan niet belemmerd wordt door het aspect bodem. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 6 Bodemonderzoek.

4.8 Parkeren

De ontwikkeling van het bouwplan zoals aangegeven in de planbeschrijving, vraagt 113 extra parkeerplaatsen. Gezien het verdwijnen van een deel van de Albert Heyn en de Theresiaschool en een woning zijn daarentegen weer 87 parkeerplaatsen minder nodig. In het totaal zijn daarom minimaal 26 parkeerplaatsen extra nodig. Het bestemmingsplan voorziet hier in door de aanleg van 29 nieuwe parkeerplaatsen. Het plan voorziet hiermee volledig in de eigen parkeerbehoefte.

Een berekening naar het aantal benodigde parkeerplaatsen is opgenomen in Bijlage 7 Onderbouwing parkeren.

4.9 Duurzaamheid

De gemeente Schagen heeft in 2013 het Uitvoeringsprogramma (2014-2018) naar een meer energie-neutrale gemeente Schagen vastgesteld. Uitgangspunt van het programma is om concrete stappen te zetten naar een gemeente die zoveel mogelijk zelfvoorzienend wordt in zijn energiebehoefte en deze behoefte zo efficiënt mogelijk kan hanteren. Op deze wijze levert de gemeenschap een bijdrage aan een zelfredzame en duurzame maatschappij.

  • De doelstellingen die zijn opgenomen in het programma zijn:Op de lange termijn is de gemeente energieneutraal en klimaatbestendig;
  • Op de korte termijn vindt overal 16% energiebesparing plaats en wordt 24% van het energieverbruik duurzaam opgewekt.

4.10 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

WETGEVING

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Het aantal situaties waarvoor een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht moet worden uitgevoerd is verminderd. Er zijn nu meer situaties waar eerst beoordeeld kan worden of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst van het Besluit die beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of er belangrijke nadelige milieugevolgen zijn. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Het onderhavige project komt voor onder D.11.2: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

SITUATIE PLANGEBIED

Het voorliggende plan voorziet in de verplaatsing en beperkte uitbreiding van een bestaande supermarkt en de aanleg van een parkeerterrein. Uit de paragrafen 4.1 tot en met 4.8 is gebleken dat er geen milieubelemmeringen zijn voor de realisatie van het plan. De voorgaande toelichting kan daarom worden beschouwd als vormvrije m.e.r..

CONCLUSIE

Gezien de milieueffecten wordt voldaan aan de criteria zoals die zijn opgenomen in de bijlage III bij de 'EU-richtlijn milieubeoordeling projecten'2 . Het voorliggende plan geeft geen aanleiding voor een vervolgonderzoek in het kader van een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Juridische vormgeving

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de vernieuwing een deel van het centrumgebied in Warmenhuizen.

Op grond van artikel 3.1.3 Bro en artikel 3.1.6 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:

  • 1. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  • 2. bestemmingen die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
  • 3. regels die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
  • 4. voor zover nodig uitwerkings- en wijzigingsregels en afwijkingen bij een omgevingsvergunning.

Daarnaast dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de uitkomsten van het overleg zijn vermeld.

De invoering van de nieuwe Wro en het nieuwe (Bro) heeft op 1 juli 2008 plaatsgevonden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is de geldende wet- en regelgeving toegepast.

HET DIGITALE BESTEMMINGSPLAN

De koppeling van de kaart, toelichting en regels (het bestemmingsplan) wordt in de nieuwe systematiek de verbeelding genoemd. De verbeelding is vervat in een Geographic Markup Language (GML). Het digitale plan heeft voorrang op het analoge plan. Voor het digitale bestemmingsplan gelden de RO-stan-daarden. De RO-standaarden bestaan uit: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke instrumenten 2008 (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012).

Het bestemmingsplan is zodanig vorm gegeven dat er sprake is van een digitaal uitwisselbaar plan, dat wil zeggen dat:

  • aan alle verschillende kaartobjecten IMRO2012-coderingen zijn toegekend;
  • de regels conform de SVBP2012 zijn opgesteld;
  • de digitale kaart is vertaald naar de standaardtechniek van uitwisseling GML;
  • de toelichting en regels in digitale vorm aan de kaart zijn gekoppeld.

Gebruik van de IMRO2012-coderingen zorgt er voor dat de bestemmingen op de kaart eenduidig worden geclassificeerd en dat, met behulp van een conversieprogramma, de kaart met regels ook door de ontvanger kan worden gelezen.

De SVBP2012 bevat een aantal voorschriften dat moet worden opgevolgd en heeft op deze wijze rechtstreeks gevolg voor de inhoud van de regels van het bestemmingsplan.

VORMGEVING KAART

Bij de vormgeving van de kaart is aangesloten bij het standaardrenvooi zoals dat is opgenomen in de SVBP2012. Het kleurgebruik in de verbeelding is gelijk aan de analoge kaart en gebaseerd op de SVBP2012.

VORMGEVING REGELS

Bij de vormgeving van de regels is aangesloten bij de systematiek die is voorgeschreven door de SVBP2012. Dit heeft tot gevolg dat er meer uniformiteit in bestemmingsplannen ontstaat.

Het bestemmingsplan is daarmee geschikt voor digitale raadpleegbaarheid.

5.2 De bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen in dit plan.

Gemengd

De bebouwing in het plangebied valt hoofdzakelijk binnen de bestemming 'Gemengd'. De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor detailhandel, dienstverlening en wonen (al dan niet in combinatie met beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis en mantelzorg). In de bestemming 'Gemengd' zijn geen bedrijven toegestaan. Volumineuze detailhandel is evenmin toegestaan. Horeca is alleen toegestaan indien dit specifiek is aangeduid. In dit bestemmingsplan is alleen ter plaatse van de betreffende aanduiding lichte horeca toegestaan in categorie 1.

Bouwmogelijkheden ten behoeve van gebouwen mogen alleen worden benut voor zover ze binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak plaatsvinden. Binnen de bouwvlakken zijn de maximale bouwhoogten van gebouwen opgenomen. In de bestemming zijn ten hoogste 4 nieuwe appartementen toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De straten en parkeerterreinen vallen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Incidenteel zijn binnen deze bestemming evenementen mogelijk.

Mede ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen kunnen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Het betreft hier de mogelijkheid tot het bouwen van gebouwen en overkappingen van een beperkte omvang, zoals een fietsenstalling en een gebouw voor het stallen van winkelwagentjes. In de bouwregels is opgenomen dat de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m² en dat de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen.

Wonen

Een klein deel van de bestaande bebouwing valt binnen de bestemming 'Wonen'. Het betreft de bebouwing behorende bij de woning aan de Dorpsstraat 175. In het vigerend bestemmingsplan heeft deze bebouwing een bestemming "Maatschappelijk". Deze bestemming sluit echter niet aan bij het toekomstig gebruik. Daarom is nu de bestemming 'Wonen' toegekend. In de regels is het gebruik voor detailhandel en horeca specifiek uitgesloten. Algemeen geldt dat in de gemeente binnen de bestemming 'Wonen' een bijbehorend bouwwerk niet voor zelfstandige bewoning gebruikt mag worden. Daarom is dit ook op deze plek eveneens uitgesloten.

Waarde - Archeologie

Voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geldt dat deze mede bestemd zijn voor het behoud van de archeologische waarden. Hier mogen geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van meer dan 100 m2, tenzij niet dieper wordt gewerkt dan 35 cm. Voor bouwwerken, werkzaamheden en werken die deze grenzen overschrijden is een vergunning nodig.

Hoofdstuk 6 Economische en Maatschappelijke haalbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

WETTELIJK KADER

Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangegeven. Voorliggend wijzigingsplan leidt tot de uitbreiding van de Albert Heijn-supermarkt. Het planvoornemen is derhalve een bouwplan op grond van artikel 6.2.1 Bro.

Doel van een grondexploitatieregeling is het aantonen van de financiële haalbaarheid, het verzekeren van het kostenverhaal en het bieden van aanvullende sturingsmogelijkheden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In beide gevallen kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

EXPLOITATIEKOSTEN

Het plan wordt door een private partij ontwikkeld. Wat betreft de uitbreiding van de supermarkt en de bijbehorende winkels en het parkeerterrein zal er voor de vaststelling van het bestemmingsplan een anterieure overeenkomst zijn gesloten waarin het verplicht kostenverhaal is afgedekt. De exploitatie ligt geheel in handen van en is voor risico van de ontwikkelende partij. Deze partij draagt alle kosten van de realisatie van het plan.

ONDERZOEKS- EN PLANKOSTEN

De kosten voor het voorliggende bestemmingsplan en de daarbij behorende noodzakelijke onderzoeken worden deels door de initiatiefnemer gedragen. De betaling van de kosten die de gemeente heeft gemaakt is verzekerd in de anterieure overeenkomst en/of via leges.

PLANSCHADE

Door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de betreffende gronden bestaat de mogelijkheid dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1. Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden door de initiatiefnemer gedragen. De vergoeding van eventuele planschade is geregeld in de anterieure overeenkomst.

CONCLUSIE

Op basis van deze overwegingen mag het plan economisch uitvoerbaar worden geacht. Dit betekent dat de uitvoering van het voorliggende plan niet door een onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Overige uitvoerbaarheidsaspecten

De Provincie Noord-Holland is aan de hand van de schetsplannen geconsulteerd over het plan. Vanuit de provincie zijn geen opmerkingen gemaakt over de planvorming. Zoals eerder aangegeven is het plan getoetst door middel van de zogenaamde Watertoets. Het Hoogheemraadschap heeft verder geen bezwaar tegen het plan. Hiermee zijn de belangrijkste overheden in het vooroverleg betrokken en kan op grond hiervan worden geconcludeerd dat er ten aanzien van provinciale- en waterbelangen geen uitvoerbaarheidsbelemmeringen zijn.

De gemeente heeft voorts in de afgelopen jaren doormiddel van informatie-/inspraakavonden de omwonenden en andere belanghebbenden geïnformeerd over (de voortgang van) de nieuwe ontwikkelingen. Tot vlak voor het ingaan van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan en bouwplan hebben deze besprekingen plaats gevonden. Het ontwerp-bestemmingsplan heeft ter visie gelegen. Op het plan is één zienswijze ingediend. Deze is behandeld in de nota van zienswijzen/ambtshalve wijzigingen bestemmingsplan Warmenhuizen Centrum (bijlage 11).