direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Beemster 2012 - Reparatie partiële herziening 2021
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Aanleiding

1.1 Inleiding

Op 26 oktober 2021 heeft de raad van de gemeente Beemster (inmiddels: gemeente Purmerend) het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - partiële herziening 2021' vastgesteld. Het bestemmingsplan is een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' dat door de raad van de gemeente Beemster bij besluit van 10 juli 2012 is vastgesteld.

Met de partiële herziening van 2021 heeft de raad beoogd een aantal fouten in het bestemmingsplan 2012 te herstellen, nadien vastgestelde bestemmingsplannen en wijzigingsplannen en verleende omgevingsvergunningen te verwerken, en de jongste beleidsinzichten te verwerken.

Vier belanghebbenden konden zich om uiteenlopende redenen niet met het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - partiële herziening 2021' verenigen en hebben beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan.

1.2 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze beroepen op de zitting van 20 december 2022 behandeld en heeft op 1 maart 2023 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2023:838).

Onderstaand is een samenvatting opgenomen van de uitspraak.

  • 1. Purmerenderweg 28 Zuidoostbeemster

Inzake dit perceel is het beroep ongegrond verklaard. Het ging hier om de legalisatie van een bedrijf. De Afdeling constateert dat een positieve bestemming terecht niet in het bestemmingsplan is opgenomen. Aldus is het bestemmingsplan op de betreffende locatie in stand gebleven.

  • 2. Nekkerweg 52 Zuidoostbeemster

Het besluit is vernietigd voor zover de aanduiding 'caravanstalling' aan andere gronden is toegekend dan aan de kassen zoals aangeduid in de omgevingsvergunning van 23 juli 2012.

Tevens moet de gemeenteraad een nieuwe afweging maken over het toe te laten gebruik als caravanstalling en daarbij ook de ruimtelijke gevolgen van het gebruik van het voorterrein en de toegangsweg moeten betrekken. In die afweging moeten zowel de belangen van de eigenaar bij het kunnen voortzetten van het reeds vergunde gebruik als caravanstalling als de belangen van appellant die met de nadelige gevolgen van het huidige gebruik wordt geconfronteerd, worden betrokken.

Uit een oogpunt van rechtszekerheid moet de gemeenteraad vervolgens in het bestemmingsplan nader regelen welk gebruik precies is toegelaten.

De gemeenteraad moet een nieuw besluit nemen binnen 26 weken na de uitspraak.

  • 3. Westdijk 40 Westbeemster

Het besluit is vernietigd voor zover daarin op het perceel een bouwvlak is toegekend aan andere gronden dan die waarop de stolp van beide partijen is gebouwd.

De Afdeling geeft opdracht om een nieuw besluit te nemen over het bouwvlak voor de woning voor de bouw waarvan bij besluit van 18 maart 2020 een omgevingsvergunning is verleend. Echter omdat die vergunning nog niet onherroepelijk is, is aan de opdracht geen termijn verbonden.

  • 4. Stichting Behoud Waterland, stichting Nekkerzoom en Stichting Beemstergroen

Het besluit is vernietigd voor zover daarbij niet duidelijk is geregeld op welke wijze de kernkwaliteiten van het Beemster erf zijn beschermd. De raad moet inzichtelijk maken hoe de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten van het Beemster erf, zoals vervat in de ervenstudie 'Beemster ervenis WereldERFgoed - Ruimtelijk kwaliteitskader voor het Beemster erf' (het Ruimtelijk kwaliteitskader), is gewaarborgd in het plan en op welke wijze is geregeld dat nieuwe activiteiten deze kernkwaliteiten niet zullen aantasten. Zo nodig dient de raad een gewijzigde planregeling vast te stellen om het plan in overeenstemming te brengen met art. 6.49 van de provinciale omgevingsverordening.

De Afdeling draagt de gemeenteraad op om een eenduidige planregeling, gericht op de instandhouding of versterking van de kernkwaliteiten van werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en die uitsluitend voorziet in nieuwe activiteiten die deze kernkwaliteiten niet aantasten, vast te stellen.

De gemeenteraad moet een nieuw besluit nemen binnen 26 weken na de uitspraak.

Art. 1.20 (begrip 'bestaande bebouwing') en art. 3.2.1 onder f, g en h van de planregels (bestemming 'Agrarisch') zijn vernietigd, alsmede de zinsnede 'voor functionele agrarische productie' in artikel 1.2 (begrip 'bestemmingsplan') van de planregels. De gemeenteraad kan besluiten om hiervoor gewijzigde planregels vast te stellen, maar een opdracht hiervoor heeft de Afdeling niet gegeven.

Art. 3.4.2 en 5.4.2 van de planregels (bestemming 'Agrarisch' en 'Agrarisch - Hulpbedrijf') zijn vernietigd voor zover deze de mogelijkheid van nevenactiviteiten bieden aan andere bedrijven dan grondgebonden agrarische bedrijven. Met het oog op de belangen van grondgebonden agrarische bedrijven die rechtmatig nevenactiviteiten uitoefenen, heeft de Afdeling zelf de planregeling aangepast. De raad kan besluiten om hiervoor gewijzigde planregels vast te stellen, maar een opdracht hiervoor heeft de Afdeling niet gegeven.

De Afdeling heeft bepaald dat het begin van de aanhef van artikel 3.4.2 van de planregels (bestemming 'Agrarisch') komt te luiden: 'Naast de functie genoemd in artikel 3.1, onder a'; en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit.

1.3 Reparatie bestemmingsplan

De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft ertoe geleid dat er een reparatieplan moet worden opgesteld, waarover de gemeenteraad binnen 26 weken na de uitspraak (dus vóór 6 september 2023) een besluit moet nemen. Dit betreft een besluit over een regeling van het gebruik als caravanopslag van het perceel Nekkerweg 52 Zuidoostbeemster en een besluit over de regeling van de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten van het Beemster erf.

De verwerking van de uitspraak inzake het perceel Westdijk 40 is niet in dit reparatieplan meegenomen. De beroepsprocedure tegen de in 2020 verleende omgevingsvergunning voor het bouwen dient te worden afgewacht.

De verwerking van de vernietigde planregels vindt plaats in een nog op te stellen geconsolideerde versie van het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - Partiële herziening 2021', waarin ook het voorliggende reparatieplan wordt verwerkt. -> NIET MEER MOGELIJK ONDER OMGEVINGSWET. DAAROM ERVOOR GEKOZEN OM ALLE ARTIKELEN WAARIN BEPALINGEN ZIJN GEWIJZIGD, INTEGRAAL OP TE NEMEN, MET NAME MET HET OOG OP DE LEESBAARHEID EN RAADPLEEGBAARHEID.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt inhoudelijk ingegaan op de in paragraaf 1.3 genoemde reparatie. Ook wordt aangegeven hoe een en ander juridisch in de regels wordt verwerkt. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheidsaspecten.

Hoofdstuk 2 Juridische toelichting

2.1 Caravanstalling Nekkerweg 52 Zuidoostbeemster

Ingevolge de uitspraak moet een nieuwe afweging worden gemaakt over het toe te laten gebruik als caravanstalling. Daarbij moeten ook de ruimtelijke gevolgen van het gebruik van het voorterrein en de toegangsweg worden betrokken. In 2021 is in het kader van een handhavingsverzoek een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Onderstaand wordt hierop ingegaan.

2.1.1 Ruimtelijke gevolgen gebruik caravanstalling

Toetsingskader

Een caravanstalling veroorzaakt geluidsuitstraling naar de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt getoetst aan de richtwaarden voor geluid; bij een besluit dient sprake te zijn van een goede woon- en leefomgeving, daarnaast dient voldaan te worden aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer die van toepassing zijn op de caravanstalling.

Onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening en in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer is door Omgevingsdienst IJmond is in 2021 een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2) om te onderzoeken in hoeverre de activiteiten ter plaatse geen akoestische problemen opleveren voor de aanwezige naastliggende woning (Nekkerweg 50).

De activiteiten op de locatie zijn in 2012 vergund en vonden sinsdien onafgebroken plaats. De stalling heeft ruimte voor circa 550 objecten (caravans, campers, aanhangers, boten en dergelijke). De verkeersbewegingen die samenhangen met de activiteiten zijn evenredig. Op andere locaties in Nederland vinden door middel van een gelijke activiteit niet significant meer verkeersbewegingen plaats. Gemiddeld wordt een object 3 keer per jaar uit de stalling gehaald. Conform de in 2012 verleende vergunning wordt het voorterrein gebruikt voor het ophalen en brengen van de objecten. Het voorterrein is ruim opgezet, zodat onnodig veel verkeersbewegingen (steken, keren, draaien, wachten enz.) kunnen worden voorkomen.

De inrichting valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. In artikel 2.17 worden voor elke periode van het etmaal standaard grenswaarden gesteld voor:

  • het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), dat is het gemiddelde geluidsniveau en;
  • het maximale geluidsniveau (LAmax), dat is het hoogste geluidsniveau dat op enig moment kan optreden (de hoogste geluidspiek).

In de onderstaande tabel zijn de maximaal toelaatbare waarden te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0001.png"

Van 10:45 tot en met 12:15 uur heeft er een geluidsmeting plaatsgevonden, uitgevoerd overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai. De specifieke resultaten zijn weergegeven in Bijlage 2 bij de toelichting.

Geluid dient gemeten te worden op de gevel van een geluidsgevoelig object. In dit geval de woning aan de Nekkerweg 50. De woning bevindt zich op 20 meter van de slagboom. Tussen het terrein van de inrichting en de woning aan de Nekkerweg 50 bevindt zich een zeecontainer en een groene afscheiding. Dit houdt een aantal dB(A) tegen. De laatste meting is derhalve op het open gedeelte tussen beide terreinen gemeten. Tijdens deze meting arriveerden er 2 auto's met caravan. Eén auto trok rustig op, de ander behoorlijk hard. Dit was dan ook goed te horen. Echter zorgde dit niet voor een overschrijding. Zelfs op deze korte afstand bleef het geluidsniveau binnen de normen.

Normaliter dient van de gemeten waarden een correctie afgehaald te worden voor het achtergrondgeluid en voor de bedrijfsduur. Er vinden namelijk niet 12 uur lang verkeersbewegingen plaats, maar een klein gedeelte hiervan. Omdat de gemeten waarden geen normen overschrijden, is het ook niet nodig de extra correcties toe te passen. Er is namelijk zonder het toepassen van de correcties al geen sprake van een overschrijding. Na het toepassen van de correcties zal het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (geluidsniveau gemiddeld over de dag periode) flink lager uitvallen. Het is dan ook niet aannemelijk, ook al vinden er 80 of 200 verkeersbewegingen per dag plaats, dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau overschreden gaat worden.Hierbij moet worden aangetekend dat de tuin van Nekkerweg 50 niet beschermd is voor geluid. De normen gelden alleen op de gevel van de woning.

Ook voor het maximale piekgeluid is geen overschrijding gemeten. Wel is het mogelijk dat er ergens op de dag het piekgeluid overschreden gaat worden, echter is dat in deze meting niet gemeten. En als dit voor zal komen, dan is het niet aannemelijk dat dit vaak voor zal komen.

Conclusie

Het is niet aannemelijk dat er een overschrijding op het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau plaatsvindt, ook niet als er 200 verkeersbewegingen per dag plaatsvinden. Over het algemeen blijven de voertuigen onder de 50 dB(A) gemiddeld. Dit gemiddelde over de gehele dagperiode zal een flink lager aantal dB(A) geven. Door middel van het akoestisch onderzoek is geen overschrijding op de piekgeluiden gemeten. Zelfs niet bij het hard optrekken, een oude VW bus of het dichtslaan van een deur. De hoogste geluidsniveaus zijn gemeten rondom de slagboom. Deze slagboom is inmiddels weggehaald. Het terrein van de stalling Nekkerweg 52 is groot. De activiteiten die achter op het terrein gebeuren zijn wel te horen, maar zorgen niet voor een overschrijding van de geluidsnormen. De Nekkerweg, gelegen naast de meest nabij gelegen woning, geeft een grotere geluidsbelasting dan de caravanstalling Nekkerweg 52.

Geconcludeerd kan worden dat aan een goede ruimtelijke ordening en het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan. Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor het voortzetten van het reeds vergunde gebruik als caravanstalling.

2.1.2 Gevolgen bestemmingsplan

Het huidige gebruik van de caravanstalling voor onder meer stalling van campers, boten, trailers en vergelijkbare voer- en vaartuigen kan op grond van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek worden voortgezet.

Aanpassing regels

Begrippen

Omdat in het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - Partiële herziening 2021' geen definitie was opgenomen voor 'caravanstalling' wordt in voorliggend plan onderstaande definitie in artikel 1 (Begrippen) toegevoegd.

"caravanstalling:

een opslagplaats voor recreatieobjecten die niet langdurig vrij op de openbare weg geplaatst mogen worden; onder recreatieobjecten worden begrepen caravans en andere kampeer- en vervoersmiddelen, zoals campers, boten, vouwwagens en oldtimers."

Toelichting: In de praktijk worden naast caravans ook andere kampeer- en vervoersmiddelen gestald in de caravanstalling. Zolang er geen expositie en handel plaatsvindt vallen ook deze kampeer- en vervoersmiddelen binnen de definitie van 'caravanstalling'.

Gebruiksregels

In de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" wordt in de specifieke gebruiksregels bij het strijdig gebruik als opslag de zinsnede:   "uitgezonderd zijn caravanstallingen ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling" en het daarbij behorende gebruik van de gronden buiten de aanduiding "caravanstelling" voor het ophalen en terugbrengen van de caravans en andere kampeer- en vervoersmiddelen;   " toegevoegd.

Toelichting: Hiermee wordt geregeld dat de opslag van caravans en andere recreatieobjecten, met de daarbij behorende aan- en afvoer en opstelplaatsen, wordt uitgezonderd van het strijdig gebruik voor opslag.

Aanpassing verbeelding

De verbeelding wordt zodanig aangepast dat de oppervlakte van de aanduiding 'caravanstalling' overeenkomst met de werkelijke en vergunde oppervlakte (13.933 m2) van de caravanstalling.

2.2 Kernkwaliteiten Beemster Erf

Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak dient de raad inzichtelijk te maken hoe de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten van het Beemster erf, zoals vervat in de ervenstudie 'Beemster ervenis WereldERFgoed - Ruimtelijk kwaliteitskader voor het Beemster erf' (het Ruimtelijk beleidskader), is gewaarborgd in het plan en op welke wijze is geregeld dat nieuwe activiteiten deze kernkwaliteiten niet zullen aantasten. Zo nodig dient de raad een gewijzigde planregeling vast te stellen om het plan in overeenstemming te brengen met art. 6.49 van de provinciale omgevingsverordening.

Een gewijzigde planregeling is niet nodig. In het bestemmingsplan worden de kernkwaliteiten van het Beemster erf namelijk reeds voldoende beschermd. Om dit inzichtelijk te maken het volgende.

De gemeente is siteholder van het UNESCO-werelderfgoed droogmakerij de Beemster en heeft daarmee de verplichting te voorzien in het behoud ervan. Dit betekent onder meer dat ervoor gezorgd moet worden dat de kernkwaliteiten, welke zijn gebaseerd op de beschrijvingen van de unieke universele waarde van het UNESCO-werelderfgoed (Universal Outstanding Value), niet worden aangetast. Hierbij gaat het wat betreft de droogmakerij in de kern om het behoud van het strak geometrische patroon van wegen (incl. laanbeplanting) en waterwegen en de grote openheid (zie bijlage 4 bij de regels van de partiële herziening). Mede om deze kernkwaliteiten te beschermen, is lokaal ruimtelijk beleid opgesteld. Het is een bevoegdheid van de gemeenteraad om lokaal beleid - met daarin een doorvertaling van de kernkwaliteiten - vast te stellen. Deze doorvertaling in het zgn. Des Beemstersbeleid heeft plaatsgevonden in 2012 door vaststelling van de Structuurvisie Beemstermaat, de Beemster Omgevingsnota (thans onderdeel van de Nota omgevingskwaliteit Purmerend: de welstandsnota) en het bestemmingsplan Buitengebied 2012.   Het bestemmingsplan is in 2021 geactualiseerd met een partiële herziening waarover de Afdeling aldus uitspraak heeft gedaan, de aanleiding van deze reparatie.

Vaststelling van structuurvisie, omgevingsnota en bestemmingsplan in 2012 heeft onder meer geresulteerd in beleid en regels voor de inrichting van het Beemster erf. Hiervoor heeft genoemde ervenstudie (het Ruimtelijk kwaliteitskader), model gestaan. In deze ervenstudie wordt in de inrichting en opzet van de agrarische erven in de Beemster een samenhangende karakteristiek vastgesteld. Een karakteristiek die in grote lijnen nog te herleiden is naar de historische inrichtingsprincipes mede gebaseerd op de renaissance-idealen. Deze karakteristiek kan worden ontleed in een aantal kernkwaliteiten of spelregels die tezamen de samenhangende en unieke ruimtelijke beleving en identiteit van de Beemster op erfniveau bepalen. Voor zover dit kon worden vertaald in regels, is dat gedaan in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 welke ongewijzigd zijn overgenomen in de partiële herziening. Voor zover dit alleen kan worden vertaald in beleid, is dat gedaan in de structuurvisie en de nota omgevingskwaliteit.

Wat betreft het gebruik van de term 'kernkwaliteiten' in relatie tot het Beemster erf, die van het Beemster erf gebaseerd op het Ruimtelijk beleidskader zijn niet gelijk te stellen aan de kernkwaliteiten van de werelderfgoederen die gebaseerd zijn op de Universal Outstanding Value  van UNESCO.

Beleid en regels voor de inrichting van het Beemster erf zijn ondersteunend aan het behoud van de kernkwaliteiten van het werelderfgoed waar mogelijk herstel of verbeteren ervan. Het draagt ervoor zorg dat er op het erf doorzichten naar het open landschap blijven, bebouwing qua volume niet te groot worden zodat het open landschap beleefbaar blijft, de beleving van de kopergravuresloten zo groot mogelijk blijft en dat erven ruimtelijk kwalitatief worden ingericht.

Bij vaststelling van de partiële herziening zijn een aantal amendementen aangenomen die, gelet op de uitspraak van de Afdeling, juridisch voor verwarring en onduidelijkheid hebben gezorgd.

Zo wordt het gestelde in een amendement dat “iedere nog bestaande verwijzing naar (delen van) de Ervennota als zijnde kernkwaliteit en/of 'hard' onderdeel van het toetsingskader bij initiatieven te verwijderen” in de uitspraak geadresseerd. (Ter toelichting, naar aanleiding van voornoemd amendementsdeel zijn de toelichting, de regels en de verbeelding van de partiële herziening  gescand op letterlijke verwijzingen, die er niet zijn.) Dit standpunt van de raad zou niet te rijmen zijn met het gestelde namens de raad tijdens de hoorzitting dat het Ruimtelijk beleidskader wel in het plan is geborgd. Hiervoor wordt verwezen naar de inleiding van deze paragraaf.

In de uitspraak zijn art. 1.20 (begrippen) en art. 3.2.1 onder f, g en h (bestemming 'Agrarisch') van de planregels zijn vernietigd, alsmede de zinsnede 'voor functionele agrarische productie' in artikel 1.2 (begrippen) van de planregels. Dit betreffen uitsluitend regelaanpassingen opgenomen naar aanleiding van amendementen. Bij de betreffende amendementen is ook de tekst van de toelichting aangepast. In deze reparatie worden die aanpassingen in de toelichting, die er immers zijn ten behoeve van de vernietigde planregels en zinsneden, ten behoeve van de duidelijkheid verwijderd1 Ter toelichting, de verbeelding en regels zijn het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan, door de rechter kunnen alleen die worden beoordeeld.

Onverkort wordt verwezen naar Bijlage 1 van de toelichting van de partiële herziening. Dit betreft de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2012. In paragraaf 5.3 (specifiek 5.3.2) en 5.4 van de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 wordt reeds inzichtelijk gemaakt hoe de kwaliteiten van het Beemster erf worden gewaarborgd.

Hierna volgt nog een inhoudelijke duiding van hoe de erfinrichtingsprincipes uit het Ruimtelijk kwaliteitskader in het bestemmingsplan zijn vertaling heeft gekregen ten behoeve van het behoud van de kernkwaliteiten van het Beemster erf.

De erfinrichtingsprincipes zijn, voor zover mogelijk, vertaald in regels binnen het plan of op de verbeelding aangeduid. De principes die niet vertaald kunnen worden zijn onderdeel van beleid in de Structuurvisie Beemstermaat en de Nota omgevingskwaliteit Purmerend. Structuurvisie, nota omgevingskwaliteit en bestemmingsplan vormen zo een drie-eenheid mede ook tot behoud van de kernkwaliteiten van het Beemster erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0002.png"
 
De relatie tussen mens/gebruik en ruimte wordt via een geometrisch matenstelsel afgewikkeld. Kenmerkend voor de droogmakerij, maar ook bruikbaar voor de inrichting en de organisatie binnen het erf.

Hoewel binnen het grid van de Beemster een erf van 90x90 m1 als ideaal wordt gezien, kennen vele bestaande erven geen eenduidige afmeting. Dit is niet binnen het plan geborgd, maar onderwerp van beleid.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0003.png"   Het voorerf wordt tot aan de achtergevel van de woning vrijgehouden van (bij)gebouwen. Over een representatieve (sier)tuin, hét visitekaartje van de bewoners, heeft men vrij zicht op de woning.

Dit is geborgd op de verbeelding van het plan met de bestemming 'Tuin'. Ook de aanduiding 'gevellijn' op de verbeelding draagt bij aan de afbakening hiervan.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0004.png"   Het voorste gedeelte van het erf wordt gebruikt als tuin. Direct achter de achtergevel is een zone waarin het arbeidsintensieve en gemengde gebruik plaatsvindt. Vervolgens staan achterop het erf de grotere bedrijfsgebouwen.

Dit is geborgd op de verbeelding van het plan met de bestemming Tuin. Ook de aanduiding 'gevellijn' op de verbeelding draagt bij aan de afbakening hiervan. In de regels van het plan wordt onderscheid gemaakt binnen de afbakening van maximale massaverhoudingen (goot-/nokhoogte, dakhelling, etc.) tussen middenerf (afstand <18m achter gevellijn) en achtererf (afstand >18m achter gevellijn).
 
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0005.png"   Uniek voor de Beemster is het ensemble van toegangsbrug, poort (met hek), poortwachters (bomen) en een recht erfpad met zicht op het achterliggende landschap.

De aanduiding 'pad' op de verbeelding van het draagt bij aan de afbakening hiervan.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0006.png"   Erven worden duidelijk afgebakend. Dit gebeurt met een sloot en streekeigen beplanting, vaak bestaand uit in ieder geval een enkele bomenrij op de rand van het erf. Alle bouwwerken zijn compact gesitueerd binnen het bouwvlak.

Dit is vooral geborgd in beleid. Enkel de afgebakende sloten worden (indien aanwezig) in de verbeelding van het plan geborgd  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0007.png"   Karakteristiek is de stolp (of woning) in een vooruitgeschoven positie voor op, en historisch gezien midden op, de kavel. Vaak hebben de stolpen een verbijzonderde 'stadse' voorgevel, met een verbijzondering centraal in de gevel (symmetrie).

Dit is vooral geborgd in beleid. De vooruitgeschoven positie wordt geborgd in de verbeelding van het plan door aanduiding van het bouwvlak omringd door de bestemming 'Tuin'.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0008.png"   In de zone direct achter de woning staan kleinere bijgebouwen en/of bedrijfsgebouwen. In sommige gevallen is er sprake van een aangebouwde schuur (staart). In andere gevallen zijn het vrijstaande bouwwerken. Wel zijn zij ruimtelijk in balans met de woning.

In de regels van het plan wordt onderscheid gemaakt binnen de afbakening van maximale massaverhoudingen (goot-/nokhoogte, dakhelling, etc.) tussen middenerf (afstand <18m achter gevellijn) en achtererf (afstand >18m achter gevellijn). Ook de aanduiding 'gevellijn' in de verbeelding draagt bij aan de afbakening hiervan.

 
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0009.png"   De, vaak vrij recent gebouwde, grote bedrijfsgebouwen zijn op enige afstand van de woning gesitueerd. Het zijn gebouwen ten behoeve van de (moderne) bedrijfsvoering in directe verbintenis met het (productie)landschap.
In de regels van het plan wordt onderscheid gemaakt binnen de afbakening van maximale massaverhoudingen (goot-/nokhoogte, dakhelling, etc.) tussen middenerf (afstand <18m achter gevellijn) en achtererf (afstand >18m achter gevellijn). Tevens wordt de nokrichting haaks op de weg in de regels ondervangen. Ook de aanduiding 'gevellijn' in de verbeelding draagt bij aan de afbakening hiervan.
 
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0010.png"   Verspreid in de Beemster komen erven voor met een fraaie boomgaard voor op het perceel. Soms zelfs met sloot omrand. Vaker nog zijn prachtige monumentale bomen op het voorerf geplaatst. Soms zelfs bloeiend en niet streekeigen.
Op de verbeelding van het plan is dit geborgd met de bestemming Tuin. Verder is het vooral geborgd in beleid.  

Tevens wordt in vele afwijkingsbepalingen in het plan het volgende randvoorwaardelijk gesteld: “er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing”. Om tot deze inpassing te komen, worden de kernkwaliteiten van het Beemster erf als basis genomen, conform de nota omgevingskwaliteit en het ruimtelijk kwaliteitskader.

2.2.1 Uitspraak ABRvS van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:838)

Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak dient de raad inzichtelijk te maken hoe de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten van het Beemster erf, zoals vervat in de ervenstudie 'Beemster ervenis WereldERFgoed - Ruimtelijk kwaliteitskader voor het Beemster erf' (het Ruimtelijk beleidskader), is gewaarborgd in het plan en op welke wijze is geregeld dat nieuwe activiteiten deze kernkwaliteiten niet zullen aantasten. Zo nodig dient de raad een gewijzigde planregeling vast te stellen om het plan in overeenstemming te brengen met art. 6.49 van de provinciale omgevingsverordening.


Gelet op de uitspraak van 1 maart 2023 leek een gewijzigde planregeling in eerste instantie niet nodig. Vandaar het volgende.

In het bestemmingsplan worden de kernkwaliteiten van het Beemster erf namelijk reeds voldoende beschermd. Om dit inzichtelijk te maken het volgende.

De gemeente is siteholder van het UNESCO-werelderfgoed droogmakerij de Beemster en heeft daarmee de verplichting te voorzien in het behoud ervan. Dit betekent onder meer dat ervoor gezorgd moet worden dat de kernkwaliteiten, welke zijn gebaseerd op de beschrijvingen van de unieke universele waarde van het UNESCO-werelderfgoed (Universal Outstanding Value), niet worden aangetast. Hierbij gaat het wat betreft de droogmakerij in de kern om het behoud van het strak geometrische patroon van wegen (incl. laanbeplanting) en waterwegen en de grote openheid (zie bijlage 4 van de partiële herziening). Mede om deze kernkwaliteiten te beschermen, is lokaal ruimtelijk beleid opgesteld. Het is een bevoegdheid van de gemeenteraad om lokaal beleid - met daarin een doorvertaling van de kernkwaliteiten - vast te stellen. Deze doorvertaling in het zgn. Des Beemstersbeleid heeft plaatsgevonden in 2012 door vaststelling van de Structuurvisie Beemstermaat, de Beemster Omgevingsnota (thans onderdeel van de Nota omgevingskwaliteit Purmerend: de welstandsnota) en het bestemmingsplan Buitengebied 2012. Het bestemmingsplan is in 2021 geactualiseerd met een partiële herziening waarover de Afdeling aldus uitspraak heeft gedaan, de aanleiding van deze reparatie.


Vaststelling van structuurvisie, omgevingsnota en bestemmingsplan in 2012 heeft onder meer geresulteerd in beleid en regels voor de inrichting van het Beemster erf. Hiervoor heeft genoemde ervenstudie (het Ruimtelijk kwaliteitskader), model gestaan. In deze ervenstudie wordt in de inrichting en opzet van de agrarische erven in de Beemster een samenhangende karakteristiek vastgesteld. Een karakteristiek die in grote lijnen nog te herleiden is naar de historische inrichtingsprincipes mede gebaseerd op de renaissance-idealen. Deze karakteristiek kan worden ontleed in een aantal kernkwaliteiten of spelregels die tezamen de samenhangende en unieke ruimtelijke beleving en identiteit van de Beemster op erfniveau bepalen. Voor zover dit kon worden vertaald in regels, is dat gedaan in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 welke ongewijzigd zijn overgenomen in de partiële herziening. Voor zover dit alleen kan worden vertaald in beleid, is dat gedaan in de structuurvisie en de nota omgevingskwaliteit.


Wat betreft het gebruik van de term 'kernkwaliteiten' in relatie tot het Beemster erf, die van het Beemster erf gebaseerd op het Ruimtelijk beleidskader zijn niet gelijk te stellen aan de kernkwaliteiten van de werelderfgoederen die gebaseerd zijn op de Universal Outstanding Value van UNESCO.


Beleid en regels voor de inrichting van het Beemster erf zijn ondersteunend aan het behoud van de kernkwaliteiten van het werelderfgoed waar mogelijk herstel of verbeteren ervan. Het draagt ervoor zorg dat er op het erf doorzichten naar het open landschap blijven, bebouwing qua volume niet te groot worden zodat het open landschap beleefbaar blijft, de beleving van de kopergravuresloten zo groot mogelijk blijft en dat erven ruimtelijk kwalitatief worden ingericht.


Bij vaststelling van de partiële herziening zijn een aantal amendementen aangenomen die, gelet op de uitspraak van de Afdeling, juridisch voor verwarring en onduidelijkheid hebben gezorgd.


Zo wordt het gestelde in een amendement dat "iedere nog bestaande verwijzing naar (delen van) de Ervennota als zijnde kernkwaliteit en/of 'hard' onderdeel van het toetsingskader bij initiatieven te verwijderen" in de uitspraak geadresseerd. (Ter toelichting, naar aanleiding van voornoemd amendementsdeel zijn de toelichting, de regels en de verbeelding van de partiële herziening gescand op letterlijke verwijzingen, die er niet zijn.) Dit standpunt van de raad zou niet te rijmen zijn met het gestelde namens de raad tijdens de hoorzitting dat het Ruimtelijk beleidskader wel in het plan is geborgd. Hiervoor wordt verwezen naar de inleiding van deze paragraaf.


In de uitspraak zijn art. 1.20 (Begrippen) en art. 3.2.1 (Agrarisch) onder f, g en h van de planregels zijn vernietigd, alsmede de zinsnede 'voor functionele agrarische productie' in artikel 1.2 (Begrippen) van de planregels. Dit betreffen uitsluitend regelaanpassingen opgenomen naar aanleiding van amendementen. Bij de betreffende amendementen is ook de tekst van de toelichting aangepast. In deze reparatie worden die aanpassingen in de toelichting, die er immers zijn ten behoeve van de vernietigde planregels en zinsneden, ten behoeve van de duidelijkheid verwijderd1 Ter toelichting, de verbeelding en regels zijn het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan, door de rechter kunnen alleen die worden beoordeeld.

Onverkort wordt verwezen naar Bijlage 1 van de toelichting van de partiële herziening. Dit betreft de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2012. In paragraaf 5.3 (specifiek 5.3.2) en 5.4 van de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 wordt reeds inzichtelijk gemaakt hoe de kwaliteiten van het Beemster erf worden gewaarborgd.

Hierna volgt nog een inhoudelijke duiding van hoe de erfinrichtingsprincipes uit het Ruimtelijk kwaliteitskader in het bestemmingsplan zijn vertaling heeft gekregen ten behoeve van het behoud van de kernkwaliteiten van het Beemster erf.

De erfinrichtingsprincipes zijn, voor zover mogelijk, vertaald in regels binnen het plan of op de verbeelding aangeduid. De principes die niet vertaald kunnen worden zijn onderdeel van beleid in de Structuurvisie Beemstermaat en de Nota omgevingskwaliteit Purmerend. Structuurvisie, nota omgevingskwaliteit en bestemmingsplan vormen zo een drie-eenheid mede ook tot behoud van de kernkwaliteiten van het Beemster erf.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0011.png"
 
De relatie tussen mens/gebruik en ruimte wordt via een geometrisch matenstelsel afgewikkeld. Kenmerkend voor de droogmakerij, maar ook bruikbaar voor de inrichting en de organisatie binnen het erf.

Hoewel binnen het grid van de Beemster een erf van 90x90 m1 als ideaal wordt gezien, kennen vele bestaande erven geen eenduidige afmeting. Dit is niet binnen het plan geborgd, maar onderwerp van beleid.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0012.png"   Het voorerf wordt tot aan de achtergevel van de woning vrijgehouden van (bij)gebouwen. Over een representatieve (sier)tuin, hét visitekaartje van de bewoners, heeft men vrij zicht op de woning.

Dit is geborgd op de verbeelding van het plan met de bestemming 'Tuin'. Ook de aanduiding 'gevellijn' op de verbeelding draagt bij aan de afbakening hiervan.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0013.png"   Het voorste gedeelte van het erf wordt gebruikt als tuin. Direct achter de achtergevel is een zone waarin het arbeidsintensieve en gemengde gebruik plaatsvindt. Vervolgens staan achterop het erf de grotere bedrijfsgebouwen.

Dit is geborgd op de verbeelding van het plan met de bestemming Tuin. Ook de aanduiding 'gevellijn' op de verbeelding draagt bij aan de afbakening hiervan. In de regels van het plan wordt onderscheid gemaakt binnen de afbakening van maximale massaverhoudingen (goot-/nokhoogte, dakhelling, etc.) tussen middenerf (afstand <18m achter gevellijn) en achtererf (afstand >18m achter gevellijn).
 
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0014.png"   Uniek voor de Beemster is het ensemble van toegangsbrug, poort (met hek), poortwachters (bomen) en een recht erfpad met zicht op het achterliggende landschap.

De aanduiding 'pad' op de verbeelding van het draagt bij aan de afbakening hiervan.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0015.png"   Erven worden duidelijk afgebakend. Dit gebeurt met een sloot en streekeigen beplanting, vaak bestaand uit in ieder geval een enkele bomenrij op de rand van het erf. Alle bouwwerken zijn compact gesitueerd binnen het bouwvlak.

Dit is vooral geborgd in beleid. Enkel de afgebakende sloten worden (indien aanwezig) in de verbeelding van het plan geborgd  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0016.png"   Karakteristiek is de stolp (of woning) in een vooruitgeschoven positie voor op, en historisch gezien midden op, de kavel. Vaak hebben de stolpen een verbijzonderde 'stadse' voorgevel, met een verbijzondering centraal in de gevel (symmetrie).

Dit is vooral geborgd in beleid. De vooruitgeschoven positie wordt geborgd in de verbeelding van het plan door aanduiding van het bouwvlak omringd door de bestemming 'Tuin'.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0017.png"   In de zone direct achter de woning staan kleinere bijgebouwen en/of bedrijfsgebouwen. In sommige gevallen is er sprake van een aangebouwde schuur (staart). In andere gevallen zijn het vrijstaande bouwwerken. Wel zijn zij ruimtelijk in balans met de woning.

In de regels van het plan wordt onderscheid gemaakt binnen de afbakening van maximale massaverhoudingen (goot-/nokhoogte, dakhelling, etc.) tussen middenerf (afstand <18m achter gevellijn) en achtererf (afstand >18m achter gevellijn). Ook de aanduiding 'gevellijn' in de verbeelding draagt bij aan de afbakening hiervan.

 
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0018.png"   De, vaak vrij recent gebouwde, grote bedrijfsgebouwen zijn op enige afstand van de woning gesitueerd. Het zijn gebouwen ten behoeve van de (moderne) bedrijfsvoering in directe verbintenis met het (productie)landschap.
In de regels van het plan wordt onderscheid gemaakt binnen de afbakening van maximale massaverhoudingen (goot-/nokhoogte, dakhelling, etc.) tussen middenerf (afstand <18m achter gevellijn) en achtererf (afstand >18m achter gevellijn). Tevens wordt de nokrichting haaks op de weg in de regels ondervangen. Ook de aanduiding 'gevellijn' in de verbeelding draagt bij aan de afbakening hiervan.
 
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02_0019.png"   Verspreid in de Beemster komen erven voor met een fraaie boomgaard voor op het perceel. Soms zelfs met sloot omrand. Vaker nog zijn prachtige monumentale bomen op het voorerf geplaatst. Soms zelfs bloeiend en niet streekeigen.
Op de verbeelding van het plan is dit geborgd met de bestemming Tuin. Verder is het vooral geborgd in beleid.  

Tevens wordt in vele afwijkingsbepalingen in het plan het volgende randvoorwaardelijk gesteld: "er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing" . Om tot deze inpassing te komen, worden de kernkwaliteiten van het Beemster erf als basis genomen, conform de nota omgevingskwaliteit en het ruimtelijk kwaliteitskader.

2.2.2 Tussenuitspraak ABRvS van 17 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2925)

Uit de uitspraak van 17 juli 2024 blijkt dat de alsnog op een aantal punten een aanpassing dient plaats te vinden. Er is met een bestuurlijke lus de gelegenheid gegeven die aanpassing te doen.

In de uitspraak van 1 maart 2023 is de Afdeling ervan uitgegaan dat het Ruimtelijk kwaliteitskader geldend beleid is. In de uitspraak van 17 juli 2024 heeft de Afdeling voorop gesteld dat de uitspraak van 1 maart 2023 een einduitspraak betreft, deze bindend is tussen partijen en van een rechtelijk oordeel in een einduitspraak niet kan worden teruggekomen in een vervolgprocedure met dezelfde partijen. Dit betekent voor deze beoordeling dat de Afdeling ervan uitgaat dat het ruimtelijk kwaliteitskader geldend beleid is, waarin de kernkwaliteiten van het werelderfgoed zijn uitgewerkt (overweging 14.1). Gevolg hiervan is dat alle, voor zover dat nog niet gedaan is, daarin benoemde zgn. harde randvoorwaarden voor agrarische erven in het plan dienen te worden opgenomen. Deze zijn beschreven in de paragraaf '5.2 Erfniveau' van het Ruimtelijk beleidskader. In de paragraaf '6.2 Verankering' onder '1. Bestaande situatie' is beschreven hoe dit in het bestemmingsplan vertaald moet worden.

In overweging 17.6 van de uitspraak wordt een en ander gemotiveerd aan hand van een aantal voorbeelden. De voorbeelden betreffen de volgende onderwerpen:

  • 1. het samenspel van erfpad, brug, entreemarkering en bomenlanen;
  • 2. een open en representatief voorerf;
  • 3. de kopergravuresloten.

De voorbeelden zijn volgens de uitspraak niet limitatief. Naar aanleiding hiervan is bezien in hoeverre de andere harde randvoorwaarden in het plan zijn opgenomen. Vastgesteld is dat deze wel al in het plan zijn geborgd. Dit betreft de onderwerpen zonering in een representatieve tuinzone met hoofdgebouw aan de voorkant, een overgangszone voor kleine (bedrijfs)gebouwen en een bedrijfserf met grotere bedrijfsgebouwen aan de achterkant, de ruimtelijke eisen aan de bebouwing in die zones en de onbebouwde zones ten opzichte van kopergravuresloten en andere sloten.

Wat resteert zijn de volgende punten conform de voorbeelden van de Afdeling die dienen te worden aangepast.

Ad 1) De Afdeling constateert dat het plan ter plaatse van de aanduiding "pad" niet in de weg staat aan het verwijderen van toegangspoorten. Om hierin te voorzien is in de specifieke gebruiksregels een verbod opgenomen om erfpaden met bijbehorende beplanting, toegangspoorten en toegangsbruggen ter plaatse van de aanduiding "pad" te verwijderen.

Ad 2) De Afdeling constateert een discrepantie tussen de definitie van het begrip 'achtererfgebied' in het bestemmingsplan en de bepaling in het ruimtelijk kwaliteitskader dat het voorerf open en representatief moet zijn. Het achtererfgebied (definitie) begint 1 meter vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw terwijl de harde randvoorwaarde ten aanzien van een open en representatief voorerf vereist dat bijgebouwen en bedrijfsgebouwen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd (aangegeven op de verbeelding door middel van een gevellijn). Daarmee maken de bouwregels in het bestemmingsplan het weliswaar onmogelijk om bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen te bouwen in de strook van 1 m achter de voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw, maar daarmee wordt niet uitgesloten dat in deze strook vergunningvrije bijbehorende bouwwerken worden gebouwd ingevolge bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

Op veel agrarische bouwpercelen is de bestemming 'Tuin' doorgetrokken tot de achtergevellijn van de (bedrijfs)woningen in de agrarische bestemmingen. In deze bestemming mogen geen bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen worden gebouwd. Alleen erkers zijn toegestaan, maar niet op de karakteristieke agrarische erven. Door de gronden op het open en representatiev voorerf te bestemmen als 'Tuin' met de daarbij behorende planregels is het oprichten van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken op de karakteristieke agrarische erven uitgesloten. Er zijn echter ook een aantal agrarische bouwpercelen, waar de bestemming 'Tuin' niet is doorgetrokken tot de achtergevellijn van de (bedrijfs)woning op het agrarische erf. Dit is het geval als er in het verleden al agrarische bebouwing is gerealiseerd vóór (het verlengde van) de achtergevellijn van de (bedrijfs)woning. In dat geval maakt deze bestaande bebouwing onderdeel uit van het agrarisch bouwvlak en ligt een deel van het agrarisch bouwvlak daardoor vóór de gevellijn zoals die op de verbeelding is aangegeven. Om het vergunningvrij bouwen op de agrarische erven vóór het verlengde van de achtergevel van de (bedrijfs)woning (aangeduid op de verbeelding als 'gevellijn') alsnog uit te sluiten is daarom in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch - Glastuinbouw', Agrarisch - Hulpbedrijf', Agrarisch - Intensieve veehouderij' en 'Agrarisch - Paardenhouderij' een bepaling opgenomen dat het regelvrij bouwen zoals geregeld in artikel 22.36 van het omgevingsplan, niet van toepassing is voor de gronden vóór de gevellijn (de achtergevellijn van de (bedrijfs)woning), met uitzondering van de al bestaande legale bebouwing.

De gemeente heeft er bewust voor gekozen om met voornoemde bepaling aan te sluiten bij de Bruidsschat in het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente en rechtstreeks hiernaar te verwijzen omdat de terminologie en de regelingen in het Besluit omgevingsrecht niet één op één zijn overgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving en de Bruidsschat. Nu de regeling over het regelvrij bouwen sinds 1 januari 2024 onderdeel is van het gemeentelijke omgevingsplan is met deze regeling volgens de gemeente de rechtszekerheid, duidelijkheid en handhaafbaarheid het beste gewaarborgd.

Ad 3) De Afdeling constateert dat demping van kopergravuresloten met een vergunning mogelijk is gemaakt vanwege bedrijfsontwikkeling of verharding. Behoud van kopergravuresloten is een harde randvoorwaarde. Om hierin te voorzien is de betreffende bepaling in meerdere artikelen in het bestemmingsplan geschrapt. Het reparatieplan sluit demping van een kopergravuresloot uit in de specifieke gebruiksregels. Verder is het niet meer mogelijk om demping via een vergunning mogelijk te maken. De definitie van 'kopergravuresloten' in de Begrippen is verduidelijkt.


In overweging 17.7 wordt vastgesteld dat volgens de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie', die geldt over het gehele plangebied, gebouwd mag worden met inachtneming van de aanwezige cultuurhistorische waarden. In het plan is niet uitgewerkt wat onder aanwezige cultuurhistorische waarden moet worden verstaan en onder welke omstandigheden in overeenstemming hiermee wordt gebouwd. Tevens is de nadere eis opgenomen dat het bevoegd gezag voor de bouw van bouwwerken bij afwijking van de bouwregels kan eisen dat de kernkwaliteiten van onder meer UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster worden behouden en/of versterkt (artikellid 27.3). Er wordt verwezen naar bijlage 4, die als bijlage bij de planregels van de partiële herziening uit 2021 is opgenomen, waarin de kernkwaliteiten van het UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster staan. De planregel bevat echter geen verwijzing naar de harde randvoorwaarden uit het Ruimtelijk kwaliteitskader. Naar het oordeel van de Afdeling zijn deze regels daarom onvoldoende duidelijk en handhaafbaar. De raad heeft daarmee de instandhouding of versterking van de kernkwaliteiten die in het Ruimtelijk kwaliteitskader zijn omschreven onvoldoende gewaarborgd.

Om hierin te voorzien is in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden bestaan uit de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij De Beemster en van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam. Hierbij wordt verwezen naar de kernkwaliteiten die in bijlage 2 en 4 van de bijlagen zijn opgenomen (in de partiële herziening uit 2021 zijn deze bijlagen genummerd als 4 en 5). De harde randvoorwaarden van het Ruimtelijk beleidskader zijn in een aparte bijlage (bijlage 3) bij het reparatieplan opgenomen In de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' (in voorliggend plan artikel 14) wordt in de 'Nadere eisen' toegevoegd dat het bevoegd gezag bij afwijking van de bouwregels ten dienste van de onderlinge bestemming kan eisen dat de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in bijlage 3 is opgenomen. Daarmee wordt ook voor de gronden in het plangebied die geen agrarische bedrijfsbestemming hebben, en waar wordt afgeweken van de bouwregels, een extra waarborg wordt ingebouwd om de bestaande ruimtelijke kwaliteit te behouden of te versterken.

In de agrarische bestemmingen is in de afwijkingsregels voor het bouwen toegevoegd dat wordt getoetst aan de harde voorwaarden van het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven.

Door de bovengenoemde aanpassingen wordt alsnog aan de opdracht van de uitspraak van de Afdeling van 1 maart 2023 voldaan.

2.3 Ambtshalve wijzigingen

In het voorliggende plan zijn enkele ambtshalve wijzigingen meegenomen op het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - Partiële herziening 2021':

  • In het plan ontbrak abusievelijk de zienswijzennota als bijlage bij de toelichting. Deze wordt alsnog toegevoegd (Bijlage 1).
  • De toelichting en regels bevatten doorgehaalde tekst, die abusievelijk niet was verwijderd. Deze zal alsnog worden verwijderd in de nieuwe versie van het vastgestelde plan.
  • In artikel 21.3.f van de partiële herziening is '48 m2' geschrapt. De bepaling luidt na aanpassing: "lid 10.2.3 sub g voor het toestaan van een grotere gezamenlijke oppervlakte dan is genoemd in dat lid, voor percelen die groter zijn dan 5.000 m2, met inachtneming van de volgende regels (.....). (n.b. in het voorliggende reparatieplan is artikel 21 Wonen hernoemd naar artikel 4).
  • In artikel 21.3.g van de partiële herziening is '48 m2' geschrapt. De bepaling luidt na aanpassing: "lid 10.2.3 sub g voor het toestaan van een grotere gezamenlijke oppervlakte dan is genoemd in dat lid, ter vervanging of vernieuwing van bestaande legale bijgebouwen, die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied 2012 - partiele herziening 2021" de in lid 10.2.3 onder b tot en met g genoemde maten overschrijdt, mits de afwijking niet wordt vergroot". (n.b. in het voorliggende reparatieplan is artikel 21 Wonen hernoemd naar artikel 4).
  • In artikel 34.1 (algemene afwijkingsregels) van de partiële herziening sluit de laatste zin 'De omgevingsvergunning moet door middel van een keukentafeloverleg zijn voorbereid' niet aan op de voorgaande zin. Dit is hersteld zodat duidelijk is dat dit alleen geldt voor de afwijkingen d. tot en met f. (n.b. in dit reparatieplan is artikel 34.1 hernoemd naar artikel 9.1).
  • In artikel 35 (Algemene regels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden) is in lid 35.1 een onjuiste opsomming opgenomen. In de opsomming staat genoemd artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie, maar dit moet zijn artikel 26 Waarde - Archeologie. (n.b. In het voorliggende reparatieplan is artikel 35 hernoemd naar artikel 8)
  • Op de verbeelding is het perceel Volgerweg 78, Zuidoostbeemster bestemd als 'Agrarisch'. Op 17 januari 2008 is voor dit perceel op basis van artikel 19 WRO vrijstelling verleend voor het gebruik voor wonen. De bestemming wordt aangepast.
  • Op de verbeelding is voor het perceel Volgerweg 79, Zuidoostbeemster het bouwvlak van de bestemming Wonen niet juist aangegeven. Het bouwvlak wordt aangepast conform de visualisatie in de vergunningaanvraag.

 

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheidsaspecten

3.1 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan is een reparatieplan. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.

3.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het vastgestelde bestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het bestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend en dit door de rechter wordt gehonoreerd.