direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Beemster 2012 - Reparatie partiële herziening 2021
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Beemster 2012 - Reparatie partiële herziening 2021 met identificatienummer NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va02 van de gemeente Purmerend;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 bestaande bebouwing

bebouwingssituaties op het erf, al of niet volgens de leidraad van 'het Beemster erf', die om (toen) moverende redenen zijn ontstaan;

1.4 caravanstalling:

een opslagplaats voor recreatieobjecten die niet langdurig vrij op de openbare weg geplaatst mogen worden; onder recreatieobjecten worden begrepen caravans en andere kampeer- en vervoersmiddelen, zoals campers, boten, vouwwagens en oldtimers;

1.5 kopergravuresloot:

een waterloop met cultuurhistorische waarde, die op de oorspronkelijke kopergravure uit 1644 is aangegeven;

1.6 Van toepassing verklaring

Voor zover in dit bestemmingsplan niet genoemd of gewijzigd zijn de begrippen, wijze van meten en algemene regels van toepassing zoals genoemd in het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster - Partiële herziening 2021'.

Dit bestemmingsplan is een aanvulling op het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster - Partiële herziening 2021'. Het bepaalde in het laatstgenoemde bestemmingsplan blijft van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van regels, de regels van dit reparatieplan voorgaan op de regels die ingevolge het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster - Partiële herziening 2021' op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

De wijzigingen in de regels ten opzichte van het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster - Partiële herziening 2021' zijn vet weergegeven en geel gearceerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Agrarisch

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. ondergeschikte neventak in de vorm van een intensieve veehouderij, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 750 m2;
  • c. caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • d. hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • e. kampeerterrein met 30 standplaatsen, waarbij voor het overige wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in lid 2.5.3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'; (Volgerweg 86)
  • f. agrarisch kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf'; (Jisperweg 134)
  • g. erfpad met bijbehorende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • h. fruitboomverkoop, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- fruitboomverkoop'; (Noorddijk 25)
  • i. agrarisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hulpbedrijf';
  • j. transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - transportbedrijf';
  • k. delfstofwingebied, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - delfstofwingebied';
  • l. oorlogsmonument, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - oorlogsmonument';
  • m. wonen ten behoeve van het bedrijf, tenzij staat aangegeven dat een woning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • n. huisvesting van ten hoogste 30 arbeidsmigranten ten behoeve van de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - huisvesting arbeidsmigranten';

alsmede voor:

  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument' het behoud en bescherming van rijksmonumenten;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het behoud en bescherming van karakteristieke bouwwerken.
2.2 Bouwregels
2.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
  • b. Indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden;
  • c. De zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6 m bedragen;
  • d. De zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2 m bedragen.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van één agrarisch bedrijf;
  • f. bestaande (historisch ontstane) bebouwingssituaties worden gerespecteerd, ook bij verdere aanpassing van deze bedrijfsgebouwen voor haar agrarische doeleinden;
  • g. bestaande (historisch ontstane) bebouwing in een niet bij het 'Beemster erf' passende situatie, mogen geen belemmering zijn bij bedrijfsontwikkelingen, waarbij zo nodig bestaande lijnen van bebouwing mogen worden voortgezet;
  • h. bestaande (historisch ontstane) slootpatronen mogen geen beletsel vormen bij het zoeken naar compenserend water ten gevolge van bedrijfsontwikkeling en dito verharding.
2.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

De volgende gebouwen mogen worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak , achter de gevellijn, worden gebouwd , met dien verstande dat:
      • bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
      • het regelvrij bouwen zoals geregeld in artikel 22.36 van het omgevingsplan niet van toepassing is voor de gronden vóór de gevellijn;
    • 2. indien de afstand van bedrijfsgebouwen tot de gevellijn niet meer dan 18 m bedraagt, gelden de volgende regels:
      • de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
      • de bouwhoogte is niet hoger dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
      • gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 3. indien de afstand van bedrijfsgebouwen tot de gevellijn meer dan 18 m bedraagt, gelden de volgende regels:
      • de goothoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
      • gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder dan 15° en niet meer dan 30° mag bedragen;
    • 4. indien een bouwwerk zowel binnen als buiten de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn, als bedoeld onder 2 en 3 is gelegen, gelden de regels als genoemd onder 2;
    • 5. teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
      • teeltondersteunende kassen zijn alleen toegelaten bij vollegrondstuinbouwbedrijven;
      • op een agrarisch bouwvlak is maximaal 2.000 m2 aan teeltondersteunende kassen toegestaan;
      • de goothoogte en bouwhoogte van teeltondersteunende kassen mag niet meer dan respectievelijk 4 en 6 m bedragen;
  • b. per bouwvlak één bedrijfswoning, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bedrijfswoning mag uitsluitend vooraan binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. de bedrijfswoning moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling van niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 5. de inhoud van een bedrijfswoning, niet zijnde een stolp, inclusief aan- en uitbouwen mag niet groter zijn dan 750 m3;
    • 6. de bedrijfswoning mag in afwijking van het gestelde onder b2, b4 en b5 als een stolpwoning worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
      • de oppervlakte mag niet minder dan 225 m2 (15 x 15 m) en niet meer dan 400 m2 (20 x 20 m) bedragen;
      • de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
      • de dakhelling van de piramidekap mag niet minder dan 45º en niet meer dan 52º bedragen;
    • 7. de afstand van een vrijstaande of aan één zijde aangebouwde bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 9 m;
    • 8. als de bestaande afstand minder dan 9 m bedraagt, dan geldt deze mindere afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 9. de bedrijfswoning mag niet eerder worden gebouwd, dan nadat of tegelijkertijd de bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke inhoud van niet minder dan 1.500 m3 zijn of worden gerealiseerd;
    • 10. in afwijking van het gestelde onder b1 tot en met b9 geldt voor het adres Oosthuizerweg 78 in Noordbeemster dat de tweede bedrijfswoning uitsluitend binnen de bestaande gebouwen mag worden gerealiseerd.
2.2.3 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5 m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.
2.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak , achter de gevellijn, worden gebouwd , met dien verstande dat:
    • 1. bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
    • 2. landhekken als bedoeld onder f, buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een voedersilo mag niet meer dan 15 m bedragen en de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer dan 6 m inclusief afdekking bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen in het achtererfgebied mag maximaal 2 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder overkappingen, mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • f. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend landhekken met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m worden gebouwd;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'pad' is een toegangspoort toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de toegangspoort mag alleen in het voorerfgebied gebouwd worden;
    • 2. de bouwhoogte van de poort mag niet meer dan 4 m bedragen.
2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 2.2.1 sub b, indien de woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van het in dat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. lid 2.2.2 sub a onder 1, voor het bouwen buiten het bouwvlak, mits:
      • de oppervlakte van de denkbeeldige rechthoek waarvan het bestaande bouwvlak deel uitmaakt, niet meer dan 2 ha bedraagt;
      • er geen m.e.r.-plichtige activiteiten mogelijk worden gemaakt;

en tevens is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • 1. voor de concrete situatie moet zijn aangetoond dat er binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is;
    • 2. er moet sprake zijn van een grondgebonden agrarisch bedrijf óf van een niet-grondgebonden (intensief) veehouderijbedrijf dat moet uitbreiden in verband met wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of dierenwelzijn en/of -gezondheid;
    • 3. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden;
    • 4. bij de inpassing van nieuwe bouwwerken moet rekening worden gehouden met de belangen van de omgevingsaspecten en moet de bestaande ruimtelijke kwaliteit worden behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; en moeten de volgende kernkwaliteiten worden behouden of versterkt:
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in bijlage 2 zijn aangegeven;
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 4 zijn aangegeven;
    • 5. er moet worden voldaan aan de regels van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Eventuele verhardingstoename die leidt tot versnelde afvoer van hemelwater, moet worden gecompenseerd in overeenstemming met de regels van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
    • 6. de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van een keukentafeloverleg;
  • c. lid 2.2.2 sub a onder 2, voor het bouwen in overeenstemming met het gestelde in 2.2.2 sub a onder 3;
  • d. lid 2.2.2 sub a onder 3, voor het bouwen tot een goothoogte van maximaal 7 m, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • e. lid 2.2.2 sub a onder 4, voor het bouwen van een bouwwerk dat zowel binnen als buiten de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in 2.2.2 sub a onder 2 voor het deel van het gebouw dat binnen de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd en in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in 2.2.2 sub a onder 3 voor die delen van het bouwwerk die buiten de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, mits:
    • 1. de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
    • 2. er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing;
    • 3. de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van een keukentafeloverleg.
  • f. lid 2.2.2 sub a onder 5, ten behoeve van de bouw van teeltondersteunende kassen bij niet vollegrondstuinbouwbedrijven met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. per agrarisch bedrijf mag maximaal één kas worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van de kas mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
    • 3. de kas dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
    • 4. de goothoogte en bouwhoogte van een kas mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 m en 6 m;
  • g. lid 2.2.2 sub b onder 7 en 8, wat betreft het bouwen tot op de zijdelingse perceelsgrens;
  • h. lid 2.2.2 sub a onder 3 en 4 of b onder 4 voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in de bijlage 2 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • i. lid 2.2.4 sub d en toestaan dat vlaggenmasten worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 1 m onder de nokhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 12 m.
2.4 Specifieke gebruiksregels
2.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het opslaan of opgeslagen hebben, in enigerlei vorm, van stoffen en materialen van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse tijdelijk noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het opslaan of opgeslagen hebben, in enigerlei vorm, van stoffen en materialen voor statische opslag, voor zover deze opslag meer ruimte inneemt dan 1.000 m2, alsmede het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • c. het gebruik voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van het kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • d. het gebruik als manege;
  • e. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • f. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf en daaraan ondergeschikt gerelateerde producten uit de streek tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van bosbouw;
  • h. het aanleggen of aanwezig hebben van een paardenbak;
  • i. het aanleggen of aanwezig hebben van een paddock buiten het bouwvlak;
  • j. het houden van vee op een verdieping;
  • k. het verwijderen van een erfpad en/of de bijbehorende beplanting, de toegangspoort en/of de toegangsbrug ter plaatse van de aanduiding 'pad'.
2.4.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten

Binnen de bestemming 'Agrarisch' Naast de functie genoemd in artikel 2.1 onder a is de uitoefening van ondergeschikte nevenactiviteiten in de vorm van een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ondergeschikte nevenactiviteiten mogen alleen plaatsvinden in de bestaande gebouwen;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de bestaande gebouwen;
  • c. ondergeschikte nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan als ze zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij zijn in ieder geval de volgende functies (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc.);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsenverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie / rondleidingen;
    • 10. musea / tentoonstellingsruimte / atelier;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de verkoop van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf en daaraan ondergeschikt gerelateerde producten uit de streek tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • e. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige horeca in de vorm van een theeschenkerij, een proeverij, een boerderijcafé, of vergelijkbare functie met aan maximale oppervlakte van 100 m2;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er vindt geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaats buiten de bedrijfsgebouwen;
  • h. parkeren vindt plaats op eigen erf;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van het verkeer;
  • j. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner.
2.5 Afwijken van de gebruiksregels
2.5.1 Intensieve veehouderijactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 2.1 sub b, voor het vergroten van de bedrijfsvloeroppervlakte voor intensieve veehouderijactiviteiten meer dan 750 m2, mits de activiteiten:

  • a. als neventak worden uitgevoerd bij een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. uitsluitend plaatsvinden in bestaande agrarische bebouwing;
  • c. niet m.e.r.-plichtig zijn.
2.5.2 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 2.1 sub i, voor:

  • a. het gebruik van een agrarische bedrijfswoning door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf, mits:
    • 1. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (plattelandswoning);
    • 2. er geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiks- en bouwmogelijkheden van omliggende gronden en bedrijven;
  • b. het bouwen en gebruiken van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij deze plattelandswoning, waarbij de regels die zijn opgenomen in lid 10.2.3 van overeenkomstige toepassing zijn.
2.5.3 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 2.4.1 sub c, ten behoeve van een kampeerterrein, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in de bijlage 2 en 4 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • b. het kampeerterrein mag uitsluitend worden gebruikt gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  • c. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 20;
  • d. per kampeerterrein mogen niet meer dan zes standplaatsen worden ingenomen door demontabele verblijfsaccommodaties;
  • e. per kampeerterrein mag niet meer dan één standplaats worden ingenomen door één trekkershut;
  • f. de oppervlakte van het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 5.500 m2;
  • g. het kampeerterrein dient binnen het bouwvlak gesitueerd te zijn. Indien daar onvoldoende ruimte beschikbaar is, mag ten hoogste 1.500 m2 buiten het bouwvlak worden gesitueerd, waarbij het aanvullende kampeerterrein zijdelings direct aansluit op de grens van het agrarische bouwvlak;
  • h. sanitaire en andere voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de bestaande bedrijfsgebouwen in het agrarische bouwvlak;
  • i. het inrichten of hebben van een kleinschalig kampeerterrein mag niet gepaard gaan of gevolgd worden door uitbreiding van het bouwvlak vanwege de oorspronkelijke bestemming;
  • j. het kleinschalig kampeerterrein en de daarbij behorende parkeervoorzieningen dienen gesitueerd te zijn achter de achtergevelrooilijn van de agrarische bedrijfswoning;
  • k. de afstand van een trekkershut vanaf de gevellijn mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • l. de inrichting van het kampeerterrein dient plaats te vinden conform een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  • m. gedurende de periode van 1 november tot 1 maart mogen geen kampeermiddelen of demontabele verblijfsaccommodaties worden geplaatst en/of geplaatst worden gehouden.
2.5.4 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van bepaalde in lid 2.4.1 sub c, ten behoeve van een bed and breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bed and breakfast mag uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bedrijfswoning en/of de bestaande bedrijfsgebouwen;
  • b. de bed and breakfast verschaft aan niet meer dan 8 personen gelijktijdig nachtverblijf ;
  • c. parkeren ten behoeve van de bed and breakfast vindt plaats op eigen terrein;
  • d. een bed and breakfast in de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie.
2.5.5 Recreatie-eenheden en groepsaccommodatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 2.4.1 sub c, ten behoeve van het realiseren van recreatie-eenheden of een groepsaccommodatie in bestaande bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vloeroppervlakte van een recreatie-eenheid mag ten hoogste 75 m2 bedragen of de inhoud van een recreatie-eenheid mag ten hoogste 200 m3 bedragen;
  • b. parkeren ten behoeve van de recreatie-eenheden dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • c. per agrarisch bedrijf mag één groepsaccommodatie worden gerealiseerd;
  • d. de realisering van een groepsaccommodatie/recreatie-eenheden in een bedrijfsgebouw mag niet leiden tot noodzakelijke uitbreiding van de agrarische bedrijfsbebouwing;
  • e. de recreatieve activiteiten dienen voor wat betreft inkomsten, oppervlakte en tijdsbesteding ondergeschikt te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf;
  • f. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen.
2.5.6 Huisvesting tijdelijke seizoensarbeiders/arbeidsmigranten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 2.1 sub n voor de huisvesting van seizoensarbeiders/arbeidsmigranten in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet sprake zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. het betreft uitsluitend huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn bij het agrarisch bedrijf gevestigd op het perceel waar de huisvesting mogelijk wordt gemaakt;
  • c. het aantal seizoenarbeiders/arbeidsmigranten mag ten hoogste 16 per bedrijf bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - huisvesting van arbeidsmigranten' het aantal genoemd in artikel 3.1 sub n genoemde aantal met ten hoogste 10 mag worden vergroot tot maximaal 40;
  • d. de maximale gebruiksoppervlakte mag niet meer dan 200 m2 exclusief recreatieruimten bedragen (i.c. 12,50 m2 p.p.);
  • e. de kwaliteit van de huisvesting moet voldoende hoog zijn voor een acceptabel woon- en leefklimaat;
  • f. het parkeren vindt plaats op eigen erf;
  • g. de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen. met het gebruik de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt.
2.5.7 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 2.4.1 sub h, voor het aanleggen van een paardenbak binnen het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per bouwvlak is maximaal één paardenbak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. glastuinbouwbedrijven;
  • b. kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas';
  • c. caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • d. wonen ten behoeve van het bedrijf, tenzij staat aangegeven dat een woning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' het behoud en bescherming van rijksmonumenten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het behoud en bescherming van karakteristiek bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
  • b. Indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden;
  • c. De zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6 m bedragen;
  • d. De zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2 m bedragen.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

De volgende gebouwen mogen worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak , achter de gevellijn, worden gebouwd , met dien verstande dat:
      • bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
      • het regelvrij bouwen zoals geregeld in artikel 22.36 van het omgevingsplan niet van toepassing is voor de gronden vóór de gevellijn;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mogen de goothoogte, de bouwhoogte en het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 3. indien de afstand vanaf de gevellijn niet meer dan 18 m bedraagt, gelden de volgende regels:
      • de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
      • de bouwhoogte is niet hoger dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
      • gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling van de kap niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 4. indien de afstand vanaf de gevellijn meer dan 18 m bedraagt, gelden de volgende regels:
      • de goothoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
      • gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling van de kap niet minder dan 15°en niet meer dan 30° mag bedragen;
    • 5. indien een bouwwerk zowel binnen als buiten de afstand van 18 m van de gevellijn, als bedoeld onder 3 en 4 is gelegen, gelden de regels als genoemd onder 3;
    • 6. voor kassen geldt dat:
      • deze alleen zijn toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'kas';
      • de goothoogte en bouwhoogte van kassen mag niet meer dan respectievelijk 6 en 8 m bedragen;
  • b. per bouwvlak één bedrijfswoning, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bedrijfswoning er mag uitsluitend vooraan binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 5. de inhoud van een bedrijfswoning, niet zijnde een stolp, inclusief aan- en uitbouwen mag niet groter zijn dan 750 m3;
    • 6. de bedrijfswoning mag in afwijking van het gestelde onder b2, b4 en b5 als een stolpwoning worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
      • de oppervlakte mag niet minder dan 225 m2 (15 x 15 m) en niet meer dan 400 m2 (20 x 20 m) bedragen;
      • de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
      • de dakhelling van de piramidekap mag niet minder dan 45º en niet meer dan 52º bedragen;
    • 7. de afstand van een vrijstaande of aan één zijde aangebouwde bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 9 m;
    • 8. als de bestaande afstand minder dan 9 m bedraagt, dan geldt deze mindere afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 9. de bedrijfswoning mag niet eerder worden gebouwd, dan nadat of tegelijkertijd de bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke inhoud van niet minder dan 1.500 m3 zijn of worden gerealiseerd.
3.2.3 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5 m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak , achter de gevellijn, worden gebouwd , met dien verstande dat:
    • 1. bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
    • 2. landhekken als bedoeld onder e, buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen in het achtererfgebied mag niet meer 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder overkappingen, mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van landhekken mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 sub b indien de woning met de aanduiding als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van het dat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. lid 3.2.2 sub a onder 3 en 4 en b onder 4 voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • c. lid 3.2.2 sub a onder 5, voor het bouwen van een bouwwerk dat zowel binnen als buiten de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in 3.2.2 sub a onder 3 voor het deel van het gebouw dat binnen de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd en in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in 3.2.2 sub a onder 4 voor die delen van het bouwwerk die buiten de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, mits:
    • 1. de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
    • 2. er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing;
    • 3. de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van een keukentafeloverleg.
  • d. lid 3.2.4 sub c en toestaan dat vlaggenmasten worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 1 m onder de nokhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 12 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van stoffen en materialen van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het glastuinbouwbedrijf;
  • b. het opslaan of opgeslagen hebben, in enigerlei vorm, van stoffen en materialen voor statische opslag, voor zover deze opslag meer ruimte inneemt dan 1.000 m2, alsmede het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- en vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan; uitgezonderd zijn caravanstallingen ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' en het daarbij behorende gebruik van de gronden buiten de aanduiding 'caravanstelling' voor het ophalen en terugbrengen van de caravans en andere kampeer- en vervoersmiddelen;
  • c. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • d. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik,uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van betrokken glastuinbouwbedrijf tot een oppervlakte van 50 m2;
  • e. het bedrijfsmatig beoefenen of laten beoefenen van de ruiter-, zwem- of tennissport, dan wel het bedrijfsmatig exploiteren of laten exploiteren van zwembaden en sauna's;
  • f. het bedrijfsmatig stallen of laten stallen van (klein)vee;
  • g. het gebruik ten behoeve van intensieve veehouderij;
  • h. het gebruik ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
3.4.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' is de uitoefening van ondergeschikte nevenactiviteiten in de vorm van een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ondergeschikte nevenactiviteiten mogen alleen plaatsvinden in de bestaande gebouwen;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de bestaande gebouwen;
  • c. ondergeschikte nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan als ze zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij zijn in ieder geval de volgende functies (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc.);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsenverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie / rondleidingen;
    • 10. musea / tentoonstellingsruimte / atelier;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de verkoop van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf en daaraan ondergeschikt gerelateerde producten uit de streek tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • e. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige horeca in de vorm van een theeschenkerij, een proeverij, een boerderijcafé, of vergelijkbare functie met aan maximale oppervlakte van 100 m2;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er vindt geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaats buiten de bedrijfsgebouwen;
  • h. parkeren vindt plaats op eigen erf;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van het verkeer;
  • j. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1 sub d, voor:

  • a. het gebruik van een agrarische bedrijfswoning door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf, mits er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (plattelandswoning) en
  • b. het bouwen en gebruiken van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij deze plattelandswoning, waarbij de regels die zijn opgenomen in lid 10.2.3 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 4 Agrarisch - Hulpbedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Hulpbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch hulpbedrijf, al dan niet in combinatie met een agrarisch bedrijf;
  • b. wonen ten behoeve van het bedrijf.

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het behoud en bescherming van karakteristiek bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
  • b. Indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden.
  • c. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6 m bedragen;
  • d. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2 m bedragen.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

De volgende gebouwen mogen worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; in aanvulling hierop geldt dat er ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' uitsluitend binnen het bouwvlak, achter de gevellijn, mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
      • het regelvrij bouwen zoals geregeld in artikel 22.36 van het omgevingsplan niet van toepassing is voor de gronden vóór de gevellijn;
    • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mogen de goothoogte, de bouwhoogte en het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 3. gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling van de kap niet minder dan 15° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 4. de voorgevel van een bedrijfsgebouw is minimaal 10 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning gelegen;
  • b. per bouwvlak één bedrijfswoning met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bedrijfswoning mag uitsluitend vooraan binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 5. de inhoud van een bedrijfswoning, niet zijnde een stolp, inclusief aan- en uitbouwen mag niet groter zijn dan 750 m3;
    • 6. de bedrijfswoning mag in afwijking van het gestelde onder b2, b4 en b5 als een stolpwoning worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
      • de oppervlakte mag niet minder dan 225 m2 (15 x 15 m) en niet meer dan 400 m2 (20 x 20 m) bedragen;
      • de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
      • de dakhelling van de piramidekap mag niet minder dan 45º en niet meer dan 52º bedragen;
    • 7. de afstand van een vrijstaande of aan één zijde aangebouwde bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens magneet minder bedragen dan 9 m;
    • 8. als de bestaande afstand minder dan 9 m bedraagt, dan geldt deze mindere afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 9. de bedrijfswoning mag niet eerder worden gebouwd, dan nadat of tegelijkertijd de bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke inhoud van niet minder dan 1.500 m3 zijn of worden gerealiseerd.
4.2.3 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5 m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; in aanvulling hierop geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak, achter de gevellijn, mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
    • 2. landhekken als bedoeld onder e, buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen in het achtererfgebied mag niet meer 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van landhekken mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder overkappingen, mag niet meer dan 4 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 sub b indien de woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van het in dat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. lid 4.2.2 sub a onder 1, voor het bouwen buiten het bouwvlak, mits:
      • de oppervlakte van de denkbeeldige rechthoek waarvan het bestaande bouwvlak deel uitmaakt, niet meer dan 2 ha bedraagt;
      • er geen m.e.r.-plichtige activiteiten mogelijk worden gemaakt;

en tevens is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • 1. voor de concrete situatie moet zijn aangetoond dat er binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is;
    • 2. er moet sprake zijn van een grondgebonden agrarisch bedrijf óf van een niet-grondgebonden (intensief) veehouderijbedrijf dat moet uitbreiden in verband met wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of dierenwelzijn en/of -gezondheid;
    • 3. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden;
    • 4. bij de inpassing van nieuwe bouwwerken moet rekening worden gehouden met de belangen van de omgevingsaspecten en moet de bestaande ruimtelijke kwaliteit worden behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; en moeten de volgende kernkwaliteiten worden behouden of versterkt:
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in bijlage 2 zijn aangegeven;
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 4 zijn aangegeven;
    • 5. de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van een keukentafeloverleg.
  • c. lid 4.2.2 sub a onder 2, voor het bouwen tot een goothoogte van maximaal 7 m, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit worden behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • d. lid 4.2.2 sub a onder 3 en b onder 4 voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit worden behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;  
  • e. lid 4.2.4 sub c en toestaan dat vlaggenmasten worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 1 m onder de nokhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 12 m .
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
  • b. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik;
  • c. het gebruik van de gebouwen ten behoeve van veredelingsbedrijven.
4.4.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten

Naast de functie genoemd in artikel 4.1 onder a Binnen de bestemming 'Agrarisch - Hulpbedrijf '   is de uitoefening van ondergeschikte nevenactiviteiten in de vorm van een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ondergeschikte nevenactiviteiten mogen alleen plaatsvinden in de bestaande gebouwen;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de bestaande gebouwen;
  • c. ondergeschikte nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan als ze zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij zijn in ieder geval de volgende functies (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc.);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsenverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie / rondleidingen;
    • 10. musea / tentoonstellingsruimte / atelier;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de verkoop van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf en daaraan ondergeschikt gerelateerde producten uit de streek tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • e. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige horeca in de vorm van een theeschenkerij, een proeverij, een boerderijcafé, of vergelijkbare functie met aan maximale oppervlakte van 100 m2;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er vindt geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaats buiten de bedrijfsgebouwen;
  • h. parkeren vindt plaats op eigen erf;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van het verkeer;
  • j. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 5 Agrarisch - Intensieve veehouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. intensieve veehouderijbedrijven;
  • b. wonen ten behoeve van het bedrijf, tenzij staat aangegeven dat een woning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het behoud en bescherming van karakteristieke bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
  • b. Indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden;
  • c. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6 m bedragen;
  • d. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2 m bedragen.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

De volgende gebouwen mogen worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; in aanvulling hierop geldt dat er ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' uitsluitend binnen het bouwvlak, achter de gevellijn, mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
      • het regelvrij bouwen zoals geregeld in artikel 22.36 van het omgevingsplan niet van toepassing is voor de gronden vóór de gevellijn;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mogen de goothoogte, de bouwhoogte en het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 3. gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 15° en niet meer dan 60°;
    • 4. de voorgevel van een bedrijfsgebouw is minimaal 10 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning gelegen;
  • b. per bouwvlak één bedrijfswoning, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bedrijfswoning mag uitsluitend vooraan binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
    • 3. de inhoud mag inclusief aan- en uitbouwen niet meer bedragen dan 750 m3;
    • 4. gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30° en niet meer dan 60°;
    • 5. de afstand van een vrijstaande of aan één zijde aangebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
    • 6. de bedrijfswoning mag niet eerder worden gebouwd dan nadat of tegelijkertijd de bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke inhoud van niet minder dan 1.500 m3 zijn of worden gerealiseerd.
5.2.3 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5 m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; in aanvulling hierop geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak, achter de gevellijn, mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
    • 2. landhekken als bedoeld onder e, buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen in het achtererfgebied mag niet meer 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder overkappingen, mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van landhekken mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1 sub b indien de woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van hetdat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. lid 5.2.2 sub a onder 1, voor het bouwen buiten het bouwvlak, mits:
      • de oppervlakte van de denkbeeldige rechthoek waarvan het bestaande bouwvlak deel uitmaakt, niet meer dan 2 ha bedraagt;
      • er geen m.e.r.-plichtige activiteiten mogelijk worden gemaakt

en tevens is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • 1. voor de concrete situatie moet zijn aangetoond dat er binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is;
    • 2. er moet sprake zijn van een niet-grondgebonden (intensief) veehouderijbedrijf dat moet uitbreiden in verband met wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of dierenwelzijn;
    • 3. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden;
    • 4. bij de inpassing van nieuwe bouwwerken moet rekening worden gehouden met de belangen van de omgevingsaspecten en moet de bestaande ruimtelijke kwaliteit worden behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; en moeten de volgende kernkwaliteiten worden behouden of versterkt:
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in bijlage 2 zijn aangegeven;
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 4 zijn aangegeven;
    • 5. de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van een keukentafeloverleg.
  • c. lid 5.2.2 sub a onder 2 voor het bouwen tot een goothoogte van maximaal 4 m, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • d. lid 5.2.2 sub a onder 2, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan op basis van het op de planverbeelding aangegeven 'maximum bebouwingspercentage (%)' is toegestaan, mits dit voortvloeit uit wettelijke bepalingen op het gebied van milieu, dierenwelzijn of diergezondheid en mits dit niet leidt tot het houden van meer dieren;
  • e. lid 5.2.2 sub a onder 3 en 4 en b onder 4 voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • f. lid 5.2.4 sub c en toestaan dat vlaggenmasten worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 1 m onder de nokhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 12 m .
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
  • b. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • c. het houden van vee op een verdieping.
5.4.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' is de uitoefening van ondergeschikte nevenactiviteiten in de vorm van een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ondergeschikte nevenactiviteiten mogen alleen plaatsvinden in de bestaande gebouwen;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de bestaande gebouwen;
  • c. ondergeschikte nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan als ze zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij zijn in ieder geval de volgende functies (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc.);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsenverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie / rondleidingen;
    • 10. musea / tentoonstellingsruimte / atelier;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de verkoop van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf en daaraan ondergeschikt gerelateerde producten uit de streek tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • e. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige horeca in de vorm van een theeschenkerij, een proeverij, een boerderijcafé, of vergelijkbare functie met aan maximale oppervlakte van 100 m2;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er vindt geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaats buiten de bedrijfsgebouwen;
  • h. parkeren vindt plaats op eigen erf;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van het verkeer;
  • j. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.1 sub d, voor het gebruik van een agrarische bedrijfswoning door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf, mits er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 6 Agrarisch - Paardenhouderij

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderijj' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. productiegerichte paardenhouderij;
  • b. ondergeschikte neventak in de vorm van een niet-grondgebonden (intensief) veehouderijbedrijf, met een een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 750 m2;
  • c. gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gebruiksgerichte paardenhouderij', met dien verstande dat ter plaatse van het perceel Oostdijk 27 te Zuidoostbeemster tevens het in pension houden van paarden is toegestaan;
  • d. manege voor stalling van paarden en het uitoefenen van de ruitersport ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • e. erfpad met bijbehorende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • f. wonen ten behoeve van het bedrijf, tenzij staat aangegeven dat een woning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
6.2 Bouwregels:
6.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
  • b. Indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden;
  • c. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6 m bedragen;
  • d. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2 m bedragen.
6.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

De volgende gebouwen mogen worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak , achter de gevellijn, worden gebouwd , met dien verstande dat:
      • bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
      • het regelvrij bouwen zoals geregeld in artikel 22.36 van het omgevingsplan niet van toepassing is voor de gronden vóór de gevellijn;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' mogen de goothoogte, de bouwhoogte en het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 4. indien de afstand vanaf de gevellijn niet meer dan 18 m bedraagt, gelden de volgende regels:
      • de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
      • de bouwhoogte is niet hoger dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
      • gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling van de kap niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 5. indien de afstand vanaf de gevellijn meer dan 18 m bedraagt, gelden de volgende regels:
      • de goothoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
      • gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling van de kap niet minder dan 15° en niet meer dan 30° mag bedragen;
    • 6. indien een bouwwerk zowel binnen als buiten de afstand van 18 m van de gevellijn, als bedoeld onder 4 en 5 is gelegen, gelden de regels als genoemd onder 4;
  • b. per bouwvlak één bedrijfswoning, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bedrijfswoning mag uitsluitend vooraan binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 5. de inhoud van een bedrijfswoning, niet zijnde een stolp, inclusief aan- en uitbouwen mag niet groter zijn dan 750 m3;
    • 6. de bedrijfswoning mag als een stolpwoning worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
      • de oppervlakte mag niet minder dan 225 m2 (15 x 15 m) en niet meer dan 400 m2 (20 x 20 m) bedragen;
      • de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
      • de dakhelling van de piramidekap mag niet minder dan 45º en niet meer dan 52° bedragen;
    • 7. de afstand van een vrijstaande of aan één zijde aangebouwde bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 9 m;
    • 8. als de bestaande afstand minder dan 9 m bedraagt, dan geldt deze mindere afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 9. de bedrijfswoning mag niet eerder worden gebouwd, dan nadat of tegelijkertijd de bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke inhoud van niet minder dan 1.500 m3 zijn of worden gerealiseerd.
6.2.3 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5 m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak, achter de gevellijn, worden gebouwd, met dien verstande dat bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van een voedersilo mag niet meer dan 15 m bedragen en de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer dan 6 m inclusief afdekking bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen in het achtererfgebied mag maximaal 2 m bedragen
  • d. de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder overkappingen, mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'pad' is een toegangspoort toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de toegangspoort mag alleen in het voorerfgebied gebouwd worden;
    • 2. de bouwhoogte van de poort mag niet meer dan 4 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1 sub b indien de woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van het in dat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. lid 6.2.2 sub a onder 1, voor het bouwen buiten het bouwvlak, mits:
      • wordt gebouwd binnen een denkbeeldige rechthoek (dan wel een vlak dat zoveel mogelijk de rechthoeksvorm benadert) met een oppervlakte van ten hoogste 2 ha, waarvan het bestaande bouwvlak deel uitmaakt;
      • er geen m.e.r.-plichtige activiteiten mogelijk worden gemaakt

en tevens is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • 1. voor de concrete situatie moet zijn aangetoond dat er binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is;
    • 2. er moet sprake zijn van een niet-grondgebonden (intensief) veehouderijbedrijf dat moet uitbreiden in verband met wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of dierenwelzijn;
    • 3. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden;
    • 4. bij de inpassing van nieuwe bouwwerken moet rekening worden gehouden met de belangen van de omgevingsaspecten en moet de bestaande ruimtelijke kwaliteit worden behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; en moeten de volgende kernkwaliteiten worden behouden of versterkt:
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in bijlage 2 zijn aangegeven;
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 4 zijn aangegeven;
    • 5. de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van een keukentafeloverleg.
  • c. lid 6.2.2 sub a onder 3, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan op basis van het op de planverbeelding aangegeven 'maximum bebouwingspercentage (%)' is toegestaan, mits dit voortvloeit uit wettelijke bepalingen op het gebied van milieu, dierenwelzijn of diergezondheid en dit niet leidt tot het houden van meer dieren;
  • d. lid 6.2.2 sub a onder 5 voor het bouwen tot een goothoogte van maximaal 7 m, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;  
  • e. lid 6.2.2 sub a onder 6, voor het bouwen van een bouwwerk dat zowel binnen als buiten de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in 6.2.2 sub a onder 4 voor het deel van het gebouw dat binnen de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd en in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in 6.2.2 sub a onder 5 voor die delen van het bouwwerk die buiten de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, mits:
    • 1. de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
    • 2. er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden;
    • 3. de omgevingsvergunning door middel van een keukentafeloverleg is voorbereid;
  • f. lid 6.2.2 sub b onder 4 voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;  
  • g. lid 6.2.2 sub b onder 7 voor het bouwen tot op de zijdelingse perceelsgrens;
  • h. lid 6.2.4 sub d en toestaan dat vlaggenmasten worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 1 m onder de nokhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 12 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het opslaan of opgeslagen hebben, in enigerlei vorm, van stoffen en materialen van welke soort dan ook, anders dan ter plaatsenoodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het opslaan of opgeslagen hebben, in enigerlei vorm, van stoffen en materialen voor statische opslag, voor zover deze opslag meer ruimte inneemt dan 1.000 m2, alsmede het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- ofvliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • c. het gebruik voor verblijfsrecreatie;
  • d. gebruik als manege, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • e. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van productenvafkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • f. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik,uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf tot een oppervlakte van 50 m2;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van bosbouw;
  • h. het houden van vee op een verdieping;
  • i. het verwijderen van het erfpad en/of de bijbehorende beplanting, de toegangspoort en/of de toegangsbrug ter plaatse van de aanduiding 'pad'.
6.4.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' is de uitoefening van ondergeschikte nevenactiviteiten in de vorm van een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ondergeschikte nevenactiviteiten mogen alleen plaatsvinden in de bestaande gebouwen;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de bestaande gebouwen;
  • c. ondergeschikte nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan als ze zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij zijn in ieder geval de volgende functies (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc.);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsenverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie / rondleidingen;
    • 10. musea / tentoonstellingsruimte / atelier;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de verkoop van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf en daaraan ondergeschikt gerelateerde producten uit de streek tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • e. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige horeca in de vorm van een theeschenkerij, een proeverij, een boerderijcafé, of vergelijkbare functie met aan maximale oppervlakte van 100 m2;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er vindt geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaats buiten de bedrijfsgebouwen;
  • h. parkeren vindt plaats op eigen erf;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van het verkeer;
  • j. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner.
6.4.3 Paardenbak

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' is de aanleg van een paardenbak toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per bouwvlak is maximaal één paardenbak toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'manege' voor zover gelegen aan de Nekkerweg 13a te Middenbeemster maximaal 3 paardenbakken zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de manege gevestigd aan de Nekkerweg 13a te Middenbeemster niet meer dan 10 m mag bedragen.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.1 sub f, voor:

  • a. het gebruik van een agrarische bedrijfswoning door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf, mits er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (plattelandswoning) en
  • b. het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij deze plattelandswoning, waarbij de regels die zijn opgenomen in lid 10.2.3 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. onverharde paden;
  • e. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende;

  • f. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bouwwerk, mag niet meer dan 1 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, wordt gerekend:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het gebruik van de onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;
  • c. het gebruik als volkstuin;
  • d. het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen;
  • e. het gebruik als motorcrossterrein;
  • f. het wijzigen en/of dempen van kopergravuresloten.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het vergraven en/of dempen van sloten en andere watergangen, het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand, met dien verstande dat deze binnenplanse vergunningplicht niet geldt voor werken en werkzaamheden ten aanzien van kopergravuresloten; het wijzigen en dempen van kopergravuresloten wordt niet met een binnenplanse omgevingsvergunning toegestaan;
  • e. het beplanten, aanbrengen van houtgewas en bebossen van gronden, die ten tijde van het van kracht worden van dit plan als zijnde beplant met houtgewas of niet anders als bosgrond konden worden aangemerkt;
  • f. het vellen, rooien of verwijderen van houtgewassen;
  • g. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
  • h. het aanbrengen van bodemdrainage;
  • i. het aanbrengen voorzieningen voor recreatief medegebruik.
7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

7.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. ontsluiting aanliggende percelen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend erkers aan aanliggende woningen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met uitzondering van:
    • 1. karakteristieke bouwwerken;
    • 2. bouwwerken op bouwpercelen met een aanduiding 'gevellijn', met dien verstande dat bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
  • b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'pad' is een toegangspoort toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de toegangspoort mag alleen in het voorerfgebied gebouwd worden;
    • 2. de bouwhoogte van de poort en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 4 m bedragen.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken (erkers)

Voor het bouwen van een erker gelden de volgende regels:

  • a. erkers zijn niet toegestaan bij karakteristieke bouwwerken;
  • b. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
  • c. de breedte niet meer mag bedragen dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend op in het achtererfgebied mag worden gebouwd; in aanvulling hierop geldt dat op bouwpercelen met een aanduiding 'gevellijn' de bouwwerken uitsluitend achter de gevellijn, mogen worden gebouwd, met dien verstande dat bestaande legale bebouwing vóór de gevellijn is toegestaan;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 15 m2.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het verwijderen van het erfpad en/of de bijbehorende beplanting, de toegangspoort en/of de toegangsbrug ter plaatse van de aanduiding 'pad'.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen;
  • d. bruggen en dammen, uitsluitend voor zover aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van dit bestemmingsplan;
  • e. steigers ter plaatse van de aanduiding 'steiger'

met de voor de hiervoor en voor het verkeer in en over het water noodzakelijke bouwwerken, geen gebouw zijnde en met inachtneming van de aangegeven dwarsprofielen ter plaatse van de aanduiding 'dwarsprofiel' dan wel in de bijlagen opgenomen dwarsprofielen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel mag maximaal één brug of dam worden gebouwd;
  • b. bestaande bruggen en dammen mogen op dezelfde locatie worden vervangen;
  • c. de breedte van bruggen en dammen mag niet meer bedragen dan de breedte ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • d. een dam dient te worden voorzien van een duiker, waarvan de doorsnede tenminste 1 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, gemeten ten opzichte van de hoogte van de aangrenzende oever;
  • f. er moet worden voldaan aan de regels van de keur en de geldende beleidsregels van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.2 voor het vervangen van een brug of een dam op een andere locatie, voor het verbreden van een bestaande brug of dam of voor het bouwen van een tweede brug of dam ten behoeve van de ontsluiting van een agrarisch perceel, mits:

  • a. bij het vervangen van een brug of dam op een andere locatie de bestaande brug of dam wordt gesloopt;
  • b. er in geval van het bouwen van een tweede brug of dam sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak;
  • c. de rijbreedte van de brug of dam bij een woonperceel niet meer bedraagt dan 3 m, waarbij de bruto-breedte van de brug of dam in technische verhouding moet staan tot de rijbreedte;
  • d. de rijbreedte van de brug of dam bij een (agrarisch) bedrijfsperceel niet meer bedraagt dan 6 m, waarbij de bruto-breedte van de brug of dam in technische verhouding moet staan tot de rijbreedte;
  • e. een bredere inrit alleen wordt overwogen wanneer dat schriftelijk wordt aangetoond met een draaicirkeldiagram. Dit geldt voor alle gebruikers in het buitengebied. Gelet op de smalste wegbreedtes aanwezig in Beemster i.c.m. de langste voertuigcombinaties, is over het algemeen max. 10 m rijbreedte voor alle gebruikers voldoende. Indien nodig kan hier in maatwerk gevallen van worden afgeweken mits onderbouwd;
  • f. met de verbrede of nieuwe brug of dam of de verplaatste brug of dam de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster zoals die in bijlage 2 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;  
  • g. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheidssituatie;
  • h. er kan worden voldaan aan de regels uit de keur en de geldende beleidsregels van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een verboden gebruik van deze gronden wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik als ligplaats voor woonschepen of recreatie- of pleziervaartuigen;
  • b. het wijzigen en/of dempen van kopergravuresloten.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, sloten en andere watergangen te vergraven en/of te dempen, met dien verstande dat deze binnenplanse vergunningplicht niet geldt voor werken en werkzaamheden ten aanzien van kopergravuresloten; het wijzigen en dempen van kopergravuresloten wordt niet met een binnenplanse omgevingsvergunning toegestaan.

9.5.2 Uitzonderingen

Het onder 9.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. bouwwerkzaamheden zoals de aanleg van een dam met duiker overeenkomstig lid 9.2.2.
9.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt geweigerd indien door de uitvoering van de onder lid 9.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de natuurwaarden en cultuurhistorische waarden in onevenredige mate kunnen worden aangetast.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het behoud en bescherming van karakteristiek bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
  • b. Indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden;
  • c. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6 m bedragen;
  • d. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2 m bedragen.
10.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij per bouwvlak maximaal één woning is toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij anders is aangegeven;
  • c. het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap haaks op de weg;
  • d. op de weg, waarvan de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 60º mag bedragen;
  • e. de inhoud van het woning inclusief aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • f. de afstand van vrijstaande en aan één zijde aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens, mag niet minder dan 2,5 m bedragen.
10.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd binnen bestemmingsvlakken, waarbij aanbouwen, uitbouwen en overkappingen niet zijn toegestaan bij karakteristieke bouwwerken;
  • b. de bouwhoogte van aan- of uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met een maximum van 4 m, onverminderd het bepaalde wat betreft de maximum inhoud van 750 m3;
  • c. de diepte van aan- of uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3 m loodrecht gemeten vanuit de gevel waaraan wordt aangebouwd, onverminderd het bepaalde wat betreft de inhoud van 750 m3;
  • d. aan de zijgevel van de woning gebouwde aan- of uitbouwen mogen tot maximaal 1 m achter het verlengde van de achtergevel van de woning worden gebouwd, onverminderd het bepaalde wat betreft de maximum inhoud van 750 m3;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
  • f. bijgebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg, waarvan de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 60º mag bedragen;
  • g. ten aanzien van de maximale oppervlakte aan aan-, uit-, en/of bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. voor zover de oppervlakte van het bebouwingsgebied 100 m2 of kleiner is bedraagt de oppervlakte ten hoogste 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. voor zover de oppervlakte van het bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan 300 m2 is bedraagt de oppervlakte ten hoogste 50 m2 plus 20% van de oppervlakte van het deel van het bebouwingsgebied groter dan 100 m2 
    • 3. Voor zover de oppervlakte van het bebouwingsgebied groter dan 300 m2 is bedraagt de oppervlakte ten hoogste 90 m2 plus 10% van de oppervlakte van het deel van het bebouwingsgebied groter dan 300 m2 met een maximum van 150 m2;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan;
  • i. de karakteristiek van karakteristieke bouwwerken mag niet worden aangetast.
10.2.4 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5 m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m en daarvoor niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • a. lid 10.2.1 sub b, indien de woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van het in dat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. lid 10.2.2 sub a voor het splitsen van een bestaande woning met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de uitwendige hoofdvorm van het betrokken gebouw, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte blijft zoveel mogelijk gehandhaafd bij karakteristieke gebouwen;
    • 2. het aantal te splitsen eenheden van een gewoon hoofdgebouw, een woning zijnde, mag niet meer dan 4 bedragen en het aantal te splitsen eenheden van een karakteristiek hoofdgebouw, een woning zijnde, mag niet meer dan 2 bedragen;
    • 3. de inhoud van enige wooneenheid mag niet minder bedragen dan 120 m2;
    • 4. lid 10.2.3 sub g is van overeenkomstige toepassing;;
  • c. lid 10.2.2 sub a ten behoeve van het deels bouwen buiten het bouwvlak en/of het vergroten van de woning met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de afwijking mag uitsluitend worden toegepast op gronden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
  • d. lid 10.2.2 sub c voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg mits de openheid van het landschap niet wordt aangetast
  • e. lid 10.2.3 sub f voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster zoals die in bijlage 2 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;  
  • f. lid 10.2.3 sub g voor het toestaan van een grotere gezamenlijke oppervlakte dan is genoemd in dat lid, voor percelen die groter zijn dan 5.000 m2, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afwijking kan worden verleend tot 5 m2 per 0,1 hectare berekend over de eerste hectare, vermeerderd met 10 m2 per hectare berekend over de volgende hectares;
    • 2. voor de berekening worden delen van 0,1 hectare of delen van een hectare naar boven toe op een geheel afgerond;
    • 3. de afwijking mag uitsluitend worden toegepast ten behoeve van bijgebouwen voor hobbyboeren;
    • 4. voor de berekening van de oppervlakte worden gronden met de agrarische bestemming samengeteld met gronden met de bestemming 'Wonen' voor zover deze gronden direct aan elkaar grenzen en de agrarische gronden in eigendom zijn bij de aanvrager;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van de met toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid op te richten bijgebouwen mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • g. lid 10.2.3 sub g voor het toestaan van een grotere gezamenlijke oppervlakte dan is genoemd in dat lid, ter vervanging of vernieuwing van bestaande legale bijgebouwen, die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan "Bestemmingsplan buitengebied 2012 - partiële herziening 2021" de in lid 10.2.3 onder b tot en met g genoemde maten overschrijdt, mits de afwijking niet wordt vergroot.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik wordt aangemerkt:

  • a. het aanleggen of aanwezig hebben van een paardenbak, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'rijbak';
  • b. het aanleggen of aanwezig hebben van een paddock, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - paddock';
  • c. het verwijderen van het erfpad en/of de bijbehorende beplanting, de toegangspoort en/of de toegangsbrug ter plaatse van de aanduiding 'pad'.
10.4.2 Beroep- en bedrijfsuitoefening aan huis/Ondergeschikte nevenactiviteiten

Een woning en de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen op gronden als bedoeld lid 10.2.3 onder a mogen worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits:

  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • b. het beroeps- en/of bedrijfsuitoefening aan huis betreft van milieucategorie 1 of 2, opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij zijn in ieder geval de volgende functies (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc.);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsenverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie / rondleidingen;
    • 10. musea / tentoonstellingsruimte / atelier;
  • c. het geen detailhandel of horeca betreft;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal buiten de bedrijfsgebouwen plaatsvindt;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • g. het gebruik niet leidt tot een onevenredige toename van het verkeer;
  • h. de activiteit uitsluitend wordt uitgeoefend door de bewoner.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Paardenbak

In afwijking van lid 2.4.1 mag een paardenbak worden aangelegd onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend eigendomspercelen groter dan 3.500 m2 komen voor deze afwijking in aanmerking;
  • b. per perceel mag slechts één paardenbak worden aangelegd op gronden binnen het bestemmingsvlak en buiten het bouwvlak;
  • c. de paardenbak en/of paddock dient op het achtererf achter het hoofdgebouw te worden gerealiseerd;
  • d. voor de aanleg gelden dezelfde voorwaarden als gesteld in artikel 3.5.7.
10.5.2 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.1 sub a ten behoeve van een kampeerterrein bij woningen die op de verbeelding als 'Karakteristieke bouwwerken' zijn aangeduid, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing waarmee de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven, dat in Bijlage 3 is opgenomen; de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in de bijlage 4 en 5 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt; de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in de bijlagen 2 en 4 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • b. het kampeerterrein mag uitsluitend worden gebruikt gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  • c. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt niet meer dan 20;
  • d. per kampeerterrein worden niet meer dan zes standplaatsen ingenomen door demontabele verblijfsaccommodaties en niet meer dan één standplaats door een trekkershut;
  • e. de oppervlakte van het kampeerterrein bedraagt niet meer dan 5.500 m2;
  • f. het kampeerterrein is gelegen binnen het bouwvlak en, indien daar onvoldoende ruimte beschikbaar is, ten hoogste 1.500 m2 op gronden buiten het bouwvlak, waarbij het aanvullende kampeerterrein zijdelings direct aansluit op de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • g. sanitaire en andere voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein worden uitsluitend gerealiseerd binnen bestaande gebouwen binnen het bestemmingsvlak;
  • h. het inrichten of hebben van een kampeerterrein gaat niet gepaard met of wordt gevolgd door uitbreiding van het bouwvlak vanwege de oorspronkelijke bestemming;
  • i. het kampeerterrein en de daarbij behorende parkeervoorzieningen beginnen achter de achtergevelrooilijn van de agrarische bedrijfswoning;
  • j. de trekkershut wordt zo dicht mogelijk tegen de bestaande op het perceel aanwezige bebouwing gesitueerd;
  • k. de inrichting van het kampeerterrein dient plaats te vinden conform een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  • l. gedurende de periode van 1 november tot 1 maart mogen geen kampeermiddelen of demontabele verblijfsaccommodaties worden geplaatst en/of geplaatst worden gehouden.
10.5.3 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van bepaalde in lid 10.1 sub a ten behoeve van een bed and breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bed and breakfast mag uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande woning en/of de bestaande aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen;
  • b. de bed and breakfast verschaft aan niet meer dan 8 personen gelijktijdig nachtverblijf ;
  • c. parkeren ten behoeve van de bed and breakfast vindt plaats op eigen terrein;
  • d. een bed and breakfast in de woning is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie.
  • e. het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bed and breakfast mag niet meer dan 70 m2 bedragen mits wordt voldaan aan lid 10.2.3.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor het beheer en de instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding, met de daarbij behorende masten en (veiligheids)voorzieningen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de In dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  • b. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vemieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 24.2 voor bebouwing ten behoeve van de overige binnen de zone aangewezen bestemmingen, mits:

  • a. de veiligheid van de leiding en de leveringszekerheid niet wordt geschaad;
  • b. vooraf toestemming is verkregen van de verantwoordelijke leidingbeheerder.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werk, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen, met dien verstande dat deze binnenplanse vergunningplicht niet geldt voor werken en werkzaamheden ten aanzien van kopergravuresloten; het wijzigen en dempen van kopergravuresloten wordt niet met een binnenplanse omgevingsvergunning toegestaan;
  • d. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • e. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse constructies, installaties, opstallen of apparatuur anders dan ten dienste van de in lid 11.1 omschreven bestemming;
  • f. het aanleggen van wegen en parkeergelegenheden;
  • g. het aanleggen van zonneparken.
11.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • b. werkzaamheden die worden uitgevoerd door (of in opdracht van) de netbeheerder te behoeve van aanpassing, onderhoud en instandhouding van de verbinding.
11.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 11.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor het beheer en de instandhouding van een rioolpersleiding.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde voor de onderliggende hoofdbestemming mag, binnen een afstand van 5 m ter weerszijden van de leiding, niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de leiding, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 12.2, voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende hoofdbestemming, mits:

  • a. de veiligheid en het doelmatig functioneren van de betreffende leiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf toestemming is verkregen van de verantwoordelijke leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers, en andere wateren, met dien verstande dat deze binnenplanse vergunningplicht niet geldt voor werken en werkzaamheden ten aanzien van kopergravuresloten; het wijzigen en dempen van kopergravuresloten wordt niet met een binnenplanse omgevingsvergunning toegestaan; ;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
12.4.2 Uitzonderingen

De in lid 12.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die:

  • a. verband hebben met de aanleg van de betreffende ondergrondse rioolpersleiding;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. het normale onderhoud betreffen.
12.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 12.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de rioolpersleiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook;
  • b. nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde':

  • a. (swr-1), alsmede de ringdijk ter plaatse van de bestemming "Waterstaat - Waterkering" voor zover dit alle grondroerende werkzaamheden betreft;
  • b. (swr-2) voor zover dit bouwwerkzaamheden betreft die dieper zijn dan 0,40 m zijn en een oppervlakte hebben van >50 m2;
  • c. (swr-3) voor zover dit bouwwerkzaamheden betreft die dieper zijn dan 0,40 m en een oppervlakte hebben van >500 m2.

In afwijking van het bepaalde in sub b geldt voor molenplaatsen dat voor werkzaamheden < 50 m2 de aanvrager een deskundigenrapport overlegt waaruit blijkt of een doorsnede van opbouw en structuur van kaden en waterlopen kan worden opgemeten.

In afwijking van het bepaalde in sub c geldt voor molengangen dat voor werkzaamheden < 500 m2 de aanvrager een deskundigenrapport overlegt waaruit blijkt of een doorsnede van opbouw en structuur van kaden en waterlopen kan worden opgemeten;

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen, die niet voldoen aan de in lid 13.2 genoemde bouwregels, op voorwaarde dat:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, advies inwint bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het graven van sloten evenals het aanleggen van een drainage, voor zover het niet betreft het aanleggen van drainage met het oog op het vervangen van een al bestaand drainagesysteem ;
  • e. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur, het planten, vellen, rooien of beschadigen van bomen anders dan bij wijze van verzorging van het aanwezige houtgewas;
  • g. het maken van dammen, kaden en oeververzwaringen;
  • h. het graven, uitdiepen, verbreden en dempen van watergangen, met dien verstande dat deze binnenplanse vergunningplicht niet geldt voor werken en werkzaamheden ten aanzien van kopergravuresloten; het wijzigen en dempen van kopergravuresloten wordt niet met een binnenplanse omgevingsvergunning toegestaan;

voor zover deze de werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, worden verricht in gebieden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde':

  • 1. (swr-1) voor zover zij betreffen alle grondroerende werkzaamheden;
  • 2. (swr-2) voor zover zij betreffen werkzaamheden dieper dan 0,40 m en een oppervlakte hebben van >50 m2;
  • 3. (swr-3) voor zover zij betreffen werkzaamheden dieper dan 0,40 m en een oppervlakte hebben van >500 m2.
13.4.2 Uitzonderingen

De in lid 13.4.1 vervatte vereisten zijn niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. op werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. voor het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • d. indien het door de gemeente verlangde archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en voor zover de gemeente de gronden voorwerken en werkzaamheden heeft vrijgegeven.
  • e. als er op de plek zelf in het verleden reeds verstoring heeft plaatsgevonden op basis van een afgegeven omgevingsvergunning.
13.4.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 13.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag advies hebben ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.

Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden, te weten de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 4 zijn aangegeven.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de onderliggende bestemming worden gebouwd met inachtneming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan voor de bouw van bouwwerken bij afwijking van de bouwregels ten dienste van de onderliggende bestemming eisen dat:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport overlegt waaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld en met deze waarden actief rekening wordt gehouden;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, advies wordt ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • c. de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in Bijlage 2 en Bijlage 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • d. de bestaande ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of versterkt in overeenstemming met het ruimtelijk kwaliteitskader voor agrarische erven dat in Bijlage 3 is opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Vrijwaringszone - DME SPY

De voor 'vrijwaringszone - DME SPY' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het voorkomen van verstoring van het DME systeem van de Luchthaven Schiphol.

16.1.1 Bouwregels

Op de met 'vrijwaringszone - DME SPY' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de binnen de gebiedaanduiding 'vrijwaringszone - DME SPY' aangegeven 'maximum hoogte (m)', ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen. De maximaal toelaatbare bouwhoogte tussen de aangegeven contouren wordt door lineaire interpolatie bepaald.

16.1.2 Afwijkingsbevoegdheid

Van het bepaalde in artikel 16.1.1 kan door het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning worden afgeweken nadat de minister hierover is geraadpleegd.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de in het plan gestelde regels ten aanzien van de navolgende afwijkingsmogelijkheden, met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Natuur':

  • a. voor het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking is niet van toepassing op woningen, bedrijfswoningen en recreatiewoningen en bebouwing binnen 18 m van de gevellijn in de agrarische bestemming;
  • b. voor het afwijken voor de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregel- en meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m bedragen;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. het afwijken voor het overschrijden van de voorgeschreven bouwregels voor (bedrijfs)woningen ten behoeve van een vervangende (bedrijfs)woning, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afwijking van de goothoogte en voorgevelbreedte voor woningen mag niet meer dan 60 cm bedragen;
    • 2. de inhoud van de (bedrijfs) woning mag niet meer dan de bestaande inhoud van de (bedrijfs)woning of maximaal 750 m3 bedragen;
    • 3. een (bedrijfs)woning mag vervangen worden door een stolp, met inachtneming van de volgende regels:
      • het bouwperceel heeft een oppervlakte van niet minder dan 1 ha;
      • de oppervlakte van de stolp mag niet minder dan 225 m2 (15 x 15 m) en niet meer dan 400 m2 (20 x 20 m) bedragen;
      • de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
      • de dakhelling mag niet minder dan 45º en niet meer dan 52 º bedragen;
      • de afstand van de stolp tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
      • het met niet meer dan 5 m afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
  • d. voor het afwijken van in de bouwregels aangegeven minimale afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige sloten;
  • e. voor het afwijken van in de bouwregels aangegeven minimale afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten;
  • f. voor het afwijken van de in de bouwregels opgenomen verplichting om binnen een bouwvlak te bouwen, waarbij tot maximaal 5 m buiten de grens van een bouwvlak mag worden gebouwd.

De bovengenoemde afwijkingen kunnen uitsluitend worden verleend, mits met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in Bijlage 2 en Bijlage 4 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt én mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De bovengenoemde afwijkingen genoemd onder d. tot en met f. kunnen uitsluitend worden verleend, wanneer er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden en mits de omgevingsvergunning door middel van een keukentafeloverleg wordt voorbereid.

Artikel 18 Algemene regels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

18.1 Vergunningplicht

Het is verboden, met uitzondering van de gronden met de dubbelbestemmingen van artikel 22 (Leiding - Gas ) tot en met artikel 26 (Waarde - Archeologie) van het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - Partiële herziening 2021 op of in de in dit plan bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde en niet zijnde werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, zijnde:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd kavelpaden voor transport van vee en materiaal;
  • d. het graven, vergraven of dichten van waterlopen;
  • e. het beplanten, aanbrengen van houtgewas op en bebossen van gronden, die ten tijde de inwerkingtreding van dit plan als niet zijnde beplant met houtgewas of niet als bosgronden konden worden aangemerkt;
  • f. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.
18.2 Toetsingscriterium

Het bevoegd gezag verleent een vergunning zoals bedoeld in lid 18.1 als voldoende is gebleken dat de werkzaamheden de kernkwaliteiten van UNESCO- werelderfgoed Droogmakerij de Beemster of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in Bijlage 2 en Bijlage 4 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt.

  • a. alvorens te beslissen over de vergunning wordt door het bevoegd gezag zo nodig advies gevraagd van een daartoe aangewezen beoordelingscommissie van deskundigen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels behorende bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - Reparatie partiële herziening 2021'.