direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Koggenland - Luitje Broekemastraat 2024
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op herontwikkeling van de locaties Koggenland 90-92 en Luitje Broekemastraat 35 te Purmerend. Het betreft hier twee vlakbij elkaar gelegen voormalige schoollocaties, waarvan de (nood)bebouwing al enige tijd niet meer in gebruik is als schoolbebouwing.

De voormalige noodgebouwen op Koggenland 90 is tot 1 oktober 2022 gebruikt als tijdelijke woonruimte. Dit gebruik is inmiddels beëindigd. Het voormalige schoolgebouw op Koggenland 92 is in gebruik bij de groendienst van de gemeente Purmerend voor dagelijks onderhoud.

De voormalige noodlokalen aan de Luitje Broekemastraat 35 zijn tijdelijk gebruikt door de stichting Clup, een organisatie voor welzijnswerk en maatschappelijke dienstverlening. De bebouwing op deze locatie werd bewoond door 2 mensen. Inmiddels is er anti-kraak in de bebouwing gevestigd.

Alle bebouwing zal worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw van in totaal 64 woningen en een ruimte voor maatschappelijke voorzieningen. Voor de huidige bewoners en gebruikers van de gebouwen wordt een andere plek gezocht.

De gewenste nieuwbouw past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Purmer 2016". In 2021 heeft de gemeenteraad besloten om planvorming voor de locatie verder uit te werken en een bestemmingsplanprocedure voor te bereiden. In paragraaf 1.3 wordt hierop verder ingegaan. Het onderhavige bestemmingsplan biedt een planologisch kader met bouw- en gebruiksregels, waarbinnen het project planologisch mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het bestemmingsplangebied bestaat uit 2 deelgebieden:

  • 1. Koggenland 90-92
  • 2. Luitje Broekemastraat 35.

Het plangebied ligt in de wijk Purmer Zuid, langs de Purmerringvaart en aan weerszijden van een uitloper van wijkpark De Driegang naar de Purmerringvaart.

De twee deelgebieden zijn zelf van elkaar gescheiden door de uitloper van wijkpark De Driegang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0001.png"

Ligging en situering plangebied.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Op het plangebied geldt tot op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan het bestemmingsplan "De Purmer 2016", vastgesteld op 23 augustus 2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0002.png"

Uitsnede verbeelding ter hoogte van het plangebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)

Ter plaatse gelden de enkelbestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk' en 'Verkeer -2' en de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waarde - Archeologie - 2'.

Het voormalig schoolgebouw Koggenland 92 heeft de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze gronden zijn aangewezen voor maatschappelijke voorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen.

De gronden met een functie voor verblijf en verplaatsing hebben de bestemming 'Verkeer - 2'. Alle overige gronden hebben een groenbestemming, ook de nog aanwezige noodlokalen Koggenland 90 en Luitje Broekemastraat 35. Behalve groen zijn binnen deze bestemmingen ook water met bijbehorende oeverstroken, bruggen en brugaanlandingen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en wegen, openbare toiletvoorzieningen toegestaan.

Ter bescherming van de waterkering is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Bouwen in deze zone is alleen toegestaan als de bouwregels uit het bestemmingsplan in acht worden genomen, het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad en er vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de water(kering)beheerder.

Voor behoud en bescherming van archeologische waarden overeenkomstig de Archeologische Monumenten Kaart geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Hier mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximum hoogte van 3 meter. Afwijken is mogelijk als door middel van archeologisch onderzoek wordt aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig kunnen of worden geschaad.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het project. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het relevante actuele beleidskader. Hoofdstuk 4 bevat een omgevingsanalyse waarin wordt nagegaan welke functies en bouwwerken zich voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan in het plangebied bevinden en in hoeverre het nieuwe project hierin past. In hoofdstuk 5 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. Hoofdstuk 6 gaat over de uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

De gemeente heeft het plan om de locaties Koggenland 90-92 en Luitje Broekemastraat te herontwikkelen. De bestaande (nood)bebouwing wordt gesloopt en op beide locaties komt nieuwbouw. Eén van de randvoorwaarden om tot herontwikkeling te komen is dat de beide ontwerpen van de nieuwbouw familie van elkaar moeten worden (raadsbesluit van 12 januari 2021). Dit kan worden bereikt door bijvoorbeeld de plint, de eerste paar verdiepingen, van beide gebouwen gelijk te maken in uiterlijk, waardoor een architectonische verwantschap ontstaat.

De reden om de bebouwing familie van elkaar te laten worden is dat de twee te ontwikkelen locaties aan weerszijden van de uitlopen van het park De Driegang liggen. Dit park volgt de lijnvoering van de historische watergang die dienstbaar was aan de droogmaling van De Purmer. Aan het westeinde mondt het groen uit in een verbreding van de ruimte en van de waterpartij. De nieuwe gebouwen komen in een ruime en groene setting te staan die veel omgevingskwaliteit biedt. Het park kent het vormgevingshandschrift van de jaren tachtig en zal met zorg in stand worden gehouden, wat met name tot uiting komt in het behoud van de water- en bomenstructuur. De nieuwbouw zal het punt gaan markeren waar het park De Driegang overgaat in de ruimte langs de Purmerringvaart. Zoals veel belangrijke assen in de Purmer wordt deze ruimte met een stedenbouwkundig ensemble afgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0003.png"

Afbeelding: Park De Driegang met aan weerszijde (geel) de ontwikkellocaties (bron: google Earth)

Uitgangspunten voor de nieuwbouw zijn:

  • het koesteren van de landschapsstructuur
  • een front aan park en water
  • ogen/levendigheid op maaiveld
  • een landschappelijk ingericht parkeerveld
  • een herkenbare entree, niet achteraf
  • aantrekkelijke toegangen tot het park

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0004.png"

Afbeelding: Uitgangspunten planvorming (bron: kavelpaspoort)

2.1 Koggenland 90-92

Op de locatie Koggenland 90-92 wordt een U-vorming, rechthoekig bouwblok met 53 appartementen gebouwd en een ruimte van circa 150 m2 ten behoeve van maatschappelijke functies. Bij de woningen gaat het uitsluitend om sociale huurwoningen, met een oppervlak van 40 - 65 m2 per woning. Dit heeft geleid tot navolgend schetsontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0005.jpg"

Afbeelding: schetsontwerp Koggenland

De nieuwbouw wordt zeslaags en zal daarmee een hogere hoogte krijgen dan de bebouwing in de omgeving. Op die manier markeert het gebouw de hoek van het park De Driegang met de Purmerringvaart.

Het plangebied wordt voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten vanuit de straat Koggenland. Tussen het nieuwe woongebouw en de ten noorden gelegen sporthal De Vaart wordt het bestaande parkeerterrein uitgebreid om in de parkeerbehoefte van zowel sporthal De Vaart als de nieuwe woningen en maatschappelijke functies te voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0006.png"

Afbeelding: Ontsluiting vanaf Koggenland

De gehele inrichting moet klimaatbestendig zijn. In het klimaatadaptatieplan van Purmerend staat dat met maatwerk de klimaatknelpunten wordt aangepakt. Hittestress, wateroverlast (plasvorming), ecologie en overstromingskans zijn thema’s waar mee gewerkt moet worden. Gedacht kan worden aan waterbergende parkeerplaatsen met drainage overstort, gevel- en dak begroeiing, waterretentie, natuurinclusief bouwen en het beperken van verharding.

2.2 Luitje Broekemastraat

Op de locatie Luitje Broekemastraat wordt een rechthoekig bouwblok gebouwd met 11 middeldure huurwoningen met een oppervlak van ieder minimaal 65 m2.

Dit heeft geleid tot navolgend schetsontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0007.jpg"

Afbeelding: schetsontwerp Luitje Broekemastraat

De nieuwbouw wordt drielaags en sluit met de bouwhoogte aan op de bestaande bebouwing in de directe omgeving.

De ontwikkellocatie wordt voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten vanuit de Luitje Broekemastraat en van daaruit de Clara Visserstraat. De padenstructuur van het bestaande landschapsontwerp in het park blijft gehandhaafd.

Net als bij het Koggenland moet de gehele inrichting klimaatbestendig zijn. In het klimaatadaptatieplan van Purmerend staat dat met maatwerk de klimaatknelpunten aanpakken. Hittestress, wateroverlast (plasvorming), ecologie en overstromingskans zijn thema’s waar mee gewerkt moet worden. Gedacht kan worden aan waterbergende parkeerplaatsen met drainage overstort, gevel- en dak begroeiing, waterretentie, natuurinclusief bouwen en het beperken van verharding.

2.3 Verschuiving bouwvlakken

Na de storm Poly van afgelopen zomer (2023) bleek dat een aantal bomen in het plangebied scheef was komen te staan. Naar aanleiding van die constatering is een nieuwe bomeneffectrapportage opgesteld (BEA 2023, zie subparagraaf 3.4.8 en bijlage 2). Die rapportage gaat in op de staat en levensverwachting van de bomen in het plangebied. Uit het onderzoek blijkt gelukkig dat de bomen de storm hebben doorstaan en dat ze nog jaren meekunnen. Maar de bomen aan de kant van de dijk zouden wel flink gesnoeid moeten worden als de nieuwbouw op de plek komt waar die was ingetekend. Het snoeien zou zo drastisch zijn dat de bomen er dan heel anders uit komen te zien. Bovendien zou ingrijpend snoeien de bomen kunnen verzwakken. Om de bomen - die verder gezond zijn - in de huidige verschijningsvorm te kunnen behouden is het gebouw aan het Koggenland 3 meter naar het oosten opgeschoven en het gebouw aan de Luitje Broekemastraat 4 meter om daarmee genoeg afstand te bewaren tot de bomen. De hiervoor beschreven schetsontwerpen zijn inclusief de verschuivingen richtingen het oosten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, (deel-)regionale, en (deel)gemeentelijke nota's. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied waarmee rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt voor het plangebied het relevante algemene beleid beknopt samengevat.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI wil het Rijk een langetermijnvisie geven op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het betreft hier een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving, groot en veelzijdig en vaak met elkaar verweven. Het is een nationale visie die zelfbindend is voor het Rijk.

De aanpak van de NOVI gaat uit van de nationale belangen die in de leefomgeving aan de orde zijn, inclusief de opgaven die daaruit zijn afgeleid. Waar op deze opgaven een geïntegreerde aanpak noodzakelijk is, geeft de NOVI richting. Op andere onderwerpen wordt naar sectoraal beleid verwezen. De NOVI is continu aanpasbaar.

Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. Op deze prioriteiten worden beleidskeuzes gemaakt. De vier prioriteiten zijn:

  • I. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • II. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • III. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • IV. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Tot het moment dat de Omgevingswet in werking treedt (per 1 januari 2024) geldt de Omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Door de woningbouwontwikkeling die in voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt worden geen nationale belangen geraakt. Er is geen strijd met de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 AmvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Nationale Omgevingsvisie is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor het onderhavige plangebied hebben deze regels geen gevolgen.

3.1.3 Deltaplan Ruimtelijke adaptatie 2020

Het klimaat verandert. De stijging van de gemiddelde temperatuur brengt extremer weer met zich mee, dat natter, droger en heter is. De resultaten daarvan zijn wateroverlast, hittestress en druk op watervoorraden door droogte. Dit vereist een verandering in denken en doen: klimaatbestendig en waterrobuust inrichten moet in Nederland een vanzelfsprekend onderdeel bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen worden.

Om het proces van ruimtelijke adaptatie te versnellen en intensiveren is het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie opgesteld. Daarin staat hoe gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk de nadelige effecten van klimaatverandering tegen willen gaan.

De kern is dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en klimaatrobuust is ingericht. Op nationaal niveau zijn stresstesten per gemeente uitgevoerd om de knelpunten van bestaande infrastructuur in kaart te brengen. In een drieledig nationaal programma worden deze kwetsbaarheden in beeld gebracht, afgewogen en geprioriteerd, om vervolgens tot concrete maatregelen te worden omgezet.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen zal vooraf moeten worden gekeken of deze klimaatadaptief zijn en hoe de inrichting dusdanig robuust kan worden aangepast. Zie verder paragraaf 5.5 Duurzaamheid.

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder).

De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.

Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.

Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. In het geval dat in het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, bevat de toelichting een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering van de behoefte aan die ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van een goede ruimtelijke ordening en dient zich te richten op het motiveren van de behoefte aan die ontwikkeling met het oog op het tegengaan van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.

De provincie Noord-Holland wil vraag en aanbod op de woningmarkt zo goed mogelijk laten aansluiten. Daartoe hebben zij de Woonagenda Noord-Holland 2020-2025 opgesteld (zie paragraaf 3.2.3). Op basis daarvan hebben acht gemeenten, waaronder Purmerend, besloten een woonakkoord te maken. Dit woonakkoord is de opvolger van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP). Purmerend heeft tot van 2020-2050 een woningbouwopgave van ruim 10.000 woningen. 41% hiervan bestaat uit appartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0009.png"

De 53 sociale en 11 middeldure huurwoningen die zijn voorzien aan het Koggenland respectievelijk de Luitje Broekemastraat passen binnen zowel de kwantitatieve als kwalitatieve woningbehoefte die het Woonakkoord aantoont. Met kwantitatieve woningbehoefte wordt het aantal woningen bedoeld, met kwalitatieve woningbehoefte wordt het woonmilieu en de typen woningen bedoeld.

Eén van de opgaven in het Woonakkoord is om zoveel mogelijk binnenstedelijk te bouwen. De locatie is gelegen binnen stedelijk gebied. Ook is opgenomen dat toegelaten instellingen (woningcorporaties) in Purmerend sociale huurwoningen moeten toevoegen om aan de vraag naar dit woningtype te kunnen voldoen.

De voorziene woningen passen in de Woonagenda en de Structuurvisie van de gemeente Purmerend.

De nieuwbouw wordt ontsloten vanuit respectievelijk de straat Koggenland en de Luitje Broekemastraat en van daaruit de Clara Visserstraat. De beide locaties zijn daarmee goed ontsloten. De laddertoets is hiermee succesvol doorlopen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Op 19 november 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie van de provincie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie zet in op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid, zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.

De Omgevingsvisie bevat het provinciale beleid op het gebied van wonen en werken. De ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn. De woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt.

De onderhavige ontwikkeling, liggend in bestaand stedelijk gebied, is in lijn met de Omgevingsvisie NH2050.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

Op 22 oktober 2020 is de provinciale Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. Deze is op 17 november 2020 in werking getreden en nadien enkele malen gewijzigd. De verordening zet in op het mogelijk maken van ontwikkelingen zoals woningbouw en de energietransitie en op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland, met een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De verordening bevat instructieregels voor gemeenten die beperkingen stellen aan wat in ruimtelijke plannen kan worden opgenomen. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

De woningbouw die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt, is opgenomen in de monitor plancapaciteit, waarin de provincie Noord-Holland en de Metropoolregio Amsterdam gezamenlijk de woningbouwcapaciteit monitoren.

De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de binnen de regio gemaakte afspraken. De Omgevingsverordening levert geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan.

3.2.3 Woonagenda PNH 2020-2025

De Provincie Noord Holland wil zorgen voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen. Daarom is op 31 maart 2020 de woonagenda 2020-2025 vastgesteld. De Woonagenda is de uitvoeringsagenda van het woonbeleid van de provincie Noord-Holland tot 2025 en volgt uit en past binnen de randvoorwaarden van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de provinciale Omgevingsvisie NH2050 en het coalitieakkoord ‘Duurzaam doorpakken’.

Speerpunten zijn:

  • 1. Een woning voor iedereen:
    • a. Adaptief en vraaggestuurd programmeren.
    • b. Productie op peil: aanjagen woningbouwproductie.
    • c. Kwalitatief, betaalbaar en divers woningaanbod.
  • 2. Gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen in een aantrekkelijke provincie.

Hierbij worden een aantal richtinggevende principes gehanteerd.

  • 1. De vraag is leidend. De regionale programmeringen worden bepaald op basis van gegronde onderbouwing van vraag, aanbod en het kwalitatieve en kwantitatieve verschil daartussen voor nu en in de toekomst.
  • 2. Er zijn snel meer woningen nodig. De provincie zet in op het versnellen van de woningbouwproductie en helpt gemeenten hierbij door voortzetting van het Uitvoeringsprogramma Binnenstedelijk Bouwen en Versnellen Woningbouw.
  • 3. De woningbouwprogrammering is regionaal en adaptief. De programmering houdt rekening met fasering en haalbaarheid, zodat de in het woonakkoord af te spreken regionale productiedoelstellingen kunnen worden gehaald.
  • 4. De provincie geeft gemeenten ruimte om bij binnenstedelijke plannen nabij een OV-knooppunt en/of in een groeiregio hogere aantallen woningen te realiseren dan de prognose, om het woningtekort versneld in te lopen.
  • 5. De woningmarkt heeft structureel meer flexibiliteit en betaalbare opties voor alle verschillende doelgroepen van woningzoekenden nodig.
  • 6. Betaalbaar en divers woningaanbod voor alle doelgroepen vraagt regionale afstemming en samenwerking.
  • 7. Vanuit het oogpunt van leefbaarheid en gezondheid bewaakt de provincie de goede balans tussen economie, wonen, mobiliteit, natuur en landschap.
  • 8. Woningbouw heeft een grote impact op het landschap, de natuur en de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied. In de woonakkoorden worden afspraken gemaakt om woningbouw zoveel mogelijk klimaatneutraal, klimaatadaptief, actieve mobiliteit (gericht op fietsen en lopen) stimulerend, circulair en natuur- en landschapsinclusief te ontwikkelen en dit vroegtijdig bij de locatiekeuze en planontwikkeling mee te nemen.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de bouw van 53 sociale huurwoningen en 11 middeldure huurwoningen. Hiermee wordt voorzien in een behoefte (zie ook paragraaf 3.1.4).
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonagenda.

3.2.4 Monitor woningbouw 2021

Uit de 'Monitor woningbouw 2021', gedateerd op 18 oktober 2021, blijkt dat er in 2020 in Noord-Holland 10.600 nieuwbouwwoningen zijn gebouwd. Dat is 3.200 nieuwbouwwoningen minder dan in 2019. De daling in de totale nieuwbouwcijfers wordt met name veroorzaakt door een afname van de woningproductie in de gemeente Amsterdam. Door een nieuw registratiesysteem zijn niet alle nieuwbouwwoningen meegenomen in de cijfers van 2020. Voor het vierde jaar op rij is de nieuwbouwproductie gelijk dan wel groter dan de huishoudensgroei.

Als gevolg van de coronacrisis is de bevolkingsgroei in 2020 gedaald. Deze lagere bevolkingsgroei vertaalt zich in een lagere huishoudenstoename. Doordat het aantal gebouwde woningen groter was dan de huishoudensgroei is het woningtekort gedaald. Begin 2021 was het woningtekort 4,8% ten opzichte van 5,9% in 2020. Om het tekort terug te brengen tot acceptabele proporties - het Rijk streeft naar een tekort van maximaal 2% - is het wel belangrijk door te blijven bouwen en de productie te verhogen en de druk op de woningmarkt terug te dringen. Ook valt te verwachten dat nu de coronacrisis voorbij is, de bevolkingsgroei weer aantrekt.

In alle regio's is op papier voldoende capaciteit aanwezig voor de woningbehoefte tot 2030. Ook wanneer het inlopen van het woningtekort wordt opgeteld bij de (indicatieve groei van de) woningbehoefte is dit het geval. De totale plancapaciteit in 2021 is toegenomen ten opzichte van 2020. De totale netto plancapaciteit bedraagt 437.300 woningen. Dat zijn 10.700 woningen meer dan in 2020. Deze toename zit zowel in de harde plannen als (grotendeels) in de zachte plannen.

Zorgen voor (ruim) voldoende harde plancapaciteit is een randvoorwaarde om op korte termijn van plan tot voldoende productie te komen en te kunnen voldoen aan de woningbouwopgaven. Harde plancapaciteit omvat woningbouwplannen die zijn vastgesteld in een bestemmingsplan en waar bouwen planologisch gezien mogelijk is. In vergelijking met vorig jaar is de harde capaciteit in Noord-Holland met 6.200 woningen toegenomen.

In het Woonakkoord Zaanstreek-Waterland (zie ook paragraaf 3.3.4) staan de volgende afspraken:

  • De gemeenten in Zaanstreek-Waterland spraken in de woonagenda 2017 de ambitie uit om tot 2035, 1.500 woningen per jaar te bouwen. Vanwege de sterke druk op de regionale woningmarkt wordt de verstedelijkingsdiscussie gevoerd. In dit kader zal ook de regionale bouwambitie worden herijkt.
  • De regio streeft ernaar om zoveel mogelijk zachte plancapaciteit naar harde plancapaciteit om te zetten. Het richtgetal voor de middellange termijn (10 jaar) is 70% harde plancapaciteit en 30% zachte plancapaciteit om, in lijn met de provinciale woonagenda, planologische ruimte voor adaptief programmeren te behouden.
    - Er is voldoende harde plancapaciteit voor de opgave tot 2025 (125% t.o.v. woningbehoefte tot 2025).
    - De regiogemeenten streven voor de periode tot 2025 naar een absolute toename van de sociale huurvoorraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0010.png"

Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van 53 sociale huurwoningen en 11 middeldure huurwoningen. Hiermee wordt zachte plancapaciteit omgezet in harde plancapaciteit. Daarnaast past de woningbouwontwikkeling bij het streven naar een toename van de sociale huurvoorraad.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met Karakter)

Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. Onderhavige ontwikkeling sluit aan op de doelstellingen, zoals weergegeven in de Regiovisie. Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met dit beleid.

3.3.2 Metropoolregio Amsterdam

Purmerend maakt onderdeel uit van Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dit is een samenwerkingsverband van de provincies Noord-Holland en Flevoland, 32 gemeenten en de Vervoerregio Amsterdam. De Metropoolregio Amsterdam (MRA) is een (inter-)nationaal gewilde plek om te wonen en werken. Het is het gebied dat rondom Amsterdam ligt en waarin ieder deelgebied met eigen grote kernen een deel van de aantrekkelijkheid van de MRA vormt met een mix van eigen landschap, woonmilieus en vormen van werkgelegenheid.

Tot 2040 komen er in de Metropoolregio Amsterdam 240.000 woningen bij. Een groot deel daarvan is al de komende tien jaar nodig en wordt ingepast tussen bestaande bebouwing in de (middel)grote steden van de MRA, zoals Haarlem, Purmerend en Lelystad. Het verdichten van deze plekken, brengt ook opgaven op het gebied van bereikbaarheid met zich mee. Met Bereikbare Steden wordt per gebied een aanpak op maat uitgewerkt, waarin wonen, werken, openbare ruimte en bereikbaarheid samenkomen. De uitvoeringsagenda van Samen Bouwen aan Bereikbaarheid richt zich met de programmalijn Stedelijke Bereikbaarheid op het vergroten van de bereikbaarheid binnen de stedelijke gebieden in de MRA. Purmerend is hier onderdeel van.

Om het mobiliteitssysteem optimaal te (blijven) benutten, bekijkt het programma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid per gebied welke manier van vervoer de voorkeur heeft, oftewel de voorkeursmodaliteit. In het kort:

  • In en om de stad wordt met name gekozen voor lopen, fietsen en (hoogwaardig) openbaar vervoer.
  • Nationaal en internationaal wordt meer en meer op (hoogwaardig) openbaar vervoer ingezet.
  • Autogebruik wordt afhankelijk van de herkomst of bestemming. Het is de voorkeursmodaliteit in landelijk gebied en wordt zo veel mogelijk opgevangen langs de randen van de stad, onder andere met goede P+R-voorzieningen.
  • Hetzelfde geldt voor logistieke stromen, die meer gebundeld worden in logistieke hubs langs de snelwegen.
  • Het is nodig om vloeiende overstappen te faciliteren tussen de verschillende vervoerswijzen, zoals trein, bus en fiets

Binnen de MRA is Purmerend een geliefde stad om in te wonen en te werken en de vraag naar nieuwe woningen en werklocaties is groot. De dagelijkse pendel is vooral gericht op Amsterdam en de Metropoolregio Amsterdam en is een belangrijk ontwikkelpunt in de polycentrische ontwikkeling van de regio. Deze combinatie vraagt om een specifieke benadering van de verdichtings- en verbindingsopgave.

Daarom is Purmerend één van de MRA Sleutelgebieden. In de Sleutelgebieden worden grote regionale opgaven opgelost, namelijk de woningbouwopgave, het efficiënt gebruiken van de ruimte en het tot stand brengen van de metropolitane verbinding. Dit betekent verdichten in de binnenstedelijke kernen, dichtbij knooppunten, voorzieningen en bedrijvigheid. De binnenstedelijke ontwikkellocaties, waarvan Koggenland 90-92 en Luitje Broekemastraat 35 deel uitmaken, sluiten hierbij aan en passen binnen de ontwikkelrichting van de MRA.

3.3.3 Gebiedsplan Purmerend

Purmerend is een groeiende stad in een prachtige landelijke omgeving. Per 1 januari 2022 zijn de gemeenten Beemster en Purmerend gefuseerd en gaan zij gezamenlijk richting de 100.000, zowel qua inwoners als vierkante meters. Ook is de nieuwe gemeente onderdeel van het werelderfgoed. Zowel de droogmakerij de Beemster als de Stelling van Amsterdam maken onderdeel uit van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0011.png"

Afbeelding: Schematische weergave ontwikkeling sleutelgebied Purmerend

Met financiering vanuit Samen Bouwen aan Bereikbaarheid (SBaB) wordt geïnvesteerd in de bereikbaarheid van Purmerend. Dat betekent een beperking in de groei van het aantal auto’s en het verbeteren van de luchtkwaliteit in de MRA. Door te investeren in de infrastructuur kunnen wij verder verdichten en daardoor een grotere bijdrage maken aan de oplossing van het lokale én regionale woningtekort. De samenwerking onder de vlag van (SBaB) maakt het voor Purmerend mogelijk om drie drukkende structuuropgaven voor de regio op te lossen:

  • 1. De (binnen)stedelijke mobiliteit als geheel wordt getransformeerd zodat de wegen in het Sleutelgebied niet dichtslibben met autoverkeer wat ten koste gaat van de doorstroming en de leef- en luchtkwaliteit;
  • 2. De optimalisatie en robuustheid van het regionale mobiliteitssysteem wordt significant verbeterd;
  • 3. Het wegennet (binnenstedelijk en regionaal) wordt ontlast en het OV wordt efficiënter waarbij het beter benutten van de bestaande infrastructuur vooropgesteld wordt.

Er wordt met het Sleutelgebied een regionaal knooppunt gecreëerd in de directe nabijheid van een woon-werkgebied waar leefbaarheid, innovatie, klimaatadaptatie en sociale inclusiviteit centraal staan:

  • 8.400 extra woningen;
  • 3.500 extra arbeidsplaatsen;
  • OV-knooppunten i.c.m. duurzame mobiliteit;
  • Een breed onderwijsaanbod;
  • Meer stedelijke en regionale voorzieningen;
  • Groei en ontwikkeling van de regionale zorginstellingen;
  • Hoogwaardig groen en klimaatadaptieve openbare ruimte;
  • Versterken sport, recreatie en cultureel aanbod;
  • Een veilige en aantrekkelijke leefomgeving

Dit bestemmingsplan past binnen het gedachtengoed van het gebiedsplan Purmerend.

3.3.4 Woonakkoord regio Zaanstreek-Waterland en provincie Noord-Holland 2021-2025

In april 2020 heeft de provincie Noord-Holland het woonbeleid uitgewerkt in de Woonagenda PNH 2020-2025. Hiermee wil de provincie uitvoering geven aan een aantal doelstellingen, zoals het bouwen van voldoende betaalbare en duurzame woningen. Middels het sluiten van regionale Woonakkoorden voor de periode 2021-2025 wil de provincie de regionale samenwerking bevorderen.

De acht gemeenten in Zaanstreek-Waterland hebben besloten hier samen met de provincie invulling aan te geven aan de hand van vier thema's:

  • 1. Nieuwbouw / woningbouwprogrammering
    • a. werken aan de eigen én regionale woningbehoefte
    • b. zoveel mogelijk binnenstedelijk bouwen, met ruimte voor uitzonderingen
    • c. zoveel mogelijk bouwen in de nabijheid van OV-knooppunten en stadsharten
    • d. versnellen van de woningbouwproductie
    • e. werken aan stedelijke vernieuwing en leefbaarheid
  • 2. Betaalbare voorraad
    • a. werken aan de gewenste ontwikkeling van de sociale woningvoorraad
    • b. werken aan regionale woonruimteverdeling
  • 3. Wonen en zorg
    • a. werken aan de huisvesting van senioren
    • b. werken aan de huisvesting van bijzondere doelgroepen
  • 4. Duurzaamheid, klimaatadaptatie, circulair bouwen.
    • a. werken aan klimaatneutrale, klimaatadaptieve, circulaire en natuur- en landschapsvriendelijke nieuwbouw
    • b. werken aan de opwekking van duurzame energie in de regio
    • c. werken aan de verduurzaming van bestaande woningvoorraad
    • d. werken aan een gezonde leefomgeving

In het Woonakkoord wordt rekening gehouden met bestaande kaders en afspraken, die soms op een ander c.q. hoger schaalniveau zijn vastgesteld, zoals in de Metropoolregio Amsterdam, waar Zaanstreek-Waterland onderdeel vanuit maakt.

Uit het Woonakkoord blijkt dat er binnen de regio vraag is naar voldoende betaalbare en duurzame woningen. Het project draagt met de bouw van in totaal 64 nieuwe woningen hieraan bij. Zie ook paragraaf 3.2.4 Monitor woningbouw 2021

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005-2020

In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.

  • 1. Purmerend is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad.
  • 2. Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken.
  • 3. Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving.
  • 4. Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen.

In 2013 is de strategische plankaart, behorende bij de structuurvisie Purmerend 2005 - 2020, als eerste stap in het proces om te komen tot en vooruitlopend op een integrale herziening, aangepast aan de actuele stand van zaken. Het betreft een beleidsneutrale actualisering, waarbij op de plankaart de wijzigingen zijn verwerkt, die in de achterliggende periode (sinds 2006) doorgevoerd zijn in of op grond van het gemeentelijk beleid. Deze kaart gaat vergezeld van een toelichting daarop.

Door de uitvoering van dit plan draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit van het wonen in de stad. Geconcludeerd wordt dat dit plan aansluit op de doelen van de structuurvisie.

3.4.2 Ruimte voor Purmerend (omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040)

Het stuk 'Ruimte voor Purmerend (omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040) is een dynamische agenda die naast politiek-bestuurlijke focus vooral duidelijkheid biedt over de ambities van de gemeente Purmerend. Purmerend wordt hierin neergezet als compacte woonstad met sterke OV-verbindingen naar de hoofdstad maar ook uitstekende fietsverbindingen naar de omgeving en buitengebied. Een stad waarin de wijken een zelfvoorzienend karakter hebben op het gebied van voorzieningen.

Aan bovenstaande beschrijving kunnen troeven en waardevolle aspecten worden toegevoegd waaruit ambities voortvloeien. De nabijheid van Amsterdam, het voorzieningenaanbod, het OV-netwerk en de betaalbare woningvoorraad zijn bekende troeven. Waardevolle aspecten zijn het dorpse karakter, de tevredenheidsstabiliteit en het brede scala en diversiteit van voorzieningen, omgeving en activiteiten. De ambities die hieruit zijn geformuleerd (samengevat):

  • De urgentie en noodzaak om verder te bouwen aan woongelegenheid in een grotere diversiteit voor zowel huidige als toekomstige generaties; een flink deel van de opgave dient plaats te vinden in het bestaande stedelijke gebied.
  • Regionale functie van 'de zorg' waarborgen. De compacte en consequente wijkstructuur van Purmerend leent zich al goed voor dagelijkse voorzieningen en zorg (ziekenhuis, EHBO, verpleeghuis, opvang o.m.), voldoende aangepaste huisvesting is ook aanwezig. De ambitie is om deze regionale functie met het oog op de toekomst (vraag naar zorg) te behouden en versterken.
  • Versterking van de toeristische sector door Purmerend als pleisterplaats en verblijfsstad op de kaart te zetten voor iedereen die Laag Holland bezoekt.

Om vorm te geven aan de groei van Purmerend worden scenario's bekeken. Gelet op de ladder voor duurzame verstedelijking ligt intensivering van (vastgoed in) de bestaande stad als eerste mogelijkheid voor de hand en vervolgens wordt het verstedelijken van de randen nader als mogelijkheid bezien.

Onderhavig plan voorziet in het ontwikkelen van woongelegenheid in bestaand stedelijk gebied. Gezien de woningbehoefte van circa 10.000 woningen in Purmerend, als onderdeel van de woningbouwtaakstelling van de Metropoolregio Amsterdam, is er behoefte aan de 64 woningen die in het plangebied worden gerealiseerd. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met de 'Agenda: Purmerend koers naar 2040'.

3.4.3 Wonen
3.4.3.1 Woonvisie 2017-2022

In de Woonvisie Purmerend 2017-2022 heeft de gemeente haar visie tot 2022 op het gebied van wonen geformuleerd. De gemeente wil een prettige woonstad blijven, de vraag naar woningen van inwoners goed kunnen blijven bedienen en een bijdrage leveren aan de regionale woningbouwopgave. Veel aandacht gaat uit naar de positie van huishoudens die zichzelf niet of moeilijk kunnen redden op de woningmarkt.

In een achttal speerpunten heeft Purmerend deze ambitie verder uitgewerkt, waaronder ook de ambitie om tot 2040 10.000 extra woningen te bouwen. Dit om tevens de kwaliteit van de stad te versterken door vergroting van de differentiatie van het aanbod en van verschillende woonmilieu's en de woningvoorraad meer passend te maken voor de toekomstige bevolkingssamenstelling. De voorgenomen ontwikkeling betreft de herontwikkeling van twee voormalig schoollocaties ten behoeve van in totaal 53 sociale huurappartementen en 11 middeldure appartementen. Er wordt een bijdrage geleverd aan het vergroten van de sociale en middeldure voorraad en is daarmee in overeenstemming met het beleid.

3.4.3.2 Woonprogramma uit Structuurvisie 2005-2020

De speerpunten van het Woonprogramma uit de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 zijn:

  • 1. meer differentiatie in woonmilieus aanbrengen door toevoegen of herstructureren naar centrumstedelijke woonmilieus, woningen in lage dichtheden, starterswoningen, duurdere huur- en koopwoningen en seniorenwoningen;
  • 2. inzetten op behoud van het suburbane wonen, groen en rustig, dit kan door dit mee te nemen in de plannen voor de herstructurering van de wijken;
  • 3. nieuwe concepten voor het combineren van wonen en zorg ontwikkelen

In Zaanstreek-Waterland als geheel neemt de woningbehoefte volgens de prognose van de provincie Noord-Holland in de periode 2015-2025 toe met 12.760 woningen (6.900 tot 2020 en 5.860 tot 2025). In de tien jaar daarna gaat het om nog 8.600 woningen. Dat is in totaal bijna 20.000 woningen tot 2035. De onderhavige ontwikkeling levert een bijdrage aan het eerste speerpunt door het toevoegen van 53 sociale huur en 11 middeldure huur of koopappartementen.

3.4.3.3 Nota kaders en instrumenten woningbouwprogrammering: spelregels 30-30-40

In het coalitieakkoord 2022-2026 ('Samen op koers') heeft het college het voornemen uitgesproken om voor nieuwe woningbouwinitiatieven de zogenaamde 30-30-40 regel te hanteren. Dit houdt in dat voor nieuwbouwprojecten vanaf vier woningen minimaal 30% sociale huur moet zijn, 30% doorstroomwoningen (middeldure huur en betaalbare koop). De resterende 40% is vrije sector. Deze ambitie is verder in detail uitgewerkt in het document Nota kaders en instrumenten woningbouwprogrammering: spelregels 30-30-40.

In de hele randstad is een groot tekort aan woningen. Het aantal jaar dat een woningzoekende moet wachten op een woning is veel te hoog. De aandacht hiervoor blijft nodig. De basis is het bouwen van woningen die passen bij de behoefte van de gemeente. Er wordt extra ingezet op het middensegment, omdat dat volledig klem zit. Voor de grotere nieuwbouwprojecten als de oostflank, Zuidoostbeemster II en het Waterlandkwartier geldt: 30% sociale woningbouw, 40% middeldure huur en koop en 30% vrije keuze. Voor andere woningbouwontwikkelingen wordt gestreefd naar dit percentage van 30-40-30.

Gelet op de ambitie om 10.000 woningen te bouwen, streeft de gemeente op de verschillende binnenstedelijke ontwikkellocaties, waar het Koggenland en Luitje Broekemastraat onderdeel van zijn, naar een zo groot mogelijke hoeveelheid woningen. Daarbij is zorgvuldig gekeken naar wat op de betreffende locatie passend is. Passend in ruimtelijke zin ('wat past er?') maar ook passend in maatschappelijke zin ('wat past hier in deze buurt rekening houdend met de verschillende belangen die spelen?'). Daarnaast is gekeken naar optimalisatie van het programma, waarbij de inzet is geweest op een zo groot mogelijk aantal sociale huurwoningen. Voor Koggenland wordt ingezet op 53 sociale huurappartementen, voor de Luitje Broekemastraat is gekozen voor 11 middeldure huur of koopwoningen. Conform de doelgroepenverordening zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen om het sociale en middensegment te borgen.

De ontwikkeling van het Koggenland en de Luitje Broekemastraat staat niet op zichzelf. De locaties maken deel uit van zeven Binnenwijkse ontwikkellocaties. Op alle binnenstedelijke ontwikkellocaties worden in totaal 190 woningen gerealiseerd (waarvan 145 in het sociale, 38 in het middeldure en 7 in het vrije woonsegment) en ca. 1.500 m² b.v.o. aan maatschappelijke voorzieningen. De verhouding sociaal/middelduur/vrij is ongeveer 76 - 20 - 4 procent. Deze verhouding wijkt af van de Nota kaders en instrumenten woningbouwprogrammering.

De raad heeft op 26 september 2019 besloten om juist op de eigen locaties, waar financieel mogelijk, het maximale aan sociale huur te realiseren. Deze doelstelling past bij het streven naar het vergroten van de sociale huurvoorraad, zoals opgenomen in het Woonakkoord (paragraaf 3.3.4).

De doelstelling mag niet ten koste gaan van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid. Per locatie is gekeken naar wat passend is bij de omgeving. Dat kan op de ene locatie 100% sociale huur zijn, terwijl op de andere locatie 100% vrije sector beter aansluit. Voor het Koggenland is gekozen voor sociale huurwoningen, omdat er meer ruimte is en het terrein slechts in beperkte mate grenst aan bestaande woningen. De Luitje Broekemastraat wordt meer geschikt geacht voor middeldure huur en koop, omdat de locatie kleiner is en veel dichter op bestaande woningen ligt. Het middeldure segment sluit aan op de categorie woningen in de buurt.

3.4.3.4 Huisvestingsverordening

Op 23 januari 2019 is een gewijzigde huisvestingsverordening in werking getreden, waarmee het splitsen van al bestaande woningen wordt gereguleerd door middel van een vergunningstelsel. Aanvragen voor woningsplitsing worden getoetst op een minimale oppervlakte van de nieuwe woningen van 40 m2 en het aspect leefbaarheid.

Ook kamergewijze verhuur wordt met deze gewijzigde huisvestingsverordening gereguleerd door middel van een vergunningstelsel. Dergelijke aanvragen worden eveneens getoetst op het aspect leefbaarheid.

3.4.4 Duurzaamheidsagenda 2020-2023

Het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 vormt de basis voor het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid zoals verwoord in de Duurzaamheidsagenda 2020-2023. De volgende thema's staan centraal:

1. Duurzaamheid in de gebouwde omgeving:

  • uitvoering Proeftuin Aardgasvrij.
  • uitbreiding capaciteit en netwerk van Stadsverwarming Purmerend.
  • transitievisie Warmte die wordt vertaald in Wijkuitvoeringsplannen, waarbij per wijk wordt aangegeven welke niet-fossiele warmtebronnen in aanmerking komen.
  • verduurzaming van de bestaande woningvoorraad ondersteunen met subsidies en duurzaamheidsleningen.

2. Duurzame bedrijven:

  • verminderen CO2-uitstoot bedrijven;
  • bedrijfsterreinen duurzaam revitaliseren;
  • gebruik van duurzame grondstoffen.
  • versterking circulariteit van grondstoffen.

3. Duurzame mobiliteit:

  • streven naar instandhouding van het fijnmazig openbaar vervoerssysteem;
  • versterken laadinfrastructuur elektrische voertuigen door inventariseren mogelijke locaties voor het plaatsen van laadpalen;
  • uitbreiding aantal laadpunten met in achtneming voldoende spreiding over de gemeente.
  • toepassen van alternatieve (bio-)motorbrandstoffen;
  • vermindering CO2-uitstoot voertuigen.

4. Duurzame energie:

  • aanjagen initiatieven voor duurzame energieproductie.

5. Duurzame stad en regio:

  • regionale Energiestrategie waarin wordt aangegeven welke niet-fossiele energiebronnen kunnen worden benut en waar deze ruimtelijk kunnen worden ingepast.
  • benutting van subsidie-mogelijkheden.

6. Duurzame gemeente:

  • streven naar 75% van het afval gescheiden ophalen;
  • klimaatbestendigheid bebouwde kom Purmerend vergroten;
  • klimaatadaptief bouwen;
  • duurzaam inkoop- en aanbestedingsbeleid gemeente;
  • actieve informatieverstrekking over investeringsmogelijkheid en in energieopwekking en -besparing door invulling van een lokaal informatieloket.
  • verduurzamen gemeentelijk vastgoed;
  • stimulering verduurzaming Schoolgebouwen.
  • stimuleren Duurzame vaarrecreatie.

In paragraaf 5.5 Duurzaamheid wordt nader ingegaan op het thema duurzaamheid.

3.4.5 Klimaatadaptatieplan Zaanstreek Waterland en Purmerend 2021-2024

Op 17 december 2020 heeft de gemeenteraad van Purmerend het Klimaatadaptatieplan Zaanstreek Waterland en Purmerend 2021-2024 vastgesteld. Hierin wordt beschreven hoe de regio en de gemeente Purmerend zich voorbereiden op een veranderend klimaat. Het bevat de uitgangspunten en maatregelen die nodig zijn om de schadelijke effecten van hevige neerslag, extreme hitte, langdurige droogte en zeespiegelstijging zoveel mogelijk te beperken.

In lijn met het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is het klimaatadaptatieplan gebaseerd op de klimaatscenario's van het KNMI voor 2050. De ambitie is om in 2050 een klimaatbestendig en waterrobuuste gemeente te zijn. In regionaal verband zijn leidende principes geformuleerd en doorvertaald naar vier uitgangspunten voor een klimaatadaptieve gemeente, zoals meer groen en meer ruimte voor water in de stad, klimaatadaptief maatwerk en gedeelde verantwoordelijkheid. De gemeente kiest bijvoorbeeld voor meer bomen, meer ruimte voor tijdelijke wateropvang, het hanteren van het MRA basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw (aanvulling bouwbesluit, bijlage I) en het stimuleren van vergroening onder particulieren. Aan het lokale plan is een uitvoeringsagenda met maatregelen, projecten en onderzoeken verbonden (zie ook https://www.metropoolregioamsterdam.nl/programma/klimaatadaptatie/ ).

De gemeente Purmerend committeert zich aan de Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord-Holland. Klimaatadaptatie dient in elk project meegenomen te worden. Hierbij worden de MRA basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw gehanteerd (zie bijlage 12 Basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw 3.0). De basisveiligheidsniveaus zijn onderverdeeld in vijf thema's: wateroverlast, droogte, hitte, overstromingen en natuurinclusief bouwen. De uitgangspunten en de daarbij behorende basisveiligheidsniveaus beschrijven waar nieuwbouw minimaal aan moet voldoen om klimaatbestendig te zijn, schade door het veranderende klimaat te verminderen en de leefbaarheid te vergroten. Op welke manier dit gebeurt is afhankelijk van gebouwdichtheid, de grond en de ontwerpruimte.

In artikel 10.3 van de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor klimaatadaptief bouwen. Daarmee is geborgd dat er voldoende rekening wordt gehouden met klimaatadaptief bouwen.

Het bestemmingsplan vormt geen belemmering voor het klimaatadaptatieplan.

3.4.6 Groenkoers

De nota Groenkoers, op 28 november 2014 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de richting aan die de gemeente opgaat met het gemeentelijke groen in zijn totaliteit.

De essentie ervan is dat ingezet wordt op de verbetering van de kwaliteit van de beplanting om ook op lange termijn over een duurzame groenbasis te beschikken tegen acceptabele kosten. De Groenkoers schetst het belang van het groen voor de stad als integraal onderdeel van de openbare buitenruimte. Groen is mede bepalend voor de identiteit, het imago, de kwaliteit en de leefbaarheid van de stad.

De groenkaart, welke als onderlegger van de Groenkoers geldt, laat zien wat frame- en wat franjegebieden zijn. Frame staat voor de groene hoofdstructuur en franje voor het binnenstedelijk groen. Zoals blijkt uit onderstaande afbeelding zijn de te bebouwen deel van plangebied noch als frame (lichtgroen), noch als franje (donkergroen) aangewezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0012.png"

Afbeelding: uitsnede groenkaart met de als frame- en franjegebieden aangewezen gebieden in de omgeving van het plangebied

Onderhavig bestemmingsplan biedt de kaders voor bouw van maximaal 53 sociale en 11 middeldure huurappartementen aan weerszijden van park De Driegang. Dit park, onderdeel van de hoofdgroenstructuur, volgt de lijnvoering van de historische watergang die dienstbaar was aan de droogmaling van De Purmer. Aan het westeinde mondt het groen uit in een verbreding van de ruimte en van de waterpartij. De woongebouwen komen in een ruime en groene setting te staan die veel omgevingskwaliteit biedt. Het park kent het vormgevingshandschrift van de jaren tachtig en zal met zorg in stand worden gehouden wat met name tot uiting komt in het behoud van de water en bomenstructuur. De nieuwbouw markeert het punt waar het park De Driegang overgaat in de ruimte langs de Purmerringvaart. Zoals veel belangrijke assen in de Purmer wordt deze ruimte met een stedenbouwkundig ensemble afgesloten (zie ook Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving). Het plan is niet in strijd met de Groenkoers.

3.4.7 Visie Leefbare Stad 2040

Gemeente Purmerend heeft tot 2040 een bouwopgave van 10.000 woningen. De stad gaat verdichten, en de druk op de openbare ruimte wordt groter. Bovengronds doordat meer mensen gebruik gaan maken van dezelfde openbare ruimte. Ondergronds omdat er uitbreiding van kabels, leidingen, riolering en stadsverwarming nodig is. Het groen in de stad staat onder druk. Daarnaast treedt er klimaatverandering op. De kans op wateroverlast, hittestress en droogte in de stad wordt groter. Dit vraagt om een andere inrichting van het openbare gebied, gebouwen en de particuliere terreinen. Op 26 maart 2020 is de Visie Leefbare Stad 2040 (Steen en groen in balans voor een leefbaar en aantrekkelijk Purmerend) door de raad vastgesteld. In deze visie worden de kansen benoemd hoe steen en groen in balans blijven voor een leefbare stad. Het is een overkoepelend plan dat een stip op de horizon richting 2040 weer geeft, kansen benoemt en vier uitwerkingen kent:

  • 1. Bomenplan
  • 2. Klimaatadaptatieplan
  • 3. Parkenplan
  • 4. Natuurinclusief bouwen

Met de vaststelling van de visie zal in vervolg bij elke ontwikkeling in de stad onderbouwd moeten worden wat er is gedaan op het gebied van goede bomen, klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen.

Ten behoeve van de nieuwbouw bij de locaties Koggenland en Luitje Broekemastraat is een Boom Effect Analyse (BEA) uitgevoerd. De conclusies en te ondernemen actie naar aanleiding van deze BEA zijn opgenomen in paragraaf 3.4.8. Daarnaast committeert de gemeente Purmerend zich aan de Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA (zie bijlage 13 Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord-Holland). Bij de verdere uitwerking van de plannen wordt gekeken hoe zoveel mogelijk natuurinclusief gebouwd kan worden. Het onderhavige bestemmingsplan vormt hierbij geen belemmering.

3.4.8 Bomenkaart Purmerend en Beemster

Sinds 12 juli 2022 vervangt de Bomenkaart Beemster en Purmerend de Bomenlijst Purmerend waarop de te beschermen bomen van de stad staan. In verband met de fusie van de twee gemeenten was het gewenst om een nieuwe geharmoniseerde bomenkaart op te stellen. Daarvoor zijn de aanwijscriteria geharmoniseerd en verbeterpunten uit de praktijkervaring doorgevoerd. Zo is onder meer de ecologische waarde van bomen toegevoegd (https://purmerend.nl/afval-groen-en-dieren/groen/bomenkaart-purmerend-en-beemster).

Op deze kaart staan alle waardevolle bomen van de stad met unieke kenmerken die in principe behoudenswaardig zijn. De kap van deze bomen is alleen toegestaan met een ontheffing op het kapverbod. Deze bomen mogen alleen in uitzonderlijke gevallen en onder voorwaarden gekapt worden. Bomen die niet op de bomenkaart staan, kunnen zonder vergunning gekapt worden.

Om deze waardevolle bomen ook anderszins te beschermen dient bij nieuwe ontwikkelingen - in het geval dat er zich waardevolle bomen in of in de nabijheid van het plangebied bevinden - met betrekking tot die beschermde bomen een Bomen Effect Analyse (BEA) conform het handboek Bomen van het norminstituut Bomen te worden uitgevoerd. Een BEA is een gestandaardiseerde beoordeling die alle mogelijke effecten van de bouw of aanleg op het duurzaam voorbestaan van de boom in beeld brengt. Hierin wordt ook omschreven hoe de nadelige effecten tot een minimum kunnen worden beperkt. Bovendien wordt onderzocht wat het meest boomvriendelijke alternatief is. De uitkomsten van die BEA dienen te worden verwerkt in de toelichting op het bestemmingsplan en indien noodzakelijk ook in de regels van het bestemmingsplan (voorwaardelijke verplichting).

Voor zowel de Luitje Broekemastraat als het Koggenland is in de beginfase van de ontwikkeling een BEA opgesteld door Smit Groenadvies (d.d. 6 maart 2020, zie bijlage 1) om inzicht te verkrijgen in de huidige toestand van de bomen en om de effecten van verschillende ontwerpvarianten op de waardevolle bomen in kaart te brengen.

Naar aanleiding van waarnemingen van de bomenbeheerder in het veld over scheefstaande bomen nabij de projectlocatie en aaangepaste ontwerpvarianten is door Groenadvies Amsterdam bv een aanvullende BEA uitgevoerd (projectnummer P23362 d.d. 16 november 2023, zie bijlage 2).

De opgestelde BEA's geven inzicht in de huidige toestand van de bomen inclusief de opbouw van het wortelsysteem, de huidige groeiplaats en het toekomstperspectief van de bomen. Daarnaast is gekeken naar het effect van de ontwikkeling en de bouwwerkzaamheden ten opzichte van de huidige toekomstverwachting van de bomen. De BEA beoordeelt of de aanwezige bomen duurzaam te handhaven zijn. Daaropvolgend zijn aanbevelingen gedaan voor een minimale afstand van bouwwerkzaamheden tot de bomen om eventueel schade te voorkomen en wortelverlies te minimaliseren tot een acceptabel percentage. Ook zijn er verdere aanbevelingen gedaan voor de werkmethode rondom de bomen tijdens de uitvoering.

Voor de ontwikkeling aan het Koggenland zullen vier bomen gekapt worden (zie rode kruizen in onderstaande afbeelding), waarvan drie een beschermde status hebben. Het zijn drie iepen en één lijsterbes. De kap is noodzakelijk om een toegankelijk terrein voor auto's en de aanleg van voldoende parkeerplaatsen voor het toekomstige woongebouw mogelijk te maken. Ter compensatie van de drie kapvergunningplichtige bomen worden drie iepen teruggeplant. Twee daarvan in het verlengde van de rij bomen langs het fietspad en één tussen de huidige iepen in het plantvak (NW-ZO richting).
Na de werkzaamheden zullen er ook minimaal twee kleinere bomen in de zuidoosthoek van het gebouw buiten het plangebied geplant worden. Deze bomen volgen de oorspronkelijke symmetrische inrichting van de terreinen aan weerzijden van het park De Driegang waar nu wat bosschages zijn gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0013.png"

Afbeelding: de met rode kruis aangegeven te kappen bomen op de locatie Koggenland (NB: het kruis buiten het plangebied betreft geen beschermde boom en zal nog uit de afbeelding verwijderd worden)

Voor de ontwikkeling aan de Luitje Broekemastraat wordt een kapvergunning aangevraagd voor een boom ter plaatse van de beoogde inrit naar het parkeerterrein (zie boom 5 in de navolgende afbeelding). Deze boom heeft een beschermde status. Het gaat om een iep. Ter compensatie wordt een iep geplant in het verlengde van de aanwezige bomenrij tussen het water en de rijweg (langs de Luitje Broekemastraat). Daarnaast zullen ten behoeve van de toegankelijkheid van het terrein voor bouwverkeer drie bomen gekapt worden. Het gaat om een iep en twee lijsterbessen. Deze bomen hebben geen beschermde status. Na de bouwwerkzaamheden zal de oorspronkelijke bomenstructuur hersteld worden door het planten van drie nieuwe bomen op deze plekken. Daarmee wordt de huidige bomenstructuur behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0014.png"

Afbeelding: de met rode kruis aangegeven te kappen boom op de locatie Luitje Broekemstraat

Uit de meest recente BEA (2023) is naar voren gekomen dat een aantal bomen geen ronde kroonprojectie meer heeft, terwijl ze die ten tijde van de eerste BEA (2020) nog wel hadden. De voet van de stam vormt niet meer het midden van de kroonprojectie. Ze staan - vermoedelijk als gevolg van zomerstorm Poly (zomer 2023)- scheef richting de bouwprojectie. Gelet daarop moeten bij de laatste ontwerpen van de woongebouwen de bestaande bomen direct ten westen van de gevels flink gesnoeid worden. Bij het Koggenland betreft het drie bomen (nummers 20, 21 en 29 in de linkerafbeelding) en bij de Luitje Broekemastraat twee bomen (nummers 1 en 2 in de rechterafbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0015.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0016.png"

Afbeelding: de scheef gegroeide bomen die flink gesnoeid zouden moeten worden op de locatie Koggenland (nummers 20, 21 en 29 in de linker afbeelding) en Luitje Broekemstraat (nummers 1 en 2 in de rechterafbeelding) 

Het snoeien heeft in principe geen negatief effect op de toekomstverwachting van de bomen, maar kan wel leiden tot een tijdelijke afname in conditie van de bomen door verminderde opnamecapaciteit en de nodige hersteltijd. Bovenal hebben de snoeiwerkzaamheden aanzienlijk effect op de verschijningsvorm van de bomen: het éénzijdig kroonverlies bedraagt tusen de 10 en 30%. Ter illustratie daarvan is op onderstaande afbeeldingen met geel de lijn van de nieuwe bebouwing aangeven en met oranje het kroonverlies per boom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0017.png"

Afbeelding: de bestaande bomen ten westen van de locatie Koggenland waarbij met geel de lijn van de nieuwe bebouwing is aangeven en met oranje het kroonverlies per boom

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0018.png"

Afbeelding: de bestaande bomen ten westen van de locatie Luitje Broekemastraat waarbij met geel de lijn van de nieuwe bebouwing is aangeven en met oranje het kroonverlies per boom

Een boom met een volle kroon draagt ook bij aan de natuur en de klimaatbestendigheid van de omgeving. Aangezien ons gemeentebestuur veel waarde hecht aan het behoud van de huidige verschijningsvorm van de bomen is bezien wat de mogelijkheden zijn om de gebouwen te verschuiven naar het oosten.

- Koggenland

Met een andere positionering van de fietsenrekken en een paar parkeerplaatsen kan het gebouw aan het Koggenland 3 meter worden opgeschoven met behoud van het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein. Ook met deze verschuiving van het gebouw heeft het plan beperkt ruimtelijke effecten op de bestaande woonbebouwing in de omgeving. De nieuwbouw bevindt zich dan nog steeds op ruime afstand van de bestaande woonbebouwing en tuinen. De dichtstbijzijnde woning op de kop van De Driegang aan de Purmerdijk 1 komt zelfs op een grotere afstand van de nieuwbouw te liggen (op een afstand van ten minste 41 meter van de nieuwbouw. De woningen aan de oostkant komen met een verschuiving van 3 meter op een afstand van ten minste 65 meter van de nieuwbouw te liggen. Het gaat om Koggenland 133 t/m 155. Er is vanuit deze woningen geen sprake van direct zicht op de locatie, alleen schuin zicht. De nieuwbouw heeft vanwege de positie en onderlinge afstand geen relevante gevolgen op privacy, uitzicht of lichtinval van de bestaande woningen. De nieuwbouw ligt ten zuidwesten van de bestaande woonbebouwing, waardoor nauwelijks sprake zal zijn van schaduwwerking.

- Luitje Broekemastraat

Met een 4 meter verschuiving van het gebouw bij de Luitje Broekemastraat, maar behoud van de positionering van het parkeerterrein wordt het bestaande speelveld zo min mogelijk verkleint. De woningen aan de Luitje Broekemastraat 120 t/m 130 aan de oostkant van de nieuwbouw liggen met een verschuiving van 4 meter op een afstand van ten minste 65 meter van de nieuwbouw. Tussen de nieuwbouw bevindt zich een parkeerhofje met bosschages, alsmede de rijweg van de Luitje Broekemastraat. Deze woningen hebben een woonkamer aan de straatzijde en rechtsreeks zicht op de ontwikkelingslocatie. Er is vanwege de onderlinge afstand en het gebruik van de tussengelegen openbare ruimte geen sprake van relevante inkijk of vermindering van uitzicht en privacy. De nieuwbouw is grotendeels gesitueerd ten noorden van de bestaande bebouwing, waardoor er geen sprake zal zijn van relevante schaduwwerking bij de omliggende woningen.

Gelet op het vorenstaande is dan ook besloten zowel de bebouwing aan het Koggenland als de Luitje Broekemastraat naar het oosten op te schuiven.

3.4.9 Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019

De Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019 is op 22 december 2015 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze nota beschrijft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht, APV en bijzondere wetten. Op basis van deze uitgangspunten, beleidskeuzes en een uitgevoerde omgevingsanalyse zijn prioriteiten en operationele doelstellingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd. In de nota wordt ook beschreven op welke wijze de gemeente Purmerend ervoor zorgdraagt dat wet- en regelgeving wordt nageleefd.

De gemeente Purmerend wil een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en bedrijven. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid te vergroten en te waarborgen. Belangrijke waarden hierbij zijn 'schoon, heel, gezond en veilig'. Een servicegerichte, professionele dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving levert hieraan een belangrijke bijdrage. In het collegewerkprogramma 2014-2018 is aangegeven dat de gemeente Purmerend "van buiten naar binnen" werkt. In de aanpak van problemen krijgen de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers en bedrijven een belangrijke rol. De gemeente Purmerend zet sterk in op wijkgerichte of gebiedsgerichte handhaving en gaat in gesprek met burgers en bedrijven. Er wordt gehandhaafd met gezond verstand en er wordt niet alleen gekeken naar wat niet mag maar ook naar wat mogelijk is.

Om een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving te realiseren zijn de volgende keuzes gemaakt:

  • kwalitatief goede uitvoering van taken;
  • rechtszekerheid voor burgers en ondernemers;
  • nut en noodzaak centraal;
  • redeneren vanuit oplossingen;
  • gedeelde verantwoordelijkheid;
  • risicogerichte benadering;
  • wijkgericht toezicht;
  • integrale benadering handhaving en beperken toezichtslast;
  • maatwerk bij sanctioneren.

Deze nota is voor een termijn van 3 jaar verlengd, tot 2022, vanwege ontwikkelingen op het gebied van de Omgevingswet en de fusie. De nota is op twee aspecten aangepast, te weten een toevoeging van een vergunningenstrategie en een actualisatie van de sanctiestrategie.

3.4.10 Nota Gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP)

Dit bestemmingsplan bevat een of meerdere bouwplannen zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Bro. Voor deze bouwplan(nen) geldt een uit hoofde van de afdeling 'grondexploitatie' van de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Grondexploitatiewet) plicht tot kostenverhaal. Deze plicht houdt in dat de aan bouwplannen gerelateerde kosten van de grondexploitatie verzekerd moeten worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP) en in 'ad hoc' aanvullingsbesluiten voor een aantal ontwikkelingslocaties. Uit dit gemeentelijke beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van gebiedsoverstijgende infrastructuur en voorzieningen (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).

Opname van nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is om deze redenen pas mogelijk als het blijkt dat de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn. Kosten kunnen worden verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt, of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar het verzekeren van de kosten via een anterieure overeenkomst. In hoofdstuk 6 zal concreet worden ingegaan op de vraag hoe de kosten van de grondexploitatie gerelateerd aan de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwplan(nen) verzekerd zijn.

3.4.11 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling voor de bouw van 53 sociale huurappartementen aan het Koggenland en 11 middeldure huur of koopappartementen aan de Luitje Broekemastraat, die door dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is in overeenstemming met de beleidskaders van rijk, provincie, regio en de gemeente Purmerend.

Hoofdstuk 4 Omgevingsanalyse

4.1 Huidige situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk De Purmer-Zuid. Deze wijk heeft een waterrijk karakter. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de oorspronkelijke poldertochten en -sloten die opgenomen zijn in het stedenbouwkundig plan voor de wijk. In Purmer-Zuid is in noord-zuidrichting een singel aangelegd. Daarnaast zijn er twee belangrijke singels die in oost-westrichting lopen. Deze singels lopen in het verlengde van de tochten van de polder. De singels in Purmer-Zuid hebben veel meer een openbaar karakter dan in het noordelijk deel van De Purmer en zijn daardoor meer bepalend voor het beeld van de wijk. Centraal in Purmer-Zuid, op de kruising van twee singels, bevindt zich het Park De Driegang. Daarnaast zijn er hier verspreid over de verschillende woonbuurten groene pleintjes aangelegd. In Purmer-Zuid zijn de singels, het park en de groene pleintjes bepalend voor het groene karakter van de wijk en van belang voor de woonkwaliteit van de wijk.

In Purmer-Zuid zijn er aan de noord-zuidlopende singel meerdere oriëntatiepunten gekoppeld. Deze singel vormt een belangrijke zichtas door de wijk. Centraal in de wijk bevindt zich het winkelcentrum Meerland aan het Van Burgplein. Bij dit winkelcentrum is een woontoren gerealiseerd die net in de zichtas ligt. Op de kruisingen van de noord-zuidsingel met de oost-westsingels en aan de beide uiteinden van de noord-zuidsingel zijn vijvers aangelegd, waardoor hier extra grote openbare ruimtes zijn ontstaan. Deze ruimtes worden benadrukt doordat hier gestapelde bebouwing is gerealiseerd. De gestapelde bebouwing aan de beide uiteinden van de singel vormt tevens een duidelijke beëindiging van deze singel. De genoemde hoogteaccenten zijn van belang voor de herkenbaarheid van de wijk en de oriëntatie binnen de wijk.

De locatie Koggenland betreft een voormalige schoollocatie. De locatie heeft een oppervlak van ongeveer 6.500 m2, waarvan ongeveer 65% bebouwing en verharding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0019.png"

Afbeelding: bovenaanzicht ontwikkelingslocatie Koggenland (bron: google maps)

Het voormalige schoolgebouw op Koggenland 90 heeft een oppervlakte van zo'n 700 m2 en is tot 1 oktober 2022 gebruikt als tijdelijke woonruimte. Het noodgebouw is circa 3 meter hoog (1 bouwlaag) en afgedekt met een plat dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0020.png"

Afbeelding: vooraanzicht Koggenland 90 (bron: google maps)

Het gebouw op nummer 92 bestaat ook uit 1 bouwlaag (ca. 3 meter) met een plat dak en heeft een oppervlak van ongeveer 170 m2. Het wordt gebruikt door de groendienst van de gemeente Purmerend voor dagelijks onderhoud. Het gebouw wordt geheel omringd door beplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0021.png"

Afbeelding: Koggenland 92 (bron: google maps)

Aan de noordkant van de bestaande bebouwing ligt een parkeerterrein met in totaal 72 parkeerplaatsen, waarvan 3 bestemd voor mindervaliden. Het terrein wordt ontsloten via een inrit op de straat Koggenland, aan de noordoostzijde van de ontwikkelingslocatie. Deze inrit kruist het fietspad Purmer Zuidlaantje, welke uitkomt ten zuiden van de bebouwing gelegen Driegangpark.

Direct grenzend aan het plangebied, aan Koggenland 88, bevindt zicht sporthal De Vaart. Deze sporthal grenst aan het plangebied aan de noordzijde van het parkeerterrein. De sporthal heeft een afmeting van 44 x 26 x 7 meter en biedt mogelijkheden voor badminton, basketbal, zaalvoetbal, handbal, korfbal en volleybal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0022.png"

Afbeelding: sporthal De Vaart, Koggenland 88 (bron: google earth)

Aan de noordwestkant van de ontwikkelingslocatie bevindt zich een bomenrij met daarachter de Purmerringvaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0023.png"

Afbeelding: aanzicht Purmerringvaart met daarachter de bomenrij gezien vanaf de overzijde van de vaart (bron: google maps)

De dichtstbijzijnde woning is de dijkwoning op de kop van het park aan de Purmerringvaart (Purmerdijk 1A), op een afstand van ten minste 45 meter.

De woonbebouwing aan Koggenland 133 t/m 155, aan de oostzijde van de ontwikkelingslocatie, ligt op een afstand van ten minste 65 meter. Het gaat hier om rijwoningen met op de hoek een kleinschalig appartementencomplex van 9 meter hoog met plat dak. De rijwoningen bestaan uit 2 bouwlagen met kap en hebben een maximum goothoogte van 6 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0024.png"

Afbeelding: woonbebouwing Koggenland 151 t/m 155 (bron: google earth)

Aan de overzijde van het fietspad (Purmer Zuidlaantje) aan de zuidoostkant van het plangebied is een squash- en fitnessaccommodatie gevestigd. De sportvoorziening heeft een omvang van ongeveer 1.700 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0025.png"

Afbeelding: Squash en fitness Purmerend, Koggenland 94 (bron: google maps)

Tenslotte grenst de locatie aan de zuidzijde aan park De Driegang. Door dit park loopt een historische watergang die dienstbaar was aan de droogmaling van De Purmer. Aan de westkant mondt het groen uit in een verbreding van de ruimte en van de waterpartij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0026.png"

Afbeelding: bovenaanzicht park De Driegang (bron: google earth)

Aan de zuidwestkant van park De Driegang ligt de ontwikkelingslocatie Luitje Broekemastraat. De locatie is momenteel voor ongeveer 15% bebouwd. Het pand is tijdelijk gebruikt door de stichting Clup, een organisatie voor welzijnswerk en maatschappelijke dienstverlening en wordt bewoond door 2 mensen. Inmiddels is er anti-kraak gevestigd. Het gebouw heeft een oppervlakte van circa 175 m2 en is 3 meter hoog (1 bouwlaag).

De ontwikkelingslocatie wordt aan de noordwest-, zuid- en zuidoostzijde omgeven door een bomenrij. Het onbebouwde deel bestaat uit grasland. Vanaf de locatie is vrij zicht op het aangrenzende park aan de noordoostkant.

De omliggende woningen ten zuiden en ten zuidoosten bestaan uit rijtjeswoningen met een maximum goothoogte van 6 en een maximum bouwhoogte van 10 meter hoog (2 bouwlagen met kap).

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0027.png"

Afbeelding: aanzicht Luitje Broekemastraat 84 t/m 98 (bron: google earth)

De dichtstbijzijnde woning is Luitje Broekemastraat 98. De zijgevel van deze woning ligt op een afstand van ongeveer 15 meter van de te ontwikkelen locatie.

De locatie wordt voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten vanuit de Luitje Broekemastraat en van daaruit de Clara Visserstraat.

4.2 Nieuwe situatie

Vanwege de ligging binnen De Purmer Zuid is het plangebied geschikt voor een nieuwe invulling met wonen. Voor de recreatieve behoeften van de nieuwe bewoners ligt een volwaardig park om de hoek (Park De Driegang) en het open landschap op korte wandel- of fietsafstand. Verder is het plangebied gelegen in een relatief groene buurt met ruime en groene straatprofielen. Tegelijkertijd ligt het plangebied op korte afstand (ongeveer 350 meter loopafstand) van voorzieningen (wijkcentrum Meerland) en OV-halten. De combinatie van de ruime opzet van de buurt, de nabijheid van voorzieningen en OV-halten en de beschikbaarheid van een onbenutte ruimte maakt dit plangebied een geschikte locatie voor het toevoegen van woningen.

Onderhavig bestemmingsplan biedt de kaders voor de herontwikkeling van de locaties Koggenland 90-92 en Luitje Broekemastraat 35. De voormalige bestaande schoolgebouwen zullen worden gesloopt. Op het Koggenland komt een zeslaags, U-vorming rechthoekig appartementencomplex met 53 sociale huurwoningen en een maatschappelijk programma van 150 m2 bvo. Aan de Luitje Broekemastraat een drielaags, rechthoekig appartementencomplex met 11 middeldure huurwoningen.

Gelet op de positionering en omvang van de nieuwbouw heeft het plan op voorhand beperkt ruimtelijke effecten op de bestaande woonbebouwing in de omgeving.

De nieuwbouw op het Koggeland bevindt zich op ruime afstand van de bestaande woonbebouwing en tuinen. De bouwhoogte van 20 meter heeft daardoor naar verwachting geen relevante effecten op het uitzicht, privacy en/of lichtinval.

Voor Luitje Broekema geldt dat de afstand tussen bestaande bebouwing weliswaar kleiner is, maar dat nog steeds sprake is van een acceptabele afstand. Omdat de bouwhoogte aansluit op de bebouwing in de omgeving, zijn er geen relevante effecten te verwachten op het gebied van uitzicht, privacy en/of lichtinval.

Dat wordt hierna per locatie toegelicht voor de bestaande bebouwing rondom de nieuwbouw.

Koggenland:

  • Er grenzen geen woningen direct aan de ontwikkelingslocatie. De dichtsbijzijnde woning ligt op een afstand van ten minste 41 meter van de nieuwbouw op de kop van De Driegang aan de Purmerdijk 1A. Vanaf de locatie is alleen schuin zicht op de nieuwbouw en er zijn geen nadelige gevolgen door schaduwwerking. De woningen aan de oostkant liggen op een afstand van ten minste 65 meter. Het gaat om Koggenland 133 t/m 155. Er is vanuit deze woningen geen sprake van direct zicht op de locatie, alleen schuin zicht. De nieuwbouw heeft vanwege de positie en onderlinge afstand geen relevante gevolgen op privacy, uitzicht of lichtinval van de bestaande woningen.
  • De nieuwbouw ligt ten zuidwesten van de bestaande woonbebouwing, waardoor nauwelijks sprake zal zijn van schaduwwerking. Zie voor bezonning paragraaf 5.2.
  • De nieuwbouw mag maximaal 20 meter hoog worden en zal daarmee zichtbaar zijn vanaf de overzijde van de Purmerringvaart vanuit de woningen Brunelhof 1 t/m 11 en Kraailookstraat 2 t/m 14. De afstand tot de achterzijde van de woningen is ongeveer 100 meter. Tussen de woningen en de ontwikkelingslocatie liggen de achtertuinen, een watergang onder aan de waterkering, een waterkering en de Purmerringvaart. De afstand is dusdanig dat van serieuze beperking van het uitzicht of privacy geen sprake zal zijn.

De toevoeging van in totaal 53 nieuwe appartementen en een maatschappelijke voorziening van 150 m2 bvo zal leiden tot extra verkeer en parkeren maar deze effecten zijn vanwege de aard en omvang van het programma beperkt. Het plangebied wordt ontsloten vanuit de Koggenland. Deze weg kan de extra verkeersbewegingen goed opvangen. Binnen dit deel van het plangebied zullen verder voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor de nieuwbouw en de aangrenzende sporthal (zie paragraaf 5.13).

Luitje Broekemastraat

  • Zowel aan de noord- en westkant van de ontwikkelingslocatie zijn geen woningen aanwezig die overlast zouden kunnen ondervinden door de nieuwbouw.
  • Aan de noordwestkant, aan Purmerdijk 1A ligt een dijkwoning op een afstand van ongeveer 41 meter van de nieuwbouw. Vanaf deze locatie is alleen schuin zicht op de nieuwbouw. De nieuwbouw heeft geen gevolgen voor de bezonning van deze locatie.
  • De nieuwbouw komt op een afstand van ruim minste 15 meter tot aan de zijgevel van de woning Luitje Broekemastraat 98, aan de zuidkant van de ontwikkelingslocatie. In de zijgevel zitten in de eerste 2 bouwlagen geen ramen, alleen op de zolderverdieping. Vanaf de begane grond en de eerste verdieping is er geen direct zicht op de nieuwbouw.
  • De woningen aan de Luitje Broekemastraat 120 t/m 130 aan de oostkant van de nieuwbouw liggen op de afstand van ten minste 65 meter. Tussen de nieuwbouw bevindt zich een parkeerhofje met bosschages, alsmede de rijweg van de Luitje Broekemastraat. Deze woningen hebben een woonkamer aan de straatzijde en rechtsreeks zicht op de ontwikkelingslocatie. Er is vanwege de onderlinge afstand en het gebruik van de tussengelegen openbare ruimte geen sprake van relevante inkijk of vermindering van uitzicht en privacy.
  • De nieuwbouw is grotendeels gesitueerd ten noorden van de bestaande bebouwing, waardoor er geen sprake zal zijn van relevante schaduwwerking bij de omliggende woningen. Zie voor bezonning ook paragraaf 5.2.

De toevoeging van in totaal 11 nieuwe appartementen zal leiden tot extra verkeer en parkeren maar deze effecten zijn vanwege de aard en omvang van het programma beperkt. Het plangebied wordt ontsloten vanuit de Luitje Broekemastraat en van daaruit de ClaraVisserstraat. Deze wegen kunnen de extra verkeersbewegingen goed opvangen. Binnen dit deel van het plangebied zullen verder voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor de nieuwbouw (zie paragraaf 5.13).

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

5.1 Archeologie

5.1.1 Beleidskader

In de Erfgoedwet, vastgesteld op 1 juli 2016, zijn de regels voor de archeologische monumentenzorg opgenomen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen door een gecertificeerd bureau archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld. In 2017 is dit beleid opgegaan in het Erfgoedbeleid Purmerend 2017. Hierbij hoort een archeologische verwachtingskaart. Dit is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.

5.1.2 Analyse

Een deel van de ontwikkelingslocatie Koggenland heeft met het oog op te verwachten archeologische waarden in het bestemmingsplan Purmer 2016 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. In dit gebied ligt een molengang, die in gebruik was tussen 1622 en het begin van de 20e eeuw. Archeologisch onderzoek moet gedaan worden bij bodemingrepen dieper dan 50 cm en een oppervlak van meer dan 100 m2. In januari 2020 heeft Hollandia Archeologen daarom een archeologisch bureauonderzoek opgesteld voor Koggenland 90 om inzicht te krijgen in te verwachten archeologische waarden ter plaatse van de ontwikkeling (Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek).

Hiervoor zijn de relevante historische, archeologische en bodemkundige gegevens van het gebied in kaart gebracht. Er is een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het paleolithicum tot en met de nieuwe tijd. Het onderzoeksgebied ligt wel naast de molengang, maar het onderzoeksgebied ligt een stuk hoger, dus eventuele vondsten met betrekking tot de bovenmolen zullen waarschijnlijk niet bij het onderzoeksgebied terecht zijn gekomen. De bovenmolen lag op een soort eilandje in de molengang, waar water doorheen kon stromen. Eventuele vondsten zijn waarschijnlijk eerder direct rondom de bovenmolen of in het omliggende water terecht gekomen.

Op de kwelderafzettingen zijn in theorie archeologische resten te verwachten uit het late neolithicum, maar door verspoelingen, het water uit de binnenzee die veenlagen wegsloeg, de ontginningen en recenter menselijk handelen is de kans groot dat deze kwelderafzettingen verstoord of verdwenen zijn. Resten uit de bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen worden niet verwacht in het onderzoeksgebied en de omgeving, omdat het gebied van de huidige Purmer niet geschikt was voor bewoning.

Aanvullend archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Als er toch archeologische resten worden aangetroffen tijdens de bouw van de nieuwe woningen, dan geldt altijd de verplichting om dit te melden bij het bevoegd gezag, de gemeente Purmerend.

De Luitje Broekemastraat 35 valt volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart in een zone waar sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde. Onderzoek is voor deze locatie daarom niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0028.png"

Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (bron: datalab Purmerend)

5.1.3 Conclusie

In het onderhavige bestemmingsplan spelen archeologische waarden niet. Volledigheidshalve is de archeologische dubbelbestemming uit het geldende bestemmingsplan overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Bezonning

Koggenland 90-92

De dijkwoning aan de Purmerdijk 1A ligt op ongeveer 41 meter ten zuidwesten van de nieuwbouw, waardoor van schaduwwerking geen sprake zal zijn.

De woningen aan het Koggenland 133 t/m 155 ten noordoosten van de nieuwbouw zijn gelegen op een afstand van ongeveer 65 meter of meer. Gelet op de positie van de nieuwbouw ten opzichte van de bestaande woningen en de onderlinge afstand zijn er geen relevante schaduweffecten te verwachten bij de bestaande woningen. Dit blijkt ook uit een bezonningsstudie die zekerheidshalve is uitgevoerd (zie bijlage 4). Alleen aan het begin van de avond in het voor- en najaar is er bij enkele bestaande woningen aan het Koggenland sprake van enige schaduw op de voorgevel. Deze beperkte afname aan bezonning is ruimtelijk aanvaardbaar.

Luitje Broekemastraat 35

De dijkwoning aan de Purmerdijk 1A ligt op ongeveer 41 meter ten noordwesten van de nieuwbouw. De overige bestaande woningen in de omgeving bevinden zich aan de zuid- en zuidoostkant van het nieuwe gebouw, op een afstand van circa 32 en 65 meter. Gelet op de positie van de nieuwbouw ten opzichte van de bestaande woningen en de onderlinge afstanden zijn er geen relevante schaduweffecten te verwachten bij de bestaande woningen. Dit blijkt ook uit een bezonningsstudie die zekerheidshalve is uitgevoerd (zie bijlage 5).

Bezonning vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.3 Bodemkwaliteit

5.3.1 Beleidskader

Op 7 mei 2020 is het nieuwe bodembeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Deze stukken, bestaande uit de “Bodemkwaliteitskaart gemeente Purmerend en “Nota bodembeheer Purmerend”, bevatten de regels om grondverzet binnen Purmerend plaats te laten vinden zonder dat daar extra bodemonderzoek noodzakelijk is. De bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op bodemonderzoek, en daarin zijn ook de PFAS- en PFOA-gerelateerde stoffen meegenomen. Daarbij heeft de gemeenteraad ook de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Beemster geaccepteerd als erkend bewijsmateriaal van de bodemkwaliteit. Hierdoor is voor veel locaties uitwisseling van grond tussen Purmerend en Beemster mogelijk zonder extra bodemonderzoek. Het bodembeleid is voornamelijk generiek (wat schoon is, moet schoon blijven). Voor de rijkswegen, spoorbanen en grond in eigendom van het Hoogheemraadschap zijn uitzonderingen daarop gemaakt en is het beleid specifiek (meer grondverzet mogelijk). In Beemster is het beleid voor alle locaties specifiek.

Wat betreft de concrete ontwikkelingen dient in geval van functiewijziging onderzoek te worden verricht naar de bodemkwaliteit.

5.3.2 Analyse

Door Landview Bodemonderzoek is een verkennend bodem- en asbest onderzoek uitgevoerd (kenmerk 2020309, 5 maart 2020, Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek).

Uit het onderzoek blijkt dat in de bovengrond en ondergrond lichte verontreinigingen zijn geconstateerd.

Verder is het gehalte aan PFAS licht verhoogd. De gemeten waarden zijn echter dusdanig laag, dat op basis van de beleidsregel van de provincie Noord-Holland de locatie als niet verontreinigd wordt beschouwd. De grond op de locatie Koggenland valt in de klasse "wonen/industrie", op de Luitje Broekemastraat 35 is sprake van klasse "landbouw/natuur".

In het grondwater is een lichte verhoging van molybeen aangetroffen. Dit kan mogelijk worden verklaard door de aanwezigheid van zwevende fijne stofdeeltjes in het grondwater, zonder dat daadwerkelijk sprake is van verontreiniging.

De aangetroffen verhogingen zijn dusdanig gering of verklaarbaar uit omgevingsfactoren, dat voor het instellen van een vervolgonderzoek geen aanleiding wordt gezien. Op de locatie bestaan, op grond van de resultaten van dit onderzoek, geen risico's voor de volksgezondheid of de ecologie bij het beoogde gebruik als wonen.

Op de locatie is geen asbest aangetroffen.

5.3.3 Conclusie

De bodemkwaliteit is van dien aard dat deze de realisering van het onderhavige bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.4 Cultuurhistorische waarden

5.4.1 Beleidskader

In de toelichting van ruimtelijke plannen moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het doel hiervan is om cultuurhistorische belangen meer te laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is op 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij dit voorschrift in artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a is opgenomen.


De in de grond aanwezige waarden komen in paragraaf 5.1 (Archeologie) aan bod, de overige cultuurhistorische aspecen worden in deze paragraaf besproken.

Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad het Erfgoedbeleid Purmerend 2017 vastgesteld. Dit beleid richt zich op het behoud van het Purmerendse erfgoed. Het spreekt de visie uit dat het erfgoed belangrijk is voor de stad. De gemeente heeft vier ambities met betrekking tot het erfgoed:

  • 1. de karakteristieke historische waarden van Purmerend blijven zo veel mogelijk behouden. Dit wil niet zeggen dat erfgoed onaantastbaar is, ontwikkelingen aan en rond cultuurhistorische waarden blijven mogelijk, mits dit gebeurt met respect voor het 'verhaal' van het object;
  • 2. de historische waarden van onze stad worden versterkt door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een zichtbare relatie met het erfgoed te leggen. Dit geldt vooral voor locaties in de binnenstad en op bijzondere historische locaties.
  • 3. de kennis over het erfgoed wordt toegankelijker;
  • 4. de gemeente werkt samen met de Purmerendse burgers en ondernemers aan de ambities met betrekking tot het erfgoed.

Bij dit beleid is een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld, waar al het erfgoed van Purmerend op is afgebeeld.

5.4.2 Analyse

De Cultuurhistorische Waardenkaart toont dat de locaties gelegen zijn aan weerszijde van een historische waterloop. Deze waterloop ligt niet binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan en zal geen nadelige gevolgen ondervinden van de nieuwbouw. Dat geldt ook voor de ten westen gelegen historische waterloop van de Purmerringvaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0029.png"

Op beide locaties zelf zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van een beschermd stadsgezicht of ander cultuurhistorisch waardevol gebied.

5.4.3 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op cultuurhistorische waarden in of in de nabijheid van het plangebied.

5.5 Duurzaamheid

Voor de ontwikkeling van dit plan wordt rekening gehouden met duurzaam bouwen. Er kunnen tal van duurzame maatregelen worden getroffen. Hieronder valt bijvoorbeeld het gebruik van stadsverwarming als een duurzame energievoorziening waardoor gasloos gebouwd kan worden. Daarnaast kunnen de woningen voorzien worden van een sedumdak, dat bijdraagt aan de waterretentie en hittestress in de wijk tegengaat.

De gehele inrichting moet klimaatbestendig zijn (zo min mogelijk verharding, gevel- en dakbegroeiing, waterretentie, etc.). Het plan zal dan ook volgens het laatste bouwbesluit en de dan geldende BENG norm worden uitgevoerd. In artikel 10.3 van de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor klimaatadaptief bouwen. Daarmee is geborgd dat er voldoende rekening wordt gehouden met klimaatadaptief bouwen.

5.6 Externe veiligheid

5.6.1 Beleidskader

In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Het groepsrisico dient in veelal de meeste ruimtelijke procedures verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over het van het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.

5.6.2 Analyse

In het kader van externe veiligheid is de Signaleringskaart EV geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in of in de nabijheid van plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen. Het project zelf maakt ook geen risicovolle inrichting mogelijk. Ook ligt het plangebied niet in een contour van een transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding. Zie voor planologisch relevante leidingen ook paragraaf 5.12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0030.png"

Afbeelding: uitsnede nl.ev-signaleringskaart.nl ter hoogte van plangebied (rode stip)

5.6.3 Conclusie

De wetgeving omtrent externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het onderhavige bestemmingsplan.

5.7 Geluid

5.7.1 Wegverkeerslawaai
5.7.1.1 Beleidskader

Artikelen 76 en 74 van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) schrijven voor dat in ruimtelijke plannen, die betrekking hebben op gronden die langs een verkeersweg gelegen zijn, onderzocht dient te worden of op de gevel van gebouwen de maximale toegestane geluidsbelasting niet wordt overschreden.

Langs alle wegen bevinden zich, als gevolg van de Wgh, geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Een naast die rijstrook liggend fietspad ligt dus ook in die zone. Ook een vluchtstrook, niet zijde een rijstrook ligt in de zone. De ruimte boven en onder de weg behoort ook tot de zone.

Voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/h-gebied geldt geen wettelijke geluidszone en is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting op de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Bij gebrek aan wettelijke normen kunnen uitsluitend de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader worden gehanteerd.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen gericht op het verminderen van de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de kant van de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de kant van de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.

Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in akoestische onderzoeken worden genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld

5.7.1.2 Analyse

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van 64 nieuwe woningen/appartementen mogelijk. Deze nieuwe woningen liggen binnen de zone van de Koggenland. Onderzocht is of er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden, vervolgens of hogere grenswaarden krachtens de Wet geluidhinder kunnen worden aangevraagd en waar zo nodig maatregelen moeten worden toegepast. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door Buro Ontwerp en Omgeving, datum 23 november 2021 (zie bijlage 7). In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens gekeken naar geluidsbelasting afkomstig van de Clara Visserstraat, een 30 km/uur straat. Hiervoor is geen onderzoek verplicht op basis van de Wet geluidhinder.

De hoogste geluidsbelastingen van de ontwikkelingslocaties Luitje Broekemastraat en Koggenland afkomstig van de wegen Koggenland en Clara Visserstraat staan in de onderstaande tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0031.png"

Geluidsbelasting van de ontwikkelingslocaties Koggenland en Luitje Broekemastraat (bron: Akoestisch onderzoek)

Luitje Broekemastraat

De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Koggenland en de Clara Visserstraat bedraagt 31 respectievelijk 34 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen/appartementen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

Ten opzichte van het akoestisch onderzoek is het bouwvolume gewijzigd. Gelet op de relatief lage geluidsbelastingen is de verwachting echter dat het gewijzigde bouwvolume er niet tot leidt dat de geluidsbelasting boven de voorkeurgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh zal uitkomen. Volledigheidshalve zal het akoestisch onderzoek worden geactualiseerd. Het geactualiseerde onderzoek zal worden opgenomen in versie van het bestemmingsplan ten behoeve van vaststelling.

Koggenland

De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Koggenland en de Clara Visserstraat bedraagt 41 respectievelijk 34 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

Ten opzichte van het akoestisch onderzoek is het bouwvolume gewijzigd. Gelet op de relatief lage geluidsbelasting is de verwachting echter dat het gewijzigde bouwvolume er niet tot leidt dat de geluidsbelasting boven de voorkeurgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh zal uitkomen. Volledigheidshalve zal het akoestisch onderzoek worden geactualiseerd. Het geactualiseerde onderzoek zal worden opgenomen in versie van het bestemmingsplan ten behoeve van vaststelling.

5.7.1.3 Conclusie

De wetgeving inzake wegverkeerslawaai levert geen belemmering op voor dit bestemmingsplan.

5.7.2 Spoorweglawaai
5.7.2.1 Beleidskader

Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone van een spoorweg mogelijk worden gemaakt, moet onderzoek plaatsvinden naar de geluidsbelasting vanwege deze spoorweg. De zone is afgebeeld op de geluidkaart, te vinden op www.geluidregisterspoor.nl. Grondslag hiervoor is artikel 4.3 Besluit geluidhinder (Bgh).

Binnen deze zone gelden voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor spoorweglawaai (art. 4.9 t/m 4.12 Bgh). Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarden is vaststelling van een hogere waarde mogelijk, mits de maximale grenswaarde daarbij niet wordt overschreden (art. 4.10 t/m 4.12 Bgh). Hogere grenswaarden worden alleen verleend als maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

5.7.2.2 Analyse

Het plangebied bevindt zich niet binnen de geluidszone van een spoorweg.

5.7.2.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van spoorweglawaai.

5.7.3 Industrielawaai

De Wet geluidhinder bepaalt dat indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone wordt vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

5.7.3.1 Analyse

Het plangebied bevindt zich niet in de geluidszone van een industrieterrein.

5.7.3.2 Conclusie

Er hoeft voor dit bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van industrielawaai.

5.8 Geur

5.8.1 Beleidskader

In de Duurzaamheidsagenda van de gemeente Purmerend wordt geen toetsingskader op basis van geurpercentielen gepresenteerd. Als toetsingskader voor het onderwerp geur wordt het geurbeleid van Provincie Noord-Holland gehanteerd.

In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 van provincie Noord-Holland staat het geurbeleid voor 2015–2018. Het uitgangspunt is de nationale doelstelling van maximaal 12% geurgehinderden en geen ernstige geurhinder.

5.8.2 Analyse

Gezien de aard van het project waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld, speelt geur hier geen rol.

5.8.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar mogelijke geurhinder.

5.9 Luchtkwaliteit

5.9.1 Beleidskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Dit is echter geen formele benaming. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden, of;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer  (Wm) bestaat uit luchtkwaliteitseisen, gebaseerd op de Europese richtlijnen. Een overzicht van deze luchtkwaliteitseisen is te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving. Verder bevat titel 5.2 van de Wm basisverplichtingen op grond van Europese richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

Het uitgangspunt is dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden gehaald. In artikel 5.16 lid 1 van de Wm staat opgesomd wanneer een (luchtvervuilend) project toelaatbaar is. Dan moet aannemelijk worden gemaakt, dat het project aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden voldoet:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
  • een project draagt slechts 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in, of past binnen, het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

Voor ruimtelijke projecten geldt uiteraard ook het principe van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast kan de amvb Gevoelige bestemmingen relevant zijn.

Met het Besluit gevoelige bestemmingen van 1 december 2008, gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen'- zoals een school of een verzorgingstehuis- in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.

Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op een dergelijke plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.

5.9.2 Analyse

Het project waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld draagt niet bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden in totaal 64 woningen en 150 m² wijkcentrum gebouwd op de ontwikkelingslocaties Koggenland en Luitje Broekemastraat. Dit leidt tot een extra verkeersgeneratie van maximaal 322 voertuigbewegingen (CROW, publicatie 381, zie ook paragraaf 5.13) Uit toepassing van de NIBM-tool blijkt dat dit als 'niet in betekenende mate' (NIBM) is aan te merken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0032.png"

Afbeelding: NIBM-tool

Naast bovenstaande beoordeling is ook gekeken of in de huidige situatie de luchtkwaliteit voldoende is. Hiertoe is de NSL-monitoringskaart geraadpleegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0033.png"

 afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0034.png"

Afbeelding: uitsneden NSL-monitoringstool

Uit deze kaart blijkt dat de concentraties stikstofdioxide, fijnstof en zeer fijnstof in 2020 in Purmerend niet hoger zijn dan 35 microgram per m3.

Voor fijnstof (PM2.5 concentratie) zijn de waarden niet hoger dan 20 microgram per m3. Hiermee bevinden de concentraties stikstofdioxide en fijnstof zich beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m3. Deze grenswaarde beoogt vooral bescherming te bieden tegen de langetermijneffecten van fijnstof.

5.9.3 Conclusie

De ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan de kaders biedt draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en daarmee wordt voldaan aan de van toepassing zijnde regelgeving. Ook is in het plangebied de luchtkwaliteit voldoende en levert dat ook geen belemmering op voor de voorgestane ontwikkeling. Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit.

5.10 Milieuzonering

5.10.1 Beleidskader

Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staan vier vragen centraal:

  • 1. Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en nieuwe woningen?
  • 2. Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en bestaande woningen?
  • 3. Welke afstand is aanvaardbaar tussen bestaande bedrijven en nieuwe woningen?
  • 4. Mag een concreet bedrijf zich op een bepaalde locatie vestigen?

Voor het opstellen van een milieuzonering hanteert de gemeente Purmerend de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. Met behulp van richtafstanden wordt bepaald welke afstand aanvaardbaar is.

5.10.2 Analyse

Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen bedrijven waar een milieuzonering op van toepassing is. Ook in de nabijheid va het plangebied bevinden zich geen bedrijven waar een milieuzonering op van toepassing is. Het wijkcentrum dat op de locatie Koggenland mogelijk wordt gemaakt is een functie die zich goed verhoudt tot woningen.

5.10.3 Conclusie

In het onderhavige bestemmingsplan speelt milieuzonering geen rol.

5.11 Natuurwaarden

5.11.1 Beleidskader

In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming.

Wet Natuurbescherming

Sinds 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet.

Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. De Wet Natuurbescherming wijkt in een aantal opzichten af van de Flora- en faunawet; de strekking is echter hetzelfde. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen). Net als in de Flora en faunawet is de Wet Natuurbescherming een zorgplicht opgenomen, een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) zijn in de Wet Natuurbescherming geïmplementeerd: soorten en vegetatietypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, worden beschermd onder de nieuwe Wet Natuurbescherming. Ongeveer 200 soorten verliezen hun bescherming in vergelijking met de eerder vigerende Flora-en faunawet, voornamelijk soorten vaatplanten (muurplanten, orchideeën) en (zee)vissen. De bij de Flora en faunawet gehanteerde gedragscodes blijven bestaan, zij het dat de lijsten met beschermde soorten wijzigen en aangepast moeten worden. Voor soortbescherming in relatie tot ruimtelijke ingrepen is een aantal artikelen in de nieuwe Wet Natuurbescherming van belang:

  • Zorgbeginsel artikel 1.10 en 1.11: net als bij artikel 2 Ffwet is de intrinsieke waarde van soorten vastgesteld in een doelbepaling en geldt voor alle soorten, los van een beschermingsregime, een zorgplicht. Dit zorgbeginsel is vergelijkbaar met de zorgplicht in de Ffwet.
  • Actieve soortbescherming, artikel 1.12: provincies moeten verplicht beleid opstellen voor de bescherming van soorten, specifiek in hun eigen provincie. Dit beleid is nog in ontwikkeling en de inhoud is nog niet bekend.

In de Wet Natuurbescherming worden drie beschermingsregimes onderscheiden:

1. Soorten van Vogelrichtlijn:

Bescherming van alle in het wild levende volgens in de EU, beschreven in artikel 3.1-3.4 van de Wet Natuurbescherming. Dit beleid verandert deels t.o.v. de Ffwet. Hieronder valt ook het begrip "opzettelijk" is bij doden, vangen en verstoring van nesten etc. opgenomen. Hieronder valt ook het begrip voorwaardelijk opzet". De grote verandering is dat verstoring onder de nieuwe wet is toegestaan, mits de staat van instandhouding van de soort maar niet in het geding komt. Degene die de verstoring begaat, moet dan aantonen dat er geen verstoring van wezenlijke invloed is. Verstoren van broedende vogels (op nest) en eieren blijft verboden. De provincie kan hiervoor vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen.

2. Soorten van Habitatrichtlijn:

Bescherming van dier- en plantensoorten in artikel 3.5-3.9:

  • A. die strikt beschermd zijn op grond van Habitatrichtlijn bijlage IV, Verdrag van Bern, bijlage I en II, Verdrag van Bonn bijlage I. In het geval van ontheffing of vrijstelling moet aan drie voorwaarden voldaan worden: dat er geen andere bevredigde oplossing bestaat, de handeling noodzakelijk is (diverse redenen mogelijk, waaronder die van groot openbaar belang met redenen van sociale en economische aard) en tot slot alleen wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort in haar natuurlijke verspreidingsgebied.
  • B. die streng beschermd zijn op grond van Habitatrichtlijn bijlage V, Verdrag van Bern bijlage III, Verdrag van Bonn bijlage II. Hiervoor moeten maatregelen worden getroffen indien de gunstige staat van instandhouding in het geding is. In geval van ontheffing of vrijstelling moet alleen voldaan worden aan de eis dat de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt. Hiervoor zijn maatregelen verplicht. Ook hier is het opzetvereiste van toepassing, maar in tegenstelling tot vogels is er geen uitzondering dat 'verstoring toegestaan is zolang het niet van wezenlijke invloed is'. Via een AMvB kunnen nadere regels gesteld worden. De provincie kan vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen, met in achtneming van de belangen.

3 Andere soorten:

Dit zijn de in de bijlage van artikel 3.10 van Wet Natuurbescherming genoemde soorten. In deze bijlage staan zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten. Onderdeel A bevat de fauna en onderdeel B de flora. Deze lijst is een nationale toevoeging en betreft soorten die in principe een landelijke achteruitgang kennen. In praktijk is deze bescherming lichter en verwacht wordt dat ontheffingen vrij gemakkelijk verkregen kunnen worden, aangezien er niet de zwaardere belangen gelden voor de soorten van de Europese richtlijnen. Ruimtelijke ontwikkeling is een geldig belang voor een ontheffing (artikel 3.10.2 onderdeel a). Opzettelijk verstoren in algemene zin, wordt voor deze groep niet genoemd als verbod. De provincies kunnen voor deze lijst vrijstellingsbesluiten maken. Op dit moment staan ook zeer algemene soorten op deze lijst; mogelijk zal er een vrijstellingsbesluit of AMvB opgesteld worden hoe hier mee om te gaan. De provincie Noord-Holland heeft nog geen lijst met vrijstellingsbesluiten gemaakt.

Natuurnetwerk Nederland

De Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland bepaalt dat een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als natuurnetwerk Nederland, strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden. In Purmerend zijn alleen enkele delen van het Purmerbos en een stuk agrarische grond tegen Ilpendam aan, als deel van het NNN aangemerkt. Ook ligt er langs de ringvaart van de Wijde Wormer, waar Weidevenne aan grenst, een dergelijk gebied. Het onderhavige project tast deze waarden niet aan.

5.11.2 Analyse

Soorten

Door Regelink Ecologie & Landschap is gebiedsbreed onderzoek uitgevoerd naar beschermde flora en fauna in de gemeente Purmerend. Bij dit onderzoek zijn in en nabij het plangebied beschermde functies en beschermd leefgebied voor vleermuizen en vogels aangetroffen. De resultaten van het onderzoek, de effecten van de ingreep en de eventueel benodigde handelingen die moeten worden uitgevoerd om negatieve effecten op beschermde soorten zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te verzachten zijn beschreven in het rapport (zie bijlage 8):

Ten aanzien van de waargenomen soorten geldt het volgende:

  • Vleermuizen: Langs het groen en boven het water van park De Driegang, tussen de beide plandelen, foerageren gewone dwergvleermuizen. Daarmee zijn het park De Driegang en de bomen langs de deelgebieden die aan het park grenzen aangewezen als onderdeel van essentieel foerageergebied van deze soort. Het doorgaande water in het park is aangewezen als essentiële vliegroute van gewone dwergvleermuis en de Purmerringvaart ten westen van het plangebied maakt deel uit van het essentieel foerageergebied van meervleermuis en watervleermuis. De Pumerrringvaart vormt ook een essentiële vliegroute voor gewone dwergvleermuis, watervleermuis en meervleermuis. De kleine watergang tussen deelgebied Koggenland en de dijk van de Purmerringvaart vormt een essentiële vliegroute van gewone dwergvleermuis.
    In de nabijheid van deelgebied Koggenland (aan het Purmer Zuidlaantje) is een baltsende gewone dwergvleermuis waargenomen. In de nabijheid van deelgebied Luitje Broekemastraat zijn op twee locaties een baltsende gewone dwergvleermuis aangetroffen. Gewone dwergvleermuizen baltsen al vliegend door hun territorium, waarbij de exacte paarverblijfplaats vaak niet bekend is. Meestal bevindt de verblijfplaats zich in het zwaartepunt van of midden in het territorium
    Nabij de locatie waar een baltsende gewone dwergvleermuis is waargenomen aan het Purmer Zuidlaantje, is in hetzelfde jaar ook een zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aangetroffen. Van gewone dwergvleermuis is bekend dat een geschikte zomerverblijfplaats vaak ook wordt gebruikt als paar- en solitaire winterverblijfplaats, zeker als het verblijf zich op een zeer geschikte plek bevindt. Dit verblijf bevindt zich direct naast essentieel foerageergebied, en een essentiële vliegroute, wat het voor de functie van paarverblijfplaats zeer aantrekkelijk maakt. Bovendien is het gebouw waarin de zomerverblijfplaats zich bevindt meer geschikt als locatie voor een (paar)verblijfplaats dan de gebouwen in het plangebied, die beide maar een bouwlaag hoog zijn en niet tot matig geschikt zijn door hun bouwwijze (beplating) en ligging tegen de parkeerplaats (verstoring, lichtverstrooiing). Het is daarom niet aannemelijk dat de paarverblijfplaats zich in de panden in het deelgebied Koggeland bevindt.
    Op twee plekken in de Luitje Broekemastraat is een baltsende gewone dwergvleermuis aangetroffen. Deze waarnemingen zijn in hetzelfde jaar gedaan. Waarschijnlijk gaat het om hetzelfde dier, dat in lange banen binnen zijn territorium baltst, waarbij het op zoveel mogelijk geschikte plekken, met zoveel mogelijk bereik zal roepen. Binnen het territorium bevindt zich de paarverblijfplaats. De woningen langs de Luitje Broekemastraat zijn daarvoor meer geschikt, omdat ze hoger zijn, met een vrije aanvliegopening (in tegenstelling tot het lage eenlaags bouwwerk, omgeven door struiken. Uitgaande dat de paarverblijfplaats in het zwaartepunt / middenin het paarterritorium ligt, is de school ook niet de meest logische plek. Op basis van de bouwstijl en locatie van het pand in deelgebied Luitje Broekemastraat is het aannemelijk dat het paarverblijfplaats zich in een van de woningen aan de Broekemastraat bevindt, en niet in het plangebied.
  • Vogels: Het plangebied ligt tussen twee territoria van buizerd in. Er is een bezet nest van buizerd aangetroffen ten oosten van de golfbaan, en er zijn waarnemingen gedaan van roepende buizerden bij het Beusebos (ten westen van afslag 4 van de snelweg). Vanwege de gemiddelde grootte van een territorium van een broedende buizerd, is een straal rondom beide locaties aangewezen als onderdeel van het leefgebied van beide paren buizerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0035.png" Afbeelding: waarnemingen uit de gebiedsbrede onderzoeken voor Purmerend (2014, 2017, 2020)

Door de ingreep kunnen er effecten optreden. Uit de notitie blijkt dat voor de vleermuizen mitigerende maatregelen mogelijk zijn om eventuele negatieve effecten te voorkomen. Wanneer deze maatregelen worden getroffen, is een overtreding van de Wet natuurbescherming niet aan de orde. Het gaat daarbij onder meer om:

  • Het behouden van openbaar groen dat behouden kan blijven.
  • Bij de herinrichting van het plangebied nieuw groen zodanig kiezen (qua soorten) en plaatsen (qua locaties), dat het groen geschikt is en/of wordt als foerageergebied voor vleermuizen.
  • De sloop- en bouwwerkzaamheden veroorzaken geen lichtvervuiling naar het grasveld en de watergang ten oosten. Mogelijke manieren om dit te bereiken zijn:
    • 1. Er worden geen bouwlampen en andere verlichtingspunten t.b.v. sloop en bouw geplaatst;
    • 2. Bouwlampen worden zodanig gericht en afgeschermd dat ze geen uitstraling veroorzaken; of
    • 3. Bouwlampen worden op een tijdschakelaar geplaatst, zodat ze niet branden tussen zonsondergang en zonsopkomst in de periode april – oktober.
  • De nieuwe situatie in zowel deelgebied Koggenland als Luitje Broekemastraat veroorzaakt geen lichtverstrooiing naar het grasveld en/of de watergang ten oosten. Mogelijke manieren (maar niet uitsluitend) om dit te bereiken zijn:
    • 1. Er worden geen extra verlichtingbronnen aan de kant van het park De Driegang en aan de oostzijde (nabij de watergang onderlangs de dijk) geplaatst dan in de huidige situatie het geval is;
    • 2. Er wordt geen continue brandende verlichting aan de gebouwen geplaatst (bijvoorbeeld bij/op galerijen, of bij voordeuren), met name aan de zijdes die uitstralen op het park en de Purmerringvaart.
    • 3. Wanneer deze nodig zijn i.v.m. veiligheid, worden deze voorzien zodanig dat ze geen tot zeer weinig lichtuitstraling veroorzaken, door:
      • a. Voorzien van afschermingskappen (waardoor het licht zeer gericht valt);
      • b. Verlichting lager te plaatsen (paaltjes in plaats van lantaarnpalen);
      • c. Het strategisch plaatsen van verlichting ten opzichte van bomen en struiken, die lichtverstrooiing richting het park en de Purmerringvaart tegengaan;
      • d. Verlichting op een lichtregime plaatsen, zodat er in de donkere uren geen of minder verlichting is;
      • e. Verlichting aan een sensor koppelen, zodat ze alleen aan gaan als dat nodig is.
  • Kappen en rooien van bomen en struiken mag niet uitgevoerd worden in het broedseizoen van vogels, dat globaal loopt van 15 maart tot en met eind juli;
  • De gebouwen mogen zonder aanvullende maatregelen voor vleermuizen worden gesloopt.

Een ontheffing Wet natuurbescherming is alleen nodig indien deze maatregelen niet, of niet afdoende, kunnen worden uitgevoerd. In dat geval dient de ontheffing voorafgaand aan de bouw te zijn verleend en dien het essentieel foerageergebied te worden gecompenseerd. Voor de buizerd zijn geen negatieve effecten te verwachten.

De randvoorwaarden voor de beschermde soorten zijn zoveel mogelijk leidend bij de uitwerking van de bouwplannen voor het plangebied. Wanneer de randvoorwaarden toch niet, of niet afdoende, kunnen worden uitgevoerd, zal voorafgaand aan de bouw een ontheffing op de Wet natuurbescherming worden aangevraagd.

Stikstofdepositie

Naar aanleiding van jurisprudentie en de daaruit voortkomende gewijzigde regelgeving met betrekking tot de PAS is het voor projecten nodig om na te gaan of sprake is van significant negatieve effecten op nabijgelegen natuurgebieden. Door Buro Ontwerp en Omgeving is onderzoek gedaan naar de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000 gebied (zie bijlage 9 en 10).

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft ‘Polder Zeevang’ dat op circa 3,9 kilometer ten noorden van het plangebied ligt. Andere Natura 2000-gebieden op minder dan 10 km afstand zijn het ‘Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske’ (ca. 3,7 km), het ‘Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder’ (ca. 5 km) en het Markermeer & IJmeer (ca. 6,7 km).

Op de navolgende kaart is de ligging van het plangebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0036.png"

Afbeelding: ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebiden

Uit de uitgevoerde effectbeoordeling stikstofdepositie die voor beide plandelen zijn gedaan blijkt dat de voorgenomen bouw en het gebruik zowel in de realisatiefase als gebruiksfase niet leidt tot een stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jr op stikstofgevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden. Er is zodoende geen vergunning van de Wet natuurbescherming nodig om de ontwikkeling mogelijk te maken.

In oktober 2023 is de Aerius calculator door het rijk geactualiseerd. Het uitgevoerde onderzoek zal daarop worden geactualiseerd. Het geactualiseerde onderzoek zal worden opgenomen in versie van het bestemmingsplan ten behoeve van vaststelling. De verwachting is dat de actualisatie niet tot andere uitkomsten leidt.

5.11.3 Conclusie

In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ter bescherming van de in het plangebied aanwezige natuurwaarden.

Gelet op het voorgaande staat de Wet natuurbescherming niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

5.12 Planologisch relevante leidingen

5.12.1 Beleidskader

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen en leidingen voor aardolieproducten met een externe veiligheidscontour is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR).

5.12.2 Analyse

Binnen het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Ook in de nabijheid van het plangebied is geen sprake van leidingen die van invloed kunnen zijn op het project.

5.12.3 Conclusie

De wetgeving inzake planologisch relevante leidingen levert geen belemmering op voor het onderhavige bestemmingsplan .

5.13 Verkeer en parkeren

5.13.1 Beleidskader

Het onderhavige ruimtelijke plan heeft invloed op het omliggende wegennetwerk. Het plan genereert verkeer en bovendien zijn er parkeerplaatsen noodzakelijk. Het onderhavige plan mag als gevolg van deze invloed het omliggende wegennetwerk niet onevenredig nadelig beïnvloeden. Bovendien dient te worden voldaan aan de parkeernormering.

5.13.2 Analyse

Verkeersgeneratie

In het onderhavige plan worden 53 sociale en 11 middeldure huurappartementen toegevoegd en er is plek voor 150 m2 maatschappelijke voorzieningen. Dit heeft een toename van de verkeersgeneratie tot gevolg ten opzichte van de bestaande situatie. Voor de berekening van de toekomstige verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van de CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018).

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van een bouwplan moet rekening gehouden worden met

  • 1. de stedelijkheidsgraad van een gemeente; en
  • 2. in welk gebied het bouwplan gerealiseerd wordt.

De gemeente Purmerend is een 'sterk stedelijke' gemeente en het plangebied is gelegen in 'rest bebouwde kom'. De 64 appartementen vallen in de categorie 'huur, appartement, middel/goedkoop'. Hiervoor geldt een kencijfer van minimaal 3,2 tot maximaal 4,0 motorvoertuig bewegingen per woning. Dit geeft een verkeersgeneratie van minimaal 204,8 en maximaal 256 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dat is gemiddeld 230,4 mvt/etmaal.

Voor de maatschappelijke functies wordt uitgegaan van een verkeersgeneratie vergelijkbaar met een klein wijkcentrum. Hiervoor geldt een kencijfer van minimaal 47,6 en maximaal 74,7 motorvoertuigbewegingen per etmaal per 100 m2 bvo. Dit geeft een verkeersgeneratie van minimaal 71,4 en maximaal 112,1 mvt/etmaal. Dat is gemiddeld 91,8 mvt/etmaal.

In totaal zorgt onderhavig plan voor een bruto verkeersgeneratie van gemiddeld 322,2 mvt/etmaal, waarvan 39,6 mvt/etmaal toegeschreven kan worden aan de Luitje Broekemalocatie en 282,6 mvt/etmaal aan de Koggenlandlocatie.

De locatie Luitje Broekemastraat wordt voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten vanuit de Luitje Broekemastraat en van daaruit de Clara Visserstraat. De verkeersintensiteit van de Clara Visserstraat bedraagt circa 1.773 mvt/etmaal. Een toename van ongeveer 40 voertuigbewegingen (circa 2% van het totaal) is door de aanwezige straten goed op te vangen, ook omdat de extra voertuigbewegingen verspreid over de dag plaats zullen vinden.

De locatie Koggenland wordt voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten via de straat Koggenland en verder via de de Landstrekenweg-IJsselmeerlaan (noordelijke richting) of de Clara Visserstraat (zuidelijke richting). De verkeersintensiteit van Koggenland bedraagt circa 5.600 mvt/etmaal. Een toename van ongeveer 285 voertuigbewegingen (circa 5% van het totaal) is door de straat Koggenland en de overige aanwezige straten goed op te vangen, ook omdat de extra voertuigbewegingen verspreid over de dag plaats zullen vinden. Koggenland is een gebiedsontsluitingsweg (GOW-min) en functioneert goed als de intensiteit tussen de 5.000 en 7.500 mvt/etmaal ligt.

Het aspect verkeersgeneratie vormt gelet op het voorgaande geen belemmering.

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte van het onderhavige plan wordt berekend aan de hand van de Nota Parkeernormen 2016, vastgesteld op 26 mei 2016. De Nota Parkeernormen doorloopt een parkeertoets die moet vaststellen hoeveel parkeerplekken er nodig zijn ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling.

Het plangebied bevindt zich in de zone 'rest bebouwde kom'.

Luitje Broekemastraat

De 11 nieuw te bouwen appartementen aan de Luitje Broekmastraat vallen onder de categorie 'wonen 65 - 120 m2 gestapeld'. Hiervoor geldt een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning. Voor de 11 appartementen zijn bruto 18,7 parkeerplaatsen nodig. Uit het parkeerdrukonderzoek blijkt dat in de bestaande straten geen parkeerplaatsen beschikbaar zijn om het parkeren voor de nieuwe bewoners en daarbij behorende bezoekers op te vangen. De parkeerbehoefte moet worden opgelost worden binnen het plangebied.

In het aantal van 18,7 bruto benodigde parkeerplaatsen is een deel voor het parkeren van bezoek. Het aandeel bezoek bestaat uit 0,3 parkeerplaats per woning. In totaal zijn er 3,3 parkeerplaatsen bestemd voor het bezoek en zijn de overige 15,4 toegekend aan bewoners (het vast gebruik).

Voor het berekenen van de netto parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met het dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Dubbelgebruik wordt toegepast omdat de gemeente zo goed mogelijk de openbare ruimte wil benutten. Bewoners zijn namelijk niet altijd op hetzelfde tijdstip thuis en bezoekers komen niet allemaal op hetzelfde moment langs. Hierdoor kunnen parkeerplaatsen optimaal benut worden.

Aan dubbelgebruik zijn in de Nota parkeernormen 2016 percentages gekoppeld. Per functie verschillen de aanwezigheidspercentages.

Voor de functie wonen gelden de volgende aanwezigheidspercentages:

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0037.png"

Bron: Nota parkeernormen 2016

Met behulp van deze percentages wordt de netto parkeerbehoefte berekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0038.png"

Het maatgevende aantal parkeerplaatsen op basis van dubbelgebruik bedraag 15,6. Voor de ontwikkeling van 11 woningen moeten zodoende ten minste 16 parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0039.jpg"

Afbeelding: nieuw te realiseren parkeerplaatsen voor nieuwbouw Luitje Broekemastraat.

In het plan voor Luitje Broekmastraat zullen 17 parkeerplaatsen worden aangelegd (zie voorgaande afbeelding). Daarmee wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2016.

Koggenland

Het beoogde programma op de locatie Koggenland bestaat uit 53 sociale huurappartementen met een oppervlak van 40 - 65 m2 en een maatschappelijke functie van 150 m². Voor de woningen dient een parkeernorm te worden aangehouden van 1,5 parkeerplaats/woning, voor de maatschappelijke functie is een parkeernorm van 4,5 parkeerplaats/100 m2 bvo van toepassing. Dit is vergelijkbaar met de parkeerbehoefte voor een klein wijkcentrum. Voor de naastgelegen sporthal geldt een parkeernorm van 2,65 parkeerplaats/100 m2 bvo.

Functie   Eenheid   Aantal eenheden   Parkeernorm   Bruto parkeereis  
woningen 40-65 m2 gestapeld   woning   53,0   1,50   79,5  
Wijkcentrum (klein)   100 m2 bvo   1,5   4,50   6,8  
Sporthal   100 m2 bvo   20,0   2,65   53,0  
Totaal         139,3  

De bruto parkeerbehoefte voor Koggenland bedraagt 139,3 parkeerplaatsen, inclusief sporthal.

Voor het berekenen van de netto parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met het dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Dubbelgebruik wordt toegepast omdat de gemeente zo goed mogelijk de openbare ruimte wil benutten. Bewoners zijn namelijk niet altijd op hetzelfde tijdstip thuis en bezoekers komen niet allemaal op hetzelfde moment langs. Hierdoor kunnen parkeerplaatsen optimaal benut worden..

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0040.png"

De netto parkeerbehoefte, waarbij rekening is gehouden met dubbelgebruik, bedraagt 123,6 parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0041.jpg"

Afbeelding: nieuw te realiseren parkeerplaatsen voor nieuwbouw Koggenland.

In het plan voor Koggenland zullen 124 parkeerplaatsen worden aangelegd voor de sporthal, het wijkcentrum en de woningen (zie voorgaande afbeelding). Daarmee wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2016.

5.13.3 Conclusie

In totaal zorgt het plan voor een bruto verkeersgeneratie van gemiddeld 322,2 mvt/etmaal, waarvan 39,6 mvt/etmaal toegeschreven kan worden aan de Luitje Broekemalocatie en 282,6 mvt/etmaal aan de Koggenlandlocatie. De bruto toename vanwege de Luitje Broekemalocatie zal voornamelijk worden afgewikkeld via de Luitje Broekemastraat en de Clara Visserstraat. Bij de Koggenlandlocatie vindt de ontsluiting plaats via de straat Koggenland en verder via de de Landstrekenweg-IJsselmeerlaan (noordelijke richting) of de Clara Visserstraat (zuidelijke richting). Gelet op de aanwezige wegenstructuur is de toename in het aantal voertuigbewegingen goed op te vangen, ook omdat de extra voertuigbewegingen verspreid over de dag plaats zullen vinden. Het aspect verkeersgeneratie vormt derhalve geen belemmering.

Het plan kent een netto parkeerbehoefte van 16 parkeerplaatsen bij de locatie Luitje Broekemastraat en 124 parkeerplaatsen bij de locatie Koggenland (inclusief naastgelegen sporthal). Er wordt voorzien in 17 parkeerplaatsen bij de locatie Luitje Broekemastraat en 124 parkeerplaatsen bij de locatie Koggenland. Daarmee wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2016. Parkeren vormt zodoende geen belemmering. Aanvullend zullen er buiten het plangebied nog 5 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd wegens de huidige parkeerdruk in de omgeving.

5.14 Water

5.14.1 Beleidskader

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2022-2027. Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022. In het Nationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Het Nationaal Water Programma 2022-2027 geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. We werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.

Provinciaal beleid

De Watervisie 2021 bevat het waterbeleid van de provincie Noord-Holland. In de Watervisie 2021 worden kaders gesteld voor wateropgaven in Noord-Holland. Dit is gedaan op basis van de thema's veilig en schoon & voldoende. In het waterveiligheidsbeleid wordt landelijk een overstap naar een risicobenadering, waarbij ook het effect van een overstroming op het achterland wordt meegewogen. Met de waterpartners zorgt de provincie voor veilige dijken en keringen en met het waterrobuust inrichten van de omgeving en goede evacuatiemogelijkheden wordt het effect van een eventuele overstroming beperkt. Schoon en voldoende water is onmisbaar voor een gezonde, productieve en aangename leefomgeving en een soortenrijke natuur. De provincie zorgt ervoor dat het grond- en oppervlaktewater duurzaam kan worden gebruikt en dat voorraden zorgvuldig worden beheerd, zonder uitputting of verontreiniging. Diepe, watervoerende lagen kunnen worden gebruikt voor energieopslag.

Hoogheemraadschap Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie). De Deltavisie is vertaald in een Waterplan (WBP6) voor de middellange termijn. Hierin presenteert het hoogheemraadschap haar koers voor de periode 2022-2027 en de opgaven waar het hoogheemraadschap zelf en met anderen aan werken. Het hoogheemraadschap bouwt voort op de regionale Deltavisie (2012), het Waterprogramma 2016-2021 (WBP5) en het Collegeprogramma 2019-2023.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan oppervlaktewater, waterkeringen en wegen in het beheer van het hoogheemraadschap en het aanleggen van 800 m² (of meer) verharding is een watervergunning of ontheffing van het hoogheemraadschap nodig. Meer informatie over vergunningen en ontheffingen en het aanvragen daarvan kunt u vinden op www.hhnk.nl

Ter bescherming van de waterkering is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Bouwen in deze zone is alleen toegestaan als de bouwregels uit het bestemmingsplan in acht worden genomen, het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad en er vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de water(kering)beheerder. Er geldt een Watervergunningsplicht (vanaf 1 januari 2024; Omgevingsvergunning voor een wateractiviteit).

5.14.2 Analyse

Beschrijving bestaand watersysteem

Het plangebied bevindt zich in een polder met een peilgebied van zomer NAP -4,28 en winter NAP -4,34. Tussen de beide plandelen in ligt een peilgebied van NAP -3,60. Het advies is om beide plandelen naar het lagere peil af te laten wateren (NAP -4,28 en -4,34).

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0042.png"

Afbeelding: peilmaten omgeving

Verharding

Indien er meer dan 800 m2 extra verharding wordt ontwikkeld in het plangebied dan zal 10% van het geheel gecompenseerd moeten worden. Op dit moment is er in het plandeel Koggenland sprake van 4.196 m² verharding en in het plandeel Luitje Broekemastraat 563 m² verharding. De totale verharding in het plangebied bedraagt daarmee 4.759 m² in de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0043.png"

Afbeelding: verharding bestaande situatie

In de toekomstige situatie is er sprake van 4.434 m² verharding in het plandeel Koggenland en 955 m² verharding in het plandeel Luitje Broekemastraat. De toekomstige verharding in het plangebied komt daarmee uit op 5.389 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0044.png"

Afbeelding: verharding toekomstige situatie

Het voorgaande betekent een toename van 630 m². Compensatie vanwege extra verharding is daardoor niet noodzakelijk.

Waterveiligheid

Het plangebied ligt gedeeltelijk in beschermingszone A van de regionale waterkering ter plaatse van de Purmerringvaart. Voor deze beschermingszone is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Binnen de beschermingszone dient rekening te worden gehouden met de regionale waterkering. Tevens is het profiel van vrije ruimte, ruimte reservering voor dijkversterkingen in grondoplossing van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKOGGENLUITJE2022-on01_0045.png"

Afbeelding: zoneringen waterkeringen (bron: Legger HHNK)

De gebouwen bevinden zich buiten de ruimtereservering van het hoogheemraadschap voor eventuele toekomstige dijkversterkingen met oplossingen in grond (voor de komende 50 jaar). Het profiel van vrije ruimte loopt tot 5 meter uit de dijksloot. De 5 meter wordt gemeten uit de insteek van de dijksloot (aan zijde van de polder).

Waterkwaliteit

Zoals hiervoor is aangegeven leidt de realisatie tot een toename van 630 m² aan verharding en bebouwing. Er zijn dus geen watercompenserende maatregelen nodig. Geadviseerd wordt het regenwater direct af te koppelen naar de bestaande watergang. Met betrekking tot het afstromend hemelwaterwater raadt het Hoogheemraadschap aan om terughoudend om te gaan met uitlogende materialen zoals koper, lood en zink. Als uit architectonische overwegingen gekozen wordt voor bijvoorbeeld een zinken dak, kan een zuiverende voorziening noodzakelijk zijn.

Het vuilwater wordt aangesloten op de vuilwaterriolering. Het streven is om het hemelwater van de nieuwbouw en de nieuwe openbare verharding aan te sluiten op het Hemelwaterriool in de rijweg van Koggenland.

Klimaatadaptatie

Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' dient te worden voldaan aan het basisveiligheidsniveau klimaatadaptatie zoals afgesproken in de 'Intentieovereenkomst Klimaatbestendige Nieuwbouw in de MRA en Noord-Holland' die ook de gemeente Purmerend heeft ondertekend. Eén van de uitgangspunten is dat ' hevige neerslag (eens in de 100 jaar, 70 mm regen in één uur) niet voor schade zorgt in en aan gebouwen, infrastructuur en voorzieningen. Bij hevige neerslag (eens in de 250 jaar, 90 mm regen in één uur) blijven vitale en kwetsbare infrastructuur en voorzieningen functioneren en bereikbaar en treedt er geen schade op aan bebouwing en voorzieningen.

Overige wateraspecten

In het kader van dit bestemmingsplan is overleg opgestart met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier door middel van het digitaal watertoetsformulier. De aanvraag is gedaan op dinsdag 28 januari 2022 en geregistreerd onder kenmerk 00003529. Het Hoogheemraadschap staat positief tegenover de plannen voor de beide locaties.

Vanwege de invloed van bepaalde aspecten van het plan op de belangen van het hoogheemraadschap is bepaald dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dat wil zeggen dat niet kan worden volstaan met een standaardwaterparagraaf, maar dat maatwerk nodig is. Dit gebeurt in overleg met de waterbeheerders.

5.14.3 Conclusie

Ten opzichte van de huidige situatie leidt het plan tot circa 630 m² extra verharding. Compensatie van de toename aan verharding is daarmee niet nodig. Wel dient bij de bouw rekening te worden gehouden met de ligging binnen de beschermingszone van de regionale waterkering ter plaatse van de Purmerringvaart.

5.15 Milieu-effectrapportage

5.15.1 Beleidskader

Voor bepaalde grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur dient op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 een milieu-effectrapportage (mer) opgesteld te worden. Hierin moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het Besluit mer is aangegeven in welke gevallen er onderzoek gedaan moet worden. Afhankelijk van de grootte van het project zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. bij een project dat voorkomt in onderdeel C van de bijlage van het Besluit mer en boven de daar genoemde drempelwaarden uitkomt, geldt een directe mer-plicht. In dat geval dient een mer opgesteld te worden. Dit geldt ook voor een project die onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel C blijft, maar boven de drempelwaarden die in onderdeel D gegeven worden ligt en waarvoor een (kaderstellend) bestemmingsplan opgesteld wordt.
  • 2. indien er geen directe mer-plicht geldt, kan er wel een vormvrije mer-beoordelingsplicht gelden. Dit geldt voor projecten die in onderdeel D genoemd worden en niet boven onder de drempelwaarde uitkomen. Hierbij moet worden onderzocht of er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Er gelden geen vormvereisten, maar wel inhoudelijke vereisten: de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn moeten in acht worden genomen. Als de uitkomst is dat het uitgesloten is dat er belangrijke gevolgen voor het milieu zijn, dan dit moet in de toelichting van het bestemmingsplan worden gemotiveerd. Zijn belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet uitgesloten, dan geldt een mer -plicht.

Van een directe mer-plicht zal in Purmerend vrijwel nooit sprake zijn. Van een mer -beoordelingsplicht kan sprake zijn bij een stedelijk ontwikkelingsproject, oftewel de bouw van woningen, kantoorgebouwen of andere stedelijke voorzieningen. Hier moet worden beoordeeld of er belangrijkse nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Hoe verder het project van de drempelwaarde af ligt, hoe kleiner de nadelen voor het milieu zullen zijn.

5.15.2 Analyse

De voorgenomen activiteit is niet opgenomen in onderdeel C van het Besluit mer en is daarom niet aan te merken als een activiteit waarvoor een directe m.e.r.-plicht bestaat. Het is wel opgenomen in onderdeel D (categorie D.11.2) van bijlage II van het Besluit mer De activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject, maar valt ruimschoots onder de drempelwaarden die hier genoemd worden.

  Activiteiten   Gevallen   Besluit  
D.11.2   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.   In gevallen waarin de activiteit betrekking
heeft op:
1: een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of
meer woningen omvat, of
3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000
m2 of meer.  
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid,
onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening --> het
bestemmingsplan  

Dit betekent dat kan worden volstaan met een vormvrije mer-beoordeling. Een aanmeldnotitie MER is niet noodzakelijk, aangezien het bevoegd gezag zelf initiatiefnemer is.

5.15.3 Conclusie

Uit de effecten die zijn beschreven in voorgaande paragrafen en hoofdstukken kan worden geconcludeerd dat als gevolg van onderhavige ontwikkeling, er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu en de omgeving waarbinnen de herontwikkeling plaatsvindt. Geconcludeerd wordt dat er geen MER noodzakelijk is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een bestemmingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.

6.1 Privaatrechtelijke uitvoerbaarheid

De gronden zijn eigendom van de gemeente. Naar aanleiding van het sociaal woonakkoord Purmerend 2030 wordt verkoop aan een van de woningcorporaties onderzocht.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw daarvan planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.

De grond is in eigendom van de gemeente. Voor de ontwikkeling heeft de gemeente een grondexploitatie opgesteld. In een grondexploitatie zijn alle aan het project verbonden kosten en opbrengsten opgenomen. Het kostenverhaal, waaronder ook de plankosten voor de bestemmingsplanwijziging, wordt gedekt door de opbrengsten uit de grondverkoop. Hierdoor kan gesteld worden dat het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Een exploitatieplan is derhalve niet nodig. De vastgoedontwikkeling zal aanvangen nadat de gronden zijn verkocht en geleverd aan de koper.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt ingegaan op het draagvlak dat in de maatschappij en bij andere (overheids-) instanties leeft voor de ontwikkeling. Het moet aannemelijk zijn dat er voldoende draagvlak is, waarbij opgemerkt wordt dat het is niet mogelijk is iedereen tevreden te stemmen. Bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.

6.3.2 Communicatie

Over beide locaties heeft in het voortraject apart communicatie plaatsgevonden met omwonenden, waarna de gemeenteraad uiteindelijk over alle binnenstedelijke ontwikkellocaties tegelijk een besluit heeft genomen.

Luitje Broekemastraat: 

  • In de raadsvergadering van 26 september 2019 heeft de gemeenteraad een besluit genomen over de ontwikkellocatie Luitje Broekstraat 35 om deze dusdanig kleiner te maken, zodat het aanwezige en goed gebruikte speelveld en de bomenrij behouden kunnen blijven. Het oorspronkelijke plangebied is daarbij gehalveerd, evenals het woonprogramma.
  • De plannen zijn verder uitgewerkt en op 26 november 2019 aan omwonenden gepresenteerd. Tijdens deze avond zijn de verschillende varianten getoond en konden inwoners meedenken over de plannen.
  • Op 2 september 2020 is er een bewonersavond geweest. Tijdens en na de bewonersavond hebben omwonenden vragen gesteld over het project en is het ontwerp met (toen nog) 12 appartementen getoond.
  • Op 19 juli 2023 is opnieuw een bewonersavond georganiseerd om omwonenden te informeren. Tijdens de avond konden zij vragen stellen en/of opmerkingen plaatsen.

Koggenland: 

  • In de raadsvergadering van 26 september 2019 heeft de gemeenteraad ingestemd met de plannen voor deze locatie.
  • De plannen zijn verder uitgewerkt en op 8 januari 2020 aan omwonenden gepresenteerd. Tijdens deze avond zijn verschillende varianten getoond en konden inwoners meedenken over de plannen.
  • Op 9 september 2020 is opnieuw een digitale bewonersavond geweest waar vragen en opmerkingen van bewoners zijn gebundeld en beantwoord.
  • In de raadsvergadering van 25 maart 2021 heeft de gemeenteraad een besluit genomen over de ontwikkellocatie Koggenland om de bouwhoogte zodanig te beperken dat maximaal 6 bouwlagen mogelijk zijn, met behoud van het oorspronkelijke aantal woningen.

Beide locaties:

  • Woensdag 3 en donderdag 11 februari 2021 konden omwonenden inspreken bij de commissie Stedelijke Ontwikkeling en Beheer (SOB), waarna de commissie op donderdag 4 maart alle binnenwijkse ontwikkellocaties, waartoe ook Koggenland 90-92 en Luitje Broekemastraat 35 behoren, heeft besproken.
  • Op 25 maart 2021 is de gemeenteraad akkoord gegaan met de plannen voor het ontwikkelen van extra woningen (op sommige locaties aangevuld met een maatschappelijke instelling/zorglocatie) in de verschillende wijken van Purmerend, waaronder de Luitje Broekemastraat 35 en Koggenland 90-92. Het voorliggende bestemmingsplan biedt de kaders voor deze ontwikkeling.

Verder is naar aanleiding van overleg met de buurt besloten om in de nabijheid van de Luitje Broekemastraat 5 extra parkeerplaatsen buiten het plangebied te realiseren om zo de bestaande hoge parkeerdruk in de omgeving van het plangebied enigszins te verlagen. Daarnaast zal het groenplan binnen het plangebied in overleg met omwonenden verder worden vormgegeven.

6.3.3 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.

In het kader van het vooroverleg heeft er overleg plaatsgevonden met het hoogheemraadschap (zie paragraaf 5.14 Water).

P.M.

6.3.4 Inspraak ingevolge Algemene inspraakverordening gemeente Purmerend

De Algemene Inspraakverordening van de gemeente Purmerend bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het onderhavige geval heeft voorafgaand aan het bestemmingsplan uitgebreid participatie plaatsgevonden.

6.3.5 Overleg ingevolge artikel 3.8 Wro

Artikel 3:8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen van xxxx tot en met xxxx. De kennisgeving is in het Gemeenteblad van xxx geplaatst. Een aantal personen heeft een zienswijze ingediend. In de nota van zienswijzen, behorende bij het raadsbesluit, wordt op deze zienswijzen ingegaan. Deze hebben **wel/niet** geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan:

...

...

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan met waar mogelijk flexibiliteit om de gewenste ontwikkeling te kunnen realiseren. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.

7.1 Planvorm

Het onderhavige plan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Omdat de plannen voor deze locatie vrij concreet zijn, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle gewenste functies in het plangebied te voorzien van een duidelijke bestemmingsregeling waarmee kaders geboden worden voor de gewenste ontwikkeling. Daarnaast is er een zekere mate van flexibiliteit, door binnen de bestemmingen verschillende functies mogelijk te maken.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.

Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.

7.2 Bestemmingsregeling

Dit bestemmingsplan geeft de kaders voor de herontwikkeling van de locaties aan het Koggenland en de Luitje Broekemastraat te Purmerend naar woningbouw. Een aantal regelingen is hieronder toegelicht.

Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De grote eenheden groen met een structurerende functie en kleinere op zichzelf staande groeneenheden, die belangrijk zijn voor de woonkwaliteit en waar flexibiliteit bij de inrichting van de openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd als Groen. Kleine stukjes siergroen vallen onder de bestemming Verkeer - 2. Binnen de bestemming Groen is een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen, afvalverzamelplaatsen, nutsvoorzieningen en kunstobjecten. Er mogen binnen deze bestemming in principe alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Objecten van beeldende kunst zijn toegestaan tot een hoogte van zes meter. Burgemeester en wethouders kunnen binnenplans afwijken om objecten tot een hoogte van maximaal vijftien meter toe te staan.

Op/onder de gronden in de openbare ruimte is het plaatsen van ondergrondse containers toegestaan.

Artikel 4 Verkeer - 2

De bestemming Verkeer-2 wordt toegekend aan wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen enz.

Artikel 5 Wonen

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor de bewoning door personen en de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen, erf- en terreinafscheidingen, speeltoestellen, water en nutsvoorzieningen. De gronden die mogen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen zijn aangeduid als 'maatschappelijk'.

Aan-huis-verbonden beroepen, (kleinschalige) bedrijvigheid en bed & breakfast zijn toegestaan, zolang de woonfunctie in overwegende mate aanwezig blijft en er geen onevenredige hinder voor de omgeving optreedt.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering". Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een watervergunning van het Hoogheemraadschap vereist.

Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.

Artikel 9 Algemene bouwregels

In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn.

Ondergronds bouwen

Bouwen beneden peil is in beginsel niet toegestaan. Bij omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken als wordt aangetoond dat het ondergronds bouwen geen negatieve gevolgen heeft voor de grondwaterstromen en er schriftelijk advies gevraagd is aan de waterbeheerder.De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing op ondergrondse bouw. Het onderhavige bestemmingsplan verbindt daar de regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan. Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Hiervoor wordt verwezen naar de in mei 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.