direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Oude haven 2e fase
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het oude havengebied in Huizen zijn momenteel verschillende (her)ontwikkelingen gaande en gerealiseerd. De eerste fase van de woningbouwontwikkeling, gelegen ten zuiden van het plangebied, is grotendeels gerealiseerd. De locatie gelegen naast restaurant Haven van Huizen behoort nog tot de eerste fase en wordt na fase 2 ontwikkeld.

Het plangebied voor onderhavige ontwikkeling hoort bij de tweede fase van de woningbouwontwikkeling en is weergegeven in figuur 1.1. De hieraan parallel liggende bebouwing, ten oosten van het plangebied, hoort ook bij de tweede fase. In 2011 is een definitieve visie vastgesteld (definitieve visie Oude Haven, gemeente Huizen) voor de gehele tweede fase, hierbij is het onderhavig plangebied gekenmerkt als een beoogde locatie voor woningen. Dé reden waarom in het vigerende bestemmingsplan, Haven en bedrijventerreinen vastgesteld door de gemeenteraad op 25 april 2013, een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen.

Met de wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen ten behoeve van woningbouw. Inmiddels zijn de plannen voor de beoogde herontwikkeling redelijk concreet. Dit is de reden dat voorliggend wijzigingsplan is opgesteld. Op deze manier wordt de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding. Met voorliggende toelichting wordt aangetoond dat de beoogde (her)ontwikkeling inpasbaar is in de omgeving en sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen in de oude haven, het noordelijke gedeelte van de kern Huizen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de bedrijfsloods van Coronel q. waar vrijetijdsvoorzieningen in zijn gevestigd zoals lasergame, escape rooms en kartracing. Aan de oostzijde wordt het gebied begrensd door enkele bedrijven aan de Havenstraat, de zuid(oost)zijde wordt begrensd door de eerder opgeleverde nieuwbouwwoningen (1e fase) aan de Scheepswerf. Aan de westzijde wordt het gebied begrensd door de IJsselmeerstraat. Een weergave van het exacte plangebied is hieronder te zien in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied op de uitsnede van de satellietfoto

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan Haven en bedrijventerreinen, vastgesteld door de gemeenteraad van Huizen op 25 april 2013. Het plangebied heeft een bestemming Gemengd-1 en is voorzien van de gebiedsaanduiding wro-zone-wijzigingsgebied 1. Een uitsnede van de plankaart is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede van plankaart toebehorend aan het vigerende bestemmingsplan Haven en bedrijventerreinen

Binnen de bestemming Gemengd-1 is de functie wonen niet rechtstreeks mogelijk. Wel kan door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid onder de bijbehorende voorwaarden, de beoogde ontwikkeling mogelijk gemaakt worden. Voorliggend wijzigingsplan is opgesteld om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. De opbouw is als volgt:

  • Hoofdstuk 1 gaat in op de aanleiding, de ligging van het plangebied en het vigerende bestemmingsplan.
  • De toetsing van de ontwikkeling aan het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente is opgenomen in het 'beleidskader' in hoofdstuk 2.
  • In hoofdstuk 3 is vervolgens nader ingegaan op het plangebied in de huidige en toekomstige situatie. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt is voorts getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Haven en bedrijventerreinen.
  • Het onderzoek dat voor dit plan is uitgevoerd naar de omgevingsaspecten komt in hoofdstuk 4 aan de orde.
  • Hoofdstuk 5 betreft de juridische plan beschrijving.
  • In hoofdstuk 6 is ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (2012, actualisering 2017)

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.


Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen, buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom dit niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.


Stedelijke ontwikkeling
Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) blijkt dat voor wonen de lijn is, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In dit geval worden met het wijzigingsplan 23 woningen rechtstreeks mogelijk gemaakt.

Bestaand stedelijk gebied

In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".


De locatie is onderdeel van het bestaand stedelijk gebied door de ligging in de haven van Huizen.


Beschrijving behoefte
Uit de actuele Prognose 2017-2040 Bevolking, huishoudens en woningbehoeften, provincie Noord-Holland blijkt dat de woningbehoefte in de Gooi- en Vechtstreek tot 2030 behoefte is aan 10.200 extra woningen. De woningbehoefte in de gemeente Huizen is 500 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Ontwikkeling woningbehoefte in Gooi- en Vechtstreek

Uit de woonvisie Regio Gooi- en Vechtstreek 2016-2030 blijkt dat de mogelijkheden voor nieuwbouw in de gemeente Huizen beperkt zijn tot enkele inbreidingslocaties.


Uit het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 blijkt dat Huizen beschikt over plancapaciteit voor 316 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Plancapaciteit (Bron RAP Gooi- en Vechtstreek 2016-2020)

De plancapaciteit wordt bijgehouden op plancapaciteit.nl. Hieruit blijkt dat er plannen zijn voor 427 woningen. De locatie Oude Haven fase 2 is onderdeel van de plancapaciteit (de optelsom van alle bekende harde en zachte plannen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0005.png" Figuur 2.3 Plancapaciteit Oude haven fase 2


Uitvoering van alle bekende plannen is minimaal noodzakelijk om te kunnen voorzien in de woningbehoefte van huizen tot 2030.

Kwalitatieve behoefte

Prognose 2017-2040.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0006.png" Figuur 2.4 Ontwikkeling in bevolking in Gooi- en Vechtstreek


Uit de woonvisie Regio Gooi- en Vechtstreek 2016-2030 blijkt dat er vooral onder jongeren, starters en senioren grote behoefte is aan betaalbare woningen. Hier wordt voor de tweede fase invulling aan gegeven door 23 grondgebonden rijwoningen mogelijk te maken.


Uit een inventarisatie van de bekende plannen, blijkt dat er in de Gemeente Huizen naar verhouding weinig plannen zijn voor grondgebonden woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0007.png"

Figuur 2.5 Verdeling grondgebonden woningen en appartementen in Gooi- en Vechtstreek


De locatie is een van de weinige binnenstedelijke locaties waar nog grondgebonden woningen kunnen worden gerealiseerd.


Om een woningmarktregio te zijn waar voor iedereen passende woonruimte is, zullen extra inspanningen moeten worden geleverd, vooral aan de onderkant van de huur- en koopmarkt. In het regionaal Actieprogramma Gooi- en Vechtstreek is afgesproken om 1/3 van de woningtoevoegingen in het betaalbare segment te realiseren. Dit betekent voor huurwoningen een huurprijs tot maximaal € 710 en voor koopwoningen een verkoopprijs van maximaal € 180.000 (prijspeil 2016).


De regio wil ook tot 2030 ook minimaal 1.000 woningen in het middeldure huursegment (tot € 1.000) toevoegen aan de voorraad. Met onderhavige ontwikkeling worden er 23 koopwoningen gerealiseerd in het middeldure tot dure segment.

Conclusie
Uit de bovenstaande toetsing blijkt dat met de ontwikkeling sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Er is in Huizen grote behoefte aan de binnenstedelijke transformatie van vrijkomende locaties naar nieuwe woongebieden met betaalbare woningen. De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het rijksbeleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

2.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.


Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.


Toetsing

Het SVIR en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

2.2 provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Structuurvisie Noord Holland 2040

De provincie heeft op 21 juni 2010 de "Structuurvisie Noord-Holland 2040 - Kwaliteit door veelzijdigheid" vastgesteld. Op 28 september 2015 is deze gewijzigd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland tot 2040 zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door ongeveer 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.

Toetsing

Het beoogde plan geeft een invulling aan de structuurvisie van de provincie Noord-Holland. Er wordt namelijk binnen een bestaand stedelijk gebied gebouwd, waardoor er sprake is van duurzaam ruimtegebruik. Hierbij is klimaatbestendigheid van belang. De ruimtelijke kwaliteit van het plan wordt mede gewaarborgd door onderhavig wijzigingsplan. Het provinciaal beleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) bevat de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. Aanpassing van de PRV gebeurt met enige regelmaat, voor het laatst op 23 april 2018; deze aanpassingen zijn op 2 mei 2018 in werking getreden.

Toetsing

Met betrekking tot dit initiatief is bepaalde in artikel 5a 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' relevant. Dit artikel bepaalt dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de afspraken die binnen de regio zijn gemaakt. Verder is er in de verordening geen concreet, voor deze ontwikkeling relevant, beleid opgenomen.

Het initiatief is in lijn met de binnen de regio gemaakte afspraken. In deze regionale afspraken is bovendien vastgelegd dat woningbouwplannen tot 50 woningen binnen bestaand stedelijk gebied geen nadere afstemming behoeven. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de PRV.

2.2.3 Watervisie 2021

Provinciale Staten stelden op 16 november 2015 de Watervisie 2021 vast. Hierin staat wat de provincie op watergebied centraal stelt om inwoners te beschermen tegen overstromingen en wateroverlast, de kwaliteit van het water te verbeteren en te zorgen voor voldoende aan- en afvoer van water. In de visie richt de provincie zich op de thema's veilig en schoon en voldoende water.


Het landelijk waterveiligheidsbeleid maakt de komende jaren de overstap naar een risicobenadering. Hierbij wordt rekening gehouden met de risico's voor het te beschermen achterland. De aanpak gaat uit van een basisbescherming door dijken of duinen en extra bescherming voor gebieden waar veel slachtoffers kunnen vallen en/of grote economische schade kan ontstaan. Provincies en gemeenten worden daarbij verantwoordelijk voor een water robuuste inrichting van het achterland. Schoon en voldoende water is daarnaast onmisbaar voor een gezonde, productieve en aangename leefomgeving.


Een belangrijke opgave voor de provincie is om ervoor te zorgen dat het samenhangende geheel van grond- en oppervlaktewater duurzaam kan worden gebruikt en voorraden zorgvuldig worden beheerd. De provincie geeft hiermee invulling aan de Europese Kaderrichtlijn Water die voorschrijft dat grond- en oppervlaktewater in een goede toestand moeten zijn.


In paragraaf 4.9 is beschreven hoe in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.

2.2.4 Archeologie

De provincie heeft een wettelijke taak op het gebied van archeologie. In het Verdrag van Malta ligt vast dat de provincie vindplaatsen in de bodem moet beschermen. Ten tweede moet, wanneer vindplaatsen verstoord worden, archeologisch onderzoek plaatsvinden. En ten derde, moeten de archeologische vondsten toegankelijk zijn voor het grote publiek.


Het archeologische beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland ligt vast in de Provinciale Cultuurnota. Verder geeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie informatie over onder andere archeologische verwachtingen. In paragraaf 4.10 is het aspect archeologie verder uitgewerkt.

2.3 gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie gemeente Huizen (2011)

De structuurvisie van de gemeente Huizen bepaalt tot 2030 het ruimtelijke beeld van de gemeente Huizen. Het geeft richting aan toekomstige ontwikkelingen in Huizen en het dient als vertrekpunt voor de afweging bij elke beslissing over concrete ruimtelijke ontwikkelingen.

In de structuurvisie worden vanuit de volgende stellingen en thema's voorstellen gedaan voor een aantal concrete projecten:

  • in Huizen kan iedereen prettig wonen;
  • Huizen krijgt passende werkgelegenheid;
  • Huizen is de kustplaats van het Gooi;
  • Huizen krijgt een kloppend hart;
  • Huizen heeft een rijk landschap van bos en hei;
  • Huizen verbetert het openbaar vervoer.

In dit geval geldt voor dit wijzigingsplan voornamelijk het thema In Huizen kan iedereen prettig wonen. In de structuurvisie wordt hier nog dieper op in gegaan door er een aantal voorstellen aan te koppelen voor de mogelijke ontwikkelingen die hier aan toebehoren:

  • het vergroten van de diversiteit van de woningvoorraad;
  • aanwijzen van kansrijke gebieden voor het positioneren van starters- en seniorenwoningen;
  • transformatie van de woningvoorraad in de lager gelegen delen van Huizen;
  • het opwaarderen van de winkel- en buurtcentra, gecombineerd met woningbouw;
  • het opwaarderen van de uitstraling van de winkel- en buurtcentra.

Toetsing

De wooneenheden in het plangebied zullen de diversiteit in de woningvoorraad vergroten doordat de woningen voornamelijk worden gerealiseerd in het middeldure segment. Door onderhavige ontwikkeling wordt de doorstroming op de woningmarkt gestimuleerd. Op deze manier wordt er invulling gegeven aan de doelen uit de structuurvisie.

2.3.2 Welstandsnota Huizen (2012)

In deze nota is het welstandsbeleid van de gemeente Huizen vastgelegd. Het beleid gaat zoveel mogelijk uit van een terughoudend welstandsbeleid. Hierdoor zijn grote delen van de gemeente vrijwel welstandsvrij geworden. Voor een aantal specifieke, wijk overstijgende delen van de gemeente blijft het bijzonder welstandstoezicht bestaan, omdat die van belang zijn voor het beeld van de gemeente Huizen. Het gaat dan om onder andere het Oude Dorp, de centrumgebieden, de hoofdontsluitingswegen en een aantal projecten.

Locatie-specifiek welstandsbeleid

Het plangebied valt in het welstandsbeleid onder bijzonder welstandsgebied Oude Haven zie ook figuur 2.6 hieronder. Hier geldt een specifiek welstandsbeleid, de reden hiervoor is dat de Oude Haven een gebied is dat sterk verandert en van een achteraf gelegen bedrijventerrein aan het veranderen is in een woongebied met een bijzondere kwaliteit. Voor de nieuwe delen is aandachtig beheer nodig, om het zorgvuldig gecomponeerde bebouwingsbeeld op niveau te houden. Voor het aanzien van de bestaande bebouwing geldt, dat deze niet verder af mag glijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0008.png"

Figuur 2.6 Uitsnede van kaart van welstandsgebieden

Bouwplannen moeten daarom aan de hieronder staande welstandseisen voldoen qua ligging, massa, architectonische uitwerking, materiaal en kleur.

Ligging

  • nieuwbouw is georiënteerd op de haven en maakt een waterfront met doorzichten, de overige bebouwing volgt het stratenpatroon;
  • een individueel pand binnen een cluster voegt zich naar het geheel;
  • gebouwen richten op de belangrijkste openbare ruimte en eventueel meerdere voorgevels geven;
  • bestaande rooilijnen aan de voorzijde van rijen behouden;
  • bijgebouwen staan bij voorkeur achter het hoofdgebouw;
  • bijzondere gebouwen kunnen vrij op de kavel staan.


Massa

  • bouwmassa’s zijn onderdeel van een gedifferentieerd stedenbouwkundig patroon met een aanzienlijke mate van afwisseling en zorgvuldig geplaatste stedenbouwkundige accenten (met uitzondering van het bedrijvendeel);
  • rijwoningen hebben in het algemeen een onderbouw tot twee lagen met steile kap;
  • pakhuizen hebben een onderbouw van meerdere lagen met een plat of hellend dak;
  • accenten in hoogte en vormgeving hebben een stedenbouwkundige aanleiding zoals het waterfront in het zuidelijk deel van het gebied;
  • vrijstaande gebouwen met bijzondere functies kunnen afhankelijk van hun positie in de wijk afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm;
  • uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen en opbouwen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element en met name bij woningen grenzend aan de openbare ruimte per woningtype gelijksoortig uitvoeren;
  • dakopbouwen op tweelaagse bebouwing zijn denkbaar met behoud van de collectieve gootlijn.


Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en modern klassiek;
  • gevarieerde herhaling is de leidraad voor het ontwerp;
  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op de architectuur van het hoofdvolume en ensemble gelijk uitvoeren;
  • de overgang tussen privé en openbaar zorgvuldig vormgeven, bijvoorbeeld met gemetselde erfafscheidingen.


Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn per stedenbouwkundige eenheid in samenhang;
  • gevels bestaan bij voorkeur uit rode baksteen, vergelijkbaar steenachtig materiaal of houten beschot, eventueel in combinatie met puien of panelen;
  • kleuren zijn bij voorkeur samenhangend en terughoudend;
  • op-, aan- en uitbouwen in kleur en materiaal aanpassen aan het hoofdgebouw.

Het plan voldoet aan de eisen qua ligging doordat de nieuwbouw zich richt op de belangrijkste openbare ruimte. Ook worden de bestaande rooilijnen gevolgd en worden bijgebouwen gesitueerd achter het hoofdgebouw. Wat betreft de massa de woningen krijgen twee lagen met kap wat aansluit op de uitgangspunten. De architectonische uitwerking sluit aan op fase 1 waar de detaillering en gevarieerde herhaling reeds akkoord is bevonden. Het materiaal en kleurgebruik voor de beoogde woningen zijn per stedenbouwkundige eenheid in samenhang en de terughoudend. Aan de welstandseisen wordt hierdoor voldaan, dit is tevens als zodanig beoordeeld door de welstandscommissie. Voor een impressie van onderhavig plan zie figuur 2.7 of paragraaf 3.2.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0009.png"

Figuur 2.7 3D impressie van de beoogde woningen

2.3.3 Leidraad groen- en boomstructuur

De leidraad groen- en boomstructuur schetst de hoofdlijnen van het beleid voor het openbaar groen binnen de bebouwde kom van Huizen. Met de leidraad worden drie niveaus binnen de wijken van de Gemeente Huizen vastgesteld:


1. Stedelijk niveau - dit is groen en zijn bomen langs gebiedsontsluitingswegen die van belang zijn voor de gehele Gemeente Huizen. Bijvoorbeeld als benadrukking van ontsluiting van de wijk of park. Voor de openbare bomen die uitsluitend voorkomen langs gebiedsontsluitingswegen (verkeersfunctie), zijn de boomsoorten van te voren bepaald.


2. Wijk niveau - dit is groen met een gebruiksfunctie voor de gehele wijk inclusief de bomen. De soorten bomen kunnen in overleg met bewoners worden bepaald.


3. Overig groen - groen wat belangrijk is voor direct aanwonende maar geen meerwaarde heeft voor de totale wijk.

Toetsing
Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een groen- en boomstructuur die is benoemd in de Leidraad groen- en boomstructuur. Echter is er feitelijk wel een groen- en boomstructuur aanwezig in het plangebied. De gemeente zal deze bij voorkeur zoveel mogelijk waarborgen.

Hoofdstuk 3 Analyse en Visie

3.1 Huidige situatie

3.1.1 Ontwikkeling van het plangebied door de jaren

Na afsluiting en gedeeltelijke inpoldering van de Zuiderzee (1932) verdween de visserij, tot dan toe één van de belangrijkste inkomstenbronnen van Huizen. Een alternatief werd gevonden in de industrie, de bouwnijverheid en de kaashandel. Door subsidies die de Wet op de sluiting en inpoldering van de Zuiderzee bood voor ontwikkelingen in de oude vissersplaatsen, kon de gemeente een actief industriebeleid voeren. In korte tijd zijn aan weerszijden van de Oude Haven diverse bedrijven gevestigd. Met name de kaasverwerking werd een belangrijke bedrijfstak. De industriële bedrijvigheid breidde zich langs de Havenstraat en in de richting van het dorp in de loop der jaren verder uit.


Het plangebied kreeg zijn huidige vorm pas na de Tweede Wereldoorlog, door een uitbreiding die aan het eind van de jaren zestig van de 20e eeuw is gerealiseerd. Het Oude Havengebied werd in voornamelijk oostelijke richting uitgebreid. Het 'nieuwe' bedrijventerrein ('t Plaveen) bood plaats aan bedrijven die door milieutechnische redenen of andere redenen niet meer in het woonmilieu van Huizen thuishoorden. Net voor de uitbreiding van het bedrijventerrein werden eind jaren vijftig van de 20e eeuw het gebied de Wolfskamer met sportvelden en een natuurijsbaan aangelegd. Later zijn aan de oostzijde van dat gebied nog een sportcentrum, een sporthal (voor indoorsporten), een skibaan en een discotheek gerealiseerd.


Eind jaren tachtig van de 20e eeuw is tussen het bedrijventerrein en de jachthaven de woonbuurt Gooierhoofd aangelegd. Met de ontwikkeling van deze woonbuurt werd beoogd de jachthaven uit het isolement te halen en een verbinding te maken met de woonwijk Huizermaat.


Na een relatief rustige periode zijn er momenteel (her)ontwikkelingen in het plangebied gaande of reeds gerealiseerd. Het plangebied heeft de potentie om ontwikkeld te worden tot een belangrijke toeristisch-recreatieve trekker. Voor een verdere beschrijving van deze nieuwe ontwikkelingen wordt verwezen naar paragraaf 3.2. De ontwikkeling van het plangebied door de jaren heen is weergegeven in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0010.png" Figuur 3.1 Weergave van de transformatie door de tijd

3.1.2 De Oude Haven

Het Oude Havengebied ligt aan de westzijde van de oude insteekhaven. Oorspronkelijk stonden hier de kalkovens en diverse visrokerijen. Later kwamen hier andere bedrijven voor in de plaats, waaronder het indoorkartcentrum van Coronel en aannemersbedrijven die zich in de oude bedrijfsbebouwing aan de Havenstraat vestigden. Deze bedrijven zijn gelegen aan de noordzijde van het plangebied.

De Havenstraat was en is de belangrijkste ontsluitingsweg van de Oude Haven naar het oude dorp. Momenteel wordt dit gebied ontwikkeld naar een gebied met wonen in combinatie met toeristisch-recreatieve voorzieningen, waar onderhavig plan deel van uitmaakt. Aan de zuidzijde van het gebied is inmiddels een gevarieerde woonbuurt gebouwd, bekend onder fase 1. De kop van de woonbuurt bestaat uit appartementengebouwen aan het water. De bebouwing heeft door de parcellering en het materiaal- en kleurgebruik een divers, individueel en authentiek karakter. De bouwhoogte varieert van vier tot zes bouwlagen afwisselend met of zonder kap.

De daarachter gelegen bebouwing bestaat uit geschakelde woningen met hetzelfde karakter als de appartementengebouwen. Aan de voorzijde is een waterpartij gerealiseerd die verbonden is met de Oude Haven. Aan de Havenstraat is in de oude hangen (visrokerij) een restaurant gevestigd. Aan de ingang van de Oude Haven zijn de oude schoorstenen van de kalkovens terug opgebouwd en gecombineerd met een restaurant. Verder is op de kop van de haven het Nautisch Kwartier Huizen ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0011.png"

Figuur 3.2 Ligging plangebied t.o.v. omgeving

3.2 Toekomstige situatie

3.2.1 Voornemen

In de beoogde situatie wordt het plangebied getransformeerd van onbebouwde grond naar een nieuwe woonwijk met 23 woningen. Deze woningen sluiten aan op de woningen die hier reeds ten zuiden van zijn gerealiseerd. In figuur 3.3 is de locatie te zien, bekeken vanaf de reeds gerealiseerde woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0012.png"

Figuur 3.3 Weergave ligging plangebied vanaf de Scheepswerf

De woningen worden gerealiseerd in een ritme van drie rijen. Hierbij wordt de meest westelijke rij woningen gerealiseerd in lijn met de bebouwing aan de Ijsselmeerstraat. De rij bestaat, zoals ook te zien in figuur 3.4, uit steeds drie rijtjeswoningen, waarvan elke drie woningen steeds meer oostelijk komen te liggen. De woningen zijn georiënteerd naar het westen en hebben een achtertuin op het oosten waarin ook een berging aanwezig is. De woningen hebben parkeergelegenheid aan de westzijde van de woning. De parkeerplekken worden in het groen ingepast, hierbij is voorzien in voldoende parkeergelegenheid in totaal 15 parkeerplaatsen (zie ook paragraaf 4.8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0013.png"

Figuur 3.4 Ligging van de eerste rij woningen

De tweede rij woningen bestaat uit een blok van drie en een blok van zes-onder-één kap woningen. De woningen zijn naar het oosten georiënteerd en hebben de tuin op het westen. De rijen woningen sluiten aan op de reeds gerealiseerde woningen aan de Scheepswerf. Ook de parkeerplaatsen ten behoeve van de woningen worden op dezelfde wijze aangesloten op de parkeerplaatsen aan de Scheepswerf. Deze parkeerplaatsen zijn aan de oostkant gelegen tegenover de woningen en zijn in het groen gelegen. Hierbij zijn voldoende parkeerplaatsen aanwezig in totaal 17.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0014.png"

Figuur 3.5 Ligging van de tweede rij woningen

De derde rij met woningen wordt gerealiseerd in het meest oostelijke deel van het plangebied. Deze woningen zijn gesitueerd tussen de loods (noordzijde) die toebehoort aan Coronel en de loods aan de zuidzijde die toebehoort aan de Havenstraat 285. De woningen hebben aan de achterzijde een tuin die georiënteerd is op het oosten waarin ook een berging aanwezig is. Aan de noordzijde van de woningen zijn nog eens 4 parkeerplaatsen gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0015.png"

Figuur 3.6 Ligging van de derde rij woningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0016.png"

Figuur 3.7 Aangepaste indeling openbaar gebied naar aanleiding van zienswijzen

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is de inrichting openbare ruimte aangepast waarbij er 3 extra parkeerplaatsen in het openbaar gebied gerealiseerd worden. Totaal worden er 43 parkeerplaatsen aangelegd, waar op grond van de parkeernorm 41 parkeerplaatsen nodig zijn.

De woningen zijn allen passend binnen hetzelfde stedenbouwkundige patroon, dit patroon sluit aan op de woningen die ten zuiden van het plangebied zijn gerealiseerd (1e fase). Het stedenbouwkundige patroon heeft een aanzienlijke mate van afwisseling tussen de woningen en zorgvuldig geplaatste stedenbouwkundige accenten. Alle woningen blijven met deze differentiatie binnen een maximale goot- en bouwhoogte van ongeveer 7 meter en ongeveer 11 meter. De woningen bestaan uit een onderbouw van twee lagen met een kap. Voor een impressie van de woningen, zie de figuren 3.8 en 3.9.

De woonwijk wordt aansluitend gerealiseerd op Oude haven fase 1. De woonwijk ligt tussen de IJsselmeerstraat (west) en de Havenstraat (oost) in. In de omgeving zijn meerdere bedrijven gelegen. Voornamelijk de derde rij woningen is gelegen op kleine afstand (enkele meters) van de bebouwing van bedrijven aan de oostzijde. Hierbij is echter gewaarborgd dat er sprake is van een goede leefomgeving, zie ook paragraaf 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0017.png"

Figuur 3.8 3d impressie vanuit vogelvlucht perspectief

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0018.png"

Figuur 3.9 3d impressie straat aanzicht

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0019.png"

Figuur 3.10 3d impressie verspringing van bebouwing

3.3 Toets aan de wijzigingsregels

In het bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen is bepaald dat burgemeester en wethouders de bestemming en de bebouwingsbepalingen ter plaatse van de aanduiding gebiedsaanduiding wro-zone-wijzigingsgebied-1 kunnen wijzigen naar de bestemmingen Tuin, Groen, Verkeer-Verblijfsgebied en Wonen met dien verstande dat wordt voldaan aan een aantal criteria. Onderhavig wijzigingsplan voldoet aan de gestelde criteria. In de onderstaande tabel is dit nader toegelicht.

Criteria zoals benoemd in
artikel 8.6.1. onder:  
  beoordeling:  
a   binnen het wijzigingsgebied zijn ten hoogste 75 woningen toegestaan.   het plangebied maakt onderdeel uit van het wijzigingsgebied waar maximaal 75 woningen zijn toegestaan. Binnen het plangebied worden maximaal 23 woningen gerealiseerd. Hierdoor wordt voldaan aan de gestelde criteria.  
b   de bebouwing aan de zijde van de Havenstraat uit ten hoogste 4 bouwlagen mag bestaan en in de rest van het gebied uit ten hoogste 3 bouwlagen.   aan de gestelde eisen wordt voldaan, de woningen in het plangebied bestaan uit maximaal 3 bouwlagen en hebben een bouwhoogte van ongeveer11m.  
c   de bebouwingsgrens aan de zuidzijde op een afstand van ten minste 2 m tot de zuidelijke grens van het wijzigingsgebied dient te liggen.   Hiermee is rekening gehouden en deze eis is in het beoogde plan gewaarborgd.  
d   de bebouwingsgrenzen aan de zijde van de Havenstraat en de IJsselmeerstraat worden afgestemd op de bebouwingsgrenzen van de ten zuiden van het wijzigingsgebied gelegen woonbestemmingen.   In het stedenbouwkundig ontwerp is hier rekening mee gehouden zoals ook toegelicht in paragraaf 3.2.1  
e   ten aanzien van het parkeren voldaan wordt aan de parkeernormen uit lid 27.2 onder a en het parkeren binnen het wijzigingsgebied en het aansluitende openbare gebied in de IJsselmeerstraat kan plaatsvinden, met dien verstande dat ten behoeve van gestapelde woningen voorzien dient te worden in ten minste 1 parkeerplaats per woning in een gebouwde parkeervoorziening.   In het plangebied worden geen gestapelde woningen gerealiseerd, alleen grondgebonden woningen. Voor deze woningen wordt er aan de parkeereis voldaan.  
f   wijziging uitsluitend is toegestaan indien dit vanuit het oogpunt van milieuhinder niet op belemmeringen stuit.   Onderhavig plan is op alle milieu- en omgevingsaspecten onderzocht en beoordeeld Hieruit is gebleken dat er geen belemmeringen zijn voor onderhavig plan op het gebied van deze milieu- en omgevingsaspecten. Zie hiervoor ook hoofdstuk 4.  
g   na wijziging de regels van artikel 11, 16, 18 en 20 onverkort van toepassing zijn op de gronden.   Hiermee is rekening gehouden in het onderhavige plan door de bestemmingen van deze artikelen te laten vigeren. Het betreft de bestemmingen Groen, Tuin en Verkeer-Verblijfsgebied. De bestemming Wonen wordt aangepast.  
h   het belang dat met de wijziging wordt gediend geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies.   Onderhavig plan sluit aan op haar omgeving en respecteert de nabij gelegen bestemmingen en functies.  

Tabel 3.1 Toets aan wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Milieu en omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Onderzoek

Het plangebied is gelegen in de oude haven, het noordelijke gedeelte van de kern Huizen. Het betreft het gebied dat aan de noordzijde wordt begrensd door de bedrijfsloods van Coronel waar veel vrijetijdsvoorzieningen in zijn gevestigd zoals lasergame, klimhal, escape rooms en kartracing. Daarnaast zijn in de omgeving woningen en andere functies gelegen zoals bedrijven en horeca. Gelet op de diverse functies in de directe omgeving van het plangebied kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied' waardoor met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie. De bedrijvigheid in de directe omgeving van het plangebied is weergegeven in figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WPOudeHaven2efase-VG01_0020.png"

Figuur 4.1 Plangebied (rode lijn) en omliggende bedrijvigheid

In tabel 4.1 is de omliggende bedrijvigheid weergegeven met daarbij de hoogst toegestane milieucategorie op basis van het vigerende bestemmingsplan.

Tabel 4.1 Milieubeoordeling omliggende bedrijvigheid

functie   adres   milieu-
categorie  
richtafstand (gemengd gebied)   afstand tot plangebied  
Coronel (kartracing, escape rooms, lasergamen e.d.)   Havenstraat 295   3.1   30 m   5 m  
Coronel Sports   IJsselmeerstraat 5B   3.2   30 m   20 m  
Terrein
Auto Electric (noordelijk deel)  
Havenstraat 291- 293   2   10 m   15 m  
Terrein
Auto Electric
(Zuidelijke deel)  
Havenstraat 285   2   10   10 m  
Rebel en Schaap   Havenstraat 85   2   10   1 m  
Bedrijfsverzamelgebouw   Havenstraat 305   3.1   30 m   60 m  
RWZI (capaciteit
< 100.000 inwoners-
equivalenten  
IJsselmeerstraat 7   4.1   100 m   140 m  

Zoals blijkt uit tabel 4.1 wordt voor het bedrijfsverzamelgebouw en de RWZI voldaan aan de van toepassing zijnde richtafstanden die gelden voor een gemengd gebied voor de aspecten geluid, geur, stof en veiligheid. Er wordt echter niet voldaan aan de richtafstanden ter plaatse van Coronel Kartracing, Coronel Sports, Rebel en Schaap en het (voormalig) terrein van Auto Electric. De afstanden zijn volgens de VNG-brochure algemene richtafstanden en geen harde afstandseisen. Gemotiveerd afwijken van deze afstanden is mogelijk, zo volgt uit jurisprudentie. Aangezien niet aan de richtafstanden wordt voldaan, is nader onderzoek noodzakelijk. Voor omliggende bedrijven die niet aan de richtafstand voldoen is geluid het maatgevende aspect. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd waarin alle inrichtingen die in het gebied gevestigd blijven zijn beschouwd, te weten:

- Coronel;

- Rebel en Schaap;

- Auto Electric;

- Rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi);

- Botterwerf;

- Bedrijfsverzamelgebouw aan de kop van de Havenstraat;

- Evenemententerrein ten zuiden van de rwzi;

Coronel Kartracing

In het akoestisch rapport is o.a. de locatie van Coronel Kartracing onderzocht. Het akoestisch rapport met kenmerk 104102/17-019.636, d.d. 22 december 2017, is terug te vinden in bijlage 1. In eerste instantie is op basis van dit akoestisch onderzoek geconcludeerd dat met de nieuw te plannen woningbouw voldaan wordt aan de grenswaarde van 50 dB(A) en de maximale grenswaarde van 70 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau.

Op verzoek van Coronel Kartracing zijn nadien immissiemetingen verricht ter plaatse van de meest nabijgelegen toets \punten uit het eerder genoemde onderzoek. De notitie immissiemetingen is toegevoegd in bijlage 2. Tijdens de metingen is hoorbaar muziekgeluid waargenomen ter plaatse van de geprojecteerde woningen. Hierdoor dient een toeslag van 10 dB(A) te worden toegepast waardoor Coronel Kartracing ter hoogte van de nieuwbouw fase II niet aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit voldoet. Wel kan worden voldaan aan de normstellingen ten aanzien van de maximale geluidsniveaus (LAmax).

Om het ten hoogste toegestane muziekniveau binnen de inrichting van de kartbaan te bepalen is nader akoestisch onderzoek (kenmerk R0850289aaA0.j,k d.d. 9 april 2018) uitgevoerd, dat is toegevoegd in bijlage 3. Uit dit onderzoek komt naar voren dat voor de gevels van de begane grond en de 1e verdieping van de woningen (bouwvlakken) in het plan Oude Haven fase 2 een maatwerkvoorschrift noodzakelijk is vanwege hoorbaar muziekgeluid van Coronel Kartracing van 55 dB(A) etmaalwaarde. Met het vastleggen van de maatwerkvoorschriften mag Coronel Kartracing op de gevels van de nieuwe woningen meer geluid (tot 55 dB(A) etmaalwaarde) produceren dan volgens het Activiteitenbesluit is toegestaan. Middels maatwerkvoorschriften is vastgelegd dat de geluidwering van de gevels van de woningen in het plan Oude Haven, tweede fase moet voldoen aan de bepaalde minimale vereiste geluidwering voor verblijfsgebieden, zodat ter plaatse van de beoogde woningen sprake zijn van een goed akoestisch binnenklimaat (35 dB(A)). Middels de maatwerkvoorschriften wordt tevens geborgd dat de bedrijfsactiviteiten van Coronel Kartracing niet belemmerd worden door de beoogde ontwikkeling. Zo wordt het gebruik van de derde bouwlaag van een hoofdgebouw (of de zolder) als geluidsgevoelige ruimte ter plaatse van bepaalde gebouwen niet overal toegestaan en moeten bepaalde gevels als dove gevel uitgevoerd worden. De maatwerkvoorschriften zijn volledigheidshalve ook verwerkt in de planregels.

Coronel Sports

De inrichting Coronel Sports is gelegen op ca. 20 meter van het plangebied waardoor niet aan de richtafstand wordt voldaan. De sporthal en de buitensportbanen waar de activiteiten plaatsvinden zijn echter gelegen op een afstand van meer dan 100 meter waardoor ter plaatse van de beoogde woningen geen milieuhinder is te verwachten. Daarnaast zijn in de directe nabijheid van deze inrichting reeds woningen gelegen waardoor geen extra belemmering ontstaat.

Rebel & Schaap

In het akoestische onderzoek is geconcludeerd dat de activiteiten bij Rebel en Schaap geen relevante hoeveelheid geluid emitteren en deze zijn dan ook niet verder beschouwd in dit onderzoek. Ter plaatse vonden geen milieubelastende activiteiten plaats.

Auto Electric

Het terrein waar voormalig het bedrijf Auto Electric was gevestigd is op te delen in twee delen.

Noordelijke deel

Ter plaatse van het noordelijke deel is een aannemersbedrijf (b.o. < 1.000 m2) gevestigd. Het bedrijf heeft milieucategorie 2 waarbij een richtafstand van 10 meter hoort in gemengd gebied. Er wordt voldaan aan de richtafstand uit de VNG-brochure.

 

Zuidelijke deel

Ter plaatse van het meest zuidelijke deel zijn bedrijven tot milieucategorie 2 en een kantoor toegestaan. De richtafstand voor een kantoor in gemengd gebied is 0 meter waaraan voldaan wordt. Uit een inventarisatie, in het kader van het akoestische onderzoek dat is toegevoegd in bijlage 1 blijkt dat de bedrijven tot milieucategorie 2 geen relevante hoeveelheid geluid emitteren. Ter plaatse van de beoogde woningen is geen hinder te verwachten. Direct naast deze bedrijven zijn maximaal bedrijven tot milieucategorie 2 mogelijk, daarnaast zijn woningen hier reeds mogelijk indien een wijzigingsplanprocedure is doorlopen hiervoor (terrein Rebel & Schaap). De toevoeging van de (beoogde) woningen levert geen extra beperkingen op.

Rioolwaterzuivering (RWZI)

In het kader van het woningbouwplan fase III is de RWZI meegenomen in het akoestisch onderzoek dat is toegevoegd in bijlage 1. Uit het onderzoek blijkt dat voor de beoogde ontwikkeling (fase II) wordt voldaan aan de wettelijke geluidsnormen. Daarnaast wordt, zoals reeds vermeld, voldaan aan de richtafstand uit de VNG-brochure.

Botterwerf

De activiteiten bij de Botterwerf (Havenstraat 311) zijn, naar aanleiding van geluidonderzoek, in het bestemmingsplan Haven en bedrijventerrein 1e herziening zodanig beperkt dat ter plaatse van de toekomstige ontwikkelingen met woningbouw moet worden voldaan aan de normen uit het Activiteitenbesluit. De meest belastende activiteiten zoals feesten en partijen zijn niet meer toegestaan en onderhoudswerkzaamheden kunnen alleen nog binnen plaatsvinden. De Botterwerf is daarom niet nader onderzocht en vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Evenemententerrein

Het evenemententerrein ten noorden van het plangebied (fase II) is gelegen op ca. 40 meter. Bij het verlenen van een evenementenvergunning kunnen eisen worden gesteld zodat er geen geluidsintensieve attracties komen aan de kant van de beoogde woningen. Daarnaast kan gedurende de evenementen het geluidsniveau gehandhaafd worden door metingen te doen aan de gevel van de beoogde woningen. Indien noodzakelijk kan op dat moment worden ingegrepen om te waarborgen dat de geluidsnormen niet worden overschreden. Op basis van de bovenstaande argumenten vormt het evenemententerrein vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

4.2 Geluidhinder wegverkeer

In het plangebied worden 23 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Nieuwe woningen zijn in het kader van de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen. Deze dienen getoetst te worden aan de normen van de Wet geluidhinder. Het benodigde akoestisch onderzoek `Ontwikkeling haven van Huizen` (d.d. 22 december 2017) is uitgevoerd door Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs B.V. Het rapport is terug te vinden in Bijlage 1. De resultaten en conclusies zijn hieronder weergegeven.


Normstelling
De regelgeving voor wegverkeerslawaai is vastgelegd in de Wet geluidhinder. Op grond van artikel 74 van deze Wet geldt dat iedere weg een geluidszone heeft. Uitzondering hierop vormen woonerven en 30 km/u wegen. Binnen de geluidszone dient de geluidsbelasting te worden getoetst aan de voorkeursgrenswaarde. Deze voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB (Lden). Indien de grenswaarde van 48 dB wordt overschreden kan door Burgemeester en Wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het verlenen van een hogere grenswaarde moet nader gemotiveerd worden. De hogere grenswaarde die wettelijk kan worden verleend is voor woningen in binnenstedelijke situaties maximaal 63 dB.


De planlocatie ligt binnen de geluidzone van één weg zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Dit betreft de 'Bestevaer'. Gezien de afstand tot de weg (minimaal 150 m) en het feit dat de weg vrijwel geheel afgeschermd is door bebouwing, zal voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.


De overige wegen betreffen allen 30 km/uur wegen. De Wet geluidhinder is daarmee formeel niet van toepassing. Echter, omdat sprake is van strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan is in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening van belang of sprake is van een (akoestisch) acceptabel woon- en leefklimaat ter hoogte van de geprojecteerde gevoelige bestemmingen. Zodat er duidelijk wordt of de onderhavige ontwikkeling past in een goede ruimtelijke ordening. Om die reden is in dit onderzoek de geluidbelasting ten gevolge van de IJsselmeerstraat op de nieuwe woningen in fase II berekend. Voor de toetsing geldt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB dan als richtwaarde.


Resultaten en conclusie

Uit de geluidberekeningen blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de IJsselmeerstraat maximaal 56 dB bedraagt voor de nieuwe woningen in fase II.


Een geluidbelasting van 56 dB (inclusief aftrek art. 110g Wgh) is een overschrijding van 8 dB van de voorkeursgrenswaarde, maar blijft binnen de maximale hogere grenswaarde van 63 dB (inclusief aftrek art. 110g Wgh) die door Burgemeester en Wethouders kan worden vastgesteld voor woningen in binnenstedelijke situaties. Hoewel er geen hogere waarde procedure aan de orde kan zijn (aangezien de weg niet gezoneerd is), past de waarde van 56 dB wel binnen wat toelaatbaar is. Hierdoor is het realiseren van een binnengeluidniveau van maximaal 33 dB (exclusief aftrek art. 110g Wgh) goed mogelijk. Tijdens het ontwerpen van de nieuwe woningen in fase II moet hier rekening mee worden gehouden.

4.3 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Voor het plangebied Oude Haven (fase 2) is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Milieutechniek ZVS Eemnes BV, BO16177, 15 augustus 2016). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6.

In het bovenstaande onderzoek wordt verwezen naar eerder onderzoek naar asbest. Dit betreft het onderzoek "Verkennend en nader asbestonderzoek Havenstraat 285 Huizen" (19 maart 2014, R002-1217166BHD-lyv-V02-NL) dat is opgenomen in bijlage 7. Uit het onderzoek opgenomen in bijlage 7 blijkt dat er geen asbestverontreiniging is geconstateerd. Nabij boorpunt 32 ten westen van het plangebied is een puinbijmenging van 50% aangetroffen.

In het plangebied voor de 23 woningen, is geen minerale olie verontreiniging aangetroffen. Aan de zuidzijde van de Havenstraat 285 is een (vermoedelijk beperkte) verontreiniging met minerale olie aangetoond. In het gebied dat als PAK-verdacht is aangegeven is de bovengrond enkel licht verontreinigd met PAK. Resterend is de bovengrond (lokaal) licht verontreinigd bevonden met barium, lood, PAK, PCB’s en/of minerale olie. De ondergrond is lokaal licht verontreinigd met barium, lood of PCB’s. Het grondwater is lokaal licht verontreinigd met barium of kwik. Een nader onderzoek is hiervoor verder niet benodigd.

Conclusie

Er zijn geen milieutechnische belemmeringen op het gebied van bodem voor het ontwikkelen van de onderzoekslocatie.

4.4 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel PM weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van het jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het wijzigingsplan maakt de realisatie van 23 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2016 het jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Naarderstraat en Ceintuurbaan (maatgevende doorgaande wegen in de directe omgeving van het plangebied) onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde.

Onderzoek 

Risicovolle inrichtingen

Volgens de professionele risicokaart zijn er in de omgeving van het plangebied enkele risicovolle inrichtingen gelegen. Het bedrijf BN International BV is gelegen aan de Rokerijweg 5, ten zuiden van het plangebied. Binnen dit bedrijf worden gevaarlijke stoffen en brandbare en zeer licht onbrandbare vloeistoffen opgeslagen. Ter plaatse van de locaties Ambachtsweg 20 en 50 en Eemlandweg 9 zijn LPG-tankstations gevestigd. Ten zuiden van het plangebied is een gasdrukregel- en meetstation gevestigd. Het plangebied is niet gelegen binnen de PR10-6 risicocontour of het invloedsgebied van bovenstaande risicobronnen. Gezien de ligging buiten het invloedsgebied van de drie LPG-tankstations en de risicovolle inrichting is een groepsrisicoberekening niet noodzakelijk.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Door de gemeente Huizen is een 'Route gevaarlijke stoffen' vastgesteld die onder andere langs de LPG-tankstations loopt. Gelet op het beperkte transport met gevaarlijke stoffen over deze route zal het groepsrisico niet groter zijn dan 0,1 * de oriëntatiewaarde. Vanwege de afstand van het plangebied tot deze route (> 250 m) en de beperkte transportaantallen die hierover vervoerd worden zal dit niet leiden tot externe veiligheidsrisico's ter plaatse van het plangebied.

Buisleidingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen die van invloed zijn op het plangebied.

 

Conclusie

De risicobronnen in de directe omgeving zijn niet van invloed op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.

4.6 Kabels en leidingen

Beleid en normstelling

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.7 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren en soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Eemmeer & Gooimeer Zuidoever en ligt op een afstand van circa 150 m. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 180 meter afstand, in nabijheid van het plangebied is geen weidevogelgebied aanwezig. Vanwege de stedelijke ligging van het plangebied zal de ontwikkeling niet leiden tot negatieve effecten als areaalverlies, versnippering, effecten op de waterhuishouding of verstoring. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever is niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is het Naardermeer en ligt op ca 6,6 kilometer afstand. De nieuwe woningen worden gasloos gebouwd. Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling zal dit niet leiden tot een meetbare toename in stikstofdepositie ter plaatse van het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied. Significant negatieve effecten zijn dan ook uit te sluiten.

Soortenbescherming

Om de ecologische gevolgen van de beoogde ontwikkeling in kaart te brengen is een quickscan flora- en fauna uitgevoerd. De quickscan is toegevoegd in bijlage 5. In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen beschermde diersoorten die opgenomen zijn in de Wet natuurbescherming voor. Het plangebied heeft echter geen essentiële functie voor beschermde soorten waarvoor geen vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Het is aannemelijk dat vleermuizen op en rondom het plangebied beperkt foerageren en/of incidenteel passeren. Gedurende de ontwikkeling bestaat een kleine kans dat rugstreeppad de planlocatie koloniseert. Het plangebied en het omliggende terrein hebben (mogelijk) een functie voor algemeen voorkomende planten, zoogdieren, amfibieën, insecten en vogels. De rij van bomen aan de oostzijde van de planlocatie is geschikt als broedlocatie voor algemene broedvogels. Verder geldt er voor de Habitatrichtlijn-, Vogelrichtlijn-, en overige soorten dat, op basis van het voorliggende onderzoek, er geen effecten worden verwacht ten aanzien van vaste rust- en verblijfplaatsen alsmede functioneel leefgebied. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen, rugstreeppad en algemene broedvogels. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten (Wnb, overige soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde ontwikkeling.

Conclusie

De Wet natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.8 Verkeer en parkeren

4.8.1 Ontsluiting

De woningbouwontwikkeling van fase 2 met 23 woningen is gelegen aan de IJsselmeerstraat. De IJsselmeerstraat is een erftoegangsweg binnen een 30 km/u-zone waarbij fietsers de rijbaan delen met het gemotoriseerde verkeer. De wijk wordt in zuidelijke richting ontsloten via de gebiedsontsluitingsweg Bestevaer (50 km/u), welke behoort tot de ontsluitingsstructuur van Huizen. In westelijke richting wordt het centrum van Huizen bereikt en via de Karel Doormanlaan en de Crailoseweg vindt aansluiting plaats met de provinciale weg N527. In oostelijke richting van de Bestevaer kan tevens het centrum, de oostelijke wijken van Huizen en de Rijksweg A27 worden bereikt.

4.8.2 Parkeren

De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van de gemeentelijke normen. De eisen voor dit plangebied zijn benoemd in artikel 27 lid 2a van het vigerende bestemmingsplan 'Haven en Bedrijventerreinen' van de gemeente Huizen d.d. 25 april 2013. Het bruto vloeroppervlak van de woningen bedraagt meer dan 80 m2, hiervoor is bepaald dat een parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen per woning geldt.

Op grond van de parkeernorm zijn voor de 23 eengezinshuizen in totaal 41 parkeerplaatsen nodig. In het plangebied van dit wijzigingsplan worden in totaal 43 parkeerplaatsen aangelegd. Er worden 19 haakse parkeerplaatsen gesitueerd aan de IJsselmeerstraat. 20 komen er aan de scheepswerf. En nog 4 parkeerplaatsen naast het blokje van 5 woningen ten zuiden van Coronel.


Daarmee wordt voor de 23 eengezinswoningen die behoren tot het project 2e fase Oude Haven voldaan aan de geldende parkeernorm. Het aspect parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.8.3 Verkeersgeneratie en afwikkeling

Er zijn geen verkeersintensiteiten bekend van de IJsselmeerstraat. Deze straat is een erftoegangsweg die voornamelijk wordt gebruikt voor de sportvelden en de reeds gerealiseerde woningen van fase 1. Voor deze functies liggen de piekmomenten voor de verkeersafwikkeling op de zaterdag- en zondagmiddag (100%). Aangezien het hier een erftoegangsweg betreft wordt verwacht dat de verkeersintensiteit in de huidige situatie buiten deze piekmomenten beperkt is. De verkeersgeneratie is berekend op basis van kentallen die afkomstig zijn van het CROW (Publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). Voor de berekening van de verkeersgeneratie zijn de uitgangspunten gebruikt van een tussen/hoek koopwoning. Voor de locatie is uitgegaan van een “sterk stedelijk” gebied op basis van de adressendichtheid van Huizen, de ligging “rest bebouwde kom” en de gemiddelde kencijfers vanwege het gemiddelde autobezit van de gemeente ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De toekomstige verkeersgeneratie is weergegeven in tabel 4.1.

Tabel 4.1 Verkeersgeneratie toekomstige situatie

Functie   Norm   Hoeveelheid   Verkeersgeneratie  
Wonen   6,8 per woning   23 woningen   156 mvt/etmaal  

De toekomstige verkeersgeneratie bedraagt 156 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) op een gemiddelde weekdag. De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld op een maatgevende werkdag. Conform het CROW dient de verkeersgeneratie van woonfuncties te worden vermenigvuldigd met de factor 1,11 om tot een werkdaggemiddelde te komen. Op een gemiddelde werkdag genereert het plangebied zodoende 174 mvt/etmaal. In een maatgevend spitsuur wordt gemiddeld 10% van de etmaalwaarde afgewikkeld. Dit betekent dat de verkeerstoename in een spitsuur circa 18 mvt bedraagt. Naar verwachting zal deze verkeerstoename opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. Bovendien is in het vigerende bestemmingsplan een gemengde functie mogelijk, wat een grotere verkeersaantrekking heeft op piekmomenten dan de beoogde te realiseren woningen. De planologische verkeerstoename voor de beoogde woningen is daarmee dan ook eigenlijk nog minder dan 18 mvt in het drukste uur. De toename van het verkeer zal dan ook niet leiden tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten.

4.8.4 Conclusie

Door de ontwikkeling op het plangebied neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen beperkt toe, de omliggende wegen kunnen deze capaciteit echter opvangen. De toekomstige parkeerbehoefte wordt opgevangen binnen het plangebied, in de openbare ruimte. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.9 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van het voorgenomen plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Rijkswaterstaat

  • Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016 -2021 (Bprw 2016-2021)

Waterschap AGV:

  • Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 (WBP 2016-2021)

Gemeentelijk

  • Gemeentelijk Rioleringsplan en Waterplan Huizen 2016-2025

Rijkswaterstaatsbeleid

Het Gooimeer en de Haven zijn onderdeel van de Randmeren Zuid. Dit is een KRW waterlichaam, met doeltype M14. De fysische kwaliteit, met name de fosfaat en nitraat belasting is de laatste jaren sterk verbeterd, maar de ecologische waterkwaliteit wordt nog steeds als matig beoordeeld. De prognose is dat in 2027 het Goed Ecologisch Potentieel van het doeltype behaald zal worden, met betrekking tot de ecologische parameters. In het Bprw 2016-2021 zijn geen specifieke maatregelen bepaald voor het Gooimeer. De komende jaren wordt er een nieuw peilbesluit voorbereid om een flexibeler peilbeheer in het IJsselmeergebied te kunnen voeren om zo over voldoende zoetwater te kunnen beschikken. Dit is in het kader van het Deltaprogramma Zoetwatervoorziening.

Waterschapsbeleid
Het Waterbeheerplan 2016-2021 bouwt voort op het plan voor de periode 2010-2015 en houdt tegelijk rekening met nieuwe ontwikkeling. Het waterbeheerplan is op 8 oktober 2015 goedgekeurd door het Algemeen Bestuur van het waterschap en is vanaf 1 januari 2016 van kracht.

In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft het waterschap wensbeelden per thema voor 2030, en daaruit afgeleid doelen voor de planperiode 2016-2021 op hoofdlijnen. Hierin staat wat het waterschap doet aan veiligheid, de beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en aan efficiënte zuivering van afvalwater. Ook zet het waterschap zich in voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed en de natuur. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en 'robuust' (toekomstbestendig) watersysteem. Het waterschap wil open en toegankelijk zijn, actief naar samenwerking zoeken en de dialoog aangaan. De strategische uitgangspunten voor de langere termijn (2030) zijn:

  • Samenbrengen van alle regionale waterbeheertaken in één regionale waterautoriteit;'
  • Een klimaatbestendig en daarmee waterrobuust gebied;
  • Steden die beter bestand zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast, overstromingen, hitte en droogte;
  • Een omgeving die zich bewust is van waterveiligheid;
  • Water dat overal in het gebied geschikt is voor de vastgestelde gebruiksfunctie;
  • Gebruik van afvalwater als grondstof en bron voor energie en water;
  • Gebruik van vernieuwende oplossingen vanuit samenwerking met kennisinstellingen, andere overheden en marktpartijen;
  • Vermindering van regeldruk en vergroting van kosteneffectiviteit voor burgers en bedrijven;
  • Afstemming over alle watertaken per stroomgebied (i.c. Rijn-West);
  • Behoud van de zelfstandige bevoegdheid.

Gemeentelijk beleid

Het stedelijk Waterplan Huizen 2016-2025 biedt een visie op het watersysteem in de planperiode. In het Waterplan is de huidige watersituatie vastgelegd en zijn verbeterpunten benoemd. Dit heeft geleid tot een aantal maatregelen die door de gemeente binnen de planperiode tot uitvoer zullen worden gebracht. Het streven is een goed functionerend stedelijk watersysteem en een vergroting van de ecologische waarde en daarmee de belevings- en gebruikswaarde van het water.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2025 is een belangrijk beleidsuitgangspunt het klimaatbestendig maken van Huizen. In de toekomst zullen door klimaatverandering regenbuien extremer worden en daarnaast langere periodes van droogte ontstaan. Om wateroverlast, droogte en hittestress te verminderen wordt er ingezet op het zoveel mogelijk lokaal vasthouden van hemelwater, zonder dat er wateroverlast ontstaat. Bij nieuwbouw dient het hemelwater op eigen terrein verwerkt te worden, daar waar dit technisch mogelijk is. Daarvoor dienen verharde oppervlakken beperkt te worden en bijvoorbeeld waterdoorlatend uitgevoerd te worden. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld groene daken worden toegepast.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt op de zogenaamde hoge gronden, hiervoor geldt geen peilbesluit van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Het betreft een voormalig industriegebied bij de haven, dat herontwikkeld wordt tot woonbestemming. In het verleden was het terrein reeds verhard en bebouwd. Binnen het plangebied van de eerste fase is aan de zuidzijde een vijver gerealiseerd waarop afgewaterd wordt. Het gestuwde waterpeil hiervan bedraagt NAP +0,15m tot +0,40m. Deze vijverpartij stort over op de haven en het Gooimeer. Het peil hiervan bedraagt NAP -0,20m en -0,40m (zomer en winterpeil). Rijkswaterstaat is hiervan de waterbeheerder. Het dagelijkse beheer wordt uitgevoerd door de gemeente.

Bodem en grondwater

De maaiveldhoogte varieert van circa NAP + 2,80m tot + 1,80m. De bodem van het plangebied bestaat uit zand. De grondwaterstand varieert en is afhankelijk van neerslagoverschot en de afstand tot open water. Op basis van peilbuismetingen in de buurt valt een gemiddeld hoogste grondwaterstand van NAP + 0,40m te verwachten.

Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt op de hoge gronden en is hierdoor voldoende beschermt tegen overstromingen van het Gooimeer.

Afvalwaterketen en riolering

In de 1e fase is er een gescheiden riolering aangelegd. Bij het ontwerp hiervan is al rekening gehouden met de planvorming in de 2e fase. Het hemelwater loost op de vijver aan de zuidzijde langs de IJsbaankade. Het vuilwaterriool sluit aan op de gemengde riolering in de IJsselmeerstraat en de Havenstraat.

Toekomstige situatie

Algemeen
In de toekomstige situatie krijgt het plangebied een woonbestemming. Daarbij is het van belang de uitgangspunten van duurzaam waterbeheer waar mogelijk toe te passen.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater in beheer bij het waterschap. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.


De verharding zal niet toenemen ten opzichte van de vorige situatie. Op basis hiervan kan vrijstelling verkregen worden op de watercompensatieregels van de Keur van het waterschap. Een melding bij het waterschap kan hiervoor volstaan.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Doordat het hemelwater zoveel mogelijk lokaal infiltreert in de bodem, zal het regenwater vertraagd afstromen via een bodempassage naar het oppervlaktewater. Hierdoor zal het oppervlaktewater minder belast worden door diffuse verontreinigen. Dit is gunstig voor de waterkwaliteit.

Afvalwaterketen en riolering
De woningen in het plangebied worden aangesloten op een gescheiden riolering in de openbare weg. Het hemelwater van de daken en de openbare weg zal zoveel mogelijk geïnfiltreerd worden in de bodem via een infiltratieriool. Zodende hoeft het schone hemelwater niet gezuiverd te worden op de rioolzuiveringsinstallatie en wordt het hemelwater zolang mogelijk vastgehouden en kan het de natuur ten goede komen. Bij extremere buien zal het infiltratiestelsel rioolstelsel overstorten op de vijver ten zuiden van het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2025.

Klimaatadaptatie
Volgens de klimaatstresstest van de gemeente en het waterschap is het plangebied niet direct gevoelig voor regenwateroverlast door hevige buien. https://agv.klimaatatlas.net/


Om de kans op wateroverlast en -schade te voorkomen wordt geadviseerd het peil van de begane grondvloer 25 cm boven de kruin van de weg aan te leggen.


Het plangebied is gevoelig voor hitte, afhankelijk van de hoeveelheid verharding en de mate van schaduw die gerealiseerd worden. De hitte gevoeligheid kan beperkt worden door in tuinen en in de openbare ruimte voldoende bomen aan te planten en overtollige verharding tegen te gaan. Daarnaast kunnen de woningen voorzien worden van uitwendige zonwering. In de nabije omgeving is voldoende koelte bereikbaar binnen loopafstand, wat een gunstig effect heeft op de gezondheid van de bewoners en de leefbaarheid van de wijk.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De aanpassingen van de waterhuishouding voldoen aan de vermelde doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

4.10.1 Toetsingskader

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe 'de verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.


Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie

In het vigerende bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Dit betekend dat de gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Binnen deze bestemming is bepaald dat in geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm en een planomvang van meer dan 10.000 m2 met de aanwezigheid van archeologische waarden rekening moet worden gehouden.

4.10.2 Beoordeling en conclusie

Het plangebied heeft een omvang van circa 6.500 m2. Hiermee worden de van toepassing zijnde drempelwaarden niet overschreden. Archeologisch onderzoek is hierdoor niet benodigd en dit aspect vraagt dan ook niet om nadere aandacht.

4.11 Klimaatbeleid

4.11.1 Toetsingskader

Wet Voortgang Energietransitie

Sinds 1 juli 2018 is het op grond van de wet Voortgang Energietransitie (wet VET) in beginsel niet meer toegestaan om nieuwe woningen met een aardgasaansluiting op te leveren, tenzij de gemeente gebieden heeft aangewezen waarbinnen om zwaarwegende redenen van algemeen belang alsnog een aardgasaansluiting wenselijk of noodzakelijk wordt bevonden. Het college van B&W van Huizen heeft deze gebieden niet aangewezen, waardoor het in de gehele gemeente niet meer is toegestaan om nieuwe woningen met een aardgaansluiting te realiseren.

Daarnaast worden de wettelijke eisen voor de energieprestatie van gebouwen naar verwachting per 1 januari 2020 aangescherpt. Bij nieuwbouw wordt het realiseren van bijna energie neutrale gebouwen (BENG) dan de norm.

Op raadsniveau is aandacht gevraagd voor de mogelijke geluidhinder die kan ontstaan bij de toepassing van luchtwarmtepompen. 

Beoordeling en conclusie

Het bouwplan voorziet in woningen die aardgasvrij worden opgeleverd. Daarmee wordt voldaan aan de wet VET en het gemeentelijke klimaatbeleid.

Aan de ontwikkelaar zal worden gevraagd aandacht te besteden aan de mogelijke geluidhinder, mochten er luchtwarmtepompen worden geplaatst.

Hoofdstuk 5 Juridische beschrijving

5.1 Inleiding

Om de realisatie van woningen ter plaatse van het plangebied mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de in het moederplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In lijn met de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken wordt een wijzigingsplan opgesteld dat bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding. Wanneer dit wijzigingsplan rechtskracht heeft verkregen, maakt het wijzigingsplan integraal deel uit van het bestemmingsplan Haven en bedrijventerreinen, zoals vastgesteld in 2013.


Voorliggend wijzigingsplan is opgesteld conform de systematiek van het moederplan, met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012). In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd.

5.2 Bestemmingsregels

Dit wijzigingsplan maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van het bestemmingsplan Haven en bedrijventerreinen van de gemeente Huizen. Dit wijzigingsplan wijzigt het vigerende bestemmingsplan door het plangebied te voorzien van een nieuw plan bestaande uit een verbeelding met de daarbij behorende regels. Als gevolg van het wijzigingsbesluit zijn de volgende artikelen uit het bestemmingsplan Haven en bedrijventerreinen op het plangebied van toepassing:

  • Artikel 11: Groen
  • Artikel 16: Tuin
  • Artikel 18: Verkeer - Verblijfsgebied
  • Artikel 20: Wonen

Inleidende regels

In artikel 1 worden de regels, behalve artikel 20, van het bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen van toepassing verklaard op het voorliggende wijzigingsplan. Aanvullend worden in artikel 2 de van belang zijnde begrippen opgenomen waaronder plan en wijzigingsplan en in artikel 3 het vervangende artikel voor het vigerende artikel 20.

Bestemmingen

In het vigerende bestemmingsplan is de wijzigingsbevoegdheid wro-zone-wijzigingsgebied-1 opgenomen voor het wijzigen van de huidige bestemming naar de bestemmingen Tuin, Groen, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen. De regels zoals opgenomen in het vigerende plan Haven en Bedrijventerreinen zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan met uitzondering van 'Artikel 20 Wonen'. Dit artikel wordt vervangen door artikel 3 in dit wijzigingsplan.

Nadere regels

In artikel 3 zijn in lijn met de maatwerkvoorschriften voor Coronel tevens nadere regels gesteld met betrekking tot de geluidswerende functie van de gevel, waar dove gevels dienen te komen en waar alleen onbenoemde ruimten mogelijk zijn.

Slotregel

In de slotregel in artikel 4 is de officiële naam van het plan bepaald. Met deze naam kan het wijzigingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Handhaving

Voor wat betreft de handhaving van bestemmingsplannen volgt de gemeente een structureel beleid ten aanzien van zowel bouwzaken die tot stand zijn gekomen zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning als bij illegaal gebruik van gebouwen en terreinen dat plaatsvindt in afwijking van het geldende bestemmingsplan. Bij de uitvoering van het beleid worden de uitgangspunten uit de handhavingsnota, die op 5 januari 2007 door het college is vastgesteld, gehanteerd.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Indien sprake is van een bouwplan en voor de goedkeuring van dit bouwplan een wijziging of afwijking van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is, is een gemeente verplicht om haar kosten op de initiatiefnemer en/of grondeigenaar te verhalen. Er moet een exploitatieplan worden vastgesteld ter verzekering van het verhaal van kosten. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn categorieën aangewezen waarbij deze verplichting van toepassing is. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan op basis van artikel 6.12 lid 2 onder a Wet ruimtelijke ordening worden afgezien als er op een andere wijze is voorzien in het verhaal van kosten.


Voor de onderhavige ontwikkeling worden de proceskosten, de ontwikkelingskosten en het risico op planschade gedragen door de initiatiefnemer. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst afgesloten.


Er is om die reden geen aanleiding voor het opstellen van een exploitatieplan aangezien alle kosten op een andere wijze worden gedekt.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen. Het voornemen is reeds in 2013 aangekondigd, doordat in het moederplan een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen. Op deze wijze was onderhavige ontwikkeling reeds voorzien. Hiermee zou eenieder dan ook, van de mogelijke ontwikkeling, op de hoogte kunnen zijn.


De initiatiefnemer heeft op 24 januari 2019 een informatieavond georganiseerd voor alle omwonenden en belanghebbenden. Hierin zijn vooral vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over de situering van de parkeerplaatsen en het parkeren van fase één. Doordat dit niet toebehoort aan onderhavig wijzigingsplan wordt hier niet nader op ingegaan.


Het ontwerp wijzigingsplan heeft van 29 maart 2019 tot en met 9 mei 2019 ter visie gelegen. In deze periode zijn twee zienswijzen ingediend, de nota van zienswijzen is terug te vinden in bijlage 8. Op grond van de ingediende zienswijzen is de inrichting van het openbaar gebied gewijzigd en worden er, ten opzichte van het ontwerp, drie extra parkeerplaatsen in het openbaar gebied aangelegd.