direct naar inhoud van 5.6 Duurzaamheid en leefbaarheid
Plan: ArenaPark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.16bp01arenapark-va01

5.6 Duurzaamheid en leefbaarheid

5.6.1 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.

De gemeente Hilversum is voornemens om de toekomstige nieuwbouw te toetsen met het duurzaam bouwen-meetinstrument 'GPR-gebouwen'. Hierbij is het halen van de gemiddelde score van een 7 of 8 de ambitie. Dit is echter nog geen vastgesteld beleid. Te zijner tijd wordt dit opgenomen in de 'Visie duurzame stedenbouw'. Wel adviseren wij om bij ontwikkelingen binnen het plangebied alvast op de komende 'Visie duurzame stedenbouw' voor te sorteren.

Tevens is de gemeente Hilversum voornemens om in de toekomst te gaan werken met het meetinstrument DPL (Duurzaamheids Profiel van een Lokatie) en dit te gaan hanteren voor het integreren van duurzaamheid in de ruimtelijke planning. DPL is een computerprogramma dat de duurzaamheid van een wijk meet op de verschillende duurzame aspecten als: materialen, energie, groen in de wijk, sociale cohesie, duurzame bedrijven, milieukwaliteit etc. Dit DPL-instrument kan worden ingezet bij gebiedsontwikkeling en hierin kunnen de ambities voor duurzaamheid tijdens het planproces worden gevoerd gezamenlijk met de verschillende planscenario´s, en een sterkte-zwakte analyse.

De ontwikkelaars van het plangebied hebben een notitie opgesteld hoe ze omgaan met duurzaamheid binnen het plangebied. De notitie is te vinden in bijlage 6 en de aanvullende bijlage 7 bij BREEAM.

Een duurzaam project / gebouw kan door middel van een 'pakket' uit een aantal hoofdpunten bestaan zoals onderstaand beschreven.

Ontwerp en binnenklimaat

Het is van groot belang om zorgvuldig met de locatie om te gaan. Iedere locatie heeft zijn eigen specifieke kenmerken die het ontwerp en de mate van bijvoorbeeld energiegebruik beïnvloeden. Iedere locatie heeft zijn eigen positieve en negatieve invloed op de duurzaamheid van het te ontwikkelen project. Zelfs het locale klimaat heeft net als zijn omgeving invloed op het te ontwikkelen gebouw, bijvoorbeeld in de installaties maar ook in het microklimaat. Er kan mogelijk een beroep worden gedaan op hulpbronnen, zoals water, zon en wind. Op die manier kan de capaciteit van de installaties verkleind worden en er kan mogelijk energie bespaard worden. Door de aanwezigheid van het vennengebied en de zanderige ondergrond, kan er in de directe omgeving van het ArenaPark een goede water infiltratie worden ontworpen. Het binnenklimaat is te onderscheiden in fysieke en belevingsaspecten in een gebouw. De beleving komt voort uit het ontwerp en het binnenklimaat wordt gevormd door fysieke aspecten.


Er wordt gestreefd naar het ontwikkelen van flexibele gebouwen zodat in de toekomst het gebouw op verschillende manieren te gebruiken is. Met meerdere ontsluitingen, verschillende indelingsmogelijkheden en mogelijkheden om het gebouw onder te verdelen in aparte units wordt flexibiliteit gewaarborgd. Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan de capaciteit en uitbreidbaarheid van de installaties. Door middel van regelings- en meetinstallaties kunnen de units afzonderlijk van elkaar geregeld worden.

Installatieconcept
Het installatieontwerp is gestoeld op het gebruik van een systeem dat gebruik maakt van
warmte en koude opslag (WKO) in de bodem. Door het gebruik van de WKO installatie met een elektrische warmtepomp kunnen warmte en koude opgeslagen worden in bronnen in de grond.
Deze bronnen worden in de zomer aangesproken om te koelen en de in de winter om te verwarmen. (Dit systeem is ook mogelijk als aanvulling op stadsverwarming). Een duurzaam installatieconcept is het gebouw uitrusten met lage temperatuur verwarming en een hoge temperatuur koeling. Voor de ventilatie zou gedacht kunnen worden aan mechanische ventilatie met verse buitenlucht, de afvoer deels via een atrium en eventuele warmteterugwinning door middel van een hoogrendement keramisch warmtewiel. Het atrium mag dan in principe alleen verwarmd worden met geventileerde lucht afkomstig uit de kantoren en retourwater van de vloerverwarming. De parkeergarage wordt natuurlijk geventileerd.

Materiaal
Voor het materiaalgebruik geldt dat het materiaal zo efficiënt mogelijk gebruikt dient te worden en het afval door gebruik van standaardmaten zoveel mogelijk moet worden beperkt. Bij de materiaalkeuze is het belangrijk te letten op de toepassing van materialen die wel daglicht maar geen warmte doorlaten. Er kan rekening gehouden worden met zo veel mogelijk emissievrije materialen, wellicht gerecycled en/of recyclebaar.
Tijdens de bouw zullen de verschillende afvalmaterialen separaat verzameld en afgevoerd worden.

Water
Met waterbesparing in het gebouw zelf is erg veel winst te boeken door het toepassen van
standaard drinkwaterbesparende technieken. Het (tijdelijk) opvangen van hemelwater in verschillende bufferkelders, draagt ook bij aan een duurzaam water gebruik.

5.6.2 Leefbaarheid

Inleiding
Op grond van de Wet geluidhinder dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan bepaalde normen van geluidsbelasting te worden voldaan indien het plangebied is gelegen binnen een zone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein waarop grote geluidsproducenten zijn gevestigd dan wel gevestigd kunnen worden.


In de Wet luchtkwaliteit (Hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer) staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven. Daarbij wordt ook aangegeven wanneer luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering vormen voor het realiseren van bouw- en bestemmingsplannen.


Voor de geluid- en luchtonderzoeken is een verkeersprognosemodel gebruikt. Dit verkeersprognosemodel geeft een getrouw beeld van de huidige verkeerssituatie en geeft ook een plausibele doorkijk naar het prognosejaar 2020. Het state-of-the-art model is opgesteld op basis van huidige kennis en inzichten en is gevalideerd aan de hand van tellingen, volgens de gebruikelijke en in Nederland geaccepteerde methoden. Voor de toekomstige situatie (2020) wordt uitgegaan van de uitvoering van de maatregelen van het Integraal Bereikbaarheidsplan Hilversum e.o. (IBP). Tevens wordt uitgegaan van alle bekende beleidsontwikkelingen en bouwplannen, zowel in de gemeente Hilversum als in buurgemeentes.


Voor de milieuonderzoeken is gebruik gemaakt van tellingen voor het bepalen van het percentage vrachtverkeer. Daarbij is per wegtype een percentage vrachtverkeer bepaald op basis van een groot aantal telpunten. Voor de hele ring is hetzelfde percentage vrachtverkeer gebruikt (6%) als standaardwaarde voor dit wegtype. Het percentage van 6% is afgeleid uit tellingen van het aandeel vrachtverkeer op verschillende locaties op de ring. Voor de modelbenadering voldoet deze aanpak.


Extra verkeer door uitbreiding ArenaPark.
Met betrekking tot het ArenaPark is uitgegaan van een totale groei van 100.000 m2 b.v.o.. De uitbreiding van het ArenaPark genereert ongeveer 3.770 motorvoertuigen per werkdag. Zie onderstaande tabel.

  2010   2020   Verschil  
Ingang Colosseum   1.900   3.700   + 1.800  
Ingang Arena   5.530   7.500   + 1.970  
Totaal   7.430   11.200   + 3.770  

Uit landelijk onderzoek naar kengetallen blijkt dat voor kantoorgebouwen uitgegaan wordt dat elke 26,5 m2 b.v.o. één verkeersbeweging genereert.

Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan bepaalde normen van geluidsbelasting te worden voldaan indien het plangebied is gelegen binnen een zone van een weg, binnen een zone van een spoorweg of binnen een zone van industrieterrein waarop grote geluidsproducenten zijn gevestigd dan wel gevestigd kunnen worden. Het bestemmingsplan ArenaPark geeft geen gelegenheid tot het vestigen van grote geluidsproducenten zodat van een gezoneerd industrieterrein geen sprake is. Binnen het plangebied zijn wel zoneplichtige wegen en een zoneplichtige spoorweg gelegen.

Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder wordt een onderscheid gemaakt tussen zogeheten nieuwe situaties, bestaande situaties en reconstructies. Van nieuwe situaties is sprake als er nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (woningen, scholen en zorginrichtingen) binnen een zone van een weg mogelijk worden gemaakt. Van bestaande situaties is sprake als er een weg en woningen aanwezig zijn en de geluidsbelasting in 1986 hoger was dan 60 dB. Deze moeten aangemeld worden bij de Minister van VROM met een saneringsprogramma. Van een reconstructie wordt gesproken als er een verandering aan de weg plaatsvindt en daardoor de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer. Onderstaand worden deze verschillende items toegespitst op het plangebied van dit bestemmingsplan.


Nieuwe situaties
De Wet geluidhinder gaat ervan uit dat langs alle wegen zones liggen waarbinnen getoetst moet worden aan de normen van de Wet geluidhinder. Hiervan zijn uitgezonderd wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt. Binnen de bedoelde zones moeten nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, tenzij met ontheffing van het bevoegd gezag een hogere geluidsbelasting is toegelaten tot een maximum van 68 dB. Deze ontheffing dient verkregen te zijn op het moment dat het bestemmingsplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld.


Het bestemmingsplan ArenaPark is gelegen binnen de volgende gezoneerde wegen:

  • Diependaalselaan: zone 350m
  • Oostereind: zone 350m
  • Soestdijkerstraatweg: zone 200m
  • Colosseum: zone 200m
  • Arena: zone 200m
  • A27: zone 600m


Binnen het bestemmingsplan worden er geen geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Van nieuwe situaties is geen sprake.


Bestaande situaties langs wegen
Bestaande situaties dienen met een saneringsprogramma aan de Minister van VROM gemeld te worden. Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande situaties die gemeld dienen te worden bij de minister van VROM.


Reconstructies
Een reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder is pas relevant als vanwege de reconstructie de geluidsbelasting op de gevels van woningen door de reconstructie met meer dan 2 dB toeneemt. Als de geluidsbelasting met meer dan 2 dB toeneemt dan is de reconstructie alleen toegestaan als het bevoegd gezag hiervoor een ontheffing geeft. De toename mag op een enkele uitzondering na niet meer dan 5 dB bedragen. Het bestemmingsplan voorziet niet in het veranderen of aanleggen van 'nieuwe' wegen. Een onderzoek naar een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder is daarom niet van toepassing.


Gevolgen uitbreiding ArenaPark op de geluidssituatie bij bestaande woningen
Ondanks dat er geen sprake is van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen en reconstructies is echter in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing wel de geluidssituatie in beeld gebracht. Door het ingenieursbureau Royal Haskoning uit Nijmegen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (kenmerk: 9V3200.01/R004/Nijm, datum 22 juli 2009)), waarin de vraag is gesteld wat de geluidsbelastingen zijn op de gevels van de nog te realiserende kantoorpanden. (Zie bijlage 8)


Spoorweglawaai
Ook ten behoeve van de bepaling van de invloed van spoorweglawaai zijn geluidszones vastgesteld. Volgens het Besluit geluidhinder bedraagt de breedte van de zone langs de spoorlijn Hilversum - Utrecht 300 meter. Binnen deze zone dienen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen getoetst te worden aan de normen uit dit besluit. De voorkeursgrenswaarde voor woningen bedraagt 55 dB en de maximale ontheffingswaarde 68 dB. In het bestemmingsplan gebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen opgenomen. Een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting door railverkeer is dus niet aan de orde. Echter in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is wel de geluidssituatie in beeld gebracht.


Conclusie geluid
De te realiseren kantoorpanden zijn niet te typeren als geluidsgevoelige bestemming en er hoeft daardoor niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder (Wgh). Wel geldt er op basis van het Bouwbesluit een wettelijk binnenniveau. Hier dient men bij het ontwerp van het gebouw rekening mee te houden.


Wegverkeerslawaai
De berekende gevelbelasting vanwege het wegverkeer varieert tussen de 48 dB en 65 dB, waarbij de hoogste geluidsbelastingen terug te vinden zijn aan de wegzijde van de Diependaalselaan. Gelet op de eis van 38 dB waar het binnenniveau aan moet voldoen op basis van het Bouwbesluit moet bij de gevelwering rekening gehouden met minimaal 20 dB geluidisolatie tot maximaal 27 dB geluidsisolatie aan de zijde van de Diependaalselaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.16bp01arenapark-va01_0013.jpg"

Figuur 13 - Geluidcontouren wegverkeer.


Spoorweglawaai
Voor de (te realiseren) kantoorgebouwen langs het spoor wordt een maximale geluidbelasting van 68 dB vastgesteld. Hiervoor is een geluidwering van 30 dB nodig om aan een binnenwaarde van 38 dB te voldoen. Voor die kantoorgebouwen waarop zowel sprake is van een geluidbelasting afkomstig van het railverkeer als van het wegverkeer moet via de methode Lcum de cumulatieve waarde worden berekend. Hierbij wordt het railverkeerslawaai omgerekend tot een bijdrage aan het wegverkeerslawaai of vice versa. Uiteindelijk moet de cumulatieve geluidbelasting worden teruggerekend tot een eengetalswaarde die getoetst wordt aan ofwel de grenswaarde voor het wegverkeer of die van het railverkeer (hierbij moet het juiste spectrum worden gehanteerd: zie verder).
De gemeente Hilversum is bevoegd gezag en zal bij de bouwaanvraag toetsen of de gevelwering voldoet om de binnenwaarde van 38 dB te garanderen. Bij het railverkeerslawaai kan voor de aan de spoorzijde gelegen gevels worden uitgegaan van het spectrum railverkeerslawaai bij de vaststelling van de vereiste geluidwering. Voor de gevels van kantoorgebouwen waarop de geluidbelasting van het wegverkeer reden is om de geluidwering van de gevel aan te passen moet worden uitgegaan van het spectrum buitenlawaai of wegverkeerslawaai.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.16bp01arenapark-va01_0014.jpg"

Figuur 14 - Geluidcontour railverkeer.

Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. Sindsdien staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in Hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen lucht kwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project past binnen het NSL/RSL (Nationaal/Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).


'In betekenende mate' (IBM) wil zeggen dat het project bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht met meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde. Voor de norm van 40 µg/m3 voor NO2 betekent dit dus dat een project IBM is wanneer het leidt tot een toename van de concentraties met meer dan 1,2 µg/m3. Dit geldt ook voor PM10. Als voor één van beide stoffen de 3%-grens wordt overschreden, wordt het project in zijn geheel als IBM aangemerkt. Deze grens van 3% is gekoppeld aan de werking van het NSL. Zolang het NSL nog niet definitief van kracht is, geldt er een grens van 1%. Ook deze 1%-grens is in de AMvB NIBM (Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)) opgenomen. Omdat per 1 augustus 2009 het NSL geldt is gerekend met zowel de 1%-grens als de 3%-grens.


De uitbreiding van het ArenaPark gaat uit van een vermeerdering van het bruto vloeroppervlakte met 100.000 m2 en valt daarmee buiten de onder de in de Regeling NIBM ('niet in betekenende mate bijdragen') opgenomen categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. De uitbreiding van het ArenaPark is daarom aangemeld als IBM (In betekenende mate) project in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Aangezien het NSL inmiddels geldt, is besloten in het kader van het bestemmingsplan onderzoek te doen naar de gevolgen van de toekomstige ontwikkeling van het ArenaPark op de luchtkwaliteit. In het onderzoek is getoetst aan de grenswaarden zoals die vermeld zijn in de Wet luchtkwaliteit.


In juni 2008 is de nieuwe Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (2008/50/EG) van kracht geworden. Deze richtlijn biedt de mogelijkheid uitstel en vrijstelling aan te vragen voor het voldoen aan bepaalde normen. Dit wordt derogatie genoemd. Voor PM10 is onder voorwaarden vrijstelling mogelijk tot medio 2011 en voor NO2 uitstel tot 1 januari 2015. Om voor derogatie in aanmerking te komen, moet de lidstaat een luchtkwaliteitsplan indienen bij de Europese Commissie. Dit plan moet laten zien op welke manier het betreffende land alsnog, binnen de derogatietermijnen, aan de normen gaat voldoen. Nederland doet dat via het NSL. Het NSL is er op gericht dat in 2010 - maar uiterlijk medio 2011 - aan de PM10 norm zal worden voldaan. Voor NO2 is uitgegaan van uitstel tot 1 januari 2015. (Hierbij dient opgemerkt te worden dat de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2 (40 µg/m3) thans in 2010 pas van kracht wordt).


Het luchtkwaliteitonderzoek is door het ingenieursbureau Royal Haskoning uit Nijmegen uitgevoerd (kenmerk: 9V3200.01/R003/Nijm, datum 22 juli 2009). (zie bijlage 9). Hierin is beschouwd wat de gevolgen zijn van het uitbreiden van het ArenaPark op de luchtkwaliteit in de omgeving. Langs de toegangswegen van en naar het ArenaPark zijn waarneempunten geplaatst. Met behulp van het door VROM beschikbaar gestelde CAR-II-model zijn de resultaten berekend.


In dit onderzoek naar de luchtkwaliteit zijn de volgende vier situaties in beeld gebracht:

  • autonome situatie 2010;
  • plan situatie 2010;
  • autonome situatie 2020;
  • plan situatie 2020.

De resultaten zijn getoetst aan de NIBM-grens en aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit is getoetst op wegvakniveau aan de volgende drie normen:

  • grenswaarde jaargemiddelde concentratie NO2 (40 µg/m3);
  • grenswaarde jaargemiddelde concentratie PM10 (40 µg/m3);
  • aantal dagen overschrijding van de grenswaarde van de 24-uursgemiddelde concentratie PM10(maximaal 35 dagen).


De overige stoffen uit de Wet luchtkwaliteit benaderen in Hilversum nergens de grenswaarden, laat staan dat de grenswaarden voor die stoffen worden overschreden. Deze stoffen zijn daarom niet nader geanalyseerd.

Conclusies luchtkwaliteit
Op basis van de gepresenteerde resultaten wordt geconcludeerd dat:

  • de berekende toenames van de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 na projectrealisatie voor de alle beschouwde wegen lager zijn dan de in het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) gestelde toename van 0,4 µg/m3 (situatie vóór van kracht worden van het NSL);
  • de berekende toenames van de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 na projectrealisatie voor de alle beschouwde wegen lager zijn dan de in het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) gestelde toename van 1,2 µg/m3 (situatie ná van kracht worden van het NSL);
  • langs alle beschouwde wegen wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk. Dit geldt voor zowel de jaargemiddelde concentraties als voor het aantal overschrijdingen van de etmaal- en uurgemiddelde concentraties voor alle beschouwde jaren.


Samenvattend wordt geconcludeerd dat de uitbreiding van het ArenaPark (Bestemmingsplan ArenaPark) voldoet aan de eisen uit de 'Wet' luchtkwaliteit 2007 (Hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer) en dat de luchtkwaliteit de uitbreiding van het ArenaPark niet in de weg staat.