Plan: | Schelphoek 2008 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.04050000BPSchelphoek- |
A. De op de kaart voor jachthaven aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. aanleggelegenheid voor de recreatievaart;
2. drijvende gebouwen, voorzover ten dienste van de watergerichte recreatie, ten behoeve van:
a. sport- en sportieve recreatie;
b. detailhandel met inbegrip van een verkooppunt van motorbrandstoffen, exclusief LPG;
c. dienstverlening;
d. nautische bedrijven, voorzover het betreft bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
e. horecabedrijven categorie I;
f. groepsaccommodaties;
g. een bedrijfswoning;
h. schiphuizen;
indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "gebouwen";
i. een hotel al dan niet in combinatie met horecabedrijven categorie I, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “hotel”
3. schiphuizen en daaraan ondergeschikte voorzieningen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “schiphuizen”;
4. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen;
5. water;
6. waterbouwkundige werken;
met de daarbij behorende;
7. erven en terreinen;
8. groenvoorzieningen;
9. kaden en oevers;
10. parkeervoorzieningen;
11. strand;
12. terrassen;
13. waterhuishoudkundige voorzieningen;
14. wegen en paden;
15. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
B. 1. Voor het bouwen van de in lid A sub 2 onder a tot en met g genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de gebouwen zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding “gebouwen”;
b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één bedragen;
c. de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 7,00 m gemeten vanaf de waterlijn bedragen;
d. in afwijking van het bepaalde onder d, mag de hoogte van de gebouwen worden vergroot met inachtneming van de volgende bepalingen:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting zal ten hoogste 15% van de oppervlakte van het betreffende gebouw bedragen;
2. de hoogte van de gebouwen ten hoogste 10,00 m gemeten van de waterlijn zal bedragen.
2. Voor het bouwen van de in lid A sub 2 onder i genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de gebouwen zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding “hotel”;
b. de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m gemeten vanaf de waterlijn bedragen;
c. indien een derde bouwlaag wordt gebouwd, zal de langste gevel van de derde bouwlaag ten minste 3,00 m worden teruggerooid ten opzichte van de eerste twee bouwlagen.
3. Voor het bouwen van schiphuizen gelden de volgende bepalingen:
a. schiphuizen zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding “schiphuizen” dan wel binnen de aanduiding “gebouwen”;
b. de oppervlakte zal per schiphuis ten hoogste 180 m² bedragen;
c. de hoogte van een schiphuis zal ten hoogste 7,00 m gemeten vanaf de waterlijn bedragen;
d. een schiphuis zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 70° zal bedragen.
4. Voor het bouwen van de in lid A sub 4 genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. het aantal gebouwen zal ten hoogste 2 bedragen;
b. de oppervlakte zal per gebouw ten hoogste 120 m² bedragen;
c. de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m gemeten vanaf de waterlijn bedragen.
5. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
b. indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “ecodam”, zal een dam ten behoeve van het behoud van de ecologische waarden worden gebouwd;
c. de hoogte van dammen en daarmee gelijk te stellen bouwwerken zal ten hoogste 2,50 m bedragen, met dien verstande dat binnen de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “ecodam”, de hoogte van de dam ten hoogste 2,00 zal bedragen;
d. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 15,00 m bedragen.
C. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
1. een goede landschappelijke inpassing;
2. een goede waterhuishouding;
3. de verkeerssituatie;
4. de milieusituatie;
5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
D. 1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.
2. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in sublid 1 wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden voor meer dan 800 ligplaatsen;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de in lid A sub 2 onder a tot en met g genoemde functies, zodanig dat de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 3700 m² bedraagt;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden binnen de gronden voorzien van de aanduiding “gebouwen”, zodanig dat de gezamenlijke horecavloeroppervlakte meer dan 500 m² bedraagt;
d. het gebruik van het hotel voor meer dan 40 logiesplaatsen;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden binnen de gronden voorzien van de aanduiding “hotel” zodanig dat de gezamenlijke horecavloeroppervlakte meer dan 200 m² bedraagt;
f. het gebruik van de gronden ten behoeve van de opslag van LPG;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
h. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met dien verstande dat kampeermiddelen tijdens tijdelijke c.q. periodieke evenementen zijn toegestaan.
3. Tot een strijdig gebruik als bedoeld in sublid 1 wordt niet gerekend:
- het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden als evenemententerrein.
4. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
- het bepaalde in lid A sub 2 onder d juncto sublid 1 en toestaan dat tevens nautische bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1 en 2, mits:
1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen betreffen;
2. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in de bijlage onder een hogere categorie dan respectievelijk 2, maar feitelijk een lagere milieubelasting hebben.
5. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in sublid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
E. Overtreding van het bepaalde in lid D sub 1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.