direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein
Plan: Schelphoek 2008
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.04050000BPSchelphoek-

Artikel 5 Bedrijventerrein

 

Bestemmingsomschrijving

 

A.    De op de kaart voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.    bedrijfsgebouwen ten behoeve van:

a.     bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1 tot en met 3, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de categorie-aanduiding “I”;

b.     bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1 tot en met 4, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de categorie-aanduiding “II”;

met uitzondering van risicovolle inrichtingen;

c.     horecabedrijven categorie I;

d.     productiegebonden detailhandel;

met de daarbij behorende:

2.    aanleggelegenheid;

3.    erven en terreinen;

4.    groenvoorzieningen;

5.    kaden, oevers en hellingen;

6.    parkeervoorzieningen;

7.    waterbouwkundige werken;

8.    waterhuishoudkundige voorzieningen;

9.    wegen en paden;

10.  bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Bebouwingsbepalingen

 

B.    1.   Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.     het bebouwingspercentage zal ten hoogste 30% bedragen;

b.     de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.     de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

b.     de hoogte van kranen zal ten hoogste 50,00 m bedragen;

c.     de hoogte van silo’s en daarmee gelijk te stellen bouwwerken zal ten hoogste 20,00 m bedragen;

d.     de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

Nadere eisen

 

C.    Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

1.    de verkeerssituatie;

2.    de milieusituatie;

3.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouw­werken.

 

Gebruiksvoorschriften

 

D.   1.   Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven be­stemming.

 

2.    Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals  bedoeld in sub­lid 1 wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de woonfunctie;

b.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelf­standige kantoren;

c.     het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detail­handel, met uitzondering van productiegebonden detail­handel;

d.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden zodanig dat de gezamenlijke horeca­vloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;

f.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermidde­len.

 

3.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.     het bepaalde in lid A sub 1 onder a juncto sublid 1 en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aandui­ding “I”, tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1 tot en met 3;

b.     het bepaalde in lid A sub 1 juncto onder b sublid 1 en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aandui­ding “I”, tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijlage onder de categorieën 1 tot en met 4;

mits:

1.    het geen risicovolle inrichtingen betreffen;

2.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de be­drijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in de bijlage onder een hogere categorie dan res­pectievelijk 3 of 4, maar feitelijk een lagere milieubelasting hebben.

 

4.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in sublid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een be­perking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

Strafbepaling

 

E.    Overtreding van het bepaalde in lid D sub 1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de eco­nomische delicten.