direct naar inhoud van 4.5 Externe veiligheid
Plan: Lambertus Hortensiuslaan 25
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0425.BP2010N002008-va01

4.5 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten1 en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR. Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar, voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht2. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (zie onder) is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid

Momenteel is het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) in ontwerp gepubliceerd. In dat Besluit en de bijbehorende basisnetten (voor wegen, spoorwegen en vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden (gewichtige redenen zoals aangegeven in het BTEV). Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden), ontwikkelingen binnen het plasbrandaandachtsgebied te worden verantwoord. De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen.

Onderzoek en conclusie

Inrichtingen

Plaatsgebonden risico

In de omgeving van het plangebied is één Bevi-inrichting aanwezig. Het betreft het BP-tankstation op de hoek van de Comeniuslaan en de Lambertus Hortensiuslaan waar verkoop van lpg plaatsvindt met een vergunde doorzet van 500 m3 per jaar. Op grond van de regeling externe veiligheid inrichtingen is op dit lpg-tankstation een PR 10-6-contour van toepassing van 25 m rond het vulpunt en het ondergronds reservoir en een PR 10-6-contour van 15 m rond de afleverzuil (tabel 2a, bijlage 1 Regeling externe veiligheid inrichtingen). Bij deze afstanden is rekening gehouden met de maatregelen die op grond van het lpg-convenant in 2010 moeten zijn gerealiseerd zoals het aanbrengen van een hittewerende coating op lpg-tankwagens en het toepassen van verbeterde vulslangen. Aangezien de afstand tussen het vulpunt en het plangebied circa 55 m bedraagt is er geen strijdigheid met de normstelling voor het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico

Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt voor lpg-tankstations 150 m. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico. Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is daarom een kwantitatieve risicoanalyse3uitgevoerd (zie Bijlage 1). Uit deze risicoanalyse blijkt dat de ontwikkeling niet van invloed is op de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico in de situatie na uitvoering van het bestemmingsplan is gelijk aan het groepsrisico in de huidige situatie. Het groepsrisico is onder de oriënterende waarde gelegen.

Het plan maakt een functiewijziging mogelijk van 'kantoor' naar 'gemengd'. In beide gevallen is er sprake van de aanwezigheid van personen. Omdat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico en het groepsrisico onder de orienterende waarde is gelegen, is het opstellen van een verantwoording van het groepsrisico op grond van het Bevi niet noodzakelijk. In het kader kader van een zorgvuldige besluitvorming er toch voor gekozen om het groepsrisico te verantwoorden. In de verantwoording, die is opgenomen in Bijlage 2, is een pre-advies van de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek verwerkt. Eén van de onderdelen van het pre-advies betreft een advies over de locatie van nooduitgangen en vluchtroutes die van de bron af dienen te zijn gericht. Gelet op de situering van de beoogde ontwikkeling direct aan de weg en gelet op de bestaande bebouwing is het enkel mogelijk om de ingang van het beoogde gebouw aan de noordzijde te positioneren. In geval van een calamiteit is het weliswaar noodzakelijk om de locatie van de bron af te kunnen ontvluchten maar er is in fysieke zin geen andere mogelijkheid voor positionering van de ingang. Op dit punt kan daarom geen rekening worden gehouden met het advies van de regionale brandweer. In de vergunningenfase zal aandacht moeten worden besteeed aan de eisen ten aanzien van brandveiligheid zoals de positionering van een nooduitgang.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, behalve transport van lpg van en naar het tankstation. Dit vervoer vindt niet plaats over de Lambertus Hortensiuslaan ter hoogte van het plangebied zodat het vervoer van gevaarlijke stoffen niet relevant is voor het voorliggende plan. In het plangebied en omgeving vindt geen transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen plaats. Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 375 m van de spoorverbinding Amsterdam-Amersfoort. Over dit spoor vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Gelet op de afstand tot het spoor ligt het plangebied buiten de veiligheidszone en mogelijk ook buiten het invloedsgebied voor het groepsrisico van het spoor. Omdat de afstand meer dan 200 m bedraagt worden er in ieder geval geen beperkingen gesteld aan de ontwikkeling. Wel kunnen de effecten van een ramp, bijvoorbeeld bij een ongeval met toxische stoffen, reiken tot in het plangebied. De communicatie over hoe te handelen in geval van een ramp vindt plaats in het kader van de algemene risicocommunicatie met inwoners (campagne 'Denk vooruit').

Conclusie

In de omgeving van het plangebied is een lpg-tankstation gelegen waarvan de PR 10-6-contouren niet reiken tot in het plangebied. Het plangebied is wel binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico gelegen. Als gevolg van de uitvoering van het plan is er geen sprake van een toename van het groepsrisico. Uit de verantwoording van het groepsrisico, die is opgenomen in Bijlage 2, blijkt dat het groepsrisico aanvaardbaar wordt geacht. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.