direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dijkzicht Schagerbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het oude voetbalveld van Vesdo is niet meer geschikt om op te sporten. Daarom heeft het college van burgemeester en wethouders in februari 2019 onderzocht of deze locatie wellicht geschikt is als woningbouwlocatie voor betaalbare woningen. Onder het aantal starters, ouderen en eenpersoonshuishoudens is de vraag groot naar een betaalbare (huur)woning in Schagen (bron: Woonvisie 2014-2018). Het voormalige voetbalveld wordt daarom ontwikkeld naar een woongebied in het groen met voldoende woningen voor deze doelgroepen.

In oktober 2019 en september 2020 zijn twee inloopavonden georganiseerd waarin de verdere invulling van het gebied samen met de bewoners van Schagerbrug is besproken en verder is uitgewerkt tot een stedenbouwkundig plan. Het gebied biedt ruimte voor verschillende soorten woningen, waaronder maximaal 16 sociale huurwoningen. De verkavelingsstructuur van de omgeving wordt doorgetrokken door in het centrum van het gebied een aantrekkelijke groenstrook te creëren met ruimte voor spelen en ontmoeten. Ook wordt de skatebaan aan de P. Ottstraat behouden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de P. Ottstraat. Ten noorden van het gebied ligt een grasveld wat hoort bij een rijvereniging. Aan de oost- en zuidzijde liggen agrarische gronden. Ten westen van de locatie loopt de P. Ottstraat met daarachter Sporthal Molentocht en voetbal- en tennisvelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1: Luchtfoto van het plangebied, room omlijnd (bron: Luchtfoto, 2020)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Dorpen langs de Groote Sloot' (vastgesteld 29-05-2012). De gronden hebben de bestemming 'Sport', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

De gronden met de bestemming 'Sport' zijn onder andere bestemd voor sportterreinen en sportvoorzieningen. De gronden met de bestemming 'Groen' voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen en waterlopen en waterpartijen. De gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn onder andere bestemd voor woonstraten en paden, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Daarbij geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'.

De ontwikkeling voorziet in maximaal 47 woningen en is daarmee niet passend binnen de huidige bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2: Uitsnede van het bestemmingsplan 'Dorpen langs de Groote Sloot' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Planvorm

Het bestemmingsplan heeft als doel de herontwikkeling van het sportpark planologisch mogelijk te maken. Om deze ontwikkeling van een goede juridische regeling te voorzien is voor een gedetailleerde planvorm gekozen.

1.5 Leeswijzer

Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 2 de visie op het plangebied beschreven en wordt de gewenste ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 4 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt aan de zuidoostelijke rand van Schagerbrug. Schagerbrug is een lintdorp gebouwd langs de Groote Sloot en het kruispunt met de Schagerweg. De locatie ligt aan de rand van Schagerbrug, op de overgang van kern naar het open, landelijk gebied. Het landelijk gebied bestaat voornamelijk uit agrarische gronden met hiertussen sloten en bosschages. De zuidoostelijke rand van Schagerbrug wordt omsloten door een groenstrook met bomen.

Tegenover het gebied ligt een sporthal met voetbal- en tennisvelden. De planlocatie is momenteel nog onderdeel van dit sportgebied. Hier liggen een deel van de voetbalvelden. Aan de P. Ottstraat bevinden zich parkeervoorzieningen en een skatebaan. Het gebied wordt omringd door een robuuste groenstrook met bomen. De locatie heeft een bestaande ontsluiting op de P. Ottstraat. Deze sluit aan op de Schagerweg, welke in het oosten richting Schagen gaat en in het westen aansluit op de N248 en N9. Het dorpscentrum ligt op 10 minuten loopafstand en de basisschool op 7 minuten loopafstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.1: Zicht op het plangebied vanaf de P. Ottstraat (bron: GoogleStreetview, augustus 2016)

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.2: Luchtfoto van het plangebied (bron: GoogleMaps, 2021)

2.2 Toekomstige situatie

Op de plek van het oude voetbalveld worden maximaal 47 woningen gerealiseerd. De parkeerplekken en de skatebaan aan de P. Ottstraat worden behouden, zodat de bezoekers van de sportfaciliteiten en de toekomstige bewoners hier gebruik van kunnen maken. De wijk krijgt een groen karakter met een centrale groenstrook met water in het centrum van de wijk. De boomstructuur in het oosten en zuiden blijft behouden. De wegenstructuur wordt in een lus vormgegeven.

De verkavelingsstructuur van de omgeving wordt doorgetrokken in de centrale groenblauwe strook. Hier is een loopbrug beoogd, welke het noordelijk met het zuidelijk deel verbindt. Er wordt ruimte gecreëerd voor waterberging en er komt een speelplek waar kinderen veilig kunnen spelen.

Figuur 2.3 geeft een impressie van een mogelijke invulling van het plangebied weer. In ontwikkelveld noord wordt een hogere dichtheid toegepast. Hier komen maximaal 26 woningen. Hier worden de sociale huurwoningen en goedkope koopwoningen naar verwachting gerealiseerd.

In ontwikkelveld zuid-1 komen maximaal 13 woningen. Naar verwachting realiseren we hier woningen in het middeldure segment. Aan de boomrand/windsingel in ontwikkelveld zuid-2 komen maximaal 8 twee-onder-een-kapwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0005.png"

Figuur 2.3: Plattegrond stedenbouwkundig plan (bron: Gemeente Schagen)

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en lokaal beleid beknopt samengevat.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de mede-overheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

3.2.2 Barro

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.

Toetsing

Het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Schagerbrug past binnen het rijksbeleid.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en moet overprogrammering worden voorkomen. Middels de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' vindt een toetsing plaats.

De Ladder bestaat uit de volgende treden:

  • 1. Is er een behoefte? Voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een behoefte voor het betreffende ruimtelijke verzorgingsgebied? De aard en omvang van een stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt.
  • 2. Buitenstedelijk? Indien de voorgenomen stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, moet worden gemotiveerd waarom niet binnen een bestaand stedelijk gebied in de behoefte van de ontwikkeling kan worden voorzien.

De Ladder is kaderstellend voor juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de centrale overheden, zoals bestemmingsplannen en projectbesluiten.

Voor deze plannen moeten de treden van de Ladder worden doorlopen. Het doel van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hiermee wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Toets aan ladder voor duurzame verstedelijking

Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument met het doel efficiënt ruimtegebruik te bevorderen. Voor stedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Indien het bestemmingsplan de ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Wel of geen stedelijke ontwikkeling

De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. In dit geval is dus sprake van een stedelijke ontwikkeling. Er is ook sprake van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling omdat binnen de huidige bestemming 'Sport' geen woningen zijn toegestaan en er dus meer dan 11 woningen worden toegevoegd.

Bestaand stedelijk gebied

In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

De beantwoording van de vraag of een plangebied als een bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt, hangt volgens de Nota van toelichting (2017) af van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving. Het begrip is in de jurisprudentie nader ingevuld.

Hieruit wordt geconcludeerd dat het gebied onderdeel uitmaakt van het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied werd gebruikt voor sport. Het gebied is door de provincie in haar omgevingsverordening ook aangemerkt als stedelijk gebied (contramal landelijk gebied). Dit betekent dat de behoefte moet worden beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0006.jpg"

Figuur 3.1: Omgevingsverordening NH2020 Kaart 14 Landelijk gebied (2020) (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Relevante regio

Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de stedelijke ontwikkeling bepaalt tot welk gebied de beschrijving van de behoefte zich moet uitstrekken. De begrenzing van de regio is dus afhankelijk van de aard en omvang het programmaonderdeel dat als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Voor wonen is dat de gemeente Schagen binnen de woonregio Kop van Noord-Holland.

Beschrijving woningbehoefte

Voor het bepalen van de woningbehoefte zijn provinciaal, regionaal en gemeentelijk woonbeleid, de provinciale prognose en regionale afspraken leidend. Deze worden hierna behandeld.

De bevolking groeit de komende jaren in Nederland. Tot 2035 groeit de bevolking het hardst met zo'n 890.000 inwoners.* Echter geldt deze prognose niet voor Schagen. Hier neemt de bevolking nauwelijks toe. Alleen het aantal 65+-ers neemt tot 2035 met bijna 3 duizend personen toe, zie ook figuur 2.3. Toch neemt het aantal huishoudens toe. Dit komt voornamelijk omdat er door de vergrijzing minder personen per huishouden zijn. Het totaal aantal huishoudens in de gemeente Schagen groeit met 4%, zie figuur 2.4.** Hierdoor zijn er ook in Schagen meer woningen nodig.

Tabel 3.1: Bevolkingsprognose Schagen (x 1.000 inwoners)*:

  2020   2035   2050  
Totaal   46,5   46,3   46,5  
0-20   9,8   8,6   9,0  
20-65   25,4   23,6   23,5  
65+   11,3   14,1   13,9  

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0007.jpg"

Figuur 3.2: Vergrijzing per gemeente tot 2035**

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0008.jpg"

Figuur 3.3: Groei en krimp aantal huishoudens tot 2050**

*bron: CBS Statline, Regionale prognose 2020-2050; bevolking, intervallen, regio-indeling 2018

** bron: PBL, Regionale bevolkingsgroei, https://themasites.pbl.nl/o/regionale-bevolkingsprognose/#h4

Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025

De woonagenda betreft de uitvoeringsagenda voor de komende vijf jaar met een beschrijving van de ambities, uitgangspunten en acties van de provincie.

De ambitie van de provincie is als volgt geformuleerd: "Onze ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn of komen. De woningbouw wordt vooral in of aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, overeenkomend met de kwalitatieve behoefte en demografische trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt". De doelstelling van de provincie is om te zorgen voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen.

In lijn met de ambitie en doelstelling zijn vier ruimtelijke uitgangspunten opgesteld:

  • 1. Wonen is onderdeel van een integrale verstedelijkingsopgave.
  • 2. We geven ruimte voor woningbouw, uitgaande van zorgvuldig ruimtegebruik en mobiliteit.
  • 3. We versterken de rol van de kernen en steden in het regionale netwerk, leidend tot keuzes voor woningbouw- en economische ontwikkeling en het voorzieningenniveau in de regio.
  • 4. We bieden ruimte voor maatwerk en sturen op (inter)regionale samenwerking.

De speerpunten voor het woonbeleid van de provincie voor 2020-20205 zijn als volgt:

  • 1. Een woning voor iedereen:
    • a. adaptief en vraaggestuurd programmeren;
    • b. productie op peil: aanjagen woningbouwproductie;
    • c. kwalitatief, betaalbaar en divers woningaanbod.
  • 2. Gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen in een aantrekkelijke provincie.

De provincie stuurt op een versnelling van de woningbouwproductie de komende jaren. Daarbij wordt aandacht gegeven aan een kwalitatief divers aanbod, aansluitend op de vraag. Regionale programmeringen en gemeentelijk beleid zijn daarbij de basis. Met de toevoeging van maximaal 47 woningen kan worden bijgedragen aan de woningbouwproductie. In navolgend stuk wordt getoetst aan de regionale programmering en gemeentelijk beleid.

Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2019-2040

De indicatieve woningbehoefte in Noord-Holland Noord tot 2030 is 18.500 woningen, waarvan in de regio Kop van Noord-Holland 2.000.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0009.png"

Figuur 3.4: Ontwikkeling woningbehoefte provincie Noord-Holland 2019-2040 (bron: Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2019-2040, 2019)

De beoogde ontwikkeling van maximaal 47 woningen in Schagerbrug valt binnen de woonregio Kop van Noord-Holland. Uit de in de bevolkingsprognose vastgestelde woningbehoefte voor de gemeente Schagen blijkt dat tot 2030 1.050 woningen noodzakelijk zijn om in de woningbehoefte te kunnen voorzien. Met de beoogde ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd om te voorzien in deze behoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0010.jpg"

Figuur 3.5: Ontwikkeling woningbehoefte Schagen, binnen regio Kop van Noord-Holland 2019-2030 (bron: Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2019-2040, 2019)

Woondeal Noord-Holland Noord

De provincie Noord-Holland heeft samen met 18 gemeente en marktpartijen de ambitie om tot 2030 circa 40.000 extra woningen te bouwen op binnenstedelijke locaties en zoveel mogelijk in de buurt van trein- en busstations. De nadruk in de woondeal ligt op het bouwen van betaalbare woningen voor starters, doorstromers en alleenwonenden. Vooral de locaties in de noordelijke corridor (N245/spoor Alkmaar-Schagen) hebben perspectief. Langs deze infrastructuurlijn worden extra bouwlocaties beoogd om te voldoen aan de overlopende vraag.

Met de beoogde ontwikkeling kan worden bijgedragen aan de woningbouwproductie in de regio. Met het toevoegen van woningen op deze locatie kan doorstroming in Schagerbrug en Schagen bevorderd worden. De ligging nabij de N245 langs de infrastructuurlijn maakt het een aantrekkelijk locatie. Dit sluit aan bij de ambities uit de woondeal.

Monitor woningbouw 2020

De monitor woningbouw bevat cijfers over de ontwikkeling van de woningvoorraad en huishoudens, en de ontwikkeling van de plancapaciteit. Deze cijfers worden afgezet tegen de woningbehoefte uit de Bevolkingsprognose Noord-Holland 2019-2040. Deze monitor wordt jaarlijks uitgevoerd.

Als eerste is de inhaalvraag bepaald van de afgelopen jaren. Dit is het aantal woningen dat bovenop de verwachte vraag naar woningen gebouwd zou moeten worden om de druk op de woningmarkt af te laten nemen. Voor de regio Kop van Noord-Holland geldt dat er de afgelopen jaren 300 woningen minder zijn gebouwd dan de toename van het aantal huishoudens is geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0011.png"

Figuur 3.6: Inhaalvraag (aantal woningen) op basis van verschil huishoudensgroei en nieuwbouwproductie 2014-2018 (bron: Monitor Woningbouw, 2020)

Voor de regio Kop van Noord-Holland geldt dat de woningbehoefte tot 2030 1.600 woningen betreft. Het aantal harde plannen betreft 1.900 woningen. Echter worden in de praktijk niet al deze plannen gerealiseerd. Hiermee is er voldoende plancapaciteit om aan de woningbehoefte te voldoen. De beoogde ontwikkeling van maximaal 47 woningen in Schagerbrug kan bijdragen aan de woningbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0012.jpg"

Figuur 3.7: Woningbehoefte 2019-2040 en plancapaciteit (bron: Monitor Woningbouw, 2020)

Regionaal Actieprogramma Wonen 2017-2020 (RAP 2.0)

In het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) maakt de regio Kop van Noord-Holland afspraken over zowel de kwantitatieve als kwalitatieve woningvoorraad. In de versie 2017-2020 worden voornamelijk procesafspraken gemaakt om de doelen van het RAP 1.0 te behalen. In het RAP worden diverse zaken met elkaar afgestemd, zoals de kwalitatieve woningbouwprogrammering, levensloopbestendige woningen en het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. In het RAP staan afspraken op het gebied van:

  • 1. Vraaggestuurd bouwen;
  • 2. Binnenstedelijk bouwen en transformeren;
  • 3. Betaalbaarheid en sociale woningbouw;
  • 4. Wonen, zorg, welzijn en voorzieningen;
  • 5. Duurzaam bouwen;
  • 6. Zelfbouw;
  • 7. Aparte status op Texel; en
  • 8. Organisatie, middelen en monitoring.

In het RAP wordt verwezen naar het Kwalitatief woningbouwprogramma van de Kop (KwK), waarin afspraken zijn gemaakt over de woningbouwprogrammering. In het Kwk 'Convenant: Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030' staat Dijkzicht (hierin genoemd B-velden) opgenomen met een programmering van 44 woningen.

In het RAP staat vastgesteld dat gemeente moeten streven naar een gevarieerd, volwaardig en betaalbaar woningaanbod voor de toenemende groep senioren. Daarnaast verdient de groep jongeren en starters extra aandacht bij het vinden van een betaalbare (sociale) huurwoning. De ontwikkeling voorziet in maximaal 47 woningen, waarvan maximaal 10 sociale huurwoningen en maximaal 6 levensloopbestendige woningen voor senioren. Hiermee is de ontwikkeling in lijn met de reeds gemaakt regionale afspraken.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er zowel een kwantitatieve als kwalitatieve vraag bestaat naar uitbreiding van het woningaanbod in de gemeente Schagen.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie NH2050

vastgesteld op 19 november 2018

Middels de Omgevingsvisie NH2050 geeft de provincie Noord-Holland richting aan de toekomst van de leefomgeving in de provincie. Hierin wordt de balans gezocht tussen economische groei en leefbaarheid. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:

  • 1. Dynamisch schiereiland: hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling: hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's: gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie: benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Toetsing

De locatie vervult geen actieve functie meer nu de voetbalvelden niet meer geschikt zijn voor gebruik. Door de huidige locatie te herontwikkelen ontstaat er ruimte voor woningen en wordt de leefbaarheid van Schagerbrug versterkt. In de stedenbouwkundige opzet wordt rekening gehouden met de verbinding met het dorp en het in stand houden van landschappelijke kwaliteiten door de bomenstrook grotendeels te behouden. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan het ontwikkelprincipe van sterke kernen, sterke regio's.

3.3.2 Omgevingsverordening NH2020

vastgesteld op 22 oktober 2020, inwerkingtreding op 17 november 2020

De Omgevingsverordening is de vertaling van de Omgevingsvisie in regels. Hierin zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Middels de Omgevingsverordening wordt woningbouw gestimuleerd. Regionale afstemming, duurzaam ruimtegebruik en het voorkomen van overprogrammering zijn daarbij vereisten.

Toetsing

Voor de ontwikkeling zijn de volgende aspecten relevant:

  • 1. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen;
  • 2. Klimaatadaptatie

ad. 1 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • 2. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

De beoogde ontwikkeling zorgt voor het tegengaan van het woningtekort in Schagerbrug en Schagen en draagt hiermee bij aan de Omgevingsverordening. Er wordt rekening gehouden met duurzaam ruimtegebruik door binnenstedelijk te ontwikkelen. Daarnaast is het woningbouwplan regionaal afgestemd.

ad. 2 Klimaatadaptatie

Artikel 6.62 Klimaatadaptatie

  • 1. De toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico’s van klimaatverandering.
  • 2. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op:
    • a. wateroverlast;
    • b. overstroming;
    • c. hitte; en
    • d. droogte.
  • 3. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de in het tweede lid omschreven risico’s te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
  • 4. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het waterschap in wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt.

In de beoogde woonwijk wordt de huidige beplanting langs de randen zoveel mogelijk gehandhaafd. De parkeerplaatsen worden zo groen mogelijk ingericht. Het plangebied wordt aangesloten op de bestaande watergangen en in het centrum wordt een nieuwe waterpartij gerealiseerd welke aansluit op het waterpatroon in de omgeving. Een groene omgeving met waterpartijen draagt bij aan klimaatadapatie door het tegengaan van hittestress en het bevorderen van wateropvang. De gemeente Schagen neemt maatregelen bij het beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Zo worden de bermen minder vaak gemaaid. Dit geeft beplanting meer kans om te groeien, waardoor er meer diversiteit kan ontstaan. Hierdoor ontstaat een betere leefomgeving voor dieren, wat bijdraagt aan de biodiversiteit.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Schagen

vastgesteld 14 december 2021

In de Omgevingsvisie wordt de koers voor de toekomst geschetst. Op hoofdlijnen is uitgewerkt wat belangrijk is in de gemeente Schagen. In de visie zijn 8 speerpunten uitgewerkt met doelen voor 2040. In 2040 is gemeente Schagen:

  • 1. een gezinsvriendelijke gemeente met een stad die belangrijk is voor de regio. Met sterke dorpen. En een gemeente die aantrekkelijk is voor ondernemers;
  • 2. een gemeente die nationaal en internationaal meedoet op het gebied van toerisme en recreatie, wetenschap en (nieuwe vormen van) landbouw;
  • 3. een gemeente die steeds aansluit bij de groeiende behoefte aan woningen die passen bij de vraag en bijdragen aan sterke kernen;
  • 4. een gemeente waar iedereen mee kan doen;
  • 5. een gemeente waar kernen, voorzieningen, onderwijs en werk goed bereikbaar zijn;
  • 6. een veilige, gezonde en sportieve gemeente;
  • 7. een duurzame gemeente;
  • 8. een gemeente waarin bewoners en bezoekers de omgeving waardevol vinden.

Schagen zet zich in om de woningvoorraad aan te vullen. De voorkeur gaat daarbij uit naar bouwen in en rond te kernen, met name op locaties die eerst een andere functie hadden. Er wordt ingezet op betaalbare woningen. Schagen wil zich de komende jaren ontwikkelen tot een gezinsvriendelijke gemeente, bijvoorbeeld door nieuwe woonwijken in te richten met aandacht voor samenkomen, minder auto's en meer groen.

Toetsing

De ontwikkeling draagt bij aan de woningvoorraad door maximaal 47 woningen toe te voegen. In de woningtypologie wordt rekening gehouden met verschillende soorten woningen, waarvan maximaal 16 de sociale huursector. In de woonwijk komt veel groen en ruimte tussen de woningen voor ontmoeting. De twee speelplekken zorgen voor een kindvriendelijke omgeving. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij de visie.

3.4.2 Duurzaamheidsprogramma Schagen 2020-2050

vastgesteld 12 mei 2020

Het Duurzaamheidsprogramma beschrijft de lange termijn doelen en ambities van de gemeente Schagen. Het gaat uit van 6 pijlers:

  • 1. Groen en Biodiversiteit
  • 2. Elektriciteit
  • 3. Duurzame mobiliteit
  • 4. Warmte
  • 5. Klimaatadaptatie
  • 6. Circulaire economie

De gemeente wil onder andere meer bomen en groen toevoegen, optimaal isoleren, elektriciteitsverbruik verlagen en klimaatadaptief inrichten.

Toetsing

In de beoogde woonwijk wordt veel aandacht besteed aan groen en water. In het midden komt een groenblauwe strook welke aansluit op het groen en water in de omgeving. De parkeerplaats wordt klimaatadapatief ingericht en de huizen voldoen aan de moderne duurzaamheidseisen. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij het programma.

3.4.3 Reisgids voor Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit of welstand kan nog wel eens lastig zijn met veel verschillende regels en richtlijnen. Om dit inzichtelijker te maken heeft de gemeente Schagen de Reisgids voor Ruimtelijke kwaliteit opgesteld. Voor grotere ontwikkelingen (meer dan 12 woningen en/of een uitbreiding van meer dan 500 m²) dient een stedenbouwkundig plan te worden opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan helpt hierbij om tot een passende inpassing, vormgeving en afstemming op andere beleidskaders te komen. Het is een belangrijk instrument om nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen zorgvuldig af te wegen ten opzichte van bestaande kwaliteiten van een gebied en deze daarin zo goed mogelijk in te passen. Voor het uitbreidingsplan Dijkzicht Schagerbrug is een voorbeeldverkaveling (bijlage 1), een stedenbouwkundige plan (bijlage 2) en beeldkwaliteitsplan opgesteld (bijlage 3) om de nieuwe woonbuurt goed in te passen in de landschappelijke omgeving en deze tegelijkertijd te verankeren binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur van Schagerbrug (zie ook paragraaf 2.2).

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • 1. de kenmerken van de projecten;
  • 2. de plaats van de projecten;
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek

De ontwikkeling van maximaal 47 woningen met benodigde parkeerplaatsen is een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in Onderdeel D11.2 van de bijlage uit het Besluit m.e.r. De drempelwaarden (oppervlakte van meer dan 100 ha, een aaneengesloten gebied en meer dan 2.000 woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 200.000 m2) worden hierbij niet overschreden. Dit betekent dat volstaan wordt met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.

Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Het bevoegd gezag dient op basis hiervan een m.e.r-beoordelingsbeslissing te nemen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is. Deze beslissing wordt als bijlage in deze onderbouwing opgenomen (bijlage 4).

Conclusie

Uit de notitie blijkt dat het projectgebied niet ligt in een kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieueffecten.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2021 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Onderzoek

Archeologie

Voor het plangebied geldt op basis van het huidige bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit houdt in dat bij werkzaamheden groter dan 500 m² en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Door Archeologie West-Friesland - een archeologisch samenwerkingsverband van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel - is een archeologische quickscan uitgevoerd op 2 april 2019 (adviesnummer 19069). Dit onderzoek is in de bijlage toegevoegd (bijlage 5).

Voor het plangebied geldt op basis van archeologisch onderzoek in de directe omgeving een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de IJzertijd-Romeinse tijd. Deze vindplaatsen bevinden zich op het veen. Indien dit veen nog aanwezig is in de ondergrond kunnen hier goed geconserveerde overblijfselen uit de IJzertijd en/of Romeinse tijd worden aangetroffen. Onder het veen kunnen in de top van oeverwallen vegetatiehorizonten aanwezig zijn met een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de prehistorie. Voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen geldt een onbekende verwachting. Huisplaatsen uit de Nieuwe tijd (van na de bedijking) worden op basis van historisch kaartmateriaal niet verwacht.

Op basis van de hoge archeologische verwachting is indien op de locatie van het plangebied een woonwijk wordt gerealiseerd, een archeologisch onderzoek in het kader van de AMZ-cyclus vereist. Het archeologisch onderzoek dient te bestaan uit een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van een verkennend booronderzoek. Als leidraad voor het booronderzoek dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd Plan van Aanpak te worden opgesteld. Deze is te vinden in bijlage 6). In bovenstaande quickscan is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting geformuleerd. Deze gespecificeerde verwachting dient in het booronderzoek te worden getoetst.

Op 18 februari 2020 is een verkennend booronderzoek uitgevoerd door Econsultancy (rapportnummer: 10257.001). Deze is toegevoegd als bijlage 7. Op basis van het booronderzoek blijft de kans reëel dat archeologische resten binnen het plangebied aanwezig zijn. Deze resten worden vooral verwacht in de top van het Hollandveen Laagpakket. In het uiterste zuiden kan sprake van een tweede niveau in de top van de zandige geulafzettingen. In het zuidelijke deel van het plangebied worden archeologische resten vanaf -1,5 m NAP verwacht en in het middeldeel vanaf -1,8 m NAP. Aanbevolen wordt een bufferzone te hanteren van 30 cm boven het archeologisch relevante niveau. Vandaar dat geadviseerd wordt om vervolgonderzoek uit te voeren bij bodemingrepen dieper dan -1,2 m NAP in het zuiden en -1,5 m NAP in het middendeel van het plangebied (figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0013.png"

Figuur 4.1: Advieskaart bodemingrepen (bron: Econsultancy)

Naar aanleiding van de conclusies uit bovengenoemd rapport is een proefsleuvenonderzoek en aanvullend booronderzoek uitgevoerd. Tijdens dit veldwerk zijn drie proefsleuven aangelegd en zes boorpunten.

De boringen en het proefsleuvenonderzoek wijzen er op dat in de nabijheid van het plangebied een nederzetting uit de Inheems Romeinse tijd aanwezig is. Op basis van het gebrek aan sporen uit deze periode en de vele aanwijzingen voor overstromingen in het gebied is besloten het plangebied vrij te geven voor verder archeologisch onderzoek (bijlage 8). Wel dienen graafwerkzaamheden die dieper gaan dan 50 cm – maaiveld aan de zuidoostzijde van het plangebied te worden gemonitord (zie figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0014.jpg"

Figuur 4.2: Vrijgavekaart van plangebied P. Ottstraat in Schagerbrug, gemeente Schagen (bron: Archeologie West-Friesland)

Cultuurhistorie

Het plangebied maakt geen deel uit van cultuurhistorisch waardevol gebied. Er zijn panden aanwezig die zijn aangemerkt als monument.

Conclusie

In het plangebied worden archeologische resten verwacht. Er wordt daarom geadviseerd om een bufferzone te hanteren van 30 cm boven het archeologisch relevante niveau. In het zuidelijk deel gaat dat om een zone van 1,2 m NAP en in het noordelijk deel 1,5 m NAP. Mochten de bodemingrepen dieper reiken, dan is archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de naastgelegen woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft een bestemmingswijziging van 'Sport' naar 'Woongebied', 'Groen' en 'Verkeer - verblijfsgebied'. Op het voormalige trainingsveld worden maximaal 47 woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een gevoelige functie opgericht.

Gebiedstype

Gezien de ligging op de grens van de dorpsrand en het landelijk gebied wordt het plangebied beschouwd als een zogenaamde 'rustige woonwijk' waarbinnen de volledige afstanden van de VNG-publicatie worden gehanteerd.

Omliggende bedrijvigheid

Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Dorpen langs de Groote Sloot' zijn de gronden ten noordwesten van het plangebied bestemd voor sport. Op dit sportcomplex staat een sporthal, en er liggen meerdere soorten sportvelden. Sporthallen en veldsportcomplexen (met verlichting) behoren tot milieucategorie 3.1 waarvoor een richtafstand geld van 50 meter. Volgens het stedenbouwkundig ontwerp komen de dichtstbijzijnde woningen op 50 meter van de perceelsgrens van het sportcomplex. De afstand tot de sporthal en de sportvelden is circa 60 meter. Er wordt voldaan aan de geldende richtafstanden.

In de omgeving van het plangebied liggen enkele veehouderijbedrijven. Geur is hierbij de bepalende afstandsmaat. De maximale afstand voor het houden van dieren ten behoeve van landbouw is 200 meter. Het dichtstbijzijnde bedrijf bevindt zich op een afstand van meer dan 450 meter. Hiermee wordt ruim aan de richtafstand voldaan.

Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan het toetsingskader voor milieuzonering. Bestaande bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (art 3.1.6 Bro) wordt, in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, rekening gehouden met de bodemgesteldheid in het gebied. Bij een functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt een functiewijziging mogelijk van 'Sport' naar 'Woongebied', 'Groen' en 'Verkeer - verblijfsgebied'. . Vanwege deze functiewijziging is in het kader van dit bestemmingsplan verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door MUG Ingenieursbureau (bijlage 9). Op de locatie is een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd samen met een verhardingsonderzoek. De gronden worden momenteel gebruikt als sportvelden. In het verleden werden de gronden gebruikt als weilanden of natuur. Op basis hiervan wordt de locatie aangemerkt als onverdacht.

Op basis van het verkennend bodemonderzoek kan de vooraf gestelde hypothese worden beschouwd als onjuist. Ter plaatse van de locatie is een sterke verontreiniging met PAK in de grond aangetroffen. Het betreft een historische bodemverontreiniging van vóór 1987. Omdat de omvang van de verontreiniging in de grond minder dan 25 m3 bedraagt, is er in formele zin geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Wanneer grondroerende werkzaamheden worden verricht, dienen de werkzaamheden onder saneringscondities te worden uitgevoerd en dient de verontreiniging van te voren te worden verwijderd. Voorafgaand dient hiervoor een Plan van Aanpak te worden opgesteld. De sterke verontreiniging bevindt zich onder de laag menggranulaat, waardoor er geen directe mogelijkheden zijn tot contact. Op basis hiervan is er op de locatie geen sprake van actuele risico's.

Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het voormalige voetbalveld géén belemmeringen voor de bestemmingswijziging en toekomstige nieuwbouw.

Conclusie

Het aspect bodem staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

In het kader van het bestemmingsplan is de bodemkwaliteit voldoende in beeld gebracht. Wel is voor de aanvraag omgevingsvergunning voor het aspect bouwen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Bij de uitvoering dient rekening te worden gehouden met te treffen saneringsmaatregelen ter plaatse van de geplande nieuwbouw.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn.

Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.3). Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op een afstand van circa 4,6 kilometer en betreft het gebied 'Zwanenwater en Pettemerduinen'. Kop van Holland is het dichtstbijzijnde natuurgebied behorende tot het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0015.jpg"

Figuur 4.3: Natura2000 gebieden, plangebied rode punt (bron: https://www.natura2000.nl/gebieden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0016.jpg"

Figuur 4.4: Natuurnetwerk Nederland geel aangegeven, plangebied rood omcirkelt (bron: NNN provincie Noord-Holland)

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Momenteel worden de gronden gebruikt als sportveld.

Voor het onderzoeken van de mogelijke effecten op de nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn voor de realisatie- en gebruiksfase AERIUS-berekeningen uitgevoerd (zie bijlage 11 voor de memo, bijlage 12 voor de verschilberekening van de realisatiefase ten opzichte van de huidige situatie en bijlage 13 voor de gebruiksfase). Uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor beide fases. Geconcludeerd wordt dat de mogelijke depositie van stikstof in het kader van dit bestemmingsplan geen belemmering vormt.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is door advies- en onderzoeksbureau Blom Ecologie B.V. een quickscan beschermde planten- en dierensoorten uitgevoerd (Blom Ecologie B.V., 21 januari 2021, kenmerk BE/2019/767/r). Dit onderzoek is in de bijlage toegevoegd (bijlage 10).

Uit de quickscan blijkt dat de planlocatie geen essentiële betekenis heeft voor beschermde soorten. Ten behoeve van boombewonende vleermuizen dient bij het kappen van bomen voorafgaand een ecologische inspectie met een endoscoop uitgevoerd te worden. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De ontwikkeling zorgt niet voor nadelige effecten op de ecologie in de omgeving. Wel dienen maatregelen getroffen worden bij het kappen van de bomen. Met een ecologische inspectie kan vastgesteld worden of er vleermuizen verblijven in de bomen. Derhalve is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk.

4.6 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Volgens de Risicokaart waarop relevante risicobronnen worden getoond, is er in de nabije omgeving van het plangebied sprake van transport van gevaarlijke stoffen over de Provinciale weg N248 en door een buisleiding (figuur 4.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0017.png"

Figuur 4.5: Ligging plangebied (paars) t.o.v. risicovolle bronnen (risicokaart.nl)

N248

Ten noordoosten van het plangebied, op circa 620 meter afstand, worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de N248. Volgens de Risicokaart ligt de PR 10-6 contour niet buiten de wegas (0 meter) en is er geen plasbrandaandachtsgebied. Op basis van de vervoerde stoffen (LF1, LF2) geldt langs deze weg een invloedsgebied van 45 meter. Het plangebied ligt geheel buiten het invloedsgebied.

Aardgastransportleiding

De planlocatie bevindt zich binnen het invloedsgebied van een hogedruk aardgasleiding A-637 van Gasunie. Daarom is een onderzoek uitgevoerd door AVIV op 4 mei 2021 (projectnummer: 214500) (bijlage 14). De berekeningen van het plaatsgebonden risico hebben niet geleid tot een PR 10-6-contour. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling.

In zowel de huidige als de toekomstige situatie is het groepsrisico onder 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Er kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Het plangebied ligt op ongeveer 125 m van het hart van de buisleiding en daarmee ruimschoots buiten de belemmeringenstrook van 5 m.

Beknopte verantwoording groepsrisico

De onderstaande beknopte verantwoording van het groepsrisico zal op basis van het advies van de veiligheidsregio nader worden uitgewerkt.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten.

De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de P. Ottstraat. Deze weg sluit aan op de Schagerweg en daarmee het verdere wegennetwerk van Schagerbrug. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit woningen. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een hogedruk aardgasleiding. Vanwege de geringe omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico echter niet aanzienlijk toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Geluid

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.

Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.

De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals de maximaal 47 geprojecteerde woningen, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde is 63 dB.

Onderzoek

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van woningen. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder(Wgh) aangewezen als geluidsgevoelige objecten. De ontwikkeling ligt binnen de geluidzones van de Schagerweg en de Nieuwedijk. Volgens de Wet geluidhinder is akoestisch onderzoek nodig, indien woningen worden mogelijk gemaakt binnen de zone van een gezoneerde weg.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de gezoneerde wegen lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (bijlage 15). De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 39 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Schagerweg. Verder wordt de richtwaarde van 48 dB ten gevolge van de niet gezoneerde P. Ottstraat niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt hier 44 dB.

Conclusie

De woningen worden in een akoestisch goed woon- en leefklimaat gerealiseerd. Het aspect geluid staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft maximaal 47 woningen en valt daarmee in een vaste categorie (1.500 woningen bij één ontsluitingsweg) zoals genoemd in het besluit NIBM. Een dergelijke ontwikkeling zal 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen en hoeft verder niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan met behulp van de NSL-monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0018.png"

Figuur 4.6: Luchtkwaliteit rondom plangebied, uitsnede NSL-monitoring (bron: nsl-monitoring.nl)

De dichtstbijzijnde maatgevende weg is de, ten oosten gelegen, Westerweg in de kern Schagen. Volgens de NSL-monitoringstool bedragen de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs deze weg in 2020; 14.8 µg/m3 voor NO2, 16.2 µg/m3 voor PM10 en 8.6 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6 dagen. Aangezien direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.9 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de beoogde woningen wordt de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 en Nota Parkeernormen Schagen 2016 hierna te noemen parkeernormenbeleid. Voor het te hanteren kencijfer voor de Schagerbrug wordt uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van weinig stedelijk, rest bebouwde kom. In het parkeerbeleid zijn voor specifieke functies parkeernormen geformuleerd. Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid wordt getoetst aan de wegencategorisering en de daarin bepaalde grenswaarde voor de verkeersintensiteit per wegcategorie en expert judgement.

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

De geplande woningbouw in het zuidoostelijk deel van Schagerbrug worden ontsloten door de P. Ottstraat. Deze straat is een erftoegangsweg waar een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. De P. Ottstraat sluit aan op de Schagerweg. De Schagerweg is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 50 km/uur geldt. De Schagerweg loopt van westelijke naar oostelijke richting door Schagerbrug. In westelijke richting is de N248 en N9 te bereiken en in oostelijke richting loopt de weg naar Schagen.

Langzaam verkeer

De P. Ottstraat ligt in een 30 km/uur zone. Aan het eerste deel van de straat ligt een voetpad. Daarna delen alle verkeergebruikers dezelfde weg.

Openbaar vervoer

Binnen 280 meter is een bushalte aanwezig aan de Schagerweg. Hier halteert de bus 152 richting Callantsoog en richting Schagen Station. Beide bussen halteren 1 keer in het uur.

Verkeersgeneratie en afwikkeling

Op basis van de beschreven uitgangspunten genereren de maximaal 47 woningen ongeveer 323 mvt/etmaal weekdag. De omrekeningsfactor van weekdag naar werkdag is voor woningen is 1,11 (publicatie 381, CROW 2018). De intensiteit voor een werkdag bedraagt op basis van deze omrekenfactor maximaal 358 mvt/etmaal werkdag.

Tabel 4.2: Verkeersgeneratie

Type   Aantal   Kencijfer   Mvt/etmaal weekdag   Mvt/etmaal werkdag  
Huurwoning, sociale sector   16   5,6   89,6   99,5  
Koopwoning, tussen/hoek   23   7,4   170,2   188,9  
Koopwoning, twee-onder-een-kap   8   7,8   62,4   69,3  
totaal   323   358  

Conclusie

De verkeersgeneratie ten gevolge van de beoogde ontwikkeling bedraagt 358 mvt/etmaal. Het verkeer van de beoogde woningen zal zich grotendeels afwikkelen richting de Rijksweg. De verwachting is dat dit verkeer kan worden afgewikkeld op het omliggende wegennet.

Verkeersafwikkeling

Het verkeer van de beoogde woningen zal zich grotendeels afwikkelen richting de Rijksweg. De Schagerweg is een gebiedsontsluitingsweg. Voor een gebiedsontsluitingsweg type II 50km/uur geldt een maximale capaciteit van 15.000 mvt/etmaal. Met de verwachte toevoeging is te verwachten dat hiermee niet de maximale capaciteit niet wordt overschreden en leidt dit niet tot knelpunten.

Verkeersveiligheid

De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de verkeersveiligheid. De P. Ottstraat is een erftoegangsweg. Hier geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Fietsers en voetgangers kunnen hier veilig gebruik van maken. Aan de Schagerweg is een voetpad en fietspad.

Parkeren

Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is aangesloten bij het gemeentelijk parkeernormenbeleid (Nota Parkeernormen Schagen 2016). In onderstaande tabel is de parkeerbalans opgenomen.

Tabel 4.3: totale parkeerbehoefte voor woningen inclusief bezoekers

Functie   Aantal   Parkeernorm   Parkeerbehoefte  
Huurhuis, sociale huur   16   1,6 per woning   26 pp  
Koop, tussen/hoek   23   2,0 per woning   46 pp  
Koop, twee-onder-een-kap   8   2,2 per woning   18 pp  
Totaal   47     90 pp  

Parkeeraanbod

Uit tabel 4.2 is af te lezen dat voor de woningen een totaal van 90 parkeerplaatsen benodigd zijn. In het plan voor de woningen is rekening gehouden met 8 parkeerplaatsen op eigen terrein. Dit betekent dat 82 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gesitueerd moeten worden. In het verkavelingsplan worden de parkeerplaatsen op eigen terrein gesitueerd bij de zuidelijke woningen. Rondom de woningen worden 82 parkeerplaatsen mogelijk gemaakt. Hiermee is er sprake van voldoende parkeerbehoefte.

Daarbij worden de onverharde parkeerplaatsen aan de P. Ottstraat ingericht als 50 verharde parkeerplaatsen. Hiermee ontstaan er kwalitatieve parkeervoorzieningen voor de sportclubs.

Conclusie

Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.10 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het waterschap is geïnformeerd door middel van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 7 juni 2021 hierop heeft het hoogheemraadschap een vervolg reactie gegeven. Het wateradvies van het hoogheemraadschap is vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Watervisie 2021

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheerplan) zijn de programma's en beheertaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de oostrand van Schagerbrug en bestaat uit het B-Veld en parkeerplaats van het naastgelegen sportcomplex, ook is een skatebaan aanwezig. Het B-Veld is omringd met een groenstrook en het plangebied is omringd met een combinatie van secundaire en tertiaire watergangen.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit kalkrijke poldervaaggronden. Het maaiveld in het plangebied ligt ongeveer 0,6 meter onder NAP. Het plangebied is gelegen in peilgebied 2763-A van de polder Afdeling C. Het ter plaatse geldende waterpeil is seizoensgebonden met een zomerpeil van NAP -1,35m en een winterpeil van NAP -1,5m. Het gebied watert af middels een stelsel van secundaire en primaire waterlopen richting gemaal D waar het vervolgens wordt uitgemalen op de Schermerboezem. De huidige inrichting van het B-veld is echter voorzien van een afwijkend peil. Een deel van de waterlopen rondom het veld bevindt zich in een onderbemaling in verband met de drainage op het veld. Het water in deze waterlopen wordt uitgemalen middels een eigen pomp aan de noordzijde van het veld in de wegsloot (zie figuur 4.5).

Waterkwantiteit

Rondom het plangebied lopen secundaire en tertiaire watergangen zoals aangegeven in figuur 4.7. De tertiaire watergangen lopen ten zuiden en westen van het plangebied en de secundaire watergangen lopen ten noorden en oosten van het plangebied. Verder is binnen het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt niet binnen de beschermingszone van primaire wateren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPSCBDPGSDIJKZICHT-VA01_0019.png"

Figuur 4.7: Watergangen ten opzichte van het plangebied (rode cirkel). Bron: Legger Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Veiligheid en waterkeringen

De dichtstbijzijnde waterkering ligt op een afstand van circa 600 meter. Het plangebied ligt niet binnen een kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie niet aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie zal het B-veld getransformeerd worden tot een kleinschalige woonwijk. Voor een goede verkeersontsluiting komt een extra toegang van de P. Ottstraat naar het B-veld. De parkeerplaatsen (circa 50) van het naastgelegen sportcomplex blijven behouden.

Waterkwantiteit

Het bestemmingsplan staat een toename van aan verharding toe. Voor de extra toegangsweg van de P. Ottstraat naar het B-veld word 25 m2 water gedempt. Op basis van het bodemtype, drooglegging, toegestane peilstijging en gemaalcapaciteit is berekent dat voor deze ontwikkeling 12% aan watercompensatie ten opzichte van de toename aan verhard oppervlak gerealiseerd zal moeten worden. Dit betreft de bebouwing, 50% van de kavelgrootte exclusief woning, bestrating en andere oppervlakteverharding. Daarbij wordt de 25 m2 water dat wordt gedempt ter behoeve van de extra toegangsweg 1 op 1 gecompenseerd. De watercompensatie wordt zoveel mogelijk binnen het plan gerealiseerd, aan de overige watercompensatie wordt door middel van verbreding van de omliggende watergangen voldaan. De waterpartij(-en) worden zoveel mogelijk aangesloten op het huidige watersysteem. Met de watercompensatie kan het versneld afgevoerde regenwater opgevangen worden en wordt voldaan aan de verantwoordelijkheid voor het bergen van regenwater.

De extra toegangsweg van de P. Ottstraat naar het B-veld over de tertiaire watergang wordt uitgevoerd met een duiker zodat de doorstroming van de watergang behouden blijft.

Peilafwijking

Zoals aangegeven bevindt de locatie en een deel van de omliggende waterlopen zich momenteel in een onderbemaling en voert dus een lager waterpeil dan het polderpeil. Aangezien de noodzaak van dit lagere peil, de drainage van het veld, straks niet meer aanwezig is, zal de onderbemaling opgeheven moeten worden en het gebied weer aangesloten worden op het vastgestelde polderpeil (peilgebied 2763-A van de polder Afdeling C).

Na het opheffen van de huidige peilafwijking zullen de waterlopen rondom de locatie weer het polderpeil gaan voeren. Op basis van de huidige maaiveldhoogte van het veld, zou dat beteken dat hier sprake is van een drooglegging van 0,75 (zomerpeil) tot 0,90 meter (winterpeil) in een normale situatie. In tijden van hevige regenval kan het waterpeil aanzienlijk stijgen. Indien de locatie niet wordt opgehoogd dient hiermee rekening te worden gehouden bij de aanleg van de riolering en van de vloerpeilen van de woningen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid wordt de nieuwbouw aangelegd met een gescheiden rioleringsstelsel zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Het afvalwater wordt aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • 1. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • 2. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • 3. defensiebrandstoffen;
  • 4. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusie

In en nabij de planlocatie zijn geen planologisch relevante leidingen en/of telecommunicatieverbindingen aanwezig die een belemmering vormen voor de ontwikkeling of waarvoor de ontwikkeling een belemmering is. Dit aspect staat de uitvoering van de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Welke bestemmingen komen voor in dit plan?

Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.

5.2 Hoe ziet een bestemmingsplan er uit?

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie

getoond.

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • Met een dubbelbestemming. Dit betreft een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Bijvoorbeeld voor archeologie of ondergrondse leidingen. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden.
  • Met een aanduiding. Een aanduiding is een vlak op de verbeelding. Via een aanduiding wordt in de regels iets aanvullend geregeld. Dat kan betrekking hebben op maatvoering (bijvoorbeeld een specifieke goot- of bouwhoogte), bouwen (bijvoorbeeld voor specifieke bouwwerken als overkappingen) of functies (bijvoorbeeld zorgwoningen).

5.3 Wat regelt een bestemmingsplan?

Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende bestemmingen:

  • 1. Woongebied: ter plaatse van de beoogde woonwijk;
  • 2. Groen: aan de zuidelijke en oostelijke zijde van het plangebied;
  • 3. Verkeer - verblijfsgebied: ter plaatse van de huidige parkeervoorzieningen aan de P. Ottstraat.

En dubbelbestemming:

5.4 Opzet van de planregels

De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:

  • In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
  • De Algemene regels bevatten een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing);
  • De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

5.5 Toelichting op de inleidende regels

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.

Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.6 Toelichting op de bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.

Artikel 3 Groen

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bedoeld voor groenvoorzieningen en dienen voornamelijk als groene afscheiden naar het landelijk gebied.

Artikel 4 Verkeer - verblijfsgebied

De gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor verkeersdoeleinden.

Artikel 5 Woongebied

De voor 'Woongebied' aangewezen zijn bestemd voor wonen en de daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven en gebouwde parkeervoorzieningen. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen, waarmee de uiterste bouwgrenzen zijn vastgelegd.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

De gronden zijn in eigendom van de gemeente en worden mogelijk deels aan een CPO geleverd, waarbij toekomstige bewoners gezamenlijk opdrachtgever zijn voor hun eigen nieuwbouw-project. Een andere deel wordt mogelijk verkocht aan een sociale woningverhuurorganisatie. Onderdeel is het sluiten van een koop- en ontwikkelovereenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar, waarin afspraken worden gemaakt over het kostenverhaal en eventuele aanvullende regels en/of een fasering. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig. Bovendien is er sprake van een economisch uitvoerbaar plan. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid van het plan aangetoond

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van bewoners en andere belanghebbenden. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan een breed gedragen en haalbaar bestemmingsplan. De reacties uit zowel de zienswijzenperiode worden voorzien van een beantwoording en afgewogen in het bestemmingsplan. Het plan heeft van 4 januari tot en met 15 februari 2022 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen binnen gekomen.