direct naar inhoud van Artikel 8 Centrumdoeleinden
Plan: Bangert en Oosterpolder
Status: goedgekeurd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.04050000BPBangertOoster-

Artikel 8 Centrumdoeleinden

 

Lid 1      Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor 'Centrumdoeleinden' (C) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      detailhandel;

b      maatschappelijke voorzieningen;

c      horecavoorzieningen;

d      kantoorfuncties;

e      woningen;

f       verkeer- en verblijfsdoeleinden, inclusief (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

g      water, waterhuishoudkundige voorzieningen en groen;

h      bijbehorende voorzieningen.

 

waarbij mede de volgende bepalingen van toepassing zijn:

 

1      als woning zijn toegestaan eengezins-, meergezinswoningen en woon-werkeenheden met de daarbij behorende erven en tuinen alsmede met praktijk- en kantoorruimte voor het ondergeschikt aan het wonen uitoefenen van een aan huis verbonden beroep.

 

2      Ten oosten van de bestemming 'Verkeersdoeleinden 1' zijn woningen uitsluitend toegestaan boven detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en/of kantoorfuncties. Een uitzondering wordt gevormd voor woon-werkeenheden, waar de woonfunctie eventueel (ook) op de begane grond mag worden gesitueerd, alsmede voor entrees, trappenhuizen, bergingen e.d. Ten westen van de bestemming 'verkeersdoeleinden 1' zijn woningen eveneens op de begane grond toegestaan.

 

3      Ter plaatse van de aanduidingen 'doorgang gebiedsontsluitingsweg' zijn de gronden bestemd voor de gebiedsontsluitingsweg.

 

Lid 2      Beschrijving in hoofdlijnen

Ter voorkoming van afbreuk aan het bestaansrecht van de voorzieningenstructuur in Zwaag en Blokker blijft de omvang van het nieuwe voorzieningenapparaat in Bangert en Ooster-polder in principe beperkt tot het programma zoals dat in de Algemene beschrijving in hoofdlijnen (artikel 3) is vermeld. De nieuwe voorzieningen worden primair geclusterd binnen de onderhavige bestemming. Hierdoor kan meervoudig gebruik van functies worden bevorderd, waardoor het draagvlak wordt vergroot. Tevens wordt hiermee beoogd een sociaal veilig, levendig en aantrekkelijk milieu te garanderen. Het realiseren van gestapelde woningen op en nabij de voorzieningen draagt eveneens aan deze doelstelling bij. Binnen het voorzieningencentrum is één horecabedrijf toegestaan, mits vallend onder categorie 1 en 2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van horeca-activiteiten (bijlage 2).

 

Er wordt gestreefd naar de realisatie van circa 15 woonwerk-eenheden. De bedrijfsactiviteiten moeten goed passen in het gebied, met andere woorden: 

-          kleinschalig van aard zijn;

-          geen grote verkeersaantrekkende werking of parkeerdruk veroorzaken;

-          geen noemenswaardige concurrentie veroorzaken met bedrijventerreinen en/of kantorenlocaties dan wel met de binnenstad.

 

Bij de stedenbouwkundige uitwerking is uitgegaan van clustering van centrumvoorzieningen aan de oostelijke zijde van de Strip. Hiermee wordt een maximale concentratie van de voorzieningen voorgestaan. Zodoende kunnen kruisingen tussen de Strip en het langzaam verkeer tussen de voorzieningen beperkt blijven. Het uitgangspunt van gescheiden (hoofd-) rijbanen van de Strip dient hierbij te allen tijde in acht te worden genomen. Ten westen van de Strip zijn eveneens voorzieningen mogelijk, gecombineerd met woonfuncties, zoals een woonzorgcentrum, ook op de begane grond.


Lid 3      Bebouwingsbepalingen

a      Op de in lid 1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en overeenkomstig de navolgende bepalingen:

 

algemene bepalingen:

b      een bouwperceel mag voor maximaal 90% worden bebouwd;

 

bepalingen ten aanzien van hoofdgebouwen:

c      de hoofdgebouwen worden georiënteerd op de Strip;

d      de oppervlakte van de hoofdgebouwen mag maximaal 80% van het bouwperceel bedragen;

e      de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag maximaal 16,5 m bedragen;

 

bepalingen ten aanzien van bijgebouwen:

f       de bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel of het denkbeeldig verlengde daarvan te worden gesitueerd;

g      bijgebouwen mogen in maximaal één bouwlaag worden opgericht, waarbij de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen;

 

bepalingen ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

h      de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:

1     erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel of het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de hoogte maximaal 1 m mag bedragen

2     lichtmasten, vlaggenmasten, verkeersvoorzieningen en kunstobjecten waarvan de hoogte maximaal 6,5 m mag bedragen;