Plan: | Kavel naast Mout |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0402.11bp11naastmout-va01 |
In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan opgenomen. In dit hoofdstuk staat ook de leeswijzer.
Het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' is op 27 januari 2016 door de raad vastgesteld. Onderdeel van het plangebied is een nog te ontwikkelen kavel direct aangrenzend bij foodhall Mout. Deze kavel is in eigendom van de gemeente. Op 27 juni 2023 heeft het college besloten deze kavel te verkopen ten behoeve van de realisatie van een bierbrouwerij en proeflokaal. Dit gebruik is al mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan 'Eurobioscoop'. Dit bestemmingsplan biedt evenwel verschillende diverse gebruiksmogelijkheden. Om te voorkomen dat de locatie anders wordt ontwikkeld op basis van de huidige ruime mogelijkheden is besloten het plan te herzien en de gebruiksmogelijkheden te beperken. De gebruiksbeperking is ook onderdeel van de gesloten koopovereenkomst. De gebruiksbeperking is verwerkt in voorliggend plan.
Het doel van het bestemmingsplan is het tot stand brengen van een actueel planologische regeling die voorwaarden schept voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied. Het bestemmingsplan is toetsingskader voor omgevingsvergunningen.
Het voorliggende bestemmingsplan beperkt de in het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' toegestane gebruiksmogelijkheden. De gewenste ontwikkeling tot bierbrouwerij en proeflokaal blijft toegestaan.
Het bestemmingsplan 'Kavel naast Mout' regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart), regels en een toelichting. De verbeelding en de daarop aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels bestaan uit omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen.
Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm vastgesteld. Een volledige papieren versie van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de papieren versie daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk is al ingegaan op de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welke bestemmingsplannen voor het plangebied gelden tot het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan. De hoofdstukken 3-5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het gebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie/regio/waterschap en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkeling wordt behandeld in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling, de (economische) en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Er wordt aangegeven hoe de regels gezien vanuit de toelichting gelezen moeten worden en hoe bij de formulering van de bestemming en de regels rekening wordt gehouden met de handhaafbaarheid daarvan. Deze paragraaf vormt de relatie tussen het juridische plan en de toelichting. De voor de locatie verrichte onderzoeken en ook de 'watertoets' zijn als bijlage opgenomen.
Het plangebied is gelegen in het centrum van Hilversum en omvat het perceel direct ten noorden van Naarderstraat 8 (foodhall Mout) gelegen aan het Marktplein,kadastraal bekend onder gemeente Hilversum, sectie N, nummer 9497 (ged.). Het plangebied is aangeduid op afbeelding 1.
Afbeelding 1: Begrenzing plangebied
Het plangebied maakt in z'n geheel onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Eurobioscoop' dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 27 januari 2016.
Sinds de vaststelling van dit plan zijn 4 (paraplu)bestemmingsplannen (relevant voor het plangebied) in procedure gebracht, te weten:
Afbeelding 2: Verbeelding bestemmingsplan 'Eurobioscoop' met te ontwikkelen kavel aangeduid
In dit hoofdstuk komt de huidige situatie van het plangebied 'Kavel naast Mout' aan de orde. Het plangebied ligt geheel in het plangebied van bestemmingsplan 'Eurobioscoop', vastgesteld op 16 januari 2016. Voor zover relevant is gebruik gemaakt van de teksten uit dit bestemmingsplan en/of wordt verwezen naar de voor bestemmingsplan 'Eurobioscoop' gebruikte (milieu)onderzoeken die nog relevant zijn voor deze planherziening.
Het plangebied ligt in het centrum van Hilversum. Ten zuiden van het plangebied staat foodhall Mout.
In 1896 heeft de gemeente Hilversum het Marktplein met daarop onder andere het herenhuis 'Langgewenscht' met bijbehorend erf en enkele arbeiderswoningen aangekocht. Het terrein 'Langgewenscht' was eigendom van de familie De Rijk.
Niet lang na aankoop door de gemeente Hilversum zijn de aanwezige opstallen gesloopt. Er werd een marktplein ingericht en er werd o.a. een gemeentewerf gerealiseerd. De warenmarkt werd vanaf de Groest verplaatst naar het Marktplein. Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog is op het Marktplein een tijdelijke gaarkeuken geweest. In het oude pand van de voormalige Eurobioscoop aan de Naarderstraat zijn in het verleden onder andere het Casino Theater en de Nederlandse Seintoestellen Fabriek gevestigd. Het Grafisch Atelier was tot enkele jaren geleden gevestigd in een resterend pand van de oude gemeentewerkplaats, direct naast de oude Eurobioscoop.
Het Marktplein is al heel lang een grote open ruimte gelegen aan de noordzijde van de binnenstad en wordt al tientallen jaren gebruikt voor de warenmarkt.
Behalve de grote pleinruimte ('Lang gewenscht') zijn de brinken op de kop van de Groest en bij de Naarderstraat van oudsher stedebouwkundig karakteristiek. Door de sloop van het voormalig Theater Achterom in de jaren negentig op de kop van de Groest is deze brinkruimte niet meer aanwezig en loopt de Groest ruimtelijk door in het Marktplein.
Het naast het plangebied gelegen Marktplein wordt op woensdagen en zaterdagen gebruikt door de warenmarkt, die op dinsdagen en vrijdagen wordt opgebouwd. Tevens is er een parkeerterrein.
Behalve de bebouwing van bioscoop Vue vormen twee grotere gebouwen/complexen aan de west- en noordzijde de pleinwanden van het Marktplein, zie hieronder.
Afbeelding 4 en 5 Bestaand complex met woningen Appartementengebouw aan het Marktplein
Een grote attractiewaarde van het huidige Marktplein is de functie van de warenmarkt tweemaal per week en diverse evenementen die daar worden gehouden, bijvoorbeeld de kermis en manifestaties, zoals 'Hilversum Alive' en de start/finish van de Cityrun.
In het plangebied is geen groenstructuur aanwezig. Het is gelegen in stedelijk gebied, verhard en onbebouwd. Nabij het plangebied staan enkele solitaire bomen op en rondom het Marktplein.
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en daardoor is er ook geen sprake van een waterstructuur.
De verkeersstructuur rondom het plangebied is duidelijk. Alle wegen zijn eenrichtings gebiedsontsluitingswegen met een maximale snelheid van 50 km/uur. Daarnaast zijn er deels vrijliggende fietspaden aanwezig en liggen er langs de wegen trottoirs. Het plangebied wordt gebruikt voor het stallen van fietsen.
In het plangebied is in de huidige situatie alleen (tijdelijke) opslag van foodhall Mout aanwezig met diverse fietststallingsvoorzieningen. Als gevolg van het plan zullen deze bestaande fietsstallingsplekken worden verwijderd. In de directe omgeving van het plangebied wordt gezocht naar een alternatieve locatie hiervoor.
De bestemming van de planlocatie is in het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' 'Gemengd-1'. Binnen deze bestemming zijn o.a. detailhandel, kantoor, dienstverlening, een onderneming in de creatieve industrie, culturele voorzieningen, wonen en bedrijven (categorie 1 en 2) toegestaan. Ook een bierbrouwerij en horeca zijn mogelijk.
Onderstaand de verbeelding van bestemmingsplan 'Eurobioscoop'.
Afbeelding 6 Verbeelding bestemmingsplan 'Eurobioscoop'
Daarnaast is het terrein in gebruik als verblijfsgebied.
Voorzieningen
In de directe nabijheid van het plangebied ligt het centrum van Hilversum met vele centrumvoorzieningen.
Mout
Ten zuiden van het plangebied is foodhall Mout aanwezig, gevestigd in de voormalige Eurobioscoop.
Bioscoop
Aan de overzijde van het Marktplein is bioscoop Vue gerealiseerd en deze is eind 2014 in gebruik genomen.
Warenmarkt
Op een deel van het Marktplein op het aansluitende gedeelte van de Groest wordt op woensdag en op zaterdag de warenmarkt gehouden. Deze markt heeft van oudsher een regionale verzorgingsfunctie.
De warenmarkt draagt bij aan de aantrekkingskracht van de binnenstad van Hilversum en vormt een zelfstandige bezoekreden.
Het plangebied is gelegen aan de Naarderstraat. De Naarderstraat maakt deel uit van de noordoostelijke zijde van de Hilversumse binnenring. Deze weg is ingericht, conform de landelijke categorisering, als een eenrichtings gebiedsontsluitingsweg, hierbij hoort een maximum snelheid van 50 km/h. Tevens hoort bij een dergelijke categorisering dat het fietsverkeer wordt gescheiden van het gemotoriseerde verkeer.
Parkeren
Naast het Langgewenst is een parkeerterrein.
Openbaar vervoer
Het plangebied is uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer. Zo bevind het intercitystation Hilversum zich op circa 3 minuten loopafstand van het plangebied. Het busstation is gelegen bij dit treinstation.
Fietser
Op het naastgelegen Marktplein is geen scheiding tussen het fietsverkeer en het gemotoriseerde verkeer. Dit geeft in de huidige situatie geen problemen. Zo hebben gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer voldoende ruimte om elkaar te ontwijken en is het Marktplein enkel toegankelijk voor bevoorradend verkeer ten behoeve van aanliggende voorzieningen, markten en evenementen.
Op het omliggende wegennet, zoals de Naarderstraat, is het langzaam verkeer gescheiden van het gemotoriseerde verkeer.
Voetganger
De wegen nabij het plangebied zijn allen voorzien van vrijliggende voetpaden.
Van openbaar groen in het plangebied is geen sprake. Het is in z'n geheel verhard.
In de huidige situatie is in, of in de directe nabijheid van, het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. Ook zijn er geen waterkeringen of kunstwerken. Belangrijkste aandachtspunt is dat hemelwaterwater zoveel mogelijk lokaal wordt vastgehouden, hergebruikt en/of in de bodem wordt geïnfiltreerd.
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of Natura 2000. Binnen de invloedssfeer van het plangebied komen ook geen NNN of Natura 2000 gebieden voor.
Bomen en gebouwen in de omgeving van het plangebied zijn potentiele verblijfplaatsen voor vogels en vleermuizen.
Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid). De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie en dragen bij aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten.
In de bestaande situatie gelden er op het gebied van duurzaamheid geen specifieke kwaliteiten.
Een (geluids)zone is een aandachtsgebied waarbinnen, indien er geluidgevoelige bestemmingen zijn of kunnen worden gerealiseerd, moet worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh). Geluidgevoelige bestemmingen zijn onder andere woningen, scholen en gebouwen voor de gezondheidszorg. De voorkeursgrenswaarde voor geluidgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van spoorweglawaai bedraagt voor woningen 55 dB en voor andere geluidgevoelige gebouwen 53 dB.
De regelgeving die betrekking heeft op geluidhinder staat in een aantal wetten. De Wgh voorziet in een zonering van wegen, spoorwegen en industrieterreinen waar 'grote lawaaimakers' zijn of kunnen worden gevestigd, en stelt eisen aan de geluidbelasting binnen de zones rond en langs die (spoor)wegen en industrieterreinen. De geluidhinder die afkomstig is van inrichtingen (met name bedrijven) wordt gereguleerd op basis van de Wm.
Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort en binnen de geluidzones van diverse wegen. Ten behoeve van bestemmingsplan 'Langgewenst' heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Geoordeeld is dat geluidaspecten geen belemmering vormen voor de uitvoering van dat plan. Aangezien met voorliggend plan de mogelijkheden om geluidgevoelige bestemmingen (i.c. woningen) te realiseren wordt uitgesloten, is de conclusie gerechtvaardigd dat geluidaspecten ook niet in de weg staan van voorliggend bestemmingsplan. Ter illustratie is het betreffende akoestisch onderzoek als Bijlage 1 opgenomen bij deze toelichting.
Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit. Door deze nieuwe wetgeving kunnen kleine bouwprojecten doorgaan. Het gaat om projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen. Voor dergelijke projecten hoeft geen aanvullende maatregelen meer te worden genomen om de luchtkwaliteit op peil te houden. De wet legt tevens de basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Projecten die passen in het programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de Europese normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De luchtkwaliteit van het plangebied is in maart 2011 onderzocht in het kader van het bestemmingsplan 'Langgewenst'. Geconcludeerd is dat er geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden, er wordt voldaan aan de luchtkwaliteiteisen. Aangezien met voorliggend plan de mogelijkheden uit het bestemmingsplan 'Langgewenst' uit 2013 (en 'Eurobioscoop' uit 2016) aanzienlijk worden verminderd, is de conclusie gerechtvaardigd dat luchtkwaliteit ook geen belemmering vormt voor het voorliggende bestemmingsplan. Ter illustratie is het betreffende luchtkwaliteitsonderzoek als Bijlage 2 opgenomen bij deze toelichting.
Beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen door de rijksoverheid op grond van de Monumentenwet 1988 en de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden. Als een gebied is aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht, dan dient dit in het bestemmingsplan opgenomen te zijn.
Het plangebied is niet gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht.
Rijksmonumenten worden aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988 en staan ingeschreven in het Monumentenregister. Provinciale monumenten worden aangewezen op basis van de provinciale monumentenverordening en zijn opgenomen op de provinciale monumentenlijst. Gemeentelijke monumenten zijn opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst en worden aangewezen op basis van de monumentenverordening Hilversum. Werelderfgoed - monumenten zijn opgenomen op de Werelderfgoedlijst van de Unesco.
In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. De naast het plangebied gelegen foodhall Mout (Naarderstraat 8) heeft wel bouwhistorische waarde, mede door het bijzondere dak.
Archeologisch erfgoed ligt meestal in de ondergrond verborgen. Om vast te stellen waar erfgoed ligt en of dit al dan niet behoudenswaardig is, is eerst inventariserend archeologisch vooronderzoek nodig. Dit inventariserende onderzoek bestaat uit bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek. Als regel geldt dat inventariserend archeologisch vooronderzoek overal verplicht is waar plannen met bodemingrepen worden voorgenomen. Dus daar waar bijvoorbeeld gebouwd, geheid, gegraven, opgehoogd, geplaveid of ontwaterd gaat worden. Vooronderzoek is daarentegen niet verplicht in delen van een plangebied waar de bestaande inrichting ongewijzigd gehandhaafd wordt, bijvoorbeeld een groenstrook die in de nieuwe inrichting behouden blijft en niet wijzigt.
Archeologische onderzoek is een getrapt proces. Na het inventariserend onderzoek zal blijken of vervolgonderzoeken nodig zijn. Ten behoeve van de herziening van bestemmingsplan 'Langgewenst' uit 2012 heeft onderzoek plaatsgevonden vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde door de ligging nabij de 'oude' dorpskern.
In 2007 heeft een archeologisch bureauonderzoek plaatsgevonden. In 2008 is een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd. In 2009 is een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd op het Marktplein. Het onderzoek is als Bijlage 3 onderdeel van deze toelichting.
Conclusie van het Inventariserend Veldonderzoek is dat het onderzochte gebied betreffende het aspect archeologische waarden niet behoudenswaardig is. Vanwege de aanwezigheid van bebouwing was het niet mogelijk het gehele plangebied 'Langgewenst' te onderzoeken. Voor het plangebied is daarom de dubbelbestemming Artikel 4 Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog/Middelhoog opgenomen. Dit is vastgelegd in de regels en op de verbeelding.
Op de gronden gelegen binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de omvang van het bouwwerk niet meer is dan 100 m². Voor het bouwen van grotere gebouwen en bouwwerken is voorafgaand archeologisch onderzoek nodig.
De provincie Noord-Holland heeft een bodemtoets ontwikkeld voor de afweging van bodemaspecten in bestemmingsplannen. Het gaat om de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, milieubeschermingsgebieden en archeologie. Deze aspecten zijn met uitzondering van archeologie opgenomen in deze bodemparagraaf. Archeologie is toegelicht in de voorgaande paragraaf 3.6.2. In deze paragraaf wordt ook het grondwatersysteem en daarin eventueel voorkomende verontreinigingen meegenomen.
Bodem
De gemeente Hilversum maakt onderdeel uit van de geografische eenheid het Gooise stuwwallencomplex met onder andere fysisch geografische eenheden zoals stuwwallen. De bodem van Hilversum bestaat hoofdzakelijk uit matig fijne tot zeer grove zanden. De zanden maken deel uit van het water voerende pakket, dat haar basis heeft op een diepte van N.A.P. -160 meter. Naast de genoemde zanden bevat de bodem grindbestanddelen. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijnzandige, lemige en slib houdende lagen voorkomen. De stuwwal is een inzijgingsgebied. Dit plangebied bestaat geheel uit zandige ondergrond.
Functies en bestemmingen moeten afgestemd worden op de bodemopbouw. De bodemopbouw binnen het plangebied stelt echter geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.
Aardkundige waarden
De grote verscheidenheid en gaafheid van geografische verschijnselen maakt het stuwwallencomplex van het Gooi bijzonder. Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid is het beschermen van onderdelen in het landschap, die iets vertellen over de geologische ontstaanswijze van een gebied. Hiervoor heeft de provincie Noord-Holland een lijst met gebieden met aardkundige waarden (aardkundig waardevol gebied) vastgesteld en vervolgens hieruit gebieden geselecteerd als aardkundig monument. De aardkundige waardevolle gebieden zijn nu opgenomen in de provinciale structuurvisie en bijbehorende verordening en genieten als zodanig planologische bescherming. Een groot deel van het bijzondere stuwwallengebied is daarom door de provincie aangewezen als gebied met aardkundige waarden en de ongeroerde delen zijn zelfs aangewezen als aardkundig monument. Binnen het plangebied zijn evenwel geen aardkundige monumenten en aardkundig waardevolle gebieden aangewezen.
Grondwaterbeschermingsgebied
Ten zuidwesten van het plangebied is de grondwaterwinning Loosdrecht gelegen en ten noordoosten ligt de drinkwaterwinning Laren. Het grondbeschermingsgebied van deze grondwaterwinningen liggen in zijn geheel buiten het plangebied. Dit betekent dat binnen het gebied ten opzichte van de gebruikelijke zorgvuldigheid geen extra restricties gelden om de drinkwaterwinning te beschermen.
Bodem- en grondwaterverontreiniging
In de oudere wijken is naast de woonbestemming veel bedrijvigheid geweest, ook in de binnenstad. Als gevolg van het langdurige intensieve gebruik is de bovengrond in het centrum over het algemeen licht verontreinigd met PAK en zware metalen (en oplosmiddelen). Plaatselijk komen ernstige verontreinigingen voor. In het verleden zijn een aantal verontreinigingen reeds gesaneerd. De verontreinigingen zijn in beheer bij het Gebiedsgericht Grondwaterbeheer 't Gooi (GBG). Het plangebied valt in het deelgebied Hilversum. Het GBG heeft beheerplannen opgesteld per deelgebied met betrekking tot de verontreinigde grondwater.
De gemeente heeft in 2008 een bodemfunctieklassekaart opgesteld. Op de bodemfunctieklassekaart wordt de gewenste bodemkwaliteit voor nu en toekomst binnen de gemeentegrenzen van Hilversum aangegeven. Uitgangspunt is dat de klasse die aan een bepaald gebied wordt toegekend, overeenkomt met de gevoeligste bodemfunctie binnen het gebied. Het hele gebied is geclassificeerd als functie wonen.
Grondwater
Hilversum ligt op een stuwwal van het Gooi en is infiltratiegebied. Het maaiveld varieert in de binnenstad van 4,30 meter +NAP in het oosten (Stationsgebied) tot circa 11,00 meter +NAP in het westen (begin 's-Gravelandseweg en Vaartweg). Het eerste watervoerende pakket heeft haar basis op 160 meter minus maaiveld. In de zandige bodem stroomt het grondwater globaal genomen in westelijke richting. De minimale grondwaterstandsdiepte is 3,15 m onder het maaiveld bij het Stationsgebied. De grondwaterstandsfluctuatie bedraagt enkele meters. De grondwaterstanden kunnen in de toekomst stijgen door invloed van het klimaat en activiteiten in de regio zoals afname van drinkwaterwinningen en opzetten van polderpeilen (de laatste aan de westkant van Hilversum).
Bij ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met de grondwaterstand. Kelders moeten waterdicht worden uitgevoerd, zodat de noodzaak tot het lokaal verlagen van de grondwaterstand wordt voorkomen. Bij de bepaling van de maximale grondwaterstand ten behoeve van ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met een marge als gevolg van toekomstige regionale grondwaterstandstijgingen.
In de binnenstad is het grondwater op enkele plaatsen verontreinigd met zware metalen en VOCL (vluchtige organische chloorverbindingen). De verontreinigingen zitten o.a. bij het Stationsgebied Zuid. Bij nieuwe ontwikkelingen waarbij wordt ontwikkeld tot of in het grondwater moet hiermee rekening worden gehouden.
Oppervlaktewater
In de binnenstad is geen oppervlaktewater aanwezig. Om het lokaal verwerken van hemelwater te bevorderen zal bij nieuwe ontwikkelingen gestreefd moeten worden naar ruimte voor water, bijvoorbeeld wadi's in groenstructuren. Dit zullen geen permanente oppervlaktewateren zijn, deze wadi's lopen onder water bij veel regenval.
Bestaand afwateringssysteem
De binnenstad ligt in een gemengd gerioleerd gebied. Dit houdt in dat het afvalwater en het hemelwater via het hetzelfde rioolsysteem wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Hilversum-oost. Voor nieuw aan te sluiten bebouwing moet contact worden opgenomen met de gemeente. Het afkoppelen van hemelwater van dit systeem wordt bevorderd door bij nieuwe ontwikkelingen het hemelwater lokaal vast te houden, her te gebruiken en/of te infiltreren in de bodem. Berging kan plaats vinden op daken en in ondergrondse (infiltratie) voorzieningen. Hierbij moet voldoende bergend vermogen worden gecreëerd om het waterbezwaar te kunnen bergen en verwerken. De infiltreerbaarheid van de infiltratievoorzieningen moet goed worden bewaakt. Onderhoud aan de infiltratievoorzieningen is voor de perceelseigenaar.
Bij de aanleg van parkeergarages moet bij de ingang een drempel worden aangelegd zodat tijdens heftige regenval het water niet direct de kelders in kan stromen.
Hemelwater kwaliteit
Om bodem- en grondwaterverontreiniging bij de infiltratiepunten op het eigen terrein te voorkomen is het belangrijk om geen onbehandeld koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK) en andere uitlogende (bouw)materialen toe te passen op oppervlakken/straatmeubilair die in aanraking komen met het regenwater. Daarnaast dient er géén gebruik te worden gemaakt van (chemische) onkruidbestrijdingsmiddelen. De perceelseigenaar is verantwoordelijk voor de grondwaterkwaliteit onder het perceel en dus voor de kwaliteit van het infiltrerende hemelwater.
In het plangebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels en/of leidingen gelegen.
De fysieke veiligheid betreft de bescherming van mens, dier en milieu tegen daadwerkelijke ongelukken. In de volgende paragraaf wordt het aspect ´externe veiligheid´ nader beschreven.
Bij de huidige inrichting van het gebied rondom het plangebied is het plangebied goed bereikbaarheid voor hulpdiensten, zijn er voldoende primaire en secundaire bluswatervoorzieningen en is het gebied voldoende verkeersveilig.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR, wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van onze leefomgeving. Hiermee wil het Rijk inspelen op de grote uitdagingen zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. De NOVI geeft weer wat bij deze grote uitdagingen de nationale belangen zijn, welke keuzes het Rijk maakt en welke richting het Rijk meegeeft aan decentrale keuzes. Deze keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
Het bestemmingsplan sluit goed aan op de prioriteiten die zijn genoemd in de NOVI, met name inzetten op duurzaam economisch groeipotentieel en sterke en gezonde steden.
De Omgevingsvisie NH 2050 is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland. Centraal hierin staat de leefbare fysieke leefomgeving voor wonen, werken en recreëren nu en in de toekomst. Er wordt ingegaan op de (maatschappelijke) opgaven die op ons afkomen en hoe de provincie daar mee wil omgaan. De hoofdambitie is om te streven naar een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Als sturingsfilosofie hanteert de provincie daarbij 'lokaal wat kan en regionaal wat moet'. Daarbij staat de opgave centraal en bestaat een groot vertrouwen in de initiatiefnemers en andere overheden. De provincie is daarom terughoudend met het opstellen van regels. Naast de hoofdambitie heeft de provincie enkele deelambities gesteld:
Voor een klein deel zijn deze ambities op het plangebied van toepassing. Het voorliggende bestemmingsplan geeft hier invulling aan.
De provincie Noord-Holland wil met de Omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Nieuwe ontwikkelingen van woningbouw en voorzieningen worden geconcentreerd in kernen, passend bij de rol van de kernen in het regionale netwerk. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken (artikel 6.3). Daarnaast moet een ruimtelijk plan rekening houden met de risico's ten aanzien van klimaatverandering (wateroverlast, overstroming, hitte en droogte) (artikel 6.62).
Aangezien het plan in feite de planologische mogelijkheden beperkt is het bestemmingsplan niet in strijd met de instructieregels uit de Omgevingsverordening NH2020.
De regio is het meest gebaat bij een goed functionerende en aantrekkelijke detailhandelsstructuur. Om deze te bewerkstelligen c.q. te behouden moeten er keuzes gemaakt worden.
De visie en beleidslijn die voor de hoofdstructuur wordt gevolgd is:
Het centrum van Hilversum vormt het recreatieve winkelhart van de regio met de (inter)nationale ketens. Die positie dient te worden versterkt, ook door gedoseerd ruimte te maken voor leisure (o.a. horeca en cultuur) en andere functies met een regionale reikwijdte. Nieuwe initiatieven die bijdragen aan de versterking van centrum Hilversum als het regionale centrum kunnen dan ook worden gehonoreerd, mits ze geen afbreuk doen aan de opgave het centrum niet alleen sterker, maar ook compacter te maken.
Het voorliggende plan past binnen de beleidslijn van de retailvisie.
Op 15 mei 2015 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Hilversum 2030 vastgesteld. Deze visie schetst het beeld van Hilversum in 2030.
Hilversum werkt constructief mee aan initiatieven vanuit de samenleving. Tenzij bijvoorbeeld zwaarwegende maatschappelijke belangen en/of te verwachten hinder voor bewoners zich hier tegen verzet. Hilversum wil flexibel zijn en energie steken in oplossingen.
Uitgangspunt is ontwikkelend beheren. Dit is een duurzame manier van stedelijke vernieuwing. Hierbij zijn (vaak kleinschalige) ontwikkelingen en beheermaatregelen organisatorisch en financieel in één proces ondergebracht. Deze aanpak maakt het mogelijk op ontwikkelingen in de samenleving te reageren en anticiperen.
De gemeente ziet voor zichzelf een regierol.
Speerpunten van de visie zijn:
In 2030 is Hilversum een gewilde en aantrekkelijke plaats om in te wonen. Hilversum heeft voor elk wat wils, van dorps en lommerrijk tot meer groen stedelijk en centrumstedelijk. Ook wat de betaalbaarheid van woningen betreft, valt er in Hilversum veel te kiezen. De meeste voorzieningen liggen op fietsafstand.
De ligging van Hilversum in het groen is in 2030 een van de belangrijkste kwaliteiten. Als een groene jas liggen de natuurgebieden rond Hilversum. De kostbare natuur is beschermd. Alle omliggende natuurgebieden zijn overgedragen aan natuurorganisaties. Deze natuurgebieden hebben de status van Nationaal Park (de Gooise Heuvelrug).
In 2030 is Hilversum de centrumgemeente van het Gooi met een aantrekkelijk bruisend stadscentrum. In de afgelopen jaren is er veel gebeurd. In het centrum is een breed aanbod aan winkels, een levendige warenmarkt, evenementen en een gezellig horeca- en cultureel aanbod te vinden. Dit bruisende centrum is aantrekkelijk voor alle inwoners van Hilversum. Maar het is ook een trekker voor mensen uit omliggende gemeenten en toeristen. De pleinen in het centrum en de parken daaromheen zijn levendige plekken, die uitnodigen voor ontmoeting en verblijf.
In 2030 is Hilversum de Mediastad van Nederland. De creatieve sector in Hilversum zorgt voor veel werkgelegenheid. De rode draad door deze sector is het gebruik van beeld en geluid. Deze komen in verschillende vormen en via verschillende kanalen bij de consument terecht, zoals via tv, openbare ruimte, mobiele telefoon, radio, games, sites, kabel, animatie, design en kunstinstallaties. Voortdurend is door de sector ingespeeld op de snelle technologische ontwikkelingen, zoals de digitalisering van de samenleving.
In 2030 staat Hilversum bekend om zijn hoogwaardige stedenbouwkundige, architectonische en landschappelijke kwaliteiten. De tuinstadgedachte en het beëindigingsplan van Dudok zijn hierbij als vertrekpunt genomen. Sterke punten in de stad zoals prachtige (monumentale) gebouwen, (omroep-)complexen en industrieel erfgoed maar ook groene plekken, parken en vijvers zijn met elkaar verbonden. De harmonieuze groene overgangen tussen stad en omliggende natuurgebieden zijn zichtbaar en voelbaar gemaakt. In de woongebieden zijn de bestaande karakteristieken, woonmilieus en kwaliteiten per wijk behouden. Er is in deze gebieden niet of nauwelijks ruimtelijk verdicht. Ruimtelijk en historisch gezien zou dit ook niet logisch zijn geweest. Diverse gebouwen hebben een andere functie gekregen, bijvoorbeeld kantoorpanden die zijn omgebouwd naar woningen. Uitbreidingen, verdichtingen en schaalsprongen zijn voornamelijk in de dynamische gebieden gerealiseerd.
Het bestemmingsplan past in de ambitie waarin Hilversum de centrumgemeente van het Gooi is met een aantrekkelijk bruisend stadscentrum.
De Gebiedsagenda is in 2022 door de raad vastgesteld. De ambitie voor 2030 is o.a. dat het centrum van Hilversum een fijne plek is om te winkelen, ontmoeten, werken, wonen en recreëren. Het centrum is een gebied voor en van alle Hilversummers en bezoekers uit de regio. Hier komen mensen bijeen om elkaar te ontmoeten, een bezoek te brengen aan de winkels, culturele voorzieningen of horeca, een dagje of avond uit te gaan en te ontspannen. Tegelijkertijd is er de (boven)regionale aantrekkingsfunctie voor bezoekers van buiten Hilversum die het centrum ook waarderen.
Voor het goed functioneren van het centrum is het belangrijk dat de recreatieve winkels, zoals mode en luxe, zo veel mogelijk worden gesitueerd in het hoofdwinkelgebied. Dit valt te combineren met horeca en cultuur. De entreegebieden kunnen een bredere functie hebben: voor dagelijkse winkels, (commerciële) diensten, maatschappelijke functies, cultuur en kantoren/bedrijvigheid.
In de gebiedsagenda heeft het Marktplein een aanduiding voor 'horeca en /foodcourt / terras'. Daarmee past het voorliggende bestemmingsplan goed binnen de ambitie van de Gebiedsagenda.
Afbeelding 7 Fragment 'Compact centrum', p.26 Gebiedsagenda
Afbeelding 8 Fragment 'Compact centrum', p.26 Gebiedsagenda
De Welstandsnota is door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandscriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Hierbij staat behoudt van de bestaande kwaliteiten voorop. Het is belangrijk dat bestemmingsplan en de Welstandsnota goed op elkaar zijn aangesloten.
Ten behoeve van de herontwikkeling van de Eurobioscoop is een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat tegelijkertijd met het bijbehorende bestemmingsplan de planprocedure heeft doorlopen. Het beeldkwaliteitsplan is op hetzelfde moment met het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' door de raad worden vastgesteld als toetsingskader voor omgevingsvergunningaanvragen.
Dit beeldkwaliteitsplan is indertijd evenwel opgesteld met een andere invulling van de kavel in gedachten dan een bierbrouwerij en proeflokaal. Het beeldkwaliteitsplan voorziet o.a. in 2 panden met een zadeldak naast foodhall Mout. Om deze reden sluit dit beeldkwaliteitsplan niet meer goed aan bij de gewenste invulling van het plangebied.
Afbeelding 9 en 10 Afkomstig uit beeldkwaliteitsplan 'Voormalige Eurobioscoop en omgeving' (2016)
Afbeelding 11 Visualisatie afkomstig uit beeldkwaliteitsplan 'Voormalige Eurobioscoop en omgeving' (2016)
De welstandscriteria zoals opgenomen in de paragraaf deelgebied Centrum (deelgebied Oostrand) in de geldende 'Welstandsnota gemeente Hilversum versie 2022' bieden wel voldoende passende stedenbouwkundige en architectonische eisen voor de welstandsbeoordeling van de voorgestane ontwikkeling. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Monumenten (CRKenM) heeft dit in een voorbespreking bevestigd.
Het vaststellen van welstandseisen is een bevoegdheid van de raad, net als het vaststellen van bestemmingsplannen. Om deze reden zal de raad worden voorgesteld de huidige Welstandsnota te laten vaststellen als toetsingskader voor omgevingsvergunningaanvragen binnen het plangebied. De CRKenM heeft aangegeven dit voorstel tot aanpassing van het toetsingskader te ondersteunen.
De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de met Structuurvisie Archeologie ‘De ondergrondse stad’ ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt is daarbij dat de verstoorder betaalt.
‘De ondergrondse stad’ is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen.
Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.
In paragraaf 5.5 van deze toelichting is opgenomen op welke wijze is omgegaan met archeologie in het plangebied.
Kenmerkend voor Hilversum is haar groene karakter. Het beleid is er op gericht deze kwaliteit te behouden en verbeteren, bijvoorbeeld door fraai aangelegde groene routes die dwars door de stad lopen. Zo kan iedereen hier met plezier blijven wonen en werken. Het plan beschrijft hoe het groen in Hilversum wordt uitgebreid, ingericht en onderhouden.
Het groenbeleidsplan Hilversum 2030 is een integrale visie op al het groen binnen de gemeente. Er zijn vier speerpunten:
De speerpunten zijn uitgewerkt in maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn.
In het plan wordt ook voor alle soorten groen in Hilversum beschreven wat er waar moet komen. Deze streefbeelden zijn van belang bij toekomstige ontwikkelingen. Het Groenbeleidsplan omvat dus de groene randvoorwaarden en ambities voor alle gebieden. Tevens zijn per wijk de kansen en bedreigingen op dit gebied benoemd.
De biodiversiteit in Nederland neemt al decennia lang af. Dat geldt voor biodiversiteit buiten de stad, maar ook voor biodiversiteit binnen de stad. De stad heeft zijn eigen ecosysteem van planten- en diersoorten die zich hebben aangepast aan het leven in een dicht bebouwde omgeving. Als gezegd staat de leefomgeving van veel gebouwbewonende diersoorten onder druk door het verlies aan verblijfplaatsen door sloop, nieuwbouw, renovatie en isolatie. Ook de leefomgeving van deze soorten wordt steeds kleiner door de toename van verharding in de openbare ruimte en in particuliere tuinen en de afname van de hoeveelheid en diversiteit aan groen. Gevolg is dat dier- en plantensoorten verdwijnen en dat het ecosysteem van de stad uit balans is. Door het ontbreken van natuurlijke vijanden krijgen plaagdieren zoals de eikenprocessierups vrij spel en door het gebrek aan variatie in beplanting zijn verschillende boomsoorten vatbaar voor diverse ziektes.
Willen we het tij keren dan zullen we moeten investeren in het herstellen van de natuurlijke balans in de stad. Voor de gebouwbewonende diersoorten betekent dat meer verblijfplaatsen maken en de leefomgeving beter geschikt maken. Dit is een bredere aanpak dan de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wnb is gericht op bescherming van het individu en niet op de leefomgeving van de populatie als geheel: worden er voor een vergunningaanvraag geen beschermde diersoorten aangetroffen dan hoeven er ook geen maatregelen te worden genomen. Het uiteindelijke resultaat is dat er potentiële nest- en verblijfplaatsen verloren gaan zonder dat deze worden gecompenseerd.
De benadering is om maatregelen voor gebouwbewonende diersoorten te stimuleren zodat we het plangebied voor de gehele populatie beter maken. Diersoorten zullen daardoor minder kwetsbaar worden voor veranderingen in hun leefomgeving als gevolg van bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden. Overigens moeten werkzaamheden altijd voldoen aan de Wnb.
Tot slot profiteren ook de inwoners van Hilversum mee. Een natuurlijke, biodiverse woonomgeving is immers een prettiger en gezonder woonomgeving. Niet voor niets heeft het burgerpanel in een peiling over de Omgevingsvisie aangegeven dat het vergroten van de biodiversiteit met afstand het belangrijkste onderwerp is.
Bij de ontwikkelingen in het plangebied wordt natuurinclusief bouwen als randvoorwaarde opgenomen. Bij het stellen van de randvoorwaarden wordt gebruik gemaakt van Bijlage 4 Leidraad natuurinclusief bouwen.
In de regels is een 'dynamische verwijzing' opgenomen. Indien de leidraad wijzigt dan zal deze 'automatisch' ook gelden voor dit bestemmingsplan. Op deze wijze is het meest actuele beleid automatisch van toepassing.
De gemeente heeft de ambitie om in 2040 aardgasvrij te zijn en in 2050 klimaatneutraal. In het Klimaatakkoord is zij aangewezen als regisseur van de warmtetransitie voor de gebouwde omgeving. Daar ligt de grootste opgave voor CO2-reductie. Om te komen tot een aanpak voor deze transitie is de Transitievisie Warmte opgesteld. De benadering van deze visie gaat er vanuit dat de verduurzaming van de gebouwde omgeving in Hilversum het meest gebaat is bij een individuele aanpak, die woningeigenaren in staat stelt om op het moment dat hen het beste past de maatregelen te nemen die specifiek voor hun woning en gezinssituatie het beste resultaat opleveren. De gemeente kiest er dan ook voor om haar inwoners individueel te faciliteren bij het verduurzamen van hun woning. Vanuit haar rol als regisseur stuurt de gemeente hier op aan de hand van enkele uitvoeringslijnen.
Gezien de grote, complexe opgave van de warmtetransitie sluiten we graag aan bij initiatieven uit de samenleving en benutten we kansen die zich voordoen vanuit andere opgaven in Hilversum. Gebiedsontwikkeling biedt kansen om verder toe te werken naar een duurzaam gebouwde omgeving. Daarom heeft de gemeente een verkenning uit laten voeren naar de manier waarop ambities op het gebied van de warmte- en circulaire transitie kunnen worden meegenomen in gebiedsontwikkelingen. De ontwikkelingen in het Stationsgebied en 1221 gaven een directe aanleiding en behoefte om invulling te geven aan circulair materiaalgebruik en de energievoorziening. Het ontbreekt aan een duidelijk beleidskader hiertoe. De richtlijnen die voortkomen uit de verkenning zijn ter inspiratie en om ervaring mee op te doen binnen projecten ten behoeve van gebiedsontwikkeling Hilversum breed.
Bij ontwikkelingen in de gebouwde omgeving zullen de wettelijke eisen van aardgasvrij en de BENG-norm (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) als uitgangspunt gehanteerd worden. Daarnaast dient de Transitievisie Warmte als beleidskader en zijn er richtlijnen voor ontwikkelaars om toe te kunnen werken naar een duurzame gebouwde omgeving.
Het gemeentelijk watermanagementplan beschrijft de visie op de watertaken, met welke ambitie de opgaven worden ingevuld, de uit te voeren maatregelen, welke eisen aan de uitvoering daarvan worden gesteld en welke personele en financiële middelen daarvoor nodig zijn. De visie van Hilversum op de gemeentelijke watertaken is grotendeels een voortzetting van het huidige beleid, gericht op uitvoering van de gemeentelijke watertaken en instandhouding van de huidige toestand en goede werking van de riolering. Stevige versterkingen van de visie ten opzichte van voorgaande rioleringsplannen zijn ten aanzien van de maatschappelijke en bestuurlijke opgaven voor klimaatadaptatie en de extra inzet op duurzaamheid.
De visie heef de volgende speerpunten:
Om de hoeveelheid water op straat op relatief korte termijn hier te verminderen zijn in het Watermanagementplan 2021 - 2026 drie opgaven opgenomen:
Het bestemmingsplan houdt rekening met het gemeentelijk watermanagementplan door nieuwe initiatieven hieraan te toetsen. Daarnaast is er in het plan een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van waterinfiltratie, waarin geregeld is bij nieuwbouw, renovatie en uitbreiding van verharding in het belang van de hydrologische situatie ter plaatse voldoende ruimte gereserveerd voor het bergen en infiltreren van hemelwater binnen de (toekomstige) eigendomsgrenzen van het perceel. Hiermee wordt bijgedragen aan een klimaatbestendig Hilversum.
In dit hoofdstuk komt de toekomstige situatie aan de orde.
Op stedenbouwkundig niveau speelt foodhall Mout een belangrijke rol bij het heringerichte Marktplein. De voormalige Eurobioscoop vormt een stedenbouwkundige scheiding tussen het plein en het brinkje bij de Naarderstraat. Door kleinschalige nieuwbouw toe te voegen naast de voormalige Eurobioscoop zal deze stedelijke scheiding worden hersteld en versterkt.
De foodhall heeft zowel functioneel als ruimtelijk een prominente rol aan het Marktplein en aan de Naarderstaat en vormt een belangrijk stedenbouwkundig element gezien vanaf de Groest.
Afbeelding 12 Relatie bebouwing vml. Eurobioscoop met omgeving (afkomstig uit beeldkwaliteitsplan 'Voormalige Eurobioscoop en omgeving' (2016))
Met nieuwe bebouwing aan de noordzijde van de bestaande foodhall zal de pleinwand van de oorspronkelijke driehoekige brink worden hersteld, zoals deze in het verleden ook aanwezig was. Hierdoor ontstaat er weer een herkenbare brinkruimte.
Deze bebouwing is ondergeschikt aan het volume van de voormalige Eurobioscoop. De goothoogten zijn maximaal 6 meter en de nokhoogte maximaal 10 meter.
In het voorliggende bestemmingsplan worden de bestaande planologisch-juridische mogelijkheden van het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' beperkt. Voorheen waren functies als wonen, kantoren, dienstverlening, (creatieve) bedrijvigheid, detailhandel en culturele voorzieningen toegestaan. Deze mogelijkheden zijn verwijderd zodat alleen nog een bierbrouwerij en proeflokaal is toegestaan. Dit gebruik was (ook) al toegestaan in het bestemmingsplan 'Eurobioscoop'.
Ontsluiting
Het plangebied is goed bereikbaar vanaf de centrumring, de Naarderstraat en de Koninginneweg. De verkeersaantrekkende werking vanwege de herontwikkeling kan makkelijk worden opgevangen door deze ontsluitende wegen.
De raad heeft besloten om de centrumring om de Markt heen te leggen en de Stationsstraat autovrij te maken. Door het verleggen van de centrumring van de Stationsstraat naar de Koninginneweg, Schoolstraat en het Langgewenst ontstaat er een route om het Marktplein heen. Met de aanpassing van de centrumring wordt de bereikbaarheid van het centrum en het station flink verbeterd.
Parkeren
Parkeervoorzieningen zijn ruimschoots aanwezig in de directe nabijheid van het plangebied, het centrum van Hilversum. Er zijn zowel voorzieningen op straat als in de verschillende parkeergarages. Vanwege de beschikbaarheid van voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid van het plangebied en het ontbreken van ruimte voor parkeren 'op eigen terrein' is zijn geen parkeernormen in de planregels opgenomen waaraan toekomstige omgevingsvergunningaanvragen moeten voldoen. Dit sluit aan bij bestemmingsplan 'Eurobioscoop' waarin dit al was bepaald.
Openbaar vervoer
Het plangebied is uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer. Zo bevind het intercitystation Hilversum, inclusief busstation, zich op circa 3 minuten loopafstand van het Marktplein.
Langzaam verkeer
Op het omliggende wegennet is het langzaam verkeer gescheiden van het gemotoriseerde verkeer. Het plangebied is goed bereikbaar per fiets.
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.
Het plangebied is op dit moment niet ontwikkeld. Met voorliggend plan zal het gebied concreet worden ingevuld waamee een duurzaam gebruik en een gezonde exploitatie mogelijk is. De plannen zijn een stedenbouwkundig wenselijke ontwikkeling passend binnen de Gebiedsagenda Centrum en draagt bij aan het functioneren van de leefomgeving.
Voor een bestemmingsplan geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf'. Tevens moet worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder. De gemeente Hilversum heeft in samenwerking met het waterschap "standaard regels" opgesteld voor de waterparagraaf (zie Bijlage 5 Voorwaarden Waterparagraaf). Zolang aan deze regels wordt voldaan volstaat de inhoud van het bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (1) de onderliggende vraag in de regio, (2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (3) een multimodale ontsluiting. De ladder voor duurzame verstedelijking draagt bij aan een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, ondersteunt gemeenten en provincies in de vraaggerichte programmering van hun grondgebied en helpt bij het maken van een zorgvuldige afweging van belangen bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Om het gebruik van de Ladder voor duurzame verstedelijking te vergemakkelijken heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu een handreiking beschikbaar gesteld. Schematisch ziet de ladder er als volgt uit:
Afbeelding 13 Ladder voor duurzame verstedelijking
Met voorliggende planherziening worden de bestaande ontwikkelingsmogelijkheden zoals mogelijk gemaakt in bestemmingsplan 'Eurobioscoop' aanzienlijk verminderd. Er vindt geen nieuw beslag op de ruimte plaats. Op basis hiervan kan gesteld worden dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, en om deze reden is de verantwoordingsplicht in het kader van de ladder duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Geluid
Ten behoeve van bestemmingsplan 'Langgewenst' heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Ten aanzien van dat plan is geoordeeld dat geluidaspecten geen belemmering vormen voor de uitvoering. Aangezien met voorliggend plan de mogelijkheden om geluidgevoelige bestemmingen (woningen) zijn verwijderd, is de conclusie gerechtvaardigd dat geluidaspecten ook niet in de weg staan van voorliggend bestemmingsplan.
Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit van het plangebied is in maart 2011 onderzocht in het kader van het bestemmingsplan 'Langgewenst'. Geconcludeerd is dat er geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden er wordt voldaan aan de luchtkwaliteiteisen. Aangezien met voorliggend plan de bestaande planologisch-juridische mogelijkheden aanzienlijk worden verminderd, is de conclusie gerechtvaardigd dat luchtkwaliteit ook geen belemmering vormt voor het voorliggende bestemmingsplan.
Woon- en leefklimaat
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht (grondslag: artikel 3.1, lid 1, Wet ruimtelijke ordening). De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. Wat precies een 'goede ruimtelijke ordening' is ligt niet vast. Het is aan de raad om dat zelf goed te motiveren.
Voorliggend plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, het beperkt juist de ruime gebruiksmogelijkheden zoals opgenomen in het gelden bestemmingsplan. Alleen een bierbouwer en proeflokaal blijven mogelijk. Dit gebruik was al mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan 'Eurobioscoop'. In feite heeft de raad bij de vaststelling van dat plan geoordeeld dat de functie passend is op de planlocatie en dat daarbij sprake blijft van een goed en aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
De bestaande activiteiten en het toekomstige gebruik ten behoeve van bierbrouwerij en proeflokaal past goed rond en op het Marktplein als onderdeel van het centrum.
Ten behoeve van de herziening van bestemmingsplan 'Langgewenst' uit 2013 heeft onderzoek plaatsgevonden vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde door de ligging nabij de 'oude' dorpskern van Hilversum. In 2007 heeft een archeologisch bureauonderzoek plaatsgevonden. In 2008 is een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd. In 2009 is een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd op het Marktplein. Conclusie van het Inventariserend Veldonderzoek is dat het onderzochte gebied betreffende het aspect archeologische waarden niet behoudenswaardig is. Vanwege de aanwezigheid van bebouwing was het niet mogelijk het gehele plangebied 'Langgewenst' te onderzoeken. Voor een deel van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is daarom de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog/Middelhoog opgenomen. Dit is vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Op de gronden gelegen binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de omvang van het bouwwerk niet meer is dan 100 m². Voor het bouwen van grotere gebouwen en bouwwerken is voorafgaand archeologisch onderzoek nodig.
De ontwikkeling van het plangebied moet voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met de aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie.
Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' heeft in 2015 een verkennend bodemonderzoek, inclusief asbestonderzoek, plaatsgevonden. Het onderzoek heeft zich gericht op de meest verdachte bodemlaag, de antropogene ophooglaag. De grond is maximaal licht verontreinigd. Aan het maaiveld en in de grond is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Het onderzoek is als Bijlage 6 onderdeel van deze toelichting.
Het verontreinigingsbeeld komt overeen met het beeld zoals dat in voorgaande onderzoeken naar voren is gekomen. Op basis hiervan wordt er van uitgegaan dat de onderliggende bodem niet is verontreinigd. De aangetroffen verontreinigingen geven geen aanleiding tot nader onderzoek of sanerende maatregelen. Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren.
Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in diverse onderwerpen en paragrafen, zoals 'blauw', 'duurzaamheid' (watergebruik) en 'watersysteem'. Deze onderwerpen vormen tezamen de waterparagraaf. De gemeente Hilversum heeft in samenwerking met het waterschap "standaard regels" opgesteld voor de waterparagraaf (Bijlage 5 Voorwaarden Waterparagraaf). Zolang aan deze regels wordt voldaan volstaat de inhoud van het bestemmingsplan.
In voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe (planologische) ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' uit 2016 of ten opzichte van de vergunde situatie. In feite worden alleen maar planologische gebruiksmogelijkheden uit bestemmingsplan 'Eurobioscoop' beperkt. Om deze reden kan worden geconcludeerd dat, gezien de aard van het project, er geen betekenisvolle milieueffecten zijn te verwachten. Er is geen aanleiding een milieueffectrapport op te stellen. Op 19 december 2024 (Bijlage 7) heeft het college van b&w besloten geen milieueffectrapport op te stellen.
Riolering
In het plangebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Vuilwaterafvoer wordt aangesloten op het gemengd rioolstelsel van de gemeente Hilversum dat afvoert naar de rioolwaterzuivering Hilversum - Oost. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk afgekoppeld van de riolering.
Nutsvoorzieningen
Bestaande nutsvoorzieningen in en nabij het plangebied blijven in principe gehandhaafd. Als het voor de planvorming nodig en wenselijk is zullen bestaande en/of nieuwe nutsvoorzieningen waar mogelijk inpandig worden gerealiseerd.
De fysieke veiligheid betreft de bescherming van mens, dier en milieu tegen daadwerkelijke ongelukken. In de volgende paragraaf wordt het aspect ´externe veiligheid´ nader beschreven.
Bij de inrichting van het naastgelegen marktplein is aandacht besteed aan de bereikbaarheid voor hulpdiensten, primaire en secundaire bluswatervoorzieningen en natuurlijk ook aan de verkeersveiligheid.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
Ten westen van het plangebied, op meer dan 200 m afstand, is de spoorlijn gelegen. Deze spoorlijn is onderdeel van route 30: Diemen – Amersfoort Oost. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens het Basisnet Spoor is er op deze route een PR 10-6 risicocontour aanwezig van 1 tot maximaal 7 m. Tevens is er sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. De PR 10-6 risicocontour en het plasbrandaandachtsgebied reiken niet tot aan het plangebied. Door het vervoer van toxische transporten bedraagt het invloedsgebied > 4.000 m. Hierdoor is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van het spoor. De gevolgen van voorliggend plan op de hoogte van het groepsrisico zijn door de vermindering van ontwikkelingsmogelijkheden uit bestemmingsplan 'Eurobioscoop' (en diens voorganger 'Langgewenst') evenwel maar zeer beperkt van invloed.
Externe veiligheid is ook voor bestemmingsplan 'Langgewenst' uit 2013 verantwoord, er waren geen knelpunten. Het plangebied is op meer dan 200 m vanaf de buitenrand van de transportroute (spoorlijn) gelegen. Hierdoor geldt dat er geen ruimtelijke verplichtingen gesteld kunnen worden aan de ontwikkeling op basis van het BEVT. De aanwezigheid van het spoor levert dan ook geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling en nader onderzoek en/of een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk. Ter illustratie is het betreffende onderzoek opgenomen als Bijlage 8 deze toelichting.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
De regelgeving, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, biedt de gemeente de mogelijkheid tot het opstellen van bestemmingsplannen met een grote mate van flexibiliteit en globaliteit. Planvormen kunnen zodanig worden gekozen dat ingespeeld kan worden op zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat in veel gevallen het bestemmingsplan minder vaak behoeft te worden aangepast.
Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor een 'maatwerk' plan. De keuze voor deze bestemmingsmethodiek is het gevolg van de wens van de gemeente Hilversum om de ruime gebruiksmogelijkheden van het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' voor deze locatie te beperken tot 'bierbrouwerij en proeflokaal' zodat het plangebied op deze wijze kan worden ingevuld. Dit geeft ook duidelijkheid en rechtszekerheid aan eigenaren en omwonenden.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaart en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.
De verbeelding van het analoge bestemmingsplan bestaat uit 1 blad. Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).
De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012.
Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels in hoofdstukken geplaatst. Daarbij is ook weer aangesloten bij de SVBP2012, te weten:
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is een vaste volgorde aangehouden, te weten:
Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn toegekend aan de in het plan begrepen gronden. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Dit hangt af van de ruimtelijke relevantie ofwel van de mate waarin de bewuste functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies, gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingsomschrijving vormt het eerste toetsingskader voor (bouw)initiatieven. Als een initiatief niet past in die omschrijving, moet deze worden beschouwd als zijnde strijdig met het bestemmingsplan.
De bestemmingsomschrijving begint met de algemene bestemming. Daarna volgen eventuele specificaties in de vorm van aanduidingen.
Voorbeeld:
De voor '....' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en tevens voor:
met de daarbij behorende voorzieningen.
.... (die dus voor zowel de algemene bestemming als de specifieke aanduiding gelden). De daarbij behorende voorzieningen zijn bewust niet in de bestemmingsomschrijving genoemd. Het gaat hier om voorzieningen die voor het verwezenlijken van de bestemming nodig en wenselijk zijn. Dat kunnen diverse voorzieningen zijn. Een limitatieve opsomming is niet makkelijk te geven. In de toelichting op de regel (hieronder) worden wel enkele voorbeelden gegeven van de bij de bestemming behorende voorzieningen.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen, kent het bestemmingsplan aanduidingen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van (dubbel)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een aanduiding, die juridische betekenis heeft, wordt niet alleen aangegeven op de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de regels.
In het bestemmingsplan 'Kavel naast Mout' is sprake van twee soorten aanduidingen: bouwaanduidingen en maatvoeringaanduidingen.
Samen met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen/aanduidingen, bevatten de regels bepalingen over de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de bewuste bestemming. Soms is op de verbeelding door middel van een bouwvlak aangegeven waar het (hoofd)gebouw mag worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mag weliswaar vaak ook worden gebouwd, maar dan gaat het om bijvoorbeeld bijbehorende bouwwerken of terreinafscheidingen. De bouwregels gaan over bouwwerken en zijn onderverdeeld in bepalingen over:
De toetsing hieraan vindt in principe pas plaats indien duidelijk is dat het voorgenomen gebruik van het bouwwerk in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving bij de bestemming.
Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een bouwregel. Het kunnen afwijken van de bouwregels is beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een bouwregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaardregel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de bouwregels terecht is.
Indien ten aanzien van een bepaald gebruik speciale regels moeten worden gegeven dan worden deze specifiek aangegeven.
Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een gebruiksregel. Het kunnen afwijken van de gebruiksregels is ook hier beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een gebruiksregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij of zij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de gebruiksregels terecht is.
In deze regel staan specifiek voor de bestemming geldende bepalingen over omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunningen). Zo kan bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning een bepaalde natuurwaarde worden beschermd. Aanleggen is dan niet mogelijk zonder een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders.
In de regels worden verschillende begrippen gebruikt die voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Door het opnemen van de definities van deze begrippen wordt getracht misverstanden over de uitleg van de regels te beperken.
Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen.
Het hoofdgebouw mag enkel in een bouwvlak gebouwd worden. De bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Met het begrip "bijbehorend bouwwerk" is een verzamelbegrip bedoeld waar uitbreidingen (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) van een hoofdgebouw, onder vallen. Ook vallen er overkappingen onder die vanwege het ontbreken van wanden niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. Verder vallen er andere bouwwerken met een dak onder die vanwege een te geringe stahoogte niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. In de begripsomschrijving is aangegeven dat een bijbehorend bouwwerk altijd moet worden gebouwd bij een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw. Zonder hoofdgebouw kan er op het perceel dus ook geen sprake zijn van een bijbehorend bouwwerk. Voorts is aangegeven dat een bijbehorend bouwwerk functioneel verbonden moet zijn met het hoofdgebouw. Daar wordt mee bedoeld dat het gebruik van het bijbehorende bouwwerk in planologisch opzicht gerelateerd moet zijn aan het gebruik van het hoofdgebouw. Een voorbeeld van een bijbehorend bouwwerk bij een woning is een serre of een uitbouw aan de oorspronkelijke achter- of zijgevel. Ook een vrijstaande berging en een carport zijn een bij een woning bijbehorend bouwwerk.
In de begripsbepaling wordt bij dit begrip verwezen naar het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op basis van artikel 1 lid 1 sub a van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, besluit van 27 mei 2004, laatst gewijzigd 1 juli 2008)) wordt het volgende verstaan onder dit begrip:
In de begripsbepaling wordt bij dit begrip verwezen naar het Besluit externe veiligeheid inrichtingen.Op basis van artikel 1 lid 1 sub a van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, besluit van 27 mei 2004, laatst gewijzigd 1 juli 2008)) wordt het volgende verstaan onder dit begrip:
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Enkele begrippen zijn overgenomen uit de Woningwet/Bouwverordening en SVBP2012.
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moeten worden.
Deze bestemming is opgenomen voor het plangebied.
Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' is een bierbrouwerij en proeflokaal mogelijk. Dit gebruik draagt bij aan de gewenste verlevendiging en ruimtelijke uitstraling van het Marktplein. Een dergelijk bedrijf is hier goed inpasbaar vanwege de beperkingen (i.c. oppervlakte, volume) die het bestemmingsplan op deze locatie heeft. Daarnaast biedt het milieuspoor voldoende mogelijkheden voor een goede waarborging van een dergelijke functie in de omgeving. Een bierbrouwerij zal daardoor naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met een bedrijf uit milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in de lijst 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. Bedrijven in deze milieucategorieën zijn goed inpasbaar in een gemengd gebied zoals het centrum.
Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' zijn ook daarbij behorende voorzieningen toegestaan, daarbij moet in ieder geval gedacht worden aan: parkeervoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden, groen, verhardingen en erfafscheidingen.
3.4 Voorwaardelijke verplichting ecopunten
Bij de ontwikkelingen met een omvang vanaf 30m3 is natuurinclusief bouwen als randvoorwaarde opgenomen. De sturing van natuurinclusief bouwen vindt plaats door een bepaling in de regels (3.4) waarin de verplichting is opgenomen tot het realiseren van voldoende maatregelen in het kader van natuurinclusief bouwen. Bij het stellen van de randvoorwaarden wordt gebruik gemaakt van de beleidsregel 'Leidraad natuurinclusief bouwen' of de opvolger van deze leidraad.
Voor ontwikkelingen met een omvang vanaf 1.500m3 kan door middel van een 'Realisatieplan natuurinclusief bouwen en inrichten' worden voldaan aan de verplichting. Uit het realisatieplan, dat bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen moet worden ingediend, moet blijken welke maatregelen in het kader van het natuurinclusief bouwen en inrichten worden genomen, hoe wordt geborgd dat deze maatregelen uiterlijk binnen 2 jaar na de start van de bouw zijn gerealiseerd en hoe deze maatregelen duurzaam, ten minste 30 jaar, in stand worden gehouden en beheerd.
Voor de uitleg wanneer sprake is van voldoende maatregelen is gebruik gemaakt van bovengenoemde beleidsregel.
Dubbelbestemming
Dubbelbestemmingen worden gegeven naast een andere bestemming. Ze zijn opgenomen ter bescherming van bepaalde waarden, zoals archeologie, cultuurhistorie (beschermd stads- en dorpsgezicht) en natuur. Bouw- sloop of aanlegactiviteiten zijn binnen deze bestemming niet mogelijk dan wel gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
Artikel 4 Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog/Middelhoog
In dit artikel is de bescherming van de archeologische waarde van bepaalde gronden in het plangebied geregeld. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen en pas nadat de archeologische waarden voldoende zijn onderzocht en indien nodig maatregelen zijn genomen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden aanlegvergunningplichtig. Voor het verlenen van een dergelijke vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
Deze regel strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw een tweede keer zou kunnen worden gebruik gemaakt. Aangesloten is bij de standaard antidubbeltelregel die in het Bro is opgenomen.
Het hemelwater dat op het perceel valt moet lokaal worden opgevangen. Dit water kan (via een berging) infiltreren in de bodem en (deels) worden hergebruikt, bijvoorbeeld voor het besproeien van de tuin of inpandig voor onder meer het doorspoelen van het toilet.
Infiltreren van hemelwater kan door de regenpijp aan te sluiten op ondergrondse voorzieningen (infiltratiebakken of verticale infiltratieputten). Vanuit de voorziening infiltreert het water in de bodem. Ook mag (een deel van) de opslag bovengronds worden aangelegd door een deel van het perceel lager aan te leggen of een vijver aan te leggen. Let op dat het water niet naar kwetsbare objecten of in gebouwen kan stromen. Hoe hoger het bouwpeil ten opzichte van de omgeving hoe meer hemelwaterberging op maaiveld wordt gerealiseerd.
Vraag advies aan ontwerpers/adviesbureau (grote ontwikkelingen) of tuincentra/hovenier (kleine ontwikkelingen). Leg de plannen voor aan de gemeente: riool@hilversum.nl.
In artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht staat een (algemene) gebruiksregel. Die regel geldt voor iedereen en is van toepassing op alle bestemmingsplannen. In die regel staat dat het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met - onder andere - een bestemmingsplan. Daarmee is dus alle gebruik in strijd met de bestemming en de bestemmingsomschrijving verboden. In feite is een nadere gebruiksregel niet nodig.
Omwille van de duidelijkheid is in dit bestemmingsplan niettemin aangegeven wat in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan wordt beschouwd en wat juist niet in strijd is met de gebruiksregel.
In dit artikel is geregeld dat het verboden is om gronden en bouwwerken te gebruiken als seksinrichting. In lid 2 zijn de regels opgenomen op grond waarvan het bevoegd gezag bevoegd is om af te wijken van dit verbod. Deze afwijkingsbevoegdheid is een uitvloeisel van het paraplu-bestemmingsplan 'Seksinrichtingen' dat door de raad is vastgesteld in 2001. Uitgangspunt van die herziening was om overal in Hilversum seksinrichtingen uit te sluiten (een algemeen verbod). Bestaande seksinrichtingen zijn onder het overgangsrecht gebracht. In het parapluplan zijn regels opgenomen waarmee van dit verbod kan worden afgeweken en een nieuwe vestiging mogelijk is. Deze voorwaarden zijn verwerkt in dit artikel. Het bevoegd gezag kan geen gebruik maken van afwijkingsmogelijkheid als het gestelde maximum aan seksinrichtingen (volgens de APV) al is bereikt.
In het plangebied is op dit moment geen seksinrichting aanwezig.
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag en verkoop van consumenten en/of professioneel vuurwerk. Afwijking is mogelijk indien er vanuit brandveiligheid en milieu geen bezwaren bestaan.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Het artikel heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels van het bestemmingsplan aan te brengen. Via een door burgemeester en wethouders te verlenen afwijking kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoering voor bouwwerken worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in dit artikel. Enige bouwmogelijkheden in afwijking van de planregels blijven bestaan voor die gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met een vrijstelling van burgemeester en wethouders.
Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande, legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe bestemmingsbepalingen dan wel bebouwingsbepalingen plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningsplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten. Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.
In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Als bijlage bij de regels zijn de modules van Horeca (zie Bijlage 1 Modules Horeca) opgenomen. Hierin wordt onderscheidt gemaakt tussen de verschillende exploitatiecategorieën.
De gemeente wil horecaondernemers uitnodigen om nieuwe, innovatieve concepten in de markt te zetten die het voor bezoekers interessant maken om (vaker) naar Hilversum te komen en dan ook de horeca te bezoeken. Deze concepten zijn vaak niet meer in 1 hokje te plaatsen. Flexibele keuze voor food en drank concepten is vertaald in het exploitatie categorieën model Horeca. Dit model gaat uit van activiteiten in plaats van de traditionele indeling in horeca categorieën. Hierdoor is meer keuzevrijheid voor de ondernemer. Het model gaat uit van activiteiten onderverdeeld in 5 modules. Iedere activiteit staat voor een aantal punten. De een meer dan de andere omdat het meer impact heeft op de kwaliteit van woon en leefomgeving.
Na optelling van de punten uit de vijf verschillende modules blijkt binnen welke exploitatiecategorie de horeca inrichting valt. Hierna kan de ondernemer opmaken of deze exploitatiecategorie gewenst is in het gebied waar de ondernemer zich wil vestigen. In het plangebied is categorie E mogelijk. Hiermee wordt aangesloten bij dezelfde categorie die voor foodhall Mout geldt. Vervolgens kan vanuit het proces van vergunningverlening bezien worden of het pand aan de eisen voldoet en of de wijze van exploiteren voldoet aan het beleid.
Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.
Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van aanvragen om een omgevingsvergunning (preventieve handhaving) en vervolgens bij controle van de verleende omgevingsvergunning, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).
Een overtreder riskeert:
Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder omgevingsvergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.
Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van omgevingsrecht zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.
In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.
Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit bijvoorbeeld aan de achterzijde niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.
Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.
Kostenverhaal
Met inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (per 1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van een ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt dan mee met de procedure van het bestemmingsplan. Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij bouwvergunningen. De gemeenteraad kan bij vaststelling van een bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de gemeenteraad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze is verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.
In dit geval is de gemeente eigenaar van de gronden in het plangebied. Het verhalen van kosten is daardoor niet aan de orde.
Planschade
Iemand die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van het bestemmingsplan of een afwijking daarvan, moet een tegemoetkoming in schade worden toegekend, althans voor zover deze schade redelijkerwijs niet voor rekening van die (rechts)persoon moet blijven en voor zover de tegemoetkoming niet op een andere manier wordt voldaan.
Het bestemmingsplan veroorzaakt geen schade, omdat alleen de gebruiksmogelijkheden van voorliggend plan in vergelijking met het voorheen geldende bestemmingsplan 'Eurobioscoop' zijn teruggebracht. Hierdoor ontstaat geen planschade aangezien de gemeente grondeigenaar is.
Na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan zullen de te ontwikkelen gronden overgaan naar de nieuwe eigenaart. Hierdoor is er voldoende financiële dekking om de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te waarborgen. Er is geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan door de gemeenteraad, omdat het verhaal van gemeentelijke kosten anderszins verzekerd is.
Op 28 december 2023 is in de Gooi- en Eembode en het Gemeenteblad de ter inzage legging bekend gemaakt van het ontwerpbestemmingsplan. De stukken zijn ter inzage gelegd op het gemeentehuis in de Burgerleeskamer en raadpleegbaar gesteld via www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast zijn de direct omwonenden van het plangebied voorafgaand aan de publicatie hierover persoonlijk geïnformeerd door middel van een brief.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 29 december 2023 tot en met 8 februari 2024 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
De Brandweer Gooi en Vechtstreek is geïnformeerd over de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg. Per mail is aangegeven dat er geen op- of aanmerkingen zijn.
Het bestemmingsplan is in de raadsvergadering van 3 april 2024 vastgesteld.