Plan: | Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis, 't Zand |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0441.BPBGZKOLKSLUIS-VA01 |
De gemeente Schagen heeft het voornemen om het bedrijventerrein Kolksluis in 't Zand uit te breiden. Met dit voornemen wordt invulling gegeven aan een concrete behoefte van ondernemers in 't Zand aan uitbreiding van het bestaande terrein. De uitbreiding betreft circa 2,5 hectare netto bedrijventerrein dat is geprojecteerd aan de overzijde van de Koning Willem II-weg. Daarnaast wordt een zogenaamde droge waterberging gerealiseerd en wordt de mogelijkheid geboden volstuinen aan te leggen. De beoogde ontwikkeling past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting, waarin de achterliggende gedachten bij het bestemmingsplan zijn verwoord. In het eerste hoofdstuk van de toelichting zijn de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan verwoord. Hoofdstuk twee geeft een beeld van de huidige situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de ligging en huidige ruimtelijke en functionele structuur. In hoofdstuk 3 wordt de toekomstige (ruimtelijke en functionele) situatie beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de Ladder voor Duurzame Verstedelijking en geeft een onderbouwing van nut en noodzaak van de gewenste ontwikkeling afgezet tegen de regeionale en lokale behoefte. Hoofdstuk 5 geeft het beleidskader aan waar rekening mee moet worden gehouden. Vooral het beleid uitgewerkt in de Provinicale verordening verdient een nadere motivatie. De verschillende milieu- en omgevingsaspecten die van invloed kunnen zijn op de ruimtelijke ontwikkeling komen aan bod in hoofdstuk zes. Een toelichting op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan wordt gegeven in hoofdstuk zeven. Hoofdstuk acht beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan waarbij de economische uitvoerbaarheid aan bod komt, en de procedure van het bestemmingsplan uiteengezet wordt.
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Zijpe, vastgesteld op 22 april 2014 door de gemeenteraad van Schagen. De gronden in het plangebied hebben overwegend een agrarische bestemming, conform het bestaande gebruik. Enkel de hoofdwaterlopen hebben de bestemming Water. Tevens is een dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen voor de beschermingszone van de primaire waterkering en de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie 5" ter bescherming van archeologische waarden. De gebiedsaanduidingen 'Overige zone – weidevogelleefgebied' en 'Overige zone –bollencentratiegebied' gelden binnen het gehele plangebied.
De ontwikkeling van een bedrijventerrein is niet mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Zijpe en vervangt dit bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied.
Het plangebied ligt aan de noordoostkant van 't Zand, ten zuiden van het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Het plangebied wordt begrensd door de Koning Willem II-weg in het noorden en westen, de Korte Bosweg in het zuiden en agrarische gronden in het oosten.
Het plangebied bestaat overwegend uit agrarische gronden. Tussen de Koning Willem II-weg en het plangebied bevindt zich water. Aan de noordzijde van het plangebied betreft het een brede sloot en aan de westzijde van het plangebied een smalle sloot.
Aan de noordwestzijde van het plangebied ligt een volkstuincomplex. Deze bevindt zich tussen de brede sloot en de agrarische gronden en is ontsloten op de Koning Willem II-weg. De locatie is in figuur 2.1 weergegeven. De exacte begrenzing is opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Ligging Plangebied (figuur 2.1)
Waar nu de Zijpe- en Hazepolder ligt, lag ooit het Zijper bekken. De plannen voor de bedijking van de Zijpe dateren vanaf 1380. Maar telkens als een stuk bedijkt was, ontstonden weer nieuwe (doorbraak)gaten. Sinds de bedijking van 1597 heeft men de polder droog weten te houden.
De afwatering van de Zijpe wijkt af van latere droogmakerijen zoals de Beemster. Er is geen
ringsloot. De plaatsing van de molens werd geheel bepaald aan de hand van hoogteverschillen binnen de bedijking en de verkaveling. De molens werden zowel in lage als hoge polderafdelingen geplaatst. De molens op de hogere gronden konden niet alleen water uitmalen, maar bij droogte kon ook water worden ingelaten. Via de Grote Sloot en diverse andere sloten werd het water naar het noorden getransporteerd, waar het op het Oude Veer werd geloosd. De molenbemaling bleef operationeel tot in de 20e eeuw en is nu overgenomen door een elektrisch gemaal. Twee van de oude molens zijn bewaard gebleven.
't Zand is in het begin van de 18e eeuw als buurtschap ontstaan op het kruispunt van de Bosweg met de Keinsmerweg. Het plaatsje groeide uit tot een dorp na de aanleg van Noordhollandsch Kanaal rond 1824. Net als de andere dorpen in het polderlandschap concentreert de bebouwing zich voornamelijk langs wegen en wateren. De Keinsmerweg is een belangrijke route door het dorp. Hier vinden we niet alleen bebouwing, maar ook winkels en horecagelegenheden. De agrarische gronden rondom 't Zand zijn in gebruik ten behoeve van de bloembollenteelt en grasland.
Ten noorden van het plangebied ligt het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Dit bedrijventerrein is aan de rand van het dorp ontstaan. Het terrein is goed toegankelijk en een opvallende locatie als zichtlocatie aan het kanaal en de N9. De Koning Willem II-weg heeft een belangrijke functie als ontsluitingsroute naar het bedrijventerrein. Het betreft een lokaalgebonden en gemengd bedrijventerein dat in zijn geheel is uitgegeven.
Ten zuidwesten van het plangebied bestaat het voornemen om een nieuwe woonwijk te realiseren. Op dit moment wordt in regionaal verband nader onderzoek uitgevoerd naar de ontwikkeling van deze locatie. In een eerste verkenning blijkt dat de locatie voor wat betreft vraaggestuurd bouwen positief naar voren komt. De kwalitatieve invulling is om dit moment nog in onderzoek.
Ten oosten van het plangebied bevindt zich De Eendenkooi 't Zand. Het oorspronkelijke gebruik van de eendenkooi vindt niet langer plaats. De kooi wordt beheerd door het Landschap Noord-Holland. In de kkoi worden eenden gevangen voor wetenschappelijk onderzoek en de kooi wordt gebruikt voor voorlichtingsactiviteiten. De voorlichtingsactiviteiten zijn ondergeschikt aan het wetenschappelijk onderzoek. In paragraaf 6.5 is aangegeven op welke wijze de eendenkooi van invloed is op de uitbreiding van Kolksluis.
Er is een aantoonbare behoefte aan bedrijfsuitbreidingen op het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Omdat de gronden in z`n geheel zijn uitgegeven hebben de ondernemers samen met het ontwikkelingsbedrijf Noord Holland Noord een plan gemaakt voor verplaatsing van een aantal bedrijven, waardoor ook direct andere bedrijven kunnen groeien door ingebruikname van de vrijkomende panden. De wens om te groeien kan op deze wijze gecombineerd worden met de wens om in de gemeenschap en binnen de zakenclub actief te blijven. Een aantal bedrijven heeft inmiddels intentieovereenkomsten getekend om zich te vestigen op een nieuw terrein. In hoofdstuk 4 wordt uitgebreid ingegaan op de bestaande behoefte en noodzaak tot uitbreiding in de directe omgeving van het bestaande bedrijventerrein in 't Zand. In dit hoofdstuk wordt onderbouwd waarom voor de geplande locatie is gekozen en wordt verder ingegaan op de ruimtelijke inpassing van de locatie.
Aan de hand van een ruimtelijke analyse zijn de mogelijke locaties voor een uitbreiding in de nabijheid van de huidige locatie van het bedrijventerrein Kolksluis in beeld gebracht. In bijlage 1 is deze "ruimtelijke analyse alternatieven" opgenomen. Daarbij is uitgegaan van de volgende uitganspunten:
De verschillende functionele ruimtes in de omgeving zijn in beeld gebracht en de grenzen van het zoekgebied zijn afgebakend. Dit heeft geresulteerd in een aantal zoekrichtingen, waarbij gezocht is, aan de hand van de genoemde uitgangspunten, naar de meest optimale locatie. De uiteindelijk gekozen locatie (plangebied) biedt de meeste flexibiliteit en combinatiekansen voor natuurontwikkeling en voorziet in een kwalitatief sterk onderscheid tussen woon- en werkmilieus, waarbij in het ontwerp wel rekening moet worden gehouden met openheid richting het landschap en borging van de inpassing.
Het gehele plangebied is circa 11 hectare groot. Binnen dit gebied worden 2,5 netto bedrijventerrein, een terrein ten behoeve van volkstuinen en een droge waterberging gerealiseerd.
De uitbreiding is niet gekoppeld aan het bedrijventerrein maar wordt los in de ruimte tussen de structuurdragers Wester Egalementsloot en de Korte Bosweg gelegd en binnen deze ruimte ingepast. De bebouwing en wegenstructuur volgt de kavelrichtingen die momenteel aanwezig zijn.
Deze verkaveling sluit tevens goed aan op de omliggende wegenstructuur. De hoofdontsluiting vindt plaats aan de noordzijde, in het verlengde van de ontsluiting van het bestaande bedrijventerrein. Aan de westzijde is een tweede ontsluiting voorzien, de precieze locatie staat nog niet vast.
De uitbreiding van het bedrijventerrein word gekoppeld aan de groensingel van de Koning Willem II-weg en als enclave 'los in de ruimte' gelegd. De continue ruimte tussen de structuurlijnen Wester Egalementensloot en Korte Bosweg blijft gehandhaafd en het doorzicht vanuit het gebied op de naastliggende open gebieden blijft bestaan.
Een deel van het plangebied wordt ingericht als groen en water. Water zal een belangrijke zichtlijn vormen. De randen van het bedrijventerrein krijgen een groene invulling dat zorg draagt voor de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein.
Tussen het bedrijventerrein en de waterberging is ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van een volkstuincomplex. De bestaande volkstuinen aan de noordzijde van het plangebied, kunnen eventueel naar deze plek verplaatst worden.
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft een opgave om waterberging te realiseren om het bebouwde gebied van 't Zand te ontlasten. De wateropgave wordt ingericht als droge waterberging zodat de benodigde oppervlakte beperkt blijft en dit dichtbij het dorp kan plaatsvinden zodat het functioneren gegarandeerd is. De droge waterberging heeft als ruimtelijk voordeel dat gebiedvreemde waterpartijen worden voorkomen en er ruimte blijft voor weidevogels. Vanuit de Kader Richtlijn Water worden er waar passend binnen de nieuwe sloten langs het bedrijventerrein natuurvriendelijke oevers aangelegd.
Daarnaast heeft Landschap Noord-Holland de ambitie de natuurwaarden in het gebied grenzend aan het plangebied, verder te vergroten in aansluiting op de doelstelling vanuit het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en weidevogelleefgebieden. Om alle ambities optimaal te waarborgen is er gezocht naar een integrale ontwikkeling van het gebied. In overleg met Landschap Noord Holland en de provincie is invulling gegeven aan de benodigde compensatie voor het weidevogelleefgebied.
Voor de voorgenomen uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (Bijlage 2).
Het doel van dit beeldkwaliteitsplan is om de inpassing van de uitbreiding van bedrijventerrein Kolksluis te illustreren, het inrichtingsplan toe te lichten en kaders te stellen voor de ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkeling. De uitbreiding van bedrijventerrein Kolksluis moet resulteren in een aantrekkelijke en functionele woon- en werkomgeving, passend bij lokale karakteristiek en ingebed in de omgeving.
In het beeldkwaliteitsplan wordt de inpassing van de nieuwe ontwikkeling en de toetsing van de ruimtelijke kwaliteit toegelicht. Het is daarmee een uitgebreide toelichting van de ruimtelijke inpassing en toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit. Na vaststelling door de gemeenteraad vormt dit beeldkwaliteitsplan het toetsingkader voor de welstand. Het beeldkwalitetisplan is als volgt opgebouwd:
Om de uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis in ’t Zand op een passende manier in te passen is gezocht naar een manier om de uitbreiding een logische plaats te geven binnen de ruimte ten noordoosten van ’t Zand. Hierbij zijn bestaande landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk behouden en ontwikkeld. Waar mogelijk zijn hierbij zoveel mogelijk functies gekoppeld. Om dit te bereiken zijn binnen de verschillende onderdelen van de uitbreiding in hoofdlijnen de onderstaande maatregelen voorgesteld.
Verkaveling
Ontsluiting
Waterstructuur
Architectuur
Noordrand
Oostzijde
Zuidzijde
Westrand
Een uitgebreide toelichting op de analyse en uitwerking in beeldkwaliteitseisen is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (zie hoodstuk 5.2.1) wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder heeft drie treden. In trede 1 wordt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) onderzocht. Wanneer de regionale ruimtevraag in beeld is, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde: kan de vraag binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen? Als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, is trede 3 aan de orde. De gebruiker wordt geholpen om de meest duurzame ruimte te vinden voor verstedelijking buiten het (bestaand) stedelijk gebied. Het (potentiële) aanbod aan modaliteiten is sturend. Het antwoord op deze vragen is het eindresultaat van de toepassing van de ladder: zicht op (in potentie) multimodale locaties die passen bij de schaal en de omvang van de ontwikkeling.
De provincie heeft in 2009 de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen tot 2020 laten ramen door Ecorys. Deze raming heeft als input gediend voor de provinciale Structuurvisie. Voor de hele Kop van Noord-Holland is een behoefte geraamd van netto 95 hectare. Op basis van de raming is een uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis van 5 hectare voor de periode tot 2020 opgenomen in de provinciale planningsopgave. De planningsopgave voor Noord-Holland Noord bestaat uit harde plannen (onherroepelijk bestemmingsplan), zachte plannen (bestemmingsplan is nog niet onherroepelijk, maar er heeft wel regionale afstemming plaats gevonden over nut en noodzaak) en strategische reserves (bedrijventerrein waarvan behoefte nader moet worden onderbouwd). Kolksluis is in de Provinciale Planningsopgave benoemd als een zacht plan.
In 2012 is het Regionaal Programma Bedrijventerrein Kop van Noord-Holland (2012) opgesteld. Hiermee werd invulling gegeven aan de vraag van de provincie om tot een samenhangend regionaal programma bedrijventerreinen te komen. Dit Regionaal Programma Bedrijventerreinen had als doel te komen tot een zorgvuldige bedrijventerreinenplanning waarbij vraag en aanbod aan bedrijventerreinen goed op elkaar zijn afgestemd en de kwaliteit van bedrijventerreinen kan worden behouden en waar nodig verbeterd. Het Regionaal Programma Bedrijventerreinen vormt de basis voor de regionale samenwerking op gebied van bedrijventerreinen in de regio Kop van Noord- Holland. Onderdeel van het Programma vormt het planningsschema. De uitbreiding van Kolksluis is hierin opgenomen met 6 hectare netto, waarbij uitgifte plaatsvindt van 2014 t/m 2026.
De Provincie Noord-Holland heeft aan BCI gevraagd om voor de regio Noord-Holland Noord een kwantitatieve behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en zeehaventerreinen te maken die tevens meer inzicht geeft in de gevraagde ruimte en ruimtelijke kwaliteit van een aantal belangrijke economische speerpunt clusters. BCI gaat in hun ramingen voor bedrijventerreinen uit van de 'uitbreidingsvraag naar netto hectares bedrijventerreinen1 . Daarbij worden verschillende beleidsrijke scenario's bekeken waarvan er hier twee toegelicht worden: het basisscenario en een economische impuls scenario.
Bij het basisscenario wordt naast een autonome groei van de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen door groei van bedrijvigheid/werkgelegenheid rekening gehouden met de twee beleidseffecten: sturen op een betere herbenutting van vrijkomende ruimte bij krimpende bedrijven en een te compenseren verlies aan bedrijventerreinen door transformatie naar andere functies.
Bij het economische impuls scenario wordt naast de autonome groei rekening gehouden met een werkgelegenheidsimpuls in de speerpuntclusters (Agribusiness, Energie, Health, Maritiem en Leisure) van +5000 banen tot 2040 en, wederom, een te compenseren verlies aan bedrijventerreinen door transformatie naar andere functies. In onderstaande tabel wordt voor beide beleidsrijke scenario's de uitbreidingsvraag per regio weergegeven en afgezet tegen het aanwezige aanbod (direct en niet direct uitgeefbaar). BCI geeft hiermee de bandbreedte aan in de te verwachte vraag in de verschillende regio's.
BCI: Uitbreidingsvraag (ha) bedrijventerreinen in Noord-Holland Noord
vraag 2012-2020 | vraag 2012-2040 | aanbod 2020 | |
Kop van Noord-Holland | 26-39 | 23-62 | 182 |
West-Friesland | 16-33 | 2-46 | 161 |
Regio Alkmaar | 39-50 | 40-80 | 199 |
Noord-Holland Noord (totaal) | 81-123 | 66-189 | 542 |
Daar bovenop kan er nog extra vraag naar bedrijventerreinen komen vanuit bovenregionale vestigers. Dat doet echter niets af aan de conclusie dat er sprake is van een fors overaanbod aan bedrijventerreinen dat verspreid is over geheel Noord-Holland Noord.
In vervolg op de behoefteraming van BCI is (in opdracht van de regio Kop van Noord Holland) door de STEC groep een kwalitatieve verdieping uitgevoerd, waarin is onderzocht wat de behoefte is voor welk type locaties op de korte (tot en met 2020) en middellange (2021- 2030) termijn, en in hoeverre de bestaande en geplande bedrijventerreinen in de Kop van Noord-Holland hier bij passen2 . Onder de Kop van Noord-Holland worden de gemeenten Texel, Den Helder, Hollands Kroon en Schagen verstaan.
Hiertoe zijn alle locaties - zowel bestaand als nieuw - op hun marktkwaliteiten, aantrekkelijkheid en economische perspectief beoordeeld. Deze beoordeling is in samenspraak met de het bedrijfsleven, een klankbordgroep van ondernemers en de ambtelijke werkgroep voor de Kop van Noord Holland opgesteld en besproken met de verantwoordelijke wethouders. Het resultaat is onafhankelijk advies over de benodigde maatregelen om tot een gezonde werklocatiemarkt te komen in de Kop van Noord Holland.
Verwachte vraag naar bedrijventerreinen 2030
Uit de behoefteraming van BCI komt naar voren dat het 'Economische Impulsscenario' voor de regio De Kop van Noord-Holland een uitbreidingsvraag kent van in totaal 47 hectare netto tot en met 2030. In het Economisch impuls scenario wordt beleidsmatig stevig ingezet op de vijf speerpuntclusters in de regio Noord-Holland Noord omdat in deze sectoren nog steeds groei plaats vindt. Daarnaast blijkt dat de bulk van de vraag, ruim 80%, naar verwachting plaats vindt tot en met 2020.
Op basis van de behoefteprognoses bestaat er een fors overaanbod aan bedrijventerrein in de Kop van Noord-Holland. Op dit moment, uitgaande van alleen het bestaande aanbod (direct en niet-direct uitgeefbaar aanbod), is er bijna 2,5x meer aanbod uitgeefbaar (110 hectare netto) dan dat er vraag is naar bedrijventerrein. Indien ook al het geplande aanbod tot en met 2030 op de markt gebracht wordt dan neemt het overaanbod toe tot 4,3x zo veel als de vraag.
Voorkeursscenario “gezonde werklocatiemarkt”
Door STEC is een voorkeursscenario ontwikkeld die uitgaat van het terugbrengen van het overaanbod maar waarbij ook ruimte blijft voor enerzijds lokale economische ontwikkeling en anderzijds flexibiliteit ingebouwd wordt om (grootschalige) bovenregionale vestigers in de speerpuntsectoren meer kansen en ruimte te bieden, waar deze in het verleden zich niet in de regio konden vestigen.
Bij de uitwerking van het voorkeursscenario zijn twee aspecten leidend geweest, waarbij tussen die aspecten zoveel mogelijk naar balans is gezocht:
Daarbij is ook gekeken naar de kwaliteit van de locatie en het aangeboden bedrijventerreinproduct vanuit het perspectief van de locatiezoekende bedrijven. Dit leidt tot een indeling van het aanbod naar:
A-lijst: bedrijventerreinen op goede, aantrekkelijke plekken en die zich richten op de juiste doelgroepen en met dito kwaliteitskenmerken (zoals bereikbaarheid, verkaveling ,milieucategorie, etc) . Plus waar ook kwantitatief ruimtebehoefte aan is.
B-lijst: locaties op een markttechnisch goede plek, maar met hiaten in het product. Denk aan focus op de verkeerde doelgroepen, mismatch in verkaveling, bereikbaarheid, milieucategorie, et cetera. Plus waar kwantitatief gezien gevaar is op teveel aanbod.
C-lijst: bedrijventerreinen op onaantrekkelijke locaties met slecht toekomstperspectief, al dan niet gecombineerd met een incourant product. En waar ook kwantitatief sprake is van overaanbod.
In totaal zijn 25 bedrijventerreinen of bedrijventerreinfaseringen voorzien om tot ontwikkeling gebracht te worden tot en met 2030. De bedrijventerreinen zijn onder te verdelen in lokale en (boven) regionale bedrijventerrein. Omdat de uitbreiding van Kolksluis een lokaal bedrijventerrein betreft wordt hier verder op ingegaan.
Lokale bedrijventerreinen
De bedrijvenmarkt in de Kop van Noord-Holland heeft een voornamelijk sterke lokale binding. De toekomstige vraag komt vanuit bedrijven die al in De Kop zitten en doorgroeien, verplaatsen, nieuw starten, et cetera. Wanneer nieuwe bedrijven ontstaan, of bestaande bedrijven (door)groeien of verhuizen dan blijkt dat maar liefst 90% van de bedrijfsverplaatsingen plaatst vinden binnen een straal van zo'n 15 tot 25 kilometer, zo heeft het CBS (2013) recentelijk vastgesteld. Van de 25 onderzochte terreinen zijn 10 terreinen bedoeld voor de lokale markt. Deze terreinen voor de lokale markt omvatten een totale ontwikkeling van 37 hectare netto (iets minder dan 20% van het totale aanbod). De ontwikkeling van (zeer) kleinschalig en sterk lokaal gebonden aanbod gaat bij voorkeur door. Het stilzetten van deze ontwikkelingen bij bedrijventerreinen die al hun succes hebben bewezen (bijna volledig zijn uitgegeven) is niet in het belang van de lokale werkgelegenheid en economische (groei)ontwikkeling. Daarnaast zal het stilzetten van individuele lokale ontwikkeling op het totaalaanbod weinig zoden aan de dijk zetten. Daar komt bij dat juist deze kleinere lokale terreinontwikkelingen inspelen op een sterk lokaal gebonden vraag waarnaar altijd een minimale behoefte is. Tegelijkertijd gaat om een beperkt deel (20 tot maximaal 30%) van de ruimtevraag. Van de totale vraag van 47 hectare tot en met 2030 kan dus geconcludeerd worden dat ongeveer 15 hectare een sterk lokaal gebonden oorsprong heeft. Vraag technisch is een totale ontwikkeling van 37 hectare lokaal aanbod daarmee niet haalbaar. Hieronder gaan we daarom nader in op de ruimtelijke en markttechnische kwaliteiten van de lokale bedrijventerreinen en in hoeverre de locatie voldoet aan (lokale) product – marktcombinaties (PMC) en welk terrein dus in welke (A, B of C lijst) ingeschaald kan worden.
Tabel: Ruimtelijke en markttechnische beoordeling lokale bedrijventerreinen De Kop (STEC groep 2015)
gemeente | plannaam | Ha. | Status | Locatie | Markt | oordeel | Lijst |
Den Helder | Dirks Admiraal I &II | 2,4 | hard: vastgesteld bp | + | + | + | A |
Den Helder | Dogger Zuid | 5 | hard: vastgesteld bp | -/+ | -/+ | B | |
Hollands Kroon | Kruiswijk I t/m IIII | 6 | hard: vastgesteld bp | + | + | + | A |
Hollands Kroon | Den Oever Zuid | 1 | hard: vastgesteld bp | + | -/+ | + | A |
Hollands Kroon | Industrieweg Middenmeer | 1,6 | hard: vastgesteld bp | + | -/+ | + | A |
Hollands Kroon | Hoornseweg Middenmeer | 0,7 | hard: vastgesteld bp | + | -/+ | + | A |
Hollands Kroon | Zijtwende | 13 | Zeer zacht; idee fase | -/+ | _ | -/+ | C |
Schagen | Oudvaart I & II | 0,9 | hard: vastgesteld bp | + | + | + | A |
Schagen | Kolksluis II | 5 | Hard/zacht: bp in voorbereiding | -/+ | + | -/+ | A+B |
Texel | De Cocksdorp | 1,5 | hard: vastgesteld bp | -/+ | + | -/+ | A |
De terreinen Kruiswijk en Dirks Admiraal komen, ondanks een suboptimale externe bereikbaarheid, toch als beste lokale bedrijventerreinen uit de bus. Ze voorzien in een duidelijk lokale behoefte en vormen voor het lokale bedrijfsleven de beste vestigingsplaats, vooral vanwege factoren zoals interne toegankelijkheid, ruimtelijke kwaliteit of beste product-marktcombinatie.
Een onderscheid is tussen de overige terreinen iets lastiger te maken. De bedrijventerreinen Kolksluis en de Cocksdorp scoren bijvoorbeeld relatief slecht op de diverse markttechnische kwaliteiten, maar liggen relatief geïsoleerd in een omgeving waar binnen een straal van zo'n 5 tot 10 kilometer nauwelijks andere bedrijventerreinen beschikbaar zijn. De terreinen zijn daarnaast ook voor een specifieke lokale behoefte ontwikkeld, die sterk onderbouwd is met enquêtes onder de lokale ondernemers. Een mogelijk aanbod op verder weg gelegen bedrijventerreinen is niet/minder relevant voor de (zeer) lokale vraag naar bedrijvenlocaties op bedrijventerrein Kolksluis. Dus hoewel op basis van de markttechnische kwaliteiten deze terreinen af zouden vallen, blijkt er wel voldoende behoefte te zijn en sluiten de terreinen ook qua PMC goed aan. Daar komt bij dat is besloten dat van de 5 hectare op Kolksluis op de korte termijn slechts 2,5 hectare zal worden uitgegeven. De andere 2,5 hectare wordt niet volledig afgeschreven maar komt op de B-lijst te staan indien er op de middellange termijn weer een groeiende lokale behoefte blijkt te ontstaan. Er wordt dus al rekening gehouden met de marktbehoefte.
Er is slechts 1 terrein dat vanwege de omvang, de planstatus en de PMC 'afvalt': Zijtwende. Het betreft hier een toekomstig geplande uitbreiding bij het bedrijventerrein Witte Paal, maar dan op grondgebied van Hollands Kroon. Echter, Witte Paal in Schagen richt zich vooral op een meer moderne en gemengde groep bedrijven en niet zozeer op lokale bedrijven. Daarnaast is er nog voldoende uitbreidingsruimte op deze terreinen waardoor de marktbehoefte voor Zijtwende zeer gering is, zo niet afwezig. Mede vanwege het feit dat de PMC niet optimaal is, de status van de locatie zeer zacht is en de omvang te groot, zetten we de locatie op de C-lijst.
Met het afvallen van Zijtwende voor de A-lijst en het 'uitstellen' van een ontwikkeling van 2,5 hectare op Kolksluis II, resteert nog een 'overaanbod' van zo'n 6 hectare netto aan lokaal bedrijventerrein wanneer we rekening houden met een totale behoefte van maximaal 15 hectare. Bij nadere inspectie van de locaties wordt geconcludeerd dat ook het bedrijventerrein Dogger-Zuid geen optimale product-marktcombinatie kent. Qua ligging en omgevingskwaliteit en ook qua beoogde doelgroep heeft de locatie als puur lokaal bedrijventerreinen geen optimale toekomstpotentie. Wellicht kan een lichte verkleuring of herprofilering de locatie beter in de markt zetten en meer kans van slagen hebben. Dat betekent dat Dogger-Zuid vooralsnog op de B-lijst wordt gezet.
Het totaal aantal ha voor lokaal regionale uitbreiding op de A lijst komt dan uit op 16,1 ha. De uitbreiding van Kolksluis maakt met 2,5 ha onderdeel uit van de A lijst. Het rapport is door de colleges van b&w in alle gemeenten in de Kop van Noord Holland vastgesteld.
In december 2011 heeft de voormalige gemeente Zijpe behoefteramingen laten opstellen door het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord3 .
De ruimtebehoefte van lokale ondernemers op bedrijventerreinen in de voormalige gemeente Zijpe is geïnventariseerd om op dit moment helder te krijgen of er voldoende behoefte is aan de uitbreiding en hoe groot deze behoefte is. De behoefte aan bedrijventerrein bedraagt, volgens opgave van de respondenten die uitbreiding- of verplaatsingsplannen op of naar Kolksluis hebben, rond 4 hectare netto uitgeefbaar bedrijventerrein. Dit is de behoefte op korte termijn. Het onderzoek raamt dat tot 2020 een behoefte aan bedrijventerrein in de voormalige gemeente aanwezig zou zijn van circa 5 hectare. Dit is ook de oppervlakte die in de planningsopgave in de provinciale Structuurvisie is opgenomen. De behoefteraming uit 2011 bevat concrete en objectieve gegevens over de actuele regionale behoefte aan bedrijvenlocaties in Kolksluis.
Na overleg met de provincie Noord-Holland is na de gemeentelijke fusie, door de gemeente Schagen en de ondernemers, samenwerkend in Zakenclub 't Zand, aan het Bedrijvenloket Kop van Noord-Holland gevraagd te komen tot een inzicht in de minimaal benodigde extra ruimte voor ondernemers op Kolksluis. Tussen gemeente en ondernemers zijn begin 2013 intentieovereenkomsten gesloten voor uitbreidingsruimte aansluitend aan het bestaande terrein. Van de zes bedrijven die een overeenkomst hebben ondertekend, zijn er vijf op het bestaande Kolksluis gevestigd. Gezamenlijk bedraagt deze uitbreidingsruimte ruim 2 hectare netto. Deze behoefte is door middel van de gesloten overeenkomsten concreet aangetoond. Daarmee is de uitbreidingscapaciteit van 2,5 hectare al bijna geheel benut.
Om te komen tot inzicht in de behoefte aan uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis is niet gebruik gemaakt van een modelmatige vaststelling van de behoefte. In een proces, waarin nauw is samengewerkt tussen de gemeente Schagen en de ondernemers, is een goed inzicht van de daadwerkelijke behoefte aan uitbreiding en daarmee groeimogelijkheden voor de toekomst verkregen. Daarbij is geconstateerd dat:
Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied, is alleen gekeken naar de bedrijventerreinen in een straal van 10 km binnen `t Zand. Dit zijn de bestaande bedrijventerreinen Lagedijk in de gemeente Schagen en Kruiswijk in de gemeente Hollands Kroon. Vanwege de ligging (`t Zand ligt centraal in het verzorgingsgebied van de lokale bedrijven), bereikbaarheid (vanwege verwantschap met bollenteelt veelal voor landbouwvoertuigen) en verbondenheid met `t Zand (van oudsher hier gevestigd)zijn de overige lokale bedrijventerreinen (zie tabel: Ruimtelijke en markttechnische beoordeling lokale bedrijventerreinen De Kop (STEC groep 2015), hoofdstuk 4.1.1.3) vanwege de afstand op voorhand geen optie voor de geïnventariseerde lokale uitbreidingsvraag.
Bedrijventerrein Lagedijk
Op het bedrijventerrein Lagedijk is een significante directe beschikbaarheid aan bedrijfskavels, van in totaal 6 ha. Dit bedrijventerrein is, anders dan Kolksluis, een (boven)regionaal bedrijventerrein (Stec groep, 2015). Lagedijk ligt centraal in de regio bij de kern Schagen en wordt multimodaal ontsloten. De doelgroep voor dit terrein is in eerste instantie grootschalige bedrijvigheid met zwaardere bedrijven vallend in milieucategorie 4 en 5, die voor hun bedrijfsvoering watergebonden zijn. Vervolgens, afhankelijk van de vraag, voor middelzware industriële, handelsbedrijven en kleinschalige, hoogwaardige bedrijvigheid en tenslotte voor middelgrote bedrijvigheid, lichtere industriële, handelsbedrijven en/of dienstverlening. In tegenstelling tot Lagedijk, dat wordt ingezet als (boven)regionaal bedrijventerrein, is de uitbreiding van Kolksluis juist bedoeld voor kleinschalige lokale bedrijven (tot milieucategorie 3.2).
Bedrijventerrein Kruiswijk
Buiten de gemeente Schagen, maar wel binnen een straal van 10 km, is bedrijventerrein Kruiswijk (gemeente Hollands Kroon) gevestigd. Dit bedrijventerrein kan ook worden beschouwd als een lokaal bedrijventerreinen wordt ook gereserveerd voor bedrijven met een (boven)regionale oriëntatie(Stec groep, 2015). Het bedrijventerrein Kruiswijk biedt in de eerste plaats een vestigingsplaats aan bedrijven met een binding aan de gemeente. Deze binding hangt onder andere samen met de markt van het bedrijf, de leveranciers, de woonplaats van de werknemers en dergelijke.
Het bedrijventerrein Kruiswijk is een “nieuw” terrein met netto uitgeefbare oppervlakte van 5 ha. Daarvan is momenteel 4,7 ha direct uitgeefbaar. Dit bedrijventerrein biedt ook ruimte voor vestiging van agri bussiness bedrijven tot 1,5 ha, ruimte voor volumineuze detailhandel tot 1500 m2 en (zelfstandige) kantoren tot een oppervlakte van 750m2.
Daarnaast is er ruimte voor woon werk locaties en is er ruimte gereserveerd voor zogenaamde “schuifruimte” . Dit betreft bedrijfsruimte voor
- de herinrichting van het bedrijventerrein Spoorsingel;
- de herontwikkeling van andere bestaande bedrijventerreinen; en
- het verplaatsen van al in de gemeente gevestigde bedrijven.
(bron: bestemmingsplan Kruiswijk III)
Dit betekent dat op Kruiswijk ongeveer 3,5 ha beschikbaar voor nieuwe bedrijvigheid. Net als Kolksluis betreft dit voornamelijk lokale bedrijvigheid, maar in de opzet van beide terreinen is wel een duidelijk verschil. De uitbreiding van Kolksluis wordt alleen geschikt gemaakt voor lokale bedrijvigheid, er wordt geen voluminieuze detailhandel, geen agri business en/of zelfstandige kantoren toegestaan. Ook is het niet mogelijk bedrijfswoningen te bouwen op de uitbreiding van Kolksluis.
Specifieke wensen ondernemers voor uitbreiding Kolksluis in relatie tot bestaande bedrijventerreinen
De uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis in 't Zand is een lang gekoesterde wens van de ondernemers op het bestaande gedeelte van het terrein en een aantal ondernemers die elders zijn gevestigd in de kern 't Zand. De specifieke kwaliteiten van het terrein (geografische ligging, bereikbaarheid met landbouwvoertuigen, het zakelijk opgezette duurzame beheer) en de reeds op het terrein gedane investeringen maken dat ondernemers op of in de directe nabijheid van de bestaande locatie Kolksluis willen uitbreiden en doorinvesteren.
Dit heeft geresulteerd in een breed gedragen nieuw voorstel voor uitbreiding, dat bestaat uit een te realiseren netto uitgeefbaar aanbod van circa 2,5 hectare, waarbij tussen gemeente en ondernemers begin 2013 intentieovereenkomsten gesloten voor uitbreidingsruimte aansluitend aan het bestaande terrein. Dit betreft concreet de volgende bedrijven:
Gevolgen uitbreiding in relatie tot bestaande bedrijventerreinen
De totale ruimtebehoefte van deze bedrijven op voorhand is ongeveer 2,1 ha. Op het bestaande bedrijventerrein Kolksluis is alleen voor het landbouwmechanisatiebedrijf sprake van verplaatsing, waardoor ongeveer 2000 m2 vrijkomt op het bestaande Kolksluis. Voor het overige betreft het uitbreiding van bestaande bedrijvigheid. De verplaatsing van bedrijven zorgt voor een aanvaardbare leegstand op het bestaande terrein, waardoor ruimte ontstaat voor dynamiek en mogelijkheden voor herstructurering. Deze leegstand kan worden aangemerkt als frictieleegstand. Van structurele leegstand (lees: incourant vastgoed, herstructurering noodzakelijk) is geen sprake.
Herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied biedt onvoldoende mogelijkheden om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen. Vanwege de, zoals hierboven reeds beschreven, zeer lokale vraag en relatief kleine uitbreiding is gezocht naar de meest passende uitbreiding in de directe omgeving van het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de locatie zoals in dit bestemmingsplan aangegeven.
Voor een volledige afweging van de verschillende locaties wordt verwezen naar Bijlage 1. De locatie van de geplande uitbreiding is gekoppeld aan de bestaande bedrijvigheid van Kolksluis waardoor een heldere scheiding van wonen-werken in stand blijft en levert geen hinder op voor de bestaande woonomgeving. De uitbreiding van het bedrijventerrein is infrastructureel eenvoudig en compact aan te sluiten en integratie van natuurontwikkeling en waterberging is goed mogelijk in deze variant.
Het betreft een relatief kleine uitbreiding, gericht op de lokale vraag en heeft een voornamelijk lokaal regionale afzetmarkt. De ontsluiting van het bedrijventerrein is hierop afgestemd. Het bestaande terrein en de uitbreiding zijn direct op elkaar ontsloten. De bereikbaarheid van de uitbreiding is daarmee goed. Door een extra ontsluiting wordt de bereikbaarheid verder vergroot en de verkeersafwikkeling verdeeld. De ontsluiting is gebaseerd op het lokale karakter van terrein en is effectief en efficiënt zowel uit het oogpunt van het vervoer als uit het oogpunt van gebruik van de locatie.
De gekozen uitbreiding voldoet aan concrete voornamelijk lokale vraag aan relatief kleine bedrijvigheid en is door situering, inpassing en ontsluiting de best passende optie voor een uitbreiding in de nabijheid van `t Zand.
De ontwikkeling van Kolksluis II voorziet in een actuele behoefte (voor voornamelijk lokale ondernemers/bedrijven) waarover regionale afstemming bestaat. Er is concrete behoefte en belangstelling voor de percelen op Kolksluis II. De bedrijvigheid verplaatsen naar andere terreinen in de directe regio is geen optie gezien de sterke lokale verbondenheid en een herstructurering van het bestaande terrein biedt geen soelaas om te kunnen voldoen aan de uitbreidingsvraag. Daarnaast geeft de uitbreiding lucht op het bestaande terrein, wat mogelijkheden biedt voor herstructurering. De gekozen locatie is door situering, inpassing en ontsluiting de best passende optie voor een uitbreiding in de nabijheid van `t Zand.
Daarbij is het voor de leefbaarheid van 't Zand van groot belang dat kan worden voorzien in voldoende aanbod van werkgelegenheid. Een goed ondernemingsklimaat is van groot belang is voor het aantrekken en behouden van werkgelegenheid. De leefbaarheid van de kern 't Zand blijft op niveau c.q. wordt versterkt door de kwalitatieve uitbreiding van bedrijventerrein Kolksluis. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de identiteit van 't Zand vanuit een duurzaam toekomstperspectief.
Hieronder is een uiteenzetting gegeven van het vigerend beleid voor zover van toepassing op de voorgenomen ontwikkeling. Het betreft zowel rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte1 (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is het de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De Structuurvisie vervangt een aantal rijksbeleidsnota's waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid.
In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap het Rijk aan de provincies en gemeenten overlaat, het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen en gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het beleid dat in de structuurvisie is neergelegd wordt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen. In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
Binnen deze drie hoofddoelen benoemt het Rijk onderwerpen van nationaal belang en welke instrumenten voor deze belangen worden ingezet.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de hoofddoelstellingen zoals opgenomen in de Structuurvisie. Met de ontwikkeling wordt de bereikbaarheid verbetert en wordt bijgedragen aan een leefbare en veilige omgeving met behoud van natuurlijke en cultuurhistorische waarden. De verantwoordelijkheid voor deze opgave bevindt zich echter primair op lokaal niveau. Dit beleid, en het andere rijksbeleid met betrekking tot de ruimtelijke ordening, heeft zijn doorwerking in het, meer specifieke, provinciale en gemeentelijke beleid gekregen, bijvoorbeeld in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de gemeentelijke structuurvisie. Dit provinciale en gemeentelijke beleid wordt in de volgende paragrafen besproken.
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van nationale belangen, zoals Rijksvaarwegen, grote rivieren, defensie en kustverdediging. Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige initiatief. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.
Per 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op enkele onderdelen gewijzigd. Eén van deze wijzigingen betreft de toevoeging van een artikellid aan artikel 3.1.6 Bro. In artikel3.1.6, lid 2 Bro is nu voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden.
Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
In hoofdstuk 4 is de Ladder voor duurzame ontwikkeling inhoudeljik uitgewerkt. De uitbreiding van het bedrijventerrein voldoet aan de Ladder
Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De belangrijkste doelstelling is het geven van een kader voor het beheer van oppervlaktewater en grondwater op basis van stroomgebieden en stroomgebieddistricten. De richtlijn wil het duurzaam gebruik van water bevorderen en de gevolgen van overstroming en droogte beperken. Daarnaast wil de richtlijn de aan water gebonden natuur beschermen en verbeteren met als uitgangspunt een goede ecologische toestand van het water.
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Waterbeleid voor de 21e eeuw'. De belangrijkste aanbevelingen waren: anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte naast techniek en 'vasthouden-bergen-afvoeren'.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, heeft het kabinet zijn standpunt bepaald in de nota 'Anders omgaan met water' (2000). Deze Nota benadrukt dat het antwoord op de problemen niet alleen ligt in technische oplossingen, maar vooral ook in het ruimte geven aan water (flexibel peilbeheer en ruimtelijke maatregelen in de vorm van calamiteitenberging, piekberging en voorraad-beheer, etc.). Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om water vast te houden. Als meer water vasthouden niet zomaar gaat, moeten er voorzieningen worden aangelegd om tijdelijk water te bergen. Pas als deze twee mogelijkheden, vasthouden en bergen, zijn gebruikt mag het overtollige water worden afgevoerd.
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Op 21 juni 2010 is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. Hierin geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benuttenen ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. Het plangebied maakt geen deel uit van de in de provinciale verordening aangewezen bestaande bebouwde gebied (BBG).
Bedrijventerreinen
De Provincie wil het aanbod aan bedrijventerreinen zowel kwantitatief als kwalitatief zo goed mogelijk laten aansluiten op de vraag. Een zorgvuldige planning van bedrijventerreinen gaat uit van de SER-ladder (geïntroduceerd door de Sociaal Economische Raad). Dat betekent dat er eerst gekeken wordt naar de noodzaak van een nieuwe locatie op basis van een realistische vraag naar nieuwe terreinen en de mogelijkheden die herstructurering en intensivering van bestaande locaties bieden om die behoefte op te vangen, voordat er gekozen wordt om nieuwe bedrijventerreinen aan te leggen. Nieuwe terreinen zullen echter wel nodig blijven om te voorzien in specifieke behoeften van bedrijven, maar ook om met deze nieuwe terreinen schuifruimte te creëren voor het in gang zetten van herstructurering op andere terreinen. Een zorgvuldige planning betekent ook dat door middel van goede monitoring vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd en bijstelling plaatsvindt op behoefteramingen en opgaven in regio's. De provincie vindt het belangrijk dat de juiste bedrijven op de juiste plek terecht komen, zodat zij optimaal kunnen worden gefaciliteerd. Efficiënt ruimtegebruik en verbetering van kwaliteit staat ten alle tijde centraal. Gedeputeerde Staten stellen een provinciale planningsopgave vast. Voor de regio Noord-Holland Noord (waartoe de Kop van Noord-Holland behoort) is op 3 februari 2009 een provinciale planningsopgave vastgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 3 bij de provinciale Structuurvisie. In deze planningsopgave is een uitbreiding van Kolksluis van 5 hectare opgenomen voor de periode tot 2020. Met de voorgenomen uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis met 2,5 hectare wordt invulling gegeven aan de provinciale planningsopgave.
De Structuurvisie is bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen door te laten werken, is de Provinciale Ruimtelijke Verordening opgesteld. Hierin is een aantal regels vastgesteld die wel rechtstreeks doorwerken.
De doorwerking van de provinciale Structuurvisie naar gemeentelijke bestemmingsplannen isgeregeld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Hierin zijn de voorschriften gegeven waar bij het maken van een bestemmingsplan aan moet worden voldaan. De PRV maakt een duidelijk onderscheid tussen het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) en het landelijk gebied.
In de PRV zijn voorschriften gegeven waar bij het maken van een bestemmingsplan aan moet worden voldaan. Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein moet in ieder geval rekening worden gehouden met de artikelen 12, 15 en 25 van de Provinciale verordening .
Artikel 12 verbiedt tot aanleg (of uitbreiding) van bedrijventerreinen en kantoorlocaties in het landelijk gebied. Hiervan kan worden afgeweken als het plan in overeenstemming is met de provinciale planningsopgave. De planningsopgave voor Noord-Holland Noord bestaat uit harde plannen (onherroepelijk bestemmingsplan), zachte plannen (bestemmingsplan is nog niet onherroepelijk, maar er heeft wel regionale afstemming plaats gevonden over nut en noodzaak) en strategische reserves (bedrijventerrein waarvan behoefte nader moet worden onderbouwd). Kolksluis is in de Provinciale Planningsopgave benoemd als een zacht plan.
Artikel 12, lid 4 bepaalt dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven in hoeverre de uitbreiding van het bedrijventerrein in overeenstemming is met en gebaseerd is op afspraken van de gemeente met andere gemeenten in regioverband.
Daarnaast moet duidelijk zijn:
In hoofdstuk 4 "De ladder voor duurzame verstedelijking" komen al deze aspecten uitvoerig aan bod.
Uit artikel 12, lid 3 blijkt dat artikel 15 van overeenkomstige toepassing is.
Uit artikel 15 blijkt dat een bestemmingsplan dat voorziet in een uitbreiding van verstedelijking als bedoeld in artikel 12 moet voldoen aan de uitgangspunten zoals vermeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hier verder op worden ingegaan. De Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling wordt daarbij om advies gevraagd over plannen met grote impact.
Op de landschapstypenkaart bij het beleidskader liggen de dorpen langs de Groote Sloot allemaal in het zogeheten aandijkingenlandschap. Aandijkingen zijn aangeslibde gronden langs de kust, die vanaf de hogere gronden zijn bedijkt. De gebieden in dit landschap zijn als geheel ingericht, in rechte lijnen met een grote mate van openheid. De oudste aandijkingen zijn duidelijk gericht op het oude land. Langs het westen is er een duidelijke overgang naar de duinen.
In Hoofdstuk 3 van deze toelichting en in het in bijlage 2 opgenomen beeldkwaliteitsplan wordt ingegaan op de wijze waarop de voorgenomen inrichting van het plangebied rekening houdt met de toetsingscriteria uit de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van weidevogelleefgebied.
begrenzing Weidevogellefgebied
In artikel 25 lid 1 onder d. van de PRV is aangegeven dat een bestemmingsplan niet mag voorzien in de mogelijkheid verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten, te verrichten die het weidevogelleefgebied verstoren.
Van dit artikel kan worden afgeweken indien de ontwikkeling geschiedt ten behoeve van een ingreep waarvoor geen aanvaardbaar alternatief aanwezig is en waarmee bovendien een groot openbaar belang wordt gediend. Tevens moet dan in het bestemmingsplan worden opgenomen op welke wijze schade aan een weidevogelleefgebied zoveel mogelijk wordt voorkomen en resterende schade wordt gecompenseerd en hoe de maatregelen ten behoeve van deze compensatie wordt uitgevoerd.
Alternatieven en openbaar belang
Aan de geplande locatie ligt een analyse van alternatieven ten grondslag (zie bijlage 1 ). Daarin is een afweging gemaakt voor wat betreft de meest geschikte locatie voor de uitbreiding van het industrieterrein. Specifiek voor het beschermen van weidevogels is een uitbreiding naar het noordoosten de slechtste optie. Deze gronden zijn in eigendom van Landschap Noord Holland en ingericht ten behoeve van de weidevogels. Dit gebied zal naar alle waarschijnlijkheid in de toekomst ook worden benoemd als kerngebied. Hier zal het gebruik van de gronden optimaal worden ingericht voor weidevogels.
Het gebied aansluitend (ten oosten) aan de bestaande woningen van `t Zand tot de Koning Willem II weg is sowieso niet benoemd tot weidevogelleefgbied en vanuit dit perspectief het meest gunstig voor inrichting als bedrijventerrein. Echter zal een inrichting van deze gronden als bedrijventerrein leiden tot hinder voor omliggende woningen (als tegen de grens van woningbouw wordt aangelegd) of de gewenste ontwikkeling van woningbouw in de toekomst in de weg staan.
In het proces voor een goede ruimtelijke inpassing van het bedrijventerrein is het plan ook gepresenteerd aan de ARO. Hierbij is vanuit ruimtelijk/stedenbouwkundig perspectief een afweging gemaakt voor de locatie zoals deze nu voorligt. Tijdens deze presentatie is ook inzichtelijk gemaakt wat de invloed is van de milieucirkels (VNG brochure “bedrijven en milieuzonering”) op de bestaande woonbebouwing. Zie onderstaande afbeelding.
Ondanks dat er momenteel geen ruimteclaim voor woningbouw is vastgelegd in een bestemmingsplan of een structuurvisie, is er in oktober 2006 wel een Beeldkwaliteitsplan voor ` t Zand vastgesteld. In dit beeldkwaliteitsplan wordt de uitbreiding voor woningbouw in dit gebied (`t Zand Noord) benoemd samen met een mogelijke uitbreiding aan de zuidkant van `t Zand. In het nog vast te stellen Regionaal kwalitatief Woningbouwprogramma voor de Kop van Noord-Holland is een voor 't Zand Noord voor de periode tot 2020 een programma van 50 woningen opgenomen. Door een invulling op `t Zand Noord door een bedrijventerrein is geen afweging meer mogelijk voor een toekomstige uitbreiding voor deze woningbouw. Dit is ongewenst.
De voorgenomen locatie is aangewezen als weidevogelleefgebied maar ligt wel aan de rand van deze aanwijzing en grenst deels aan bebouwing (aan de noordzijde bestaande bedrijventerrein, aan de zuidzijde woningen) en infrastructuur en opgaande laanbeplanting (aan de westzijde). Daarnaast is dit land in agrarisch gebruik (bollenteelt) en heeft momenteel feitelijk geen waarde voor weidevogels. Deze locatie voorziet in een kwalitatief sterk onderscheid tussen woon- en werkmilieus en biedt combinatiekansen voor natuurontwikkeling. Daarnaast is het infrastructureel eenvoudig en compact aan te sluiten.
Ook heeft de commissie ARO geoordeeld dat het plan op deze wijze ruimtelijk voldoende ingepast kan worden.
In hoofdstuk 4 "Ladder voor Duurzame Ontwikkeling" wordt gemotiveerd ingegaan op het openbare belang dat gediend is bij de gewenste ontwikkeling. De bedrijvigheid verplaatsen naar andere terreinen in de directe regio is geen optie gezien de sterke lokale verbondenheid. Voor de leefbaarheid van 't Zand van groot belang dat kan worden voorzien in voldoende aanbod van werkgelegenheid. Een goed ondernemingsklimaat is van groot belang is voor het aantrekken en behouden van werkgelegenheid. De leefbaarheid van de kern 't Zand blijft op niveau c.q. wordt versterkt door de kwalitatieve uitbreiding van bedrijventerrein Kolksluis. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de identiteit van 't Zandt vanuit een duurzaam toekomstperspectief.
Compensatie en uitvoering
Door de inrichting van het bedrijventerrein wordt circa 3,5 hectare weidevogelleefgebied ongeschikt voor weidevogels. In de huidige situatie is het plangebied niet zeer geschikt voor weidevogels (door ligging en inrichting), desondanks maken enkele weidevogels toch gebruik van het gebied. Om het gebruik van het gebied door weidevogels te bevorderen (en schade te beperken) vindt er een verbetering plaats van het biotoop voor weidevogels door middel van de aanleg van een droge waterbergingslocatie binnen het plangebied.
De droge waterberging bestaat uit minimaal 3,5 hectare grasland dat verlaagd en begreppeld wordt. Door de aanleg van grasland aan deze zijde van het plangebied en door de verlaging en begreppeling van het gebied verbetert het gebied voor weidevogels, omdat er meer vochtige hooilanden ontstaan. Weidevogels maken op verschillende manieren gebruik van deze situaties, namelijk door langs de randen te foerageren, rusten, poetsen en overnachten. De nieuwe inrichting als droge waterberging heeft een positieve invloed op geschiktheid voor weidevogels ten opzichte van het huidige akkerland.
Daarnaast zal met Landschap Noord Holland en de provincie Noord-Holland een compensatieovereenkomst worden aangegaan om de gemeentelijke gronden direct naast het bedrijventerrein (ongeveer 2 ha.) in eigendom over te dragen. Op deze wijze kunnen, door een natuurbeherende instantie, de gronden worden ingericht voor beheer ten behoeve van weidevogels. Op deze wijze vindt een kwalitatieve verbetering plaats voor het gebruik van de gronden voor weidevogels en wordt voldaan aan de uitgangspunten van de PRV. Deze ontwikkeling sluit goed aan op de ten noorden hiervan ingezette ontwikkeling van Landschap Noord Holland, om het gebied rond de eendenkooi kwalitatief geschikt te maken voor weidevogels.
Conclusie
Er is in deze toelichting (hoofdstuk 5.3.2.3 in samenhang met hoofdstuk 4)voldoende aangetoond dat geen haalbare alternatieven binnen of buiten bestaand gebied aanwezig zijn, en er een groot openbaar belang is gediend bij de uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis. Er wordt daarmee voldaan aan artikel 25 lid 3 van de PRV.
Tevens wordt in de toelichting ingegaan op welke wijze de schade aan het weidevogelleefgebied (zover hier sprake van is) zoveel mogelijk wordt voorkomen en hoe de resterende schade wordt gecompenseerd. Als Bijlage 4 is het compensatieplan opgenomen die invulling geeft aan artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Natuurcompensatie Noord Holland. Tussen de provincie Noord-Holland, Landschap Noord Holland en gemeente Schagen is een overeenkomst afgesloten, met afspraken over de verplichtingen van de initiatiefnemer ten aanzien van de compensatie en de wijze van informeren van de voortgang aan de Provincie. Deze overeenkomst is opgenomen in Bijlage 5. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan artikel 5 van de Uitvoeringsregeling Natuurcompensatie Noord-Holland. Door deze toelichting, het opgenomen compensatieplan en de borging van de afspraken in de overeenkomst, wordt ook voldaan de artikel 25 lid 4 van de PRV.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft in 2009 een alternatievenstudie uitgevoerd om te bepalen wat de wateropgave is in Afdeling W. Afdeling W is de polder waar de kern 't Zand in ligt en waar de ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland. Op basis van deze studie zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
Er wordt een scheiding aangebracht tussen stedelijk en agrarisch gebied, zodat het stedelijk gebied niet afwentelt naar het landelijk gebied. De agrariërs hebben daardoor geen waterhuishoudkundig nadelige gevolgen van de vergroting van het stedelijk areaal. Door een scheiding aan te brengen tussen stedelijk en agrarisch gebied wordt geen agrarisch water vermengt met stedelijk water, dit komt de waterkwaliteit ten goede.
Er wordt binnen het plangebied een droge waterberging aangelegd met een minimale oppervlakte van 3,5 ha. Hiermee wordt voldaan aan het uitgangspunt om binnen het plangebied de wateropgave ten behoeve van het stedelijk gebied te realiseren (de oppervlakte van 3,5 ha droge waterberging komt overeen met 2 ha natte berging). Voor deze inrichting hoeft het peilbesluit niet veranderd te worden.
Een voorwaarde voor de oplossing van de wateropgave is dat het water vanuit de kern 't Zand, goed kan afvoeren richting het bedrijventerrein waar de extra waterberging wordt gerealiseerd. Verder moet het landbouwgebied naar het gemaal kunnen blijven afvoeren. Hiervoor moeten een aantal kunstwerken worden aangepast. Voor de inrichting van het toekomstig peilgebied (scheiding landbouwgebied met stedelijk gebied) zullen de hiervoor benodigde maatregelen worden getroffen. De regels van dit bestemmingsplan zijn zo opgesteld dat bij de daadwerkelijke uitvoering voldaan kan worden aan de benodigde maatregelen die uit het waterplan volgen.
De gemeenteraad van Schagen heeft in januari 2013 de "Welstandsnota 2013" vastgesteld. Het welstandsbeleid is er op gericht om bij te dragen aan een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt. Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten is onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding.
De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota.
Diverse milieuaspecten vormen belangrijke input bij de ontwikkeling van het plangebied. In dit verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies. In dit hoofdstuk zijn de effecten van de voorgenomen ontwikkeling per aspect inzichtelijk gemaakt.
Voor de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis is onderzoek verricht naar de kwaliteit van de bodem4 (Bijlage 3). Uit de verzamelde gegevens blijkt dat de algemene bodemkwaliteit naar verwachting maximaal licht verontreinigd is ter plaatse van enkele kavels aan de Korte Bosweg en Koning Willem II-weg. Deze locaties liggen buiten het plangebied. Het is niet waarschijnlijk dat een eventuele verontreiniging zich uitstrekt tot het plangebied.
Het plangebied is niet gelegen in een aardkundig monument en heeft geen aardkundige waarden. Op basis van de historische gegevens kan worden geconcludeerd dat het plangebied over het algemeen geschikt is voor de gewenste bestemming (bedrijventerrein). Dit is immers een minder gevoelige bestemming dan de huidige bestemming. Voorafgaand aan de realisatie dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd, met daarbij extra aandacht voor de aanwezige dammen.
De watertoets is een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Het is verplicht in beeld te brengen wat de effecten van de voorgenomen activiteit op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier zowel om de waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het streven is er zoveel mogelijk op gericht om water (regen-, afval- en oppervlaktewater) op een goede manier in te passen in het ontwerp.
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied ligt in peilgebied 2773 A van de polder afdeling W. In peilgebied 2773 A wordt een zomerpeil van NAP -0,65 meter en een winterpeil van -0,90 meter gehanteerd. In de omgeving van het plangebied liggen secundaire en primaire watergangen. Ten noorden van het plangebied ligt een boezemtak van de Schermerboezem. In het noordelijk deel van het plangebied is het gemaal afdeling W aanwezig dat het polderwater uitslaat op de bovengenoemde boezemtak.
Waterkwantiteit
Door de toename van verhard oppervlak in het plangebied zal water sneller afstromen naar oppervlaktewater. Dit kan leiden tot hogere peilstijgingen en grotere afvoeren in het oppervlaktewatersysteem. Om deze toename te voorkomen dient water afkomstig van verhardingen te worden geborgen en/of vertraagd te worden afgevoerd.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft aangegeven dat de benodigde watercompensatie 10% bedraagt van het extra oppervlak aan verharding dat versneld tot afvoer in het oppervlaktewater komt. Dempingen dienen 1 op 1 te worden gecompenseerd. Met de aanleg van het bedrijventerrein zal hieraan worden voldaan. De waterstructuur is mede afhankelijk van de inrichting van de voorgenomen waterberging. Als gevolg hiervan zal een overzicht van te dempen en te graven water in het kader van de aan te vragen watervergunning worden afgestemd met HHNK. Uitgangspunt voor de verdere uitwerking is het integraal waterhuishoudingsplan 't Zand van 12 juni 2009. Dit plan is de door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in overleg met de gemeente opgesteld (zie paragraaf 5.4.1).
Waterkering
Binnen het plangebied ligt een regionale waterkering. De vrijwaringszone is opgenomen met een dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering ten behoeve van de bescherming van de waterkering.
Waterkwaliteit/riolering
In relatie tot het watersysteem is ook het in het plangebied aanwezige rioleringsstelsel van belang. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken kan direct worden afgekoppeld naar het nabijgelegen oppervlaktewater. Het is daarom niet doelmatig om het hemelwater af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (Rwzi). Er zal een gescheiden stelsel worden aangelegd. Het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink wordt zoveel mogelijk voorkomen.
Watervergunning
Voor werkzaamheden in, langs, op, bij of aan open water is een watervergunning nodig.
Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein is een quick-scan uitgevoerd naar natuurwaarden5 (Bijlage 6). Hieronder volgen de conclusies.
Binnen een straal van drie kilometer van het plangebied bevindt zich een klein deel van het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder- Callantsoog. Het gaat om het deel van het Kooibosch dat onderdeel uitmaakt van Duinen Den Helder- Callantsoog. Binnen deze invloedsfeer bevinden zich geen overige Natura 2000-gebieden en/of Beschermde Natuurmonumenten. Effecten op Natuurbeschermingswetgebieden op meer dan 3 km afstand, worden op voorhand uitgesloten.
De voorgenomen ontwikkeling, is niet van invloed op het Kooibosch. Tussen plangebied en Kooibosch bevindt zich een zone van circa 3 kilometer afstand. Tijdens de realisatiefase zal tijdelijk toename van geluidsbelasting plaatsvinden, deze reikt echter niet tot Kooibosch. In dit kader treden geen negatieve effecten op en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet.
Uit het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden dat beschermde soorten in het plangebied voor kunnen komen. Het gaat hierbij om vleermuizen, de kleine modderkruiper en vogels. Er zijn geen jaarrond beschermde vogelnesten aanwezig. Daarnaast zal altijd de Zorgplicht (art. 1 van de Flora- en faunawet) in acht moeten worden genomen.
Vogels
Zolang de werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (wat loopt van circa maart t/m juni met uitloop tot in augustus) of als maatregelen worden getroffen om verstoring van vogels/nesten te voorkomen, is er geen overtreding van de Flora- en faunawet.
Vleermuizen
Zolang er geen permanente en/of directe werkterreinverlichting uitstraalt (m.u.v. vleermuisvriendelijk verlichting) op de noordelijk gelegen sloot met betrekking tot vliegroutes van vleermuizen, vanaf circa maart tot en met oktober, dan kunnen effecten op vleermuizen uitgesloten worden en is er geen overtreding van de Flora- en faunawet.
Kleine modderkruiper
Aanbevolen wordt om bij demping en vergraving van watergangen, een ecologisch werkprotocol op te stellen conform een goedgekeurde gedragscode en bij demping de watergang af te laten vissen door een ecologische begeleider.
Het plangebied ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er zijn alleen effecten mogelijk in het kader van de externe werking. De voorgenomen ingreep richt zich op de aanleg van een bedrijventerrein. Het betreft lokale en tijdelijke werkzaamheden, die tijdelijk voor extra verstoring zullen zorgen (o.a. geluid, trillingen en beweging). Nadat het plangebied is ingericht zal de mate van verstoring (geluid, licht, beweging) in beperkte mate toenemen. Overige effecten in het kader van de externe werking zijn niet te verwachten. Aangezien binnen de provincie Noord-Holland de EHS geen externe werking kent, is toetsing niet noodzakelijk.
Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van weidevogelleefgebied. In paragraaf 5.3.2.3 is hier reeds op ingegaan.
Archeologie
Het plangebied ligt in het noordelijk zeekleigebied. Het ligt geomorfologisch gezien in een ingesloten strandvlakte met al dan niet vervlakte duinen. Volgens de beleidsadvieskaart van de gemeente valt het plangebied in een zone waarbij het archeologisch belang betrokken dient te worden indien de planomvang meer dan 2500 m2 bedraagt en dieper zal gaan dan 50 cm. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 14,1 ha. De exacte diepte van de bodemverstoring is nog niet vastgesteld. Op basis van de beleidsadvieskaart en de aard van deverwachte bodemingrepen is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd6 (Bijlage 7).
Uit het opgestelde bureauonderzoek blijkt dat de archeologische verwachting voor het aantreffen van sporen uit de Prehistorie tot en met de Middeleeuwen laag is. De archeologische verwachting voor de Nieuwe Tijd is laag tot middelhoog. De lage verwachting voor het aantreffen van sporen uit de prehistorie tot en met de Middeleeuwen heeft te maken het feit dat de huidige ondergrond van het plangebied vroeger onderdeel was van een waddenlandschap en later van een veenlandschap. Beide landschappen zijn ontstaan onder natte condities en daardoor ongeschikt voor bewoning. Daarnaast heeft de eroderende werking van de zee vermoedelijk het archeologisch relevante niveau, de top van het Hollandveen niet intact gelaten.
Voor de aanwezigheid van archeologische sporen uit de Nieuwe Tijd geldt een lage tot middelhoge verwachting voor enkel het zuidelijke deel van het plangebied, langs het bebouwingslint. Op deze locatie is echter in 2008 reeds eerder een vooronderzoek7 (middels boringen) uitgevoerd waarbij geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Na dit onderzoek werd geadviseerd geen nader vervolgonderzoek te verrichten. Gezien het feit dat hier dus al vervolgonderzoek heeft plaats gevonden adviseren wij om dit gedeelte van het plangebied niet nogmaals mee te nemen in een vervolgonderzoek. Op basis van de resultaten van dit bureauonderzoek wordt geen nader archeologisch vervolgonderzoek naar het plangebied geadviseerd.
Mochten er tijdens grondwerkzaamheden toch archeologische of cultuurhistorische waarden, vondsten en/of sporen worden aangetroffen, dan dient men direct contact op te nemen met het bevoegd gezag in het kader van de wettelijke meldingsplicht (Monumentenwet 1988, artikel 53 en 54).
Eendenkooi
Nabij het bedrijventerrein in 't Zand ligt een voormalige eendenkooi. De eendenkooi ligt ten oosten van het bedrijventerrein. Het oorspronkelijke gebruik van de eendenkooi vindt niet langer plaats. De kooi wordt beheerd door het Landschap Noord-Holland en gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek en demonstraties.
Er is de afgelopen jaren intensief overleg gevoerd met Landschap Noord-Holland over de aanleg van het bedrijventerrein en de inrichting van overige gronden. Het bedrijventerrein ligt in de afpalingscirkel van de eendenkooi. Met Landschap Noord Holland zal een overeenkomst worden gesloten waardoor de gronden direct grenzend aan het bedrijventerrein worden overgedragen aan Landschap Noord Holland. Deze gronden kunnen worden ingericht en beheerd om een bijdrage te leveren aan de versterking van het aangrenzende gebied van Landschap Noord Holland.
De eendenkooi blijft met de ontwikkeling van het bedrijventerrein behouden en het huidige gebruik voor wetenschappelijk onderzoek en voorlichting en demonstraties kan worden voortgezet. Met de ontwikkeling van Kolksluis wordt de huidige exploitatie van de eendenkooi dan ook niet aangetast.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. In de zonering van het terrein is rekening gehouden met de bedrijfswoningen op het bestaande bedrijventerrein Kolksluis en mogelijk toekomstige geluidgevoelige bestemmingen (woningen) in 't Zand Noord (zie paragraaf 6.7).
Voor het bedrijventerrein is een zonering opgesteld, die is afgestemd op de omgeving. Binnen het plangebied zijn bedrijven toegelaten t/m categorie 3.2. Op basis van de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering (2009) geldt voor bedrijfsactiviteiten van categorie 3.2 een indicatieve hinderafstand van 100 meter ten opzichte van een rustige woonwijk.
Binnen de richtafstand van 100 meter bevinden zich enkele (bedrijfs)woningen op het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Het betreft de woningen aan de Koning Willem II-weg 5, 6 en 10. Deze woningen bevinden zich op 55 tot 60 meter van de gronden waar categorie 3.2 bedrijven zijn toegestaan. Indien sprake is van een gemengd gebied, geeft de VNG-brochure aan dat een reductie op de richtafstanden mogelijk is, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. De richtafstanden bij een gemengd gebied bedragen 50 meter voor categorie 3.2 bedrijven. De omgeving van het plangebied waar de woningen zich bevinden, kan getypeerd worden als gemengd gebied. Het betreft immers woningen die op een bestaand bedrijventerrein aanwezig zijn, veelal als bedrijfswoning. De gemeente acht de aangehouden afstand van categorie 3.2 bedrijven richting deze woningen dan ook voldoende. Deze reductie is overigens niet toegepast voor het aspect gevaar. Waar gevaar het maatgevende aspect is voor de indeling in categorie 3.2, zijn de activiteiten niet toegestaan in het bestemmingsplan. De lijst van bedrijfsactiviteiten in het bestemmingsplan is hierop nagelopen. Een goed woon- en leefklimaat voor de woningen in de omgeving is dan ook gewaarborgd.
Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen aan (verslechtering van) de luchtkwaliteit,hoeven niet nader onderzocht te worden. Projecten die minder bijdragen dan 3 % van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes of stikstofdioxide worden geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten hoeft geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd. Ook is toetsing aan de normen niet nodig.
In de regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief de 3 % grens bereikt is. De realisatie van het plan valt niet binnen één van de categorieën zoals genoemd in de regeling NIBM. Eén van de categorieën betreft een ontwikkeling met maximaal 1.500 woningen. De verkeersaantrekkende werking van het bedrijventerrein is aanzienlijk lager dan van de ontwikkeling van 1.500 woningen. Omdat de ontwikkeling van een bedrijventerrein niet is opgenomen in één van de categorieën, is in 2012 voor het oude plan met 6 hectare netto bedrijventerrein een toets naar de effecten op de luchtkwaliteit uitgevoerd8 (Bijlage 8) .
Uit de modelberekeningen is naar voren gekomen dat de emissies van het verkeer noch in de huidige situatie, noch na planontwikkeling leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen. Omdat het huidige plan thans 2,5 netto bedrijventerrein betreft, in vergelijking tot 6 hectare in 2012, en er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied sinds 2012 is verslechterd, wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitbreiding van bedrijventerrein Kolksluis op de onderhavige locatie.
Op basis van een inventarisatie van het aspect externe veiligheid via de website www.risicokaart.nl, is duidelijk geworden dat gezien de afstand tot de snelweg en nabijgelegen provinciale wegen het vervoer van gevaarlijke stoffen geen nader onderzoek vraagt. In de omgeving van het plangebid zijn geen BEVI-inrichtingen aanwezig, deze zijn ook niet op het toekomstige bedrijventerrein voorzien. Tenslotte zijn in de nabijheid van het plangebied geen planologisch relevante leidingen gelegen die nader onderzoek vragen.
Sinds 1 april 2011 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. Eén van de wijzigingen in dit besluit is dat in elk initiatief dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten) van het Besluit m.e.r. aandacht moet worden besteed aan de vraag of er al dan niet een m.e.r.-(beoordeling) nodig is.
In bijlage D van het Besluit m.e.r. is een groot aantal activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Eén van de genoemde activiteiten betreft 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein' (activiteit D11.3). Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien deze betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer. De voorgenomen activiteiten die mogelijk worden gemaakt met de uitbreiding van het bedrijventerrein Kolksluis liggen ruim onder de plandrempel waarvoor conform het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is: de oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 11 hectare, het bedrijventerrein bedraagt circa 2,5 hectare (netto uitgeefbaar). Gelet hierop, kan worden geconcludeerd dat de drempelwaarden niet worden overschreden, waardoor in onderhavig plan kan worden volstaan met het uitvoeren van een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
De resultaten van deze uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn hieronder weergegeven.
In onderstaande tabel zijn de relevante kenmerken van het plan weergegeven alsmede de belangrijkste effecten die het plan op de omgeving zal veroorzaken. Daarnaast zijn in het kader van voorliggend bestemmingsplan diverse (milieu)onderzoeken uitgevoerd voor alle, voor dit plan, relevante milieuaspecten. Uit deze onderzoeken, waarvan de uitkomsten zijn verwerkt in de voorgaande paragrafen, blijkt dat het plan geen relevante milieueffecten heeft.
Projectnaam | Uitbreiding Kolksluis |
Kenmerken van de projecten | |
Omvang van het project (relatie met drempel D lijst) | D11.3: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein. Initiatief: De gemeente Schagen wil invulling geven aan de behoefte van ondernemers in 't Zand voor aanleg van extra lokaal bedrijventerrein. De ruimte is gevonden in de vorm van uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Kolksluis. Het gaat om de uitbreiding van circa 2,5 ha netto bedrijventerrein. |
Cumulatie met andere projecten | Ja, in het Regionaal Actie Programma wordt opgemerkt dat de beoogde uitbreidingen in Julianadorp-Oost (inmiddels door de gemeente Den Helder gefaseerd), de kern Anna Paulowna, 't Zand en mogelijk ook Wieringerwaard grote kans lopen dat deze bij gelijktijdige productie elkaar in de weg gaan zitten: er komt dan teveel tegelijkertijd op de markt, en daardoor verwatert de vraag over teveel projecten en komt per saldo geen enkel project tot ontwikkeling. De woningbouwprojecten overschrijden de plandrempels van categorie D11.2 van het Besluit m.e.r. (2.000 woningen en 100 ha) niet. Bovendien betreft het afzonderlijke projecten, in verschillende planfasen en is het de vraag of de plannen daadwerkelijk worden gerealiseerd. |
Gebruik natuurlijke hulpbronnen | Regulier: Baksteen, grond, hout |
Productie afvalstoffen | Nee |
Verontreiniging en hinder | Aanleg: verkeer, geluid Gebruik: verkeer |
Risico voor ongevallen | Nee |
Plaats van de projecten | |
Bestaande grondgebruik | Het plangebied bestaat overwegend uit agrarische gronden. Tussen de Koning Willem II- weg en het plangebied bevindt zich water. Aan de noordzijde van het plangebied betreft het een brede sloot en aan de westzijde van het plangebied een smalle sloot. |
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied | Geen |
Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang. | Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van weidevogelleefgebied. Hoewel het plangebied geen geschikt leefgebied of broedbiotoop biedt, is het terrein wel beschermd (ongeacht de kwaliteit). |
Natura 2000 | Binnen een straal van drie kilometer van het plangebied bevinden zich een klein deel van het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder- Callantsoog (Kooibosch). |
Kenmerken van het potentiële effect | |
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking) | Lokaal |
Grensoverschrijdend karakter | Nee |
Orde van grootte en complexiteit effect | Beperkt (aansluitend op bestaande bedrijventerrein) |
Waarschijnlijkheid effect | Beperkt |
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect | Aanleg: verkeer, geluid Gebruik: Bestemmingsverkeer zal toenemen waardoor ook geluid en lucht emissies toenemen. Qua luchtkwaliteit wordt er geen overschrijding verwacht. Qua geluidsoverlast is een zonering toegepast waarmee voldoende afstand tot bestaande en toekomstige woningen wordt aangehouden. Ecologie: Er kunnen effecten optreden op het gebied van ecologie (vernietiging/verstoring broedvogels). Bodem: Op basis van de historische gegevens kan worden geconcludeerd dat het plangebied over het algemeen geschikt is voor de gewenste bestemming (bedrijventerrein). Dit is immers een minder gevoelige bestemming dan de huidige bestemming. De realisatie van het plan heeft geen relevante effecten op bodem, water, archeologie, bedrijven en milieuzonering en externe veiligheid. Dit blijkt uit de onderzoeken die in het kader van het voorliggende bestemmingsplan zijn uitgevoerd en zijn opgenomen in de voorgaande paragrafen van dit bestemmingsplan. |
Natura 2000 | De voorgenomen ontwikkelingen, is niet van invloed op het Natura 2000-gebied. Tussen plangebied en Kooibosch bevindt zich een zone van circa 3 kilometer afstand. Tijdens de realisatiefase zal tijdelijk toename van geluidsbelasting plaatsvinden, deze reikt echter niet tot Kooibosch. Effecten op Natuurbeschermingswetgebieden op meer dan 3 km afstand,worden op voorhand uitgesloten. |
CONCLUSIE | Gezien de omvang in relatie tot de drempelwaarde zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk. |
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.
Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestemmingsplanvorm, de systematiek en leeswijzer bij de regels .
Het voorliggende bestemmingsplan bevat globale bestemmingen. Binnen de regels is sprake van overwegend positieve bestemmingen. Een positieve bestemming laat rechtstreeks het gebruik toe. Bouwen is mogelijk nadat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend. Deze omgevingsvergunning wordt verleend indien het voldoet aan het gestelde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels.
Dit artikel geeft de betekenis aan van een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie van de begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Deze artikelen bevatten de regels welke direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Per bestemming en per artikel geldt in de meeste gevallen het volgende stramien:
Beschrijving van de bestemmingen:
De gronden ten zuidoosten van het geplande bedrijventerrein zijn conform het huidige gebruik agrarisch bestemd. Echter, hier wordt tevens de mogelijkheid voor een droge waterberging geboden. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Voor de gronden waar bedrijven opgericht kunnen worden, is de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen. Binnen deze bestemming kan ook de infrastructuur worden aangelegd. Er zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met categorie 3.2. In bijlage 1 is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan binnen deze zones. Tevens zijn binnen de bestemming ondergeschikte kantoren toegestaan. Voor het parkeren geldt dat ieder bedrijf moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein, Om te kunnen beoordelen wat onder voldoende wordt verstaan wordt getoets aan de parkeernormen zoals deze opgenomen in CROW richtlijnen.
Om de landschappelijke inpassing zoveel mogelijk te waarborgen is rondom het feitelijke bedrijventerrein de bestemming 'Groen' opgenomen. Hierin is ruimte voor groen en water. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Binnen de bestemming Groen is een functieaanduiding opgenomen die het mogelijk maakt om ter plaatse van de aanduiding een ontsluiting naar het bedrijventerrein en toegangsweg naar de volkstuinen te realiseren.
Voor de nieuwe locatie van de volkstuinen is de bestemming Recreatie – Volkstuinen opgenomen. Binnen deze bestemming wordt de mogelijkheid geboden om parkeerplaatsen aan te leggen. Bebouwing is slechts beperkt mogelijk ten behoeve van de volkstuinen.
De gronden waar de hoofdtoegang van het bedrijventerrein is voorzien, zijn met een bestemming Verkeer opgenomen. Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van wegen en openbare nutsvoorzieningen gebouwd worden.
De primaire watergang is met de bestemming Water vastgelegd. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Binnen de bestemming Water is een functieaanduiding opgenomen die het mogelijk maakt om ter plaatse van de aanduiding een ontsluiting naar het bedrijventerrein en toegangsweg naar de volkstuinen te realiseren.
De zone 'Waterstaat – Waterkering' is vastgelegd om een veilige waterhuishouding te garanderen. De zone zorgt er voor dat toekomstige reconstructies van de waterkering niet onmogelijk worden gemaakt. De breedte van de zone is bepaald door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. De diverse artikelen zullen hieronder kort worden toegelicht.
Op grond van de anti-dubbeltelbepaling is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Deze bepaling benoemt expliciet enkele gebruiksvormen die als strijdig gebruik worden beschouwd.
In dit artikel zijn enkele algemene afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor geringe bouwwerken en maatvoeringsafwijkingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat de laatste bepalingen van de bestemmingsregels. Het betreft de volgende artikelen:
Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.
Bij onderhavig bestemmingsplan is dit laatste van toepassing en is een exploitatieplan daarom niet nodig. De kosten van de grondexploitatie zijn verzekerd doordat de gemeente zelf de gronden in eigendom heeft. De kosten worden via de gronduitgifte verhaald.
Op grond van deze gegevens kan de financiële uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht.
Ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), dienen burgemeester en wethouders overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In verband hiermee is het ontwerp bestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis' besproken met de provincie en het Hoogheemraadschap. De resultaten van het overleg zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
Het voorontwerpbestemmingsplan Kolksluis 2012 heeft in 2012 ter inzage gelegen. Tijdens de inspraaktermijn zijn door verschillende belanghebbenden inspraakreacties ingediend. Deze reacties zijn, zover van toepassing, betrokken bij het opstellen van onderhavig ontwerpbestemmingsplan. Dit ontwerp is, in vergelijking met het voorontwerp, wezenlijk aangepast. De insprekers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het vervolg van de procedure, en hoe is omgegaan met hun inspraakreactie.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening vanaf 3 juni 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen, waarbij door een ieder zienswijzen bij de gemeenteraad konden worden ingediend. Tijdens deze zienswijze periode zijn er een pro forma zienswijze en een reactie ingediend. In de Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis' zijn beide samengevat en van een reactie voorzien. Naar aanleiding van de ingediende zienswijze is de toelichting aangepast.
Daarnaast is buiten de termijn een reactie gegeven door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Deze reactie gaf aanleiding twee kleine ambtshalve aanpassingen in de planregels door te voeren. De aanpassingen zijn opgenomen in de Nota ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Kolksluis'.
Het vastgestelde bestemmingsplan wordt opnieuw ter inzage gelegd. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.