Plan: | Oud Blaricumerweg 34 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0425.BP2011N002010-oh01 |
Normstelling en beleid
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is in mei 2007 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd onder projectnummer 070750. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1. Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat in het verleden een ondergrondse tank (huisbrandolie) aanwezig is geweest in het plangebied. Omdat de ondergrondse tank in 1997 onder KIWA certificering is verwijderd, is de onderzoekslocatie voorafgaand aan het onderzoek op basis van het vooronderzoek als onverdacht beschouwd. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de boven- en ondergrond geen bijmengingen aangetroffen. Tevens zijn op het maaiveld of in de bodem geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek is gebleken dat de bovengrond van de onderzoekslocatie licht verhoogde gehalten aan kwik, lood, zink en PAK bevat. In de ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde gehalten aangetoond. In het ondiepe grondwater is een licht verhoogde concentratie aan chroom gemeten. Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden. Gegeven de onderzoeksresultaten wordt de grond van uit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige grondgebruik en de voorgenomen nieuwbouw.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Ten tijde van de omgevingsvergunning aanvraag voor het onderdeel bouwen zal een rapport van een actueel bodemonderzoek moeten worden ingediend, het bestaande bodemrapport is daarvoor niet geschikt.