Plan: | Centrum en omgeving, tweede gedeeltelijke herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0397.BPgh2centrumeo-0201 |
Hoorne Vastgoed is al enkele jaren bezig met de ontwikkeling van een nieuwe supermarkt in Heemstede. Gemeente Heemstede heeft de visie uitgesproken om het winkelgebied (Binnenweg) te voorzien van een nieuwe grote trekker. De supermarkt kan deze rol vervullen. Daarnaast kan voorzien worden in de door de gemeente gewenste extra parkeerplaatsen ten behoeve van het winkelgebied door een parkeerkelder te realiseren.
Het doel is het realiseren van een full service supermarkt met parkeerkelder ter plaatse van de detailhandel aan de Binnenweg 70 tot en met 86, de bedrijfsbestemming Binnenweg 72 abc en het naastgelegen garageboxencomplex aan de Eikenlaan. Voor deze ontwikkeling dient een planologische procedure te worden doorlopen. De planologische procedure zal doorlopen worden in de vorm van een bestemmingsplanprocedure.
Dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
De projectlocatie is gelegen tussen de percelen aan de Binnenweg, Julianalaan, Eikenlaan en Berkenlaan te Heemstede. Het terrein is momenteel deels in gebruik als bedrijventerrein, deels wordt het terrein door garageboxen ingevuld en deels door winkels en bovenwoningen. De supermarkt wordt gerealiseerd binnen de diverse kadastrale percelen, welke deels in eigendom zijn van en deels worden gehuurd door Trottoir Participaties B.V. De projectlocatie is aan drie kanten omringd door woningen en aan één kant met winkels met bovenwoningen.
Op onderstaand figuur zijn de kadastrale percelen aangegeven (weergegeven in blauw) die in eigendom zijn van of worden gehuurd door de ontwikkelaar. De twee naastgelegen garageboxen en bedrijfsruimte blijven behouden en blijven ontsloten via de Binnenweg.
Figuur 1: kadastrale percelen
Figuur 2: globale indicatie ligging plangebied
Op de projectlocatie wordt een supermarkt gerealiseerd van 1.800 m2 bruto vloeroppvervlak (bvo) en een verkoopvloeroppervlak (vvo) van 1.500 m2. Naast de vestiging wordt een gedeelte van de bestaande winkelruimte vervangen door nieuwbouw, maar niet betrokken bij de supermarkt. Voorliggende ontwikkeling vervangt circa 350-400 m² wvo aan bestaande detailhandel, waarmee de toevoeging van extra vierkante meters detailhandel in totaal op 1.225-1.275 m2 uitkomt. De ingang van de supermarkt ligt aan de Binnenweg.
Parkeergarage
Onder de winkel komt een nieuwe parkeergarage die plaats biedt aan circa 100 auto's. De parkeergarage is te bereiken via de Eikenlaan. Hier ligt de overdekte inrit van de parkeergarage. De uitrit van de parkeergarage ligt aan de Binnenweg. Om een veilige uitrit te maken, worden fysieke maatregelen genomen in de vorm van bebording, specifieke bestrating en het plaatsen van hekjes. Vanuit de parkeergarage is er een directe verbinding met de supermarkt. De bezoekers die met de auto komen kunnen met hun winkelwagen inpandig vanuit de supermarkt naar de auto lopen via een tapis roulant. Door de tapis roulant te plaatsen aan de zijde van de Binnenweg, kunnen bezoekers van de parkeergarage hier ook direct de winkelstraat inlopen. Voor bezoekers die met de fiets komen, is bij de entree van de winkel ruimte om fietsen te stallen.
Expeditie
Om overlast naar de omgeving te minimaliseren, is er voor gekozen het laden en lossen inpandig te laten plaatsvinden. De supermarkt maakt gebruik van een zogenaamde” retour afvalstroom”, waarbij de leverende vrachtwagens het afval van de winkel retour nemen naar het distributiecentrum. Het aantal vervoersbewegingen wordt hierdoor gereduceerd, omdat geen specifiek afvaltransport meer nodig is. Bovendien wordt het afval inpandig opgeslagen/getransporteerd, zodat de omgeving hier geen hinder van ondervindt. De vrachtwagen rijdt via de inrit aan de Eikenlaan het binnenterrein op en steekt hier dan achteruit de expeditieruimte in. Om eventuele geluidshinder te voorkomen wordt ter hoogte van de achtertuinen van de woningen aan de Eikenlaan een geluidsscherm geplaatst van circa 2.5 meter hoog.
De expeditie zal volledig inpandig plaatsvinden. De expeditie is op de erfgrens met de tuinen van de woningen Eikenlaan 15 t/m 21 beoogd. De expeditie is zodanig gepositioneerd dat dit aansluit op de ruimteverdeling in het gebouw en de exploitatie van de supermarkt goed is in te richten.
In het voortraject is uitvoerig met Buurtgenoten Binnenweg Oost (hierna: BBO) overleg gevoerd ten aanzien van de positionering van de expeditie. BBO stelt dat de bewoners aangeven geen keuze te maken voor de positionering van de expeditie. BBO gaat er vanuit dat een keuze wordt gemaakt voor expeditie waarbij door bewoners geen extra geluidsoverlast wordt ervaren en dat de inval van licht in de tuinen en huizen niet wijzigt als gevolg van onze plannen.
De beoogde positionering voldoet aan de conclusie die BBO trekt:
In de regels van het bestemmingsplan is flexibiliteit opgenomen ten aanzien van de exacte positie van de expeditie. In de bestemming Artikel 3 Centrum - 1 is een aanduiding opgenomen waarbinnen, mits milieutechnisch inpasbaar, een expeditieruimte van 100 m2 bvo mag worden gerealiseerd. Ter plaatse van deze expeditieruimte is een bouwhoogte van 5,65 meter toegestaan. Voor het overige deel waar de aanduiding op van toepassing is, is een bouwhoogte van 4,9 meter toegestaan.
Deze flexibiliteit maakt het mogelijk om de expeditieruimte verder van de achtertuinen van de bewoners te plaatsen. De flexibiliteit is opgenomen om enige ruimte te creëren in het uit te werken plan. Qua milieuhinder is rekening gehouden met het 'worst-case scenario' te weten de expeditieruimte tegen de achtertuinen aan.
Op het binnenterrein worden circa 17 parkeerplaatsen gerealiseerd, ten behoeve van personeel van de winkel en de bewoners van de nieuwe bovenwoningen. Daarnaast worden bergingen gerealiseerd ten behoeve van de bovenwoningen.
Bovenwoningen
Aan de Binnenweg worden de bestaande winkelruimtes en bovenwoningen vervangen door nieuwbouw. De supermarkt krijgt hier zijn entree en de uitrit van de parkeergarage wordt hier gerealiseerd. De bestaande bovenwoningen worden vervangen door nieuwbouwwoningen. In totaal komen er maximaal 10 appartementen. Direct boven de entree van de winkel en boven de uitrit van de parkeergarage in twee lagen, aansluitend bij de belendende panden. De bestaande ontsluiting aan de Binneweg blijft behouden, maar de nieuwe bovenwoningen lopen hierboven door. De beide bestaande garageboxen en bedrijfsruimte blijven op deze manier bereikbaar voor de eigenaar. Ook het recht van overpad blijft bestaan. De bestaande winkelruimte tussen de steeg en de uitrit van de parkeergarage wordt ook nieuw gebouwd.
Figuur 3: overzicht projectgebied
Het huidige straatbeeld aan de Binnenweg is erg divers in vorm, hoogte en kleur. Toch zijn er een aantal kenmerken die als gemene deler terugkomen in het straatbeeld. De gevelwand van de Binnenweg heeft een compositie die opgebouwd is uit individuele panden. Deze panden verschillen in architectuurstijl, kleur en hoogte. Dit levert een gevarieerd en levendig straatbeeld op.
Er is een duidelijk onderscheid tussen plint en bovenliggende bebouwing. De plint van de bebouwing heeft een overduidelijk winkelkarakter doordat grote puien toegepast worden. Daarnaast hebben deze puien een afwijkende kleur of bestaan uit ander materiaal dan de bovenliggende bebouwing (woningen). De panden blijven echter wel 'leesbaar' als één gebouw.
Het nieuwe gebouw wordt zodanig ingepast qua massa en architectuur, dat aangesloten wordt bij het totale straatbeeld van de Binnenweg. Het totale front van de supermarkt in het straatbeeld is breed en voor de leesbaarheid van het gebouw wordt dit ondergebracht in één gebouw. Om ervoor te zorgen dat dit gebouw in schaal niet te groot is ten opzichte van de overige bebouwing (bestaande uit panden van 1-2 of 3 beuken), wordt het opgeknipt in twee massa's die familie van elkaar zijn (3 beuk en 2 beuk). Dit wordt bereikt door de panden een andere kapvorm te geven en de goot te laten verspringen. Naast het opdelen van het pand, zorgt dit ook voor een overgang in hoogte in de totale straatwand. Links van de locatie staat een pand dat een totale hoogte heeft van ongeveer 13 meter. Terwijl juist rechts een pand staat met een hoogte van ongeveer 9,2 meter.
Naast het zakken van de nok, zakt de gootlijn ook stapsgewijs. Hierdoor wordt de aflopende goot- / daklijn in het straatbeeld benadrukt.
In materiaalgebruik zijn de panden aan de Binnenweg gemaakt in traditionele materialen:
Plint: gebakken of natuursteen
Gevel: gebakken materiaal, soort voorzien van stucwerk of keimwerk
Dak: Keramisch
Deze traditionele materialen komen ook terug in het ontwerp van het nieuwe gebouw.
Figuur 4: gevelschets nieuwbouw (bron: Mulleners+Mulleners architecten)
Materialisatie
De entree wordt uitgevoerd in de huisstijl van de supermarktketen en wordt aangesloten op de Binnenweg. De gevels worden uitgevoerd in metselwerk, die qua kleur zal aansluiten bij andere bouwwerken in de omgeving. Het dak krijgt een natuurlijke en groene uitstraling door het toepassen van mos-sedum. De definitieve keuze voor materalen zal worden overlegd met de omgeving en de welstandscommissie.
Figuur 5: Materiaalgebruik
Het vigerende bestemmingsplan voor de projectlocatie is het bestemmingsplan “Centrum en omgeving” van Gemeente Heemstede, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 april 2011. De projectlocatie bestaat uit verschillende bestemmingen:
Op het gehele plangebied is dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' van toepassing. Hiervoor geldt dat bij ontwikkelingen groter dan 10.000m2 en waar dieper gegraven wordt dan 0.4 meter, archeologisch onderzoek nodig is. In onderstaand figuur is een weergave van de verbeelding van bestemmingsplan 'Centrum en omgeving' opgenomen, waarin de verschillende bestemmingen zichtbaar zijn.
Figuur 6: Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan
Voorgenomen ontwikkeling is strijdig met de regels van het vigerende bestemmingsplan “Centrum en omgeving”, omdat:
Figuur 7: vergelijking geldend bestemmingsplan en bouwplan
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) legt nationale ruimtelijke belangen vast. Het kabinetsbeleid is erop gericht om het aantal regels terug te dringen. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Hierdoor komt onder andere de aanwijzing van nationale landschappen te vervallen.
Het Rijk maakt geen landsdekkende woningbouwafspraken meer, alleen nog in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Het Rijk benoemt alleen nog landelijke doelstellingen om de woningmarkt goed te laten werken. Het landschapsbeleid gaat ook naar de provincies.
Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren.
Op dit moment legt het Barro geen restricties op voor de onderhavige bestaande bebouwing en nieuw te ontwikkelen bebouwing in het bestemmingsplangebied.
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Zij verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
In onderhavig geval is er geen sprake van rijksverantwoordelijkheid en daarmee wordt beleid hierover overgelaten aan de provincie en de gemeente.
De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en de Pieken in de Delta. De structuurvisie is begin 2012 in werking getreden.
In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
In de structuurvisie zijn dertien nationale belangen benoemd. Geen van de nationale belangen is relevant voor onderhavig project.
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder van duurzame verstedelijking. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
a. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand bebouwd gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
In dit bestemmingsplan wordt stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt in de vorm van het toevoegen van een supermarkt en woningen. In paragraaf 4.1 wordt aangegeven dat de ontwikkeling van de supermarkt en woningen past binnen de actuele regionale behoefte en wordt de ladder nader getoetst.
De structuurvisie is 21 juni 2010 vastgesteld en herzien op 23 mei 2011 en 22 januari 2013. De Provincie Noord-Holland heeft gekozen voor drie hoofdbelangen: klimaatbestendigheid, duurzaam ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie borduurt voort op en heeft de eerdere streekplannen vervangen. Met name de scheiding tussen landelijk en stedelijk gebied komt sterk naar voren in de visie. In het landelijk gebied is de provincie veel meer terughoudend ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen dan in het stedelijke gebied, waar lokale overheden veel meer vrijheid hebben om hun eigen beleid te voeren.
Naast de structuurvisie heeft de provincie een verordening vastgesteld waarin regels zijn opgenomen die de provinciale belangen beschermen. Deze regels zijn een uitwerking van de structuurvisie. De meest geactualiseerde versie van de Provinciale Ruimtelijke Verordening dateert van 1 maart 2017. In de laatste versie van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) wordt aangesloten bij het Besluit ruimtelijke ordening. Zo worden de begrippen bestaand stedelijk gebied en stedelijke ontwikkeling geïntroduceerd:
Hierna worden de beleidsonderwerpen voor de onderhavige locatie behandeld.
Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Artikel 5a sluit aan op de wettelijk verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zoals vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In deze versie van de PRV zijn eerdere regels over het aantonen nut en noodzaak (Laddertrede 1) en het benutten van binnenstedelijke mogelijkheden van de betreffende marktregio (Laddertrede 2) uit de PRV gehaald, omdat het al bij wet is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2a en 2b van het Bro.
Door het uit de PRV halen van regels die samenvallen met de Ladderregels in de Bro komt het accent in de PRV te liggen op datgene wat niet in de wet is vastgelegd. Dat zijn de regionale afspraken. Al eerder zijn in de PRV voor woningbouw regionale afspraken in de Regionale Actie Programma's (RAP's) verplicht gesteld en zijn voor detailhandel regionale visies verplicht.
Omdat het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) via de Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) al regels stelt over 1) aantonen nut en noodzaak en 2) onderzoeken van binnenstedelijke mogelijkheden, zijn deze regels niet meer in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) opgenomen. Daarmee komt de regionale afstemming in de PRV centraal te staan als het gaat om nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Regionale afstemming is niet in het Bro via de Ladder geregeld en blijft daarom in de PRV gehandhaafd. De nieuwe ontwikkeling behelst een toevoeging van minder dan 1.500m2 aan supermarkt, waardoor geen advies van de Adviescommisie Detailhandel Noord-Holland Zuid (ADZ) nodig is.
In paragraaf 3.1.2 is reeds aangegeven dat het hier gaat om een stedelijke ontwikkeling. De Ladder dient doorlopen te worden. In paragraaf 4.1 wordt hier aandacht aan besteed.
De beoogde ontwikkeling van de Vomar supermarkt is, samen met de ontwikkeling van de AH supermarkt aan de Blekersvaartweg, opgenomen in de “Regionale detailhandelsvisie Zuid-Kennemerland 2013-2020” .
In de genoemde detailhandelsvisie is voor Heemstede vooral de opgave om binnen het centrum de convenience (boodschappen) op volwaardige wijze in te passen. Nu de ontwikkeling van de AH-supermarkt voorlopig van de baan is, komt het belang van een Vomar-ontwikkeling eens te meer naar voren.
Deze behoefte wordt overigens onderstreept door eerdere onderzoeken en bevestigd in de door de raad in september 2016 vastgestelde “Visie winkelcentra Heemstede” op aangeven van bureau DTNP.
De beoogde ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de hoofdlijnnen van de detailhandelsvisie en voldoet daarmee aan artikel 5a van de nieuwe PRV.
De Noordvleugel van de Randstad is een belangrijke trekker van de Nederlandse economie. Om de huidige internationale concurrentiepositie te behouden of zelfs te versterken heeft de Noordvleugel zichzelf de vraag gesteld "Hoe kan de netwerkregio Noordvleugel zich ontwikkelen tot een internationaal concurrerende Europese metropool in 2040?". Het succesvol verder ontwikkelen van de Noordvleugel moet gericht zijn op het creëren van een hoogwaardig en duurzaam leef- en woonmilieu waar bedrijven, bewoners en bezoekers zich graag willen vestigen en willen verblijven.
De Metropoolregio Amsterdam is opgericht als platform om dit doel te realiseren. De Metro-poolregio Amsterdam, waarvan de regio Zuid-Kennemerland deel uitmaakt, is het unieke informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Onder de metropoolvlag maken partners afspraken op het gebied van verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid. Het metropoolgebied heeft geen harde grens; het strekt zich globaal uit van IJmuiden tot Lelystad en van Purmerend tot de Haarlemmermeer. Het vertrekpunt van het beleid van de Metropoolregio is het Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040.
In dit ontwikkelingsbeleid staat het Metropolitane Landschap centraal. Om dit te realiseren is een aantal opgaven geformuleerd waarbij keuzes moeten worden gemaakt om eventuele conflicten tussen het streefbeeld van het Metropolitane Landschap met andere ontwikkelopgaven weg te nemen. Hierin is een aantal opgaven geformuleerd die niet van invloed zijn op onderhavig bestemmingsplan.
Om dit ontwikkelbeeld te realiseren, wordt de volgende hoofdstrategie onderscheiden:
Aangezien er hier sprake is van bundeling en verstedelijking, staat de visie van de metropoolregio de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
De gemeenteraad heeft de Visie winkelcentra Heemstede op 29 september 2016 vastgesteld. Deze vormt de leidraad voor de beleidskeuzes rond de winkelgebieden. Het biedt inzicht in wat de gemeente zou kunnen of zelfs moeten doen om de Heemsteedse winkelgebieden florerend te houden. Ook initiatieven van derden voor de winkelstraten worden beoordeeld aan de hand van de visie.
In het eindrapport wordt een integrale visie gegeven op de gewenste winkelstructuur voor heel Heemstede en voor het centrum Raadhuisstraat-Binnenweg. Daarnaast wordt een aantal maatregelen voorgesteld om die gewenste winkelstructuur concreet in te vullen.
Om in te kunnen spelen op de veranderende winkelmarkt heeft de gemeente besloten tot een toekomstgerichte visie voor de winkelstructuur met als doel:
Voor de toekomst wordt ingezet op een winkelstructuur bestaande uit Heemstede-centrum, met een combinatie van frequente benodigdheden, niet-alledaagse aankopen, ontmoeting en vermaak, de Zandvoortselaan West en Jan van Goyenstraat als wijkcentra met een functie voor frequente benodigdheden en vooral gericht op de omliggende wijken, de Glipperdreef als buurtcentrum met een functie voor frequente benodigdheden en gericht op de directe omgeving, en de Zandvoortselaan Oost en Wilhelminaplein als clusters met overwegend gericht bezochte functies voor niet-alledaagse aankopen. Voor behoud en versterking van deze winkelstructuur wordt ingezet op beperking van verspreid gelegen solitaire detailhandel (concentratiebeleid).
Voor het hoofdcentrum is een ruimtelijke uitwerking gemaakt. Uitgegaan wordt van de Raadhuisstraat-Binnenweg-Binnendoor als één gevarieerd en samenhangend centrumgebied ('bonte kralenketting'). Daarbinnen zijn drie verblijfsgebieden waar ontmoeting en verblijf worden versterkt. In de visie wordt verder ingegaan op de autobereikbaarheid vanuit de regio, de inpassing van publiekstrekkers, verkeersveiligheid voor fietsers en voetgangers en behoud van een prettig woon- en leefklimaat.
Een van de maatregelen om de visie ten uitvoer te brengen, is de uitbreiding en inpassing van een supermarkt. Het gaat om het faciliteren van de schaalvergroting van een bestaande supermarkt. In de uitwerking van dit plan dient rekening gehouden te worden met een aantal randvoorwaarden zoals ruimtelijke inpassing, veiligheid, ovelast en koppeling met het centrum. In voorliggend bestemmingsplan komt deze uitbreiding en inpassing van de supermarkt uitgebreid aan bod.
Door de autonome aantrekkende werking, maar ook het grote effect op combinatieaankopen maakt dat supermarkten essentieel zijn voor het goed functioneren van een centrum als dat van Heemstede. Zeker gelet op de toenemende druk op de centra (o.a. door internetwinkelen) is het van belang dat belangrijke trekkers als een supermarkt in het gebied aanwezig zijn.
Om de rol van de gemeente te bepalen en eenduidig beleid te formuleren voor de toekomst is een nieuwe opzet nodig gericht op de lokale kansen en bedreigingen. Voor de komende 4 jaar zal een actiegericht programma worden opgesteld in plaats van een beleidsplan. De grootste pijlers uit het huidige beleid blijven overeind staan. De gemeente ambieert meer actie- en resultaat gericht werken en daarbij past een nieuw economisch programma 2015-2019. In de startnotitie wordt een voorzet gegeven voor de ambities en acties voor de komende 4 jaar. Het economisch programma geeft op hoofdlijnen aan op welke terreinen de gemeente wil en kan ondersteunen en waar de focus voor de komende periode ligt.
In het nieuwe economisch programma worden de (nieuwe) ambities van de gemeente uitgewerkt. Om tot dit programma te komen zal eerst bepaald worden welke ambities de gemeente heeft voor haar economisch beleid.
Hierbij gaat het om het volgende:
Een duurzame lokale economie van Heemstede die bijdraagt aan de levendigheid en sociale samenhang van de Heemsteedse samenleving, waarbij het groene karakter niet uit het oog wordt verloren is de nieuwe opgave voor het economische programma. Daarbij is het uitgangspunt het nastreven van een economische structuur waarbij de gemeente zorg draagt voor de voorzieningen en activiteiten die bijdragen aan de hoogwaardige werk- en woonomgeving van Heemstede. Juist de hoogwaardige, goed bereikbare, woonomgeving in de nabijheid van grote economische centra en de nabijheid van strand en duinen, is de kracht van Heemstede en dat is wat ons onderscheid van andere gemeenten en is de onderscheidende kracht van Heemstede.
Een gezonde economisch structuur in Heemstede is vooral afhankelijk van een gezamenlijk gedragen verantwoordelijkheid van bedrijven, ondernemers en instellingen in Heemstede. Zij zorgen voor economische ontwikkeling, banen en dragen bij aan een goed voorzieningenniveau.
De startnotitie Economisch Programma 2015-2019 Heemstede is nader uitgewerkt in het Economisch Actieprogramma 2016-2020. De ambities uit de startnotitie blijven gelden en vormen de basis van het actieprogramma. De ambities zijn gebundeld tot de volgende uitgangspunten:
“Een duurzame lokale economie van Heemstede die bijdraagt aan de levendigheid en sociale samenhang van de Heemsteedse samenleving, waarbij het groene karakter niet uit het oog wordt verloren. En het nastreven van een economische structuur waarbij de gemeente zorg draagt voor de voorzieningen en activiteiten die bijdragen aan de hoogwaardige werk- en woonomgeving van Heemstede. Juist de hoogwaardige, goed bereikbare, woonomgeving in de nabijheid van grote economische centra en de nabijheid van strand en duinen, is de kracht van Heemstede en dat is wat ons onderscheid van andere gemeenten en is de onderscheidende kracht van Heemstede”.
Detailhandel
Onlangs heeft DTNP op verzoek van gemeente Heemstede een verkenning gepubliceerd van de winkelstructuur in Heemstede. Uit het rapport wordt duidelijk dat Heemstede een (zowel kwantitatief als kwalitatief) bovengemiddeld aanbod heeft van publieksgerichte bedrijven (‘verkooppunten’ inclusief horeca) in vergelijking tot kernen met een vergelijkbare omvang. De leegstand is beperkt. Vooral de omvang van de dagelijkse sector buiten de supermarkten en de hoeveelheid winkels in de mode branche vallen op. DTNP signaleert ook een aantal zwakten en (toekomstige) bedreigingen: toenemende leegstand (o.a. door pensionering), vooral Noordelijk deel Binnenweg en de langgerekte structuur van het centrum.
Voor de resterende periode van juli 2016 tot en met de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 heeft het college van de gemeente Heemstede afspraken gemaakt over hun ambities die zij in deze periode willen realiseren. Natuurlijk is op het brede terrein van de gemeentelijke taken al veel beleid geformuleerd en bekrachtigd door de gemeenteraad. De coalitiepartners zijn er trots op dat, zoals blijkt uit de website ‘Waar staat je gemeente’, de inwoners van Heemstede de inzet van de gemeente waarderen en positief beoordelen. De coalitie wil dat wat de afgelopen jaren met inspanning van velen is bereikt, voortzetten en versterken.
Het college wil:
Ten aanzien van detailhandel en de versterking van de winkelstructuur in Heemstede geeft de coalitie het volgende aan.
Winkelcentra
De coalitiepartners zetten zich in voor het behoud van de aantrekkelijkheid van onze winkelgebieden, ook voor de regio. Hierbij zijn een betere bereikbaarheid en de veiligheid van fietsers en voetgangers belangrijke aandachtspunten.
De coalitiepartners onderschrijven de door onderzoeksbureau DTNP ontwikkelde winkelvisie. We stemmen de verbetermaatregelen die DTNP heeft voorgesteld af met de stakeholders. De nieuw te treffen maatregelen worden geclusterd behandeld. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek van DTNP en de daaruit voortgekomen winkelvisie zal de gemeente medewerking verlenen aan de vestiging van een supermarkt met een maximale bruto vloeroppervlak van 1.800 m2 , een front aan de Binnenweg en een ondergrondse parkeergarage voor minimaal 100 auto's op het binnenterrein tussen Eikenlaan en Binnenweg. Gezien de noodzaak van food en parkeren dringen de coalitiepartners bij alle betrokken partijen aan op een spoedig doch zorgvuldig proces. Om- en aanwonenden en andere belanghebbenden worden zoals gebruikelijk betrokken bij de planvorming. Hierbij worden minimaal de volgende punten overlegd: de hoogte van de bebouwing, duurzame bouw, acceptabele bevoorrading via het binnenterrein tussen de Eikenlaan en de Binnenweg en een verkeersveilige situering van de toegang tot de parkeerkelder.
Het voorliggende plan past derhalve binnen het collegeakkoord.
In de Herziening Beleidsstrategie Heemstede 2015 geeft de gemeente haar langetermijnvisie vorm aan de hand van de invalshoeken wonen, werken en welzijn.
Wonen
Voor 'wonen' streeft de gemeente naar een gedifferentieerde, kwalitatief goede woningvoorraad die zoveel mogelijk beantwoordt aan de wensen en behoeften van woningzoekenden uit Heemstede en de regio. Daarbij wordt veel belang gehecht aan een kwalitatief goede en groene woon- en leefomgeving. Voor de aanpak van de woon- en leefomgeving wordt een integrale wijksgewijze benadering voorgestaan.
Werken
Voor 'werken' wil de gemeente de twee bestaande locaties waar bedrijvigheid is geconcentreerd handhaven, maar niet verder uitbreiden. Voor de Nijverheidsweg e.o. wordt gekeken naar de mogelijkheden voor herstructurering en/of duurzame inrichting. Op kleinere schaal wordt de functiemenging van wonen en werken waar mogelijk gefaciliteerd door planologische inpassing van met name zakelijke dienstverlening. Op Heemsteedse schaal slaat 'economie' vooral op de detailhandel. De gemeente heeft een goed en gevarieerd winkelbestand dat een grote bijdrage levert aan de levendigheid en het is dan ook van groot belang de winkelcentra levensvatbaar te houden.
Welzijn
'Welzijn' is in de eerste plaats gericht om te voorkomen dat Heemsteedse inwoners maatschappelijk in een achterstandssituatie belanden of sociaal buiten de gemeenschap komen te staan. Daarnaast bestaat de wens van de gemeente om voorwaarden te scheppen voor de aanbieding en instandhouding van een breed-geschakeerd pakket van voorzieningen en activiteiten.
Het huidige gebruik als bedrijventerrein en garageboxen draagt niet, of zeer beperkt, bij aan het functioneren van het centrumgebied. Door hier de functie detailhandel toe te staan, vindt een versterking plaats. Uit het uitgevoerde distributieplanologisch onderzoek (zie ook paragraaf 4.1) blijkt dat de beoogde ontwikkeling van de supermarkt bijdraagt aan een goed en gevarieerd winkelbestand en daarmee aan de levendigheid van het centrumgebied.
Volgens de Woningwet moet een plan voldoen aan redelijke eisen van welstand. In de Welstandsnota Gemeente Heemstede (september 2016) is het gemeentelijk grondgebied opgedeeld in diverse gebieden met een eigen karakteristiek. Het projectgebied is aangemerkt als 'Centrum'. Het centrum van Heemstede is een langgerekt gebied met daaraan zowel woningen en winkels als bedrijven en maatschappelijke voorzieningen. Het is een afwisselend lint, dat voornamelijk bestaat uit de bebouwing aan Binnenweg, Raadhuisstraat en Raadhuisplein. De waarde van het gebied is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met gevarieerde bebouwing. Kenmerkend voor het centrum is de grote variatie in kappen en nokrichtingen. Het Raadhuisplein is beeldbepalend door het ruime groene profiel en de representatieve architectuur. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
Deze criteria zijn meegenomen bij het ontwerp van het nieuwe gebouw en worden getoetst bij de aanvraag omgevingsvergunning.
Voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan ruimtelijk beleid. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het projectplan past binnen de kaders van rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan. De toets aan het beleid is in het vorige hoofdstuk al aan de orde gekomen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast. Teneinde een zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren dient bij het mogelijk maken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling gemotiveerd te worden dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De motivatie dient te gebeuren aan de hand van een drietal treden:
De Ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het begrip stedelijke ontwikkeling is gedefinieerd in artikel 1.1.1. lid 1 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
De supermarkt heeft op dit moment al een vestiging in het noordelijk deel van de Binnenweg te Heemstede. Deze supermarkt is echter van een kleine omvang (600 m2 wvo) en om een trekkersrol in het centrum te vervullen is schaalvergroting gewenst. Droogh Trommelen en Partners heeft in haar Visie Winkelcentra Heemstede (2016) middels een distributieve analyse aangetoont dat er marktruimte bestaat voor de uitbreiding van het supermarktaanbod in Heemstede. Deze potentie wordt bij voorkeur het eerst gebruikt door bestaande supermarkten die wat kleiner van omvang zijn. De supermarkt is er hier één van. Bij voorkeur groeit de supermarkt tot maximaal 1.500 m2 wvo. Enkel met deze grootte kan de supermarkt ook op langere termijn een volwaardige positie behouden en haar rol als publiekstrekker voor het centrum goed vervullen. Supermarkten hebben een grote publieksaantrekkende werking, waar andere nabijgelegen winkels van kunnen profiteren. Daarnaast is de uitbreiding van de supermarkt reeds opgenomen in de Detailhandelsvisie 2013-2020 Zuid-Kennemerland.
2. Voorzien behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied
De nieuwe supermarkt wordt gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied, op een plek waar nu reeds winkels en bovenwoningen aanwezig zijn, en op een plek waar op basis van het vigerende bestemmingsplan een bedrijf gevestigd mag worden. De locatie en ingang van de supermarkt ligt aan de Binnenweg, het centrum van Heemstede.
3. Passende ontsluiting
Gezien het feit dat de stedelijke ontwikkeling plaats vindt binnen het bestaand stedelijk gebied, behoeft deze trede niet meer beantwoord te worden.
Conclusie
Het realiseren van een (vervangende) supermarkt op de geplande locatie tussen de Binnenweg en Eikenlaan draagt bij aan de detailhandelsstructuur van Heemstede en zorgt voor een toekomstbestendig winkelgebied.
In het kader van de herontwikkeling moet gekeken worden wat de verkeersgeneratie is, wat de parkeerbehoefte is en hoe de ontsluiting geregeld wordt van de nieuwe functie om voldoende parkeerplaatsen te waarborgen en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan. Deze aspecten zijn in 2013 onderzocht door Oranjewoud. Aangezien het plan gewijzigd is ten opzichte van 2013 is door Advin een nieuw verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. In de quickscan van Advin is onderzocht wat het effect van de in- en uitrit van de parkeergarage, behorende bij de supermarkt, is op omgeving. Hiervoor zijn vier alternatieven getoetst op bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid. Het onderzoek van Advin is opgenomen in Bijlage 1 Quickscan verkeersvarianten. Vervolgens zijn twee van deze vier varianten verder onderzocht door Goudappel Coffeng om te bepalen welke verkeerskundige maatregelen genomen kunnen worden om deze varianten verkeersveilig te maken en te bepalen welke variant na het treffen van maatregelen het veiligst is. Deze onderzoeken van Goudappel Coffeng zijn opgenomen in Bijlage 2 Verkeersonderzoek ontsluiting parkeergarage en Bijlage 4 Detaillering in- en uitgang parkeergarage Vomar Heemstede.
Parkeren
Volgens de gemeentelijke parkeernormen op basis van de Nota Parkeernormen 2010 ( 4 parkeerplaatsen per 100m2 bvo supermarkt) dienen er 72 parkeerplaatsen aangelegd te worden om de parkeervraag van de supermarkt op te kunnen vangen. 15% van dit aantal is ten behoeve van het personeel van de supermarkt (11 parkeerplaatsen). De overige 61 parkeerplaatsen zijn voor bezoekers van de supermarkt. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de bestaande functies en de bijbehorende parkeervraag. In de parkeerbalans is de parkeerdruk van de huidige functies afgezet tegen de parkeervraag van de nieuwe functies.
Om de parkeervraag op te vangen wordt onder de supermarkt een parkeergarage gerealiseerd met in totaal 100 parkeerplaatsen. Daarnaast worden er op maaiveld 17 parkeerplaatsen aangelegd. Deze parkeerplaatsen zijn bedoeld voor personeel en bewoners van de bovenwoningen. In totaal worden maximaal 117 parkeerplaatsen aangelegd. De huidige bebouwing op de projectlocatie geeft een parkeerdruk op de openbare ruimte van 51,9 parkeerplaatsen. Deze bestaande parkeerdruk mag in mindering worden gebracht op de parkeervraag van de nieuwe ontwikkeling. Hierbij moeten echter ook de parkeerplaatsen die verdwijnen bij de in- en uitrit van de parkeergarage meegenomen worden. Het overschot aan parkeerplaatsen bedraagt dan ruim 53 parkeerplaatsen. Deze extra parkeerplaatsen kunnen gebruikt worden voor het winkelende publiek dat de Binnenweg bezoekt.
Naast de parkeerplaatsen voor het gemotoriseerde verkeer, worden 42 fietsparkeerplaatsen aan de Binnenweg gerealiseerd.
Tabel 1: berekening parkeerbalans
* Voor de wegvallende garageboxen is overeenkomstig de landelijke richtlijn (ASVV) rekening gehouden met een compensatiebehoefte van 0,5 pp. Reden daarvoor is dat garageboxen in de praktijk ook voorandere activiteiten, zoals bijvoorbeeld berging of opslag, worden gebruikt. Om deze reden is in de berekening tevens uitgegaan van 12 garageboxen. De gebruikers van die boxen binnen een afstand van 100 meter van de boxen wonen/werken. Voor gebruikers die verder weg wonen is het niet aannemelijk dat de boxen worden gebruikt als parkeergelegenheid, maar voor opslag en stalling. (Bron Oranjewoud 2013).
Verkeersgeneratie (worst case)
Om de verkeersgeneratie te bepalen is gebruik gemaakt van kencijfers ten aanzien van supermarkten. Deze is gebaseerd op CROWpublicatie 317:
Het brutovloeroppervlak (bvo) van de nieuwe supermarkt is 1800 m2. Dit resulteert in een verkeersgeneratie van 1800*65/100 = 1170 motorvoertuigbewegingen per weekdag en 1404 motorvoertuigen per werkdag (1170*1,2). Advin heeft dit teruggerekend naar het drukte uur en dat komt uit op 70 motorvoertuigen ingaand en 70 motorvoertuigen uitgaand per uur.
Zoals eerder al vermeld, worden er extra parkeerplaatsen gerealiseerd in de parkeerkelder. Dit zijn minder parkeerplaatsen dan in de parkeerbalans. Er wordt vanuit gegaan dat de extra parkeerplaatsen bovenop de 72 parkeerplaatsen voor de supermarkt, die horen bij de huidige bebouwing geen extra verkeersbewegingen opleveren. Deze parkeerplaatsen leiden ook tot vervoersbewegingen die inzichtelijk gemaakt moeten worden. Advin berekent dit op basis van de kengetallen op 27 motorvoertuigen ingaand en 27 motorvoertuigen uitgaand per uur.
Op basis van bovenstaande uitgangspunten wordt de totale verkeersgeneratie van de parkeergarage van de supermarkt (verkeersgeneratie supermarkt en verkeersgeneratie overschot parkeerplaatsen) op zowel het drukste avondspitsuur op een gemiddelde werkdag als op een gemiddelde zaterdagmiddagspits als volgt:
De berekende verkeersgeneratie als gevolg van de beoogde ontwikkeling is inpasbaar in de omgeving van het plangebied en de omliggende straten.
Aanpak onderzoek verkeersafwikkeling
Om te kunnen beoordelen wat het effect is van de supermarkt op de nieuwe locatie wat betreft de in- en uitrit van de parkeergarage, zijn vier verschillende varianten beschreven. Per variant worden de volgende stappen doorlopen:
Huidige situatie
De bestaande infrastructuur heeft voldoende restcapaciteit om de extra verkeersgeneratie van de supermarkt op te vangen binnen het bestaande profiel. De Binnenweg is een erftoegangsweg 30 km/h, welke onderdeel is van het winkelcentrum. In vergelijking tot de Eikenlaan is de Binnenweg een drukkere straat. Om de bereikbaarheid van de winkelpanden en het centrum te garanderen bij de hogere verkeersintensiteiten, is partieel eenrichtingverkeer ingesteld.
Varianten
De in- en uitrit van de ondergrondse parkeergarage kunnen op verschillende locaties worden gerealiseerd. Uit overleg tussen de gemeente, de ontwikkelaar en BBO in het voortraject zijn vier mogelijke varianten (A t/m D) voortgekomen. Per variant worden hierbij de routes beschreven en vinden toetsen op bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid plaats.
Figuur 8: weergave varianten parkeergarage
In onderstaande tabel zijn de scores van vier varianten uiteengezet. De volledige analyse is opgenomen in de bijlagen van de toelichting (Bijlage 1 Quickscan verkeersvarianten).
Tabel 2: Onderzoeksresultaten quickscan verkeersvarianten
* Rangschikking gebaseerd op de lengte van de route door verblijfsgebied en/of belasting van de Binnenweg. Infrastructuur zelf (wegvakken en kruispunten) vormt in geen enkele variant een beperking in bereikbaarheid.
** Score gebaseerd op aantallen + en – in de paragrafen over Verkeersveiligheid (zie Bijlage 1 Quickscan verkeersvarianten, paragraaf 3.1.3, 3.2.3, 3.3.3 en 3.4.3)
*** Rangschikking naar het aantal groene vlakken en oversteekbaarheid in de tabellen onder Leefbaarheid (zie Bijlage 1 Quickscan verkeersvarianten, paragraaf 3.1.4, 3.2.4, 3.3.4 en 3.4.4) en alinea’s oversteekbaarheid (zie Bijlage 1 Quickscan verkeersvarianten, paragraaf 3.1.2, 3.2.2, 3.3.2 en 3.4.2)
Het onderzoek heeft aangetoond dat de verkeersafwikkeling bij alle vier de varianten op geen enkel punt binnen het onderzoeksgebied een probleem zal opleveren. De toename van de verkeersvraag, als gevolg van de supermarkt, is op te vangen binnen de bestaande capaciteit van de bestaande infrastructuur. Met andere woorden, de wegen en kruispunten binnen het onderzoeksgebied hebben voldoende restcapaciteit om deze toename in verkeersvraag af te wikkelen (zonder dat aanvullende maatregelen nodig zijn).
De variant waarbij zowel de in- als de uitrit van de parkeergarage aan de Eikenlaan wordt gesitueerd (variant A) verdient verkeerskundig gezien de voorkeur. Verkeer rijdt in deze variant de meest directe route naar de supermarkt en de drukkere Binnenweg, met relatief veel kwetsbare verkeersdeelnemers, wordt daarmee niet extra belast waardoor de grootste verkeersstroom in verhouding tot de overige varianten relatief kort door een verblijfsgebied rijdt. Daarnaast wordt het extra verkeer dat de supermarkt aantrekt afgewikkeld op één punt doordat zowel de in- als de uitrit én het laad- en losverkeer gecombineerd plaatsvindt. Zoveel mogelijk verkeer uitwisselen op één kruispunt verdient de voorkeur in verband met de verkeersveiligheid. Variant C (inrit aan Binnenweg en uitrit aan Eikenlaan) scoort ook relatief goed op veiligheid. Echter, in deze variant dient verkeer van en naar de supermarkt een langere route te rijden via de woonstraten, waardoor de score op bereikbaarheid en leefbaarheid ten opzichte van de overige varianten minder hoog is.
Keuze varianten
Conclusie van het onderzoek is dat alle varianten verkeerskundig haalbaar zijn, maar dat er op basis van de verkeersveiligheid wel een rangschikking is te maken. Scenario A, in- en uitrit beiden aan de Eikenlaan, is daarbinnen het meest verkeersveilig.
Om 2 redenen is er toch gekozen om scenario B, inrit aan de Eikenlaan, uitrit aan de Binnenweg uit te werken.
Variant B heeft de voorkeur boven variant C, omdat dit een groter positief effect heeft op de overige winkels in het centrum en met name de winkels gelegen aan het noordelijk deel van de Binnenweg. Variant B heeft de voorkeur boven variant D, aangezien variant D het slechtst scoort op verkeersveiligheid. Bij het opstellen van de winkelvisie is de veiligheid van fietsers en voetgangers in het winkelgebied als belangrijk aandachtsgebied naar voren gekomen. Het situeren van zowel de in- als de uitrit van de parkeergarage aan de Binnenweg zal het gevoel van veiligheid verder doen afnemen en dit is niet wenselijk.
Aanvullend onderzoek ontsluiting parkeergarage
Naar aanleiding van het verkeerskundig onderzoek naar de verkeersveiligheid van de vier varianten, is door de ontwikkelaar voor variant B en D een onderzoek laten uitvoeren naar welke verkeerskundige maatregelen genomen kunnen worden om een veilige ontsluiting van de parkeergarage te realiseren en te bepalen welk scenario de meest veilige oplossing biedt. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen (zie Bijlage 2 Verkeersonderzoek ontsluiting parkeergarage).
In de afweging wat de meest veilige oplossing is blijken beide varianten voor- en nadelen te hebben, ook ten aanzien van de verkeersveiligheid. In het onderzoek wordt een voorkeur uitgesproken voor variant B, waarbij is vastgesteld dat de voorgestelde maatregelen haalbaar zijn. In variant D kan in drukke situaties enige wachtrij vorming ontstaan wat onvoorspelbaar verkeersgedrag tot gevolg kan hebben. Dit leidt niet direct tot onveilige situaties, maar er kan kunnen wel hinder en irritaties ontstaan.
Conclusie
Conclusie van het onderzoek is dat alle varianten verkeerskundig haalbaar zijn, maar dat er op basis van de verkeersveiligheid wel een rangschikking is te maken. Uiteindelijk is op basis van verkeersveiligheid, verkeersbewegingen en effecten op de overige winkels gekozen voor variant B.
Nadat ervoor is gekozen om Variant B verder uit te werken is aan Goudappel Cofffeng gevraagd de in- en de uitrit van de parkeergarage op detailniveau uit te werken. Deze uitwerking is terug te vinden in de notitie 'Detaillering in- en uitgang parkeergarage Vomar Heemstede', welke als Bijlage 4 Detaillering in- en uitgang parkeergarage Vomar Heemstede van de toelichting is opgenomen.
De maatregelen voor de inrit die in deze notie zijn uitgewerkt zijn:
De maatregelen voor de uitrit aan de Binnenweg bestaan uit:
Daarnaast is gekeken naar de manoeuvreerruimte voor vrachtwagens op het binnenterrein en een goede bewegwijzering naar de inrit van de garage.
Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat bij toepassing van deze maatregelen een verkeersveilige situatie wordt bereikt.
Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'De veroorzaker betaalt'.
In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.
De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeologievriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd.
Het archeologiebeleid van de gemeente Heemstede is op 24 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld in de nota “Archeologiebeleid Heemstede: toekomst voor het verleden”. Op basis van de beleidskaart Archeologie, geldt ter plaatste van de projectlocatie een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 6. Binnen deze bestemming is dient een archeologisch rapport overlegd worden bij bodemroerende werkzaamheden ter realisering of sloop van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die:
Omdat voorgenomen ontwikkeling minder oppervlakte behelst dan 10.000 m², is geen onderzoek vereist.
Cultuurhistorische waarden zijn te raadplegen via de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland (bron: http://maps.noord-holland.nl/extern/gisviewers/ilc/ geraadpleegd op 20 maart 2017 en in de Erfgoedverordening van de gemeente Heemstede. Binnen het projectgebied zijn geen cultuurhistorische waarden of monumenten aanwezig.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.a.) voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het belangrijk om, waar mogelijk, te werken volgens de volgende principes:
Op landsniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt. Denk aan de Waterwet uit 2009, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).
Watertoets
Ten behoeve van deze ontwikkeling is op 8 april 2013 de digitale watertoets doorlopen. Op basis van de gegeven antwoorden concludeert het systeem dat het Hoogheemraadschap een waterbelang heeft bij de plannen. Op basis daarvan is op 9 april 2013 het plan toegestuurd met een toelichting op de plannen. Per brief van 29 april 2013 heeft het Hoogheemraadschap een wateradvies toegezonden. Het advies van het Hoogheemraadschap is verwerkt in deze waterparagraaf. Daarnaast heeft in het kader van voorliggend bestemmingsplan op 10 januari 2017 afstemming plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Rijnland. De overlegresultaten zijn verwerkt in Hoofdstuk 8 Procedure.
Waterkwaliteit
Uit onderzoek van het Hoogheemraadschap naar het Heemsteedse watersysteem is gebleken dat het systeem toereikend en van voldoende kwaliteit is. Bij de supermarkt worden geen activiteiten verricht die verontreiniging van grondwater tot gevolg kunnen hebben. De voorgenomen ontwikkeling zal geen invloed hebben op de waterkwaliteit ter plaatse.
Waterkwantiteit
Ter plaatse zijn geen waterpartijen aanwezig, dus er vinden geen aanpassingen plaats aan waterpartijen. De projectlocatie is in de huidige situatie volledig verhard, dus er vindt geen toename verhard oppervlak plaats. Door toepassing van een mos-sedum dak, zal regenwater vertraagd afgevoerd worden. Daarmee heeft voorgenomen ontwikkeling een positief effect op de hemelwaterafvoer ter plaatse.
De afvoer van regen- en vuilwater zal conform de daarvoor geldende eisen worden ontworpen.
Beschermde gebieden
In de Legger van het Hoogheemraadschap Rijnland zijn geen gegevens vermeld over beschermde gebieden ter plaatse van de projectlocatie. Ook in de uitkomst van de digitale watertoets is vermeld dat geen beperkingsgebied geraakt wordt.
Grondwater
Op basis van het bodemonderzoek van Search ingenieursbureau bevond het grondwater zich op 27 augustus 2009 op circa 1,4 m -mv. De grondwaterstanden in de omgeving van de projectlocatie over verschillende jaren is weergegeven in figuur 15. De parkeerkelder zal worden uitgevoerd tot ongeveer 3 m -mv. Ten behoeve van de realisatie van de parkeerkelder (en wellicht permanent) zal grondwater onttrokken moeten worden. Hiervoor dient een watervergunning voor te worden aangevraagd, onderbouwd met een bemalingsadvies. Voor het effect op de grondwaterstromen zal een model worden gemaakt. Mocht blijken dat er een significant effect te verwachten is, dan zullen hiervoor maatregelen worden genomen.
Figuur 9: grondwaterstanden in omgeving projectlocatie (GWS t.o.v. NAP omgeving nieuwe supermarkt)
De in het grondwater gemeten waarden voor de zuurgraad en het geleidingsvermogen kunnen als normaal worden beschouwd. Het grondwater bevat een lichte verontreinigen.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de supermarkt.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het voor bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Voor het bepalen van de milieuzonering is gebruikgemaakt van de geactualiseerde handreiking (maart 2009): Bedrijven en milieuzonering (het zogenoemde groene boekje) van de VNG.
Een supermarkt wordt niet belemmerd door omliggende bedrijven. Bij een supermarkt dient wel rekening gehouden te worden met een richtafstand tot woningen. Een supermarkt heeft SBI-2008 code 471 en heeft als grootste richtafstand 10 meter voor de aspecten geluid en gevaar. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De richtafstanden kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Omdat hier sprake is van een centrumgebied met verschillende functies, is hier sprake van gemengd gebied. De richtafstand kan daarmee worden teruggebracht naar 0 meter.
Het milieuaspect 'bedrijven- en milieuzonering' vormt geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes (weg, water, rail, buisleiding). Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het besluit externe veiligheid transportroutes en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen worden ondervonden voor het te nemen onderliggend bestemmingsplan ''Woningbouw Slottuin Heemsstede'. Hierbij dient te worden getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden. Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:
Het plangebied ligt op minder dan 200 meter van de N201 in Heemstede. De weg is vrijgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De weg is aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen bij besluit van Provinciale Staten. De weg geeft in ieder geval geen beperkingen aan de gebruiker van de weg. De beperkingen van het Besluit externe veiligheid transportroutes zijn daarom ook van toepassing op de N201 die door Heemstede loopt.
In de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en in het ADR zijn regels opgenomen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Zo is onder meer opgenomen dat de bebouwde kom van steden moeten worden gemeden en dat de chauffeur altijd de kortste route moet kiezen naar een aangewezen transportroute.
De gemeente Heemstede heeft geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld.
Binnen de 200 meter contour wordt een nieuwe functie gerealiseerd (supermarkt) met een BVO van maximaal 1.800 m2. Uitgaande van een bedrijf in continudienst (supermarkten zijn in zowel de dagperiode als in de avondperiode geopend) gaat RBMII uit van een personendichtheid van 40 personen per hectare. Omgezet naar de ontwikkeling van de nieuwe functie levert dat een bijdrage op van 7,2 personen aan de personendichtheid in het plangebied.
Op grond van het Bevt moet het groepsrisico verder worden beschouwd om te bepalen of een verantwoording van het groepsrisico is vereist.
In dit kader heeft Prevent Adviesgroep in april 2017 een risicoberekening uitgevoerd. Deze is als bijlage terug te vinden. Hieronder zijn de conclusies integraal weergegeven.
Plaatsgebonden risico
Langs het tracé van de N201 nabij het plangebied is geen PR=10-6 contour aanwezig.
De norm voor het plaatsgebonden risico voor de N201 vormt geen belemmering voor de realisatie van een nieuwe supermarkt binnen het plangebied.
Groepsrisico
Het groepsrisico is met RBM II berekend voor de bestaande en nieuwe omgevingssituaties bij de huidige en verwachte intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N201.
Het berekende groepsrisico bedraagt in zowel de bestaande als de gewenste omgevingssituatie maximaal 0,219 maal de oriëntatiewaarde.
Omdat het groepsrisico in de nieuwe situatie gelijk blijft en het totale groepsrisico lager is dan de oriëntatiewaarde, is een verantwoording van het groepsrisico in het ruimtelijk besluit op grond van artikel 8, 2e lid van het Betv niet noodzakelijk.
De veiligheidsregio wordt in de gelegenheid worden gesteld om tijdens de procedure van het ruimtelijk besluit (bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro) een advies uit te brengen ten aanzien van de aspecten rampbestrijding en zelfredzaamheid.
Inleiding
Bij bestemmingsplanprocedures wordt getoetst of een locatie geschikt is, of gemaakt kan worden, voor het beoogde gebruik. Een historisch onderzoek geeft informatie of een locatie verdacht is voor bodemverontreiniging. Indien een locatie verdacht is, kan vervolgonderzoek noodzakelijk zijn. Uiteindelijk wordt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning definitief beoordeeld of er voldoende en recente informatie over de bodemkwaliteit beschikbaar is en of sanering noodzakelijk is. Indien er naar oordeel van het bevoegd gezag onvoldoende informatie beschikbaar is, moeten aanvullende rapportages over de bodemkwaliteit worden aangeleverd.
In de stukken is aangegeven dat de aanvraag de volgende kadastrale percelen betreft: sectie A, perceelnummers: 3195, 9600, 9599, 8431, 5673, 5156, 10125, 10126 en 9727.
Van de locatie zijn de volgende bodemonderzoeken beschikbaar:
Achtergrond bodemkwaliteit/besluit bodemkwaliteit
Voor de gemeente Heemstede is een bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan opgesteld. Voor het plangebied geldt dat de bovengrond is ingedeeld in bodemkwaliteitsklasse “industrie” en de ondergrond in “wonen”. Bij het realiseren van de ondergrondse parkeergarage komt grond vrij. Vanwege de verontreinigingen die op de locatie zijn aangetroffen, is geen vrij grondverzet mogelijk. Dit betekent dat voor het vaststellen van de definitieve hergebruiksmogelijkheden van vrijkomende grond een partijkeuring noodzakelijk is.
Mogelijke beïnvloeding grondwaterverontreiniging
Op hemelsbreed ca. 200 meter van de ontwikkellocatie bevindt zich de interventiewaarde contour van een sterke verontreiniging met Vluchtige Organische Koolwaterstoffen (VOCl's) in grondwater. Deze verontreiniging is afkomstig van een voormalige chemische wasserij aan de Blekersvaartweg. Vanwege de bouw van de ondergrondse parkeergarage zal naar verwachting gedurende langere tijd grondwater worden onttrokken. Beïnvloeding van de grondwaterverontreiniging door de bemaling moet bij het bevoegd gezag gemeld. Voor de onttrekking van het grondwater zal een bemalingsplan moeten worden opgesteld. In het bemalingsplan moet worden aangegeven wat de invloed is van de onttrekking op de grondwaterverontreiniging en welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat de grondwater verontreiniging wordt verplaatst.
Planspecifieke beoordeling
Op een aantal van de kadastrale percelen binnen de ontwikkellocatie heeft nog geen bodemonderzoek plaatsgevonden. Op deze percelen zijn echter uit het verleden geen verdachte bodembedreigende activiteiten bekend. De percelen die verdacht zijn voor bodemverontreiniging zijn tussen 2004-2007 onderzocht in het kader van de oriënterende onderzoeken nieuwe stijl (OONS). Uit de beschikbare rapportages blijkt dat een aantal relatief kleine bodemverontreinigingen is aangetroffen. Op basis van de rapportages heeft het bevoegd gezag aangegeven dat er bij het huidige gebruik geen risico's zijn en dat er geen vervolgonderzoek of sanering noodzakelijk is. Voorafgaand aan de werkzaamheden in de grond, die voor de locatieontwikkeling noodzakelijk zijn, zullen de verontreinigingscontouren moeten worden geverifieerd en verder in beeld gebracht. Zoals hiervoor is aangegeven, is een melding beïnvloeding grondwaterverontreiniging noodzakelijk De puinhoudende grond moet nog onderzocht worden op asbest. Voor de werkzaamheden in sterk verontreinigde grond- en grondwater is een BUS-melding of saneringsplan noodzakelijk.
Met in achtneming van het voorgaande vormt de bodem- en grondwaterkwaliteit geen belemmering voor de het voorgenomen gebruik.
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidszones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.
Woningen, scholen, kinderdagverblijven, zieken- en verzorgingshuizen, woonwagenterreinen en aangewezen ligplaatsen voor woonschepen zijn geluidgevoelige bestemmingen volgens de Wet geluidhinder.
Als de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe geluidgevoelige bestemming de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, en deze kan door redelijke maatregelen niet worden teruggebracht, moet gelijktijdig met de planprocedure door het bevoegd gezag in het kader van de Wet geluidhinder een hogere waarde voor de geluidbelasting worden vastgesteld. Een hogere waarde voor de geluidsbelasting kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.
Voor de nieuw te realiseren supermarkt met onder gelegen parkeergarage en boven gelegen woningen verdeeld over een aantal bouwlagen is wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
De nieuw te realiseren supermarkt is geen geluidgevoelige bestemming in het kader van de Wet geluidhinder. Voor deze realisatie dient echter wel een akoestisch onderzoek op basis van de Wet milieubeheer, activiteitenbesluit uitgevoerd te gaan worden. Dit in verband naar de naar de geluiduitstraling naar de omgeving en de geplande bovenwoningen.
In mei 2017 is door Alcedo een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de nieuwe Vomar supermarkt en parkeerkelder in het plangebied Binnenweg/Eikenlaan te Heemstede.
Doel van het onderzoek is om inzichtelijk te maken welke geluidsniveaus optreden bij de omliggende woningen. Deze geluidsniveaus worden getoetst aan de richtwaarden voor zoals opgenomen in de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” en geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit.
Het onderzoek is gebaseerd op een inventarisatie van de bedrijfsvoering, literatuurgegevens en Alcedo-expertise. Aan de hand van de verkregen gegevens is een akoestisch rekenmodel vervaardigd waarmee de geluidsniveaus zijn berekend.
De geluidsniveaus ten gevolge van de inrichting zijn bepaald conform de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999”. De berekende geluidsniveaus worden getoetst aan de geluidsvoorschriften uit het ‘Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’(verder te noemen: het Activiteitenbesluit). Het inrichtingsgebonden verkeer (indirecte hinder) is beoordeeld conform de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer” van 29 februari 1996.
Op grond van onderhavig onderzoek blijkt het volgende:
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus
In de dag- en nachtperiode wordt voldaan aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit. In de avondperiode wordt niet voldaan en bedraagt de overschrijding 2 dB. De overschrijdingen worden veroorzaakt door het rijden met personenauto’s in en uit de parkeerkelder en treedt op bij:
Maximale geluidsniveaus
In de dag- en avondperiode wordt niet voldaan aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit. In de nachtperiode wordt wel voldaan aan het geluidsvoorschrift. Om de maximale geluidniveaus ten gevolge van het laden en lossen in de dagperiode te verlagen is een aanvullende berekening gemaakt met een geluidsscherm tussen de achtertuin van de woningen aan de Eikenlaan en de binnenplaats. Bij enkele woningen wordt, na toepassing van het scherm, niet voldaan aan de geluidsvoorschriften voor het geluidsvoorschriften voor het maximaal geluidsniveau, het betreft de woningen aan:
Equivalente geluidsniveaus ten gevolge van inrichtingsgebonden verkeer
In de dag- en avondperiode wordt de voorkeursgrenswaarde voor het equivalente geluidsniveau ten gevolge van inrichtingsgebonden verkeer overschreden. Het betreft de woningen aan:
Maatwerkvoorschriften
Uit de resultaten blijkt dat bij enkele woningen, na toepassing van het scherm, niet voldaan wordt aan de geluidsvoorschriften. Omdat het treffen van verdere maatregelen niet haalbaar is, kan de gemeente Heemstede maatwerkvoorschriften opstellen. Voorwaarde hierbij is dat het beoordelingsniveau in de woning niet meer dan 35 dB(A) etmaal voor het equivalente geluidsniveau en 55 dB(A) etmaalwaarde voor de maximale geluidsniveaus mag bedragen.
Conform het Bouwbesluit dient een woning een geluidsisolatie van minimaal 20 dB te hebben. Aangenomen mag worden dat voor woningen van voor 1992 een geluidswering van circa 18 dB(A) gehaald wordt. Eventueel kan aanvullend onderzoek worden gedaan naar de benodigde geluidswering van de gevel van de woningen. Geadviseerd wordt voor de woningen met een benodigde geluidswering van hoger dan 18 dB aanvullend onderzoek te doen naar de geluidswering van de gevel. Dit onderzoek wordt uitgevoerd en kan door het bevoegd gezag gebruikt worden bij het treffen van maatwerkvoorschriften in het kader van de melding Activiteitenbesluit.
Conclusie
Het aspect geluid staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.
In 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen.
Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn handvatten aangereikt om te bepalen of een project niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Het begrip 'niet in betekenende mate” (NIBM) is gedefinieerd als een bijdrage die maximaal 3 % bedraagt van de grenswaarde voor stikstofdioxide en fijn stof. De mate van schaalgrootte waaronder niet hoeft te worden getoetst (de vertaling van bovengenoemde 3% norm naar concrete bouwprojecten), bedraagt 1500 woningen bij één ontsluitingsweg. Voor het ontwikkelen van kantoorlocaties geldt een schaalgrootte van 100.000 m² bruto vloeroppervlakte bij één ontsluitingsweg. De Regeling NIBM benoemt tevens categorieën van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Als een project in één van deze categorieën valt of voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (1500 woningen of 100.000 m² kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen blijven van belang. Situaties waar de luchtkwaliteitsnormen worden overschreden zullen integraal worden aangepakt met maatregelpakketten voor probleemgebieden. Er worden op drie bestuurslagen maatregelen genomen, namelijk door het rijk, provincie en gemeenten (Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL).
Samenvattend vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Luchtkwaliteitsnormen
De volgende grenswaarden (jaargemiddeld, tenzij anders vermeld) zijn opgenomen in de Wet milieubeheer:
In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang.
Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoringstool.nl) blijkt dat in het plangebied geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen optreden. In verband met de beoordeling van het plan zijn de extra emissies naar de lucht door de verkeer aantrekkende werking van belang. Ook bij een maximale invulling van het plan zijn echter geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen te verwachten. De conclusie is dat de luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Goed woon- en leefklimaat
Op www.nsl-monitoring.nl (geraadpleegd op 21 maart 2017) is te zien dat ter plaatse van de projectlocatie de grootschalige achtergrondconcentraties in 2015 van fijnstof PM10 19,7 µg/m3, van fijnstof PM2,5 12,8 µg/m3 en van stikstofdioxide NO2 20.1 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Wanneer de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, zal de concentraties van zowel fijn stof als stikstofdioxide ruim onder de grenswaarden blijven.
Tabel 3: achtergrondconcentraties NO2 en PM10 ter plaatse van het plangebied
Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
Wetgeving voor de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming). Sinds 2017 zijn beide thema's opgenomen in de Wet natuurbescherming. De omgevingsdienst Noord-Holland Noord voert de vergunningverlenende- en toezichthoudende taken op grond van deze wet uit namens de provincie Noord-Holland.
Gebiedsbescherming
Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het gaat om:
De bescherming van Natura 2000 gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. Ecologisch onderzoek naar effecten van plannen op Natura 2000 gebieden staat bekend als de 'Habitattoets'. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde “passende beoordeling” als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten die bij de beoordeling van mogelijke invloed op Natura 2000-gebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, vermesting door stikstofdepositie, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat een Wet natuurbeschermingsvergunning aangevraagd dient te worden.
Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in Wet natuurbescherming. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde soorten mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen drie categorieën van bescherming. Bij ieder categorie is een ander afwegingskader van toepassing. Daarmee wordt bepaald of een activiteit vergunningplichtig is. Het gaat om het de categorieën
Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming niet.
Voor soorten die vallen onder Vogel- of Habitatrichtlijn wordt ontheffing van de verbodsbepalingen slechts verleend, indien:
In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.
In 2013 is ecologisch onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat er slechts een kleine kans bestaat dat er verblijfsplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn maar dat nog nader onderzoek zal worden uitgevoerd. Het project is gewijzigd waardoor nieuw onderzoek nodig is. In maart/april 2017 is door Dresmé&VanderValk een quickscan Wet Natuurbescherming uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage terug te vinden. De resultaten worden hieronder integraal weergegeven.
Beschermde gebieden
Het projectgebied is niet in of nabij het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) of Natura 2000-gebieden gelegen. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is Kennemerland-Zuid op een afstand van circa 2 kilometer. Het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland is het park rond Hageveld in het oosten, de bosgebieden langs de Leidsevaart in het westen en ten zuiden van het projectgebied ligt Groenendaal ook op een afstand van circa 600-700 meter.
Op de korte termijn ontstaan lokale effecten, zoals een toename van geluid en stof door de sloop en bouwwerkzaamheden. Deze effecten zijn echter verwaarloosbaar en niet waarneembaar ter plaatse van beschermde gebieden. Gezien de afstand en het tussengelegen stedelijke gebied worden geen effecten verwacht op het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebieden als gevolg van de sloop en bouwwerkzaamheden. In de gebruiksfase zal sprake zijn van een verkeersaantrekkende werking. Daarom is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd die rekening houdt met het toekomstige verkeer en de uitstoot van verbrandingsgassen voor de verwarming van de appartementen.
Resultaten AERIUS
De ingevoerde gegevens en de resultaten zijn samengevat in bijgevoegde rapport, welke automatisch wordt gegenereerd door AERIUS. Alleen als de uitkomst boven de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jr uitkomt wordt dit beschreven in de rapportage van AERIUS. Indien de berekende resultaten lager uitkomen dan 0,05 mol wordt op de kaart geen Natura 2000-gebieden met overschrijding getoond. Geconcludeerd wordt dat geen sprake is van een overschrijding van de drempelwaarde en dat een melding of vergunning van de Wet natuurbescherming niet nodig is.
Beschermde soorten
Vleermuizen
Op basis van verspreidingsgegevens kunnen vijf soorten vleermuizen worden verwacht in het bebouwde gebied van Heemstede namelijk; gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en watervleermuis. Behalve een vastgestelde zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aan de Havendreef te Heemstede in 2013, zijn geen waarnemingen van vleermuizen in of in de directe omgeving van het projectgebied bekend. Tijdens de avondronde van 28 april 2013 (Dresmé) zijn alleen langsvliegende gewone dwergvleermuizen waargenomen en geen verblijfplaatsen. Alleen het voormalige woonhuis in het midden van het projectgebied was als geschikt voor verblijfplaats beoordeeld, omdat door kieren en gaten geschikte invliegopeningen aanwezig zijn. Door de afwezigheid van bomen binnen het projectgebied en de aanwezige verlichting, werd de kans op verblijfplaatsen van vleermuizen niet groot geacht.
Veldonderzoek
Het voormalige woonhuis in het midden van het projectgebied, de garageboxen en de opslagunits bevinden zich in dezelfde staat als in 2013. Hier geldt nog steeds dat de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen niet worden verwacht. De winkelpanden aan de Binnenweg, die in 2013 nog geen onderdeel waren van het plan, bevatten langs de dakranden en kozijnen kleine kieren en openingen die geschikt zouden kunnen zijn als invliegopening. Omdat aan de Binnenweg slechts enkele jonge bomen staan en veel straatverlichting, is de verwachting op verblijfplaatsen van vleermuizen niet hoog, maar kan momenteel niet geheel worden uitgesloten.
Broedvogels
Nesten van vogels die het gehele jaar gebruik maken van hun nest zoals huismus zijn niet bekend in de omgeving van het projectgebied.
Veldonderzoek
Binnen het projectgebied zijn geen geschikte dakpannen of andere holtes aanwezig voor broedvogels zoals huismus, kauw of spreeuw.
Conclusies
De Quickscan Wet natuurbescherming richt zich op het complex van het projectgebied aan de Eikenlaan te Heemstede. Als gevolg van het project worden geen effecten op de Ecologische Hoofdstructuur of Natura 2000 gebieden verwacht. Ten behoeve van de verwarming van 10 appartementen1 en de verkeersaantrekkende werking van de supermarkt is een stikstofdepositieberekening op basis van Aerius uitgevoerd. Ter plaatse van Natura 2000 gebieden is geen toename van stikstof te verwachten.
Omdat het projectgebied gelegen is in een sterk verstedelijkte omgeving, is specifiek onderzoek gedaan naar broedvogels en vleermuizen. Naast vleermuizen, worden beschermde soorten niet verwacht ter plaatse van het projectgebied. Nader onderzoek in de periode mei-september is nodig om te bepalen of en welke soorten op welke tijdstippen in het jaar gebruik maken van deze vaste verblijfplaatsen. Op basis van deze kennis kan worden bepaald of sprake is van een voor de populatie belangrijke verblijfplaats en wat de effecten zijn op populatieniveau. Afhankelijk van de onderzoeksresultaten zal worden bepaald of mitigerende maatregelen, dan wel een ontheffing nodig is voor het realiseren van het bouwplan.
Broedvogels worden binnen het projectgebied niet verwacht omdat geen groen of geschikte holtes aanwezig zijn.
Op 1 november 2002 heeft het kabinet de nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor het vijfbanenstelsel op Schiphol vastgesteld. De regels zijn opgenomen in het Luchthavenindelingbesluit (LIB, gewijzigd op 23 augustus 2004), waarin beperkingen worden gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven en het luchthavenverkeerbesluit (LVB), dat is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchtverkeer. De nieuwe regels zijn op 20 februari 2003 in werking getreden, op het moment dat Schiphol de vijfde baan (Polderbaan) in gebruik had genomen. Deze regels moeten door gemeenten in acht worden genomen bij bestemmingsplannen en bij omgevingsvergunningen (o.a. de voormalige bouw- of aanlegvergunningen).
In het Luchthavenindelingbesluit zijn twee gebieden vastgesteld: het luchthavengebied en het beperkingengebied. Het plangebied valt binnen het beperkingengebied als bedoeld in kaartbijlage 3B van het LIB. Binnen het beperkingengebied worden weer verschillende deelgebieden (zones) onderscheiden met specifieke regels, te weten LIB 1 t/m 4 en 20Ke.
De projectlocatie is gelegen binnen verschillende hoogte toetsingskaders, te weten conical (97 meter t/m 103 meter NAP), OIS-turning departures 27 (136 meter tot en met 140 meter NAP), Radar TAR1 (65 meter NAP) en Radar TAR4 (81 meter tot 82 meter NAP). Daarnaast is het projectgebied gelegen binnen de beperkingzone voor het aantrekken van vogels. Tevens valt de projectlocatie binnen de toetszone voor winturbines en lazers.
Op genoemde planlocatie mag niet hoger gebouwd worden dan de maatgevende toetshoogte van 146 meter boven NAP. In voorliggend plan geldt een maximale bouwhoogte van 14 meter en vormt de toetshoogte dus geen belemmering voor de realisatie van de woningen. Er worden geen vogelsaantrekkende objecten, windturbines of lasers gerealiseerd met de voornomen projectplannen. Het Lib vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening).
In 2013 is het Energieakkoord van kracht geworden. De gemeenten onderschrijven de voorwaarden uit het Energieakkoord; aan energie energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend; besparing van het energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar, een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking van 4,5% in 2013 naar 14% in 2020 en een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2015 aangescherpt van 0,6 naar 0,4. Richting 2020 wordt toegewerkt naar “Bijna Energie Neutrale Gebouwen”(hierna BENG).
Het Europees beleid is erop gericht dat nieuwe gebouwen na 2020 geen of heel weinig energie gebruiken. De energie die nog nodig is moet in belangrijke mate afkomstig zijn uit hernieuwbare bronnen. Dit is vastgelegd in de herziene Europese richtlijn EPBD uit 2010.
Het Nationaal Plan voor het bevorderen van BENG in Nederland beschrijft het Nederlandse beleid om te komen tot BENG na eind 2018, respectievelijk 2020. In het Nationaal Plan staat wat onder (BENG) verstaan wordt.
Gemeente Heemstede en de Omgevingsdienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Nota duurzaamheid 2016-2020'. De gemeente Heemstede volgt de doelstellingen uit het Nationaal Energieakkoord (14% duurzame energieopwekking in 2020 en 1,5% energiebesparing per jaar. Tevens zorgt de gemeente Heemstede dat duurzaamheid als gedeelde verantwoordelijkheid integraal onderdeel uitmaakt van alle binnen gemeente Heemstede op te stellen beleidsnota's en financiële kaders.
Om aan dit beleid invulling te geven en het ook te toetsen wordt het instrument GPR Gebouw beschikbaar gesteld voor initiatiefnemers door de Omgevingsdienst IJmond. GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10. Hoe hoger de score, hoe duurzamer de beoogde ontwikkeling. Een minimale score van 8 voor alle onderdelen behoort tot de mogelijkheden. Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.
Bij nieuw op te richten bedrijvigheid of bij grootschalige veranderingen binnen bestaande bedrijven wordt naast het voldoen aan het wettelijke kaders op milieugebied ook een advies op maat gegeven ten aanzien van milieubesparende maatregelen. Dit zowel op het gebied van (ver)bouwen als op het gebied van toe te passen installaties en voorzieningen.
Bestaande bedrijven worden aangespoord om energiezuinige maatregelen te treffen met een terugverdientijd van korter dan vijf jaar. Een supermarkt is een bedrijf dat ISO 50001-gecertificeerd is; dit betekent dat zij alle erkende maatregelen uitgevoerd hebben of op korte termijn gaan uitvoeren.
De Vomar plaatst een koel- / vriesinstallatie die tevens de winkel verwarmt, zodat een gasaansluiting overbodig wordt. Het dak van de supermarkt zal worden voorzien van een duurzame Mos-sedum bedekking. Voor de woningen is nog wel een gasaansluiting voorzien, maar op het dak van de woningen komen zonnepanelen die zoveel mogelijk elektriciteit voor de woningen op de locatie opwekken. Door middel van zonnepanelen wordt geprobeerd zoveel mogelijk elektriciteit op te wekken, Vomar spant zich in om 50% van de benodigde electriciteit voor de woningen middels deze zonnepanelen op te wekken.
Binnen het plangebied zijn een aantal erfdienstbaarheden waar rekening mee gehouden moet worden. Zo bestaat er recht van uitweg voor de bewoners van de Julianalaan 24 en 26 en het hoekpand Eikenlaan 43. Het gaat dan om het recht van overpad aan de achterzijde van hun woning, om de tuin 'achterom' te kunnen bereiken. De strook grond waar het om gaat varieert van 1 tot 3 meter breed. Hier wordt in dit plan rekening mee gehouden. De nieuwbouw is zo gesitueerd dat deze erfdienstbaarheid gewaarborgd blijft.
De woningen Eikenlaan hebben geen erfdienstbaarheden, maar in het plan wordt een achterom geboden over het terrein van de supermarkt.
De garageboxen op perceel 10126 en de bedrijfsruimte op perceel 9728 kennen het recht van overpad over een deel van het kadastrale perceel 9599. Dit is de bestaande ontsluiting tussen Binnenweg 70 en Binnenweg 74. Via deze ontsluiting zijn de garageboxen en de bedrijfsruimte te bereiken. In het plan wordt hier rekening mee gehouden en blijft deze ontsluiting behouden.
De bestaande erfdienstbaarheden blijven met deze ontwikkeling liggen op de betreffende gronden en vormen geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. De Grondexploitatiewet heeft als doelstelling een goede regeling te treffen voor het kostenverhaal en locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. Belangrijk daarbij is dat het stelsel rechtszekerheid biedt en partijen niet meer de kans krijgen het kostenverhaal te ontwijken. De regering wil meer transparantie, zeggenschap voor de consument en concurrentie. Ook streeft zij naar een regeling die recht doet aan de belangen van zowel gemeenten, als particuliere eigenaren en derde-belanghebbenden. In de wet blijft vrijwillige samenwerking voorop staan, in welke vorm dan ook, omdat gebleken is dat de gemeenten en particuliere eigenaren daar de voorkeur aan geven, maar sluit niet uit dat de gemeente bepaalde zaken kan afdwingen. Daarom is gekozen voor voortzetting van een gemengd stelsel voor grondexploitatie met zowel een privaatrechtelijk, als publiekrechtelijk spoor. Eén van de belangrijkste onderwerpen in de wet is het verplichtende karakter van kostenverhaal. Kostenverhaal is niet langer een bevoegdheid van de gemeente, maar een verplichting. Het verhalen van kosten kan de gemeente zowel op basis van de publiekrechtelijke (via een exploitatieplan), als de privaatrechtelijke weg (via een overeenkomst). Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het kostenverhaal anderszins (bijvoorbeeld door een overeenkomst) is verzekerd.
De kosten voor voorliggend bestemmingsplan en de daarbij behorende noodzakelijke onderzoeken worden door de initiatiefnemer gedragen. Met de initiatiefnemer is een overeenkomst afgesloten, waarin afspraken zijn gemaakt ten aanzien van planschade, kosten herinrichting openbare ruimte rond de in- en uitrit, fietsvoorzieningen, omvormen parkeerplaatsen en een eventuele grondtransactie. Hiermee kunnen de door de gemeente te maken kosten en eventuele planschade kunnen worden verhaald.
Ten aanzien van de uitvoerbaarheid kan tevens worden vermeld dat de gronden in eigendom zijn, dan wel dat afspraken zijn gemaakt voor een langjarige termijn van huur van gronden, waardoor de ontwikkeling als uitvoerbaar kan worden beschouwd.
Het bestemmingsplan Eikenlaan bestaat uit een verbeelding (digitale plankaart), regels en een toelichting met bijlagen. Het bestemmingsplan is opgesteld met inachtneming van de “Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012” (SVBP2012). Deze standaard, opgesteld in het kader van de Digitale Uitwisseling Ruimtelijke Plannen (DURP), heeft als doel meer eenheid te brengen in de opbouw en in de presentatie van bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is voorzien van de codering IMRO-2012, waardoor het plan digitaal uitwisselbaar is. Per 1 januari 2010 is het verplicht dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en te raadplegen. De Heemsteedse plannen zijn te raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Op de digitale verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen. Deze bestemmingen betreffen in algemene termen vervatte aanduidingen van de doeleinden, waarvoor de gronden mogen worden gebruikt. Op de digitale verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen, met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling in de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis, uitgezonderd enkele specifieke aanduidingen. In deze toelichting is nader verklaard welke aanduidingen het betreft.
Bij het ontwerpen van de digitale verbeelding zijn zowel de huidige planologische regimes voor het gebied als de nieuwe regels over de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen uitgangspunt geweest. Omdat het hier deels een conserverend bestemmingsplan betreft wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de huidige wijze van bestemmen; tegelijkertijd wordt ook rekening gehouden met alle andere bestemmingsplannen in Heemstede om zo voor de gehele gemeente tot één wijze van bestemmen te komen. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan een juridisch planologisch kader geboden voor de nieuwbouw van de woningen.
De regels zijn opgebouwd uit algemene regels, te weten:
Hierna wordt per categorie een nadere toelichting gegeven.
Begripsbepalingen
Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarvan een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de regels. Dit betreft ondergeschikte bouwdelen zoals bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en masten.
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling dient om te voorkomen dat, indien bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis is gesteld. De tekst van de bepaling is voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene afwijkings- en wijzigingsregels
In dit artikel zijn afwijkingsbepalingen opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen. Deels betreft het, met het oog op de feitelijke situatie of een concreet bouwplan, een in beperkte mate kunnen aanpassen van de reeds gegeven regels met betrekking tot gebruik en/of bebouwing. Met de afwijkingsmogelijkheid zal, in tegenstelling tot wat bij de oude bestemmingsplannen gebruikelijk was, terughoudend worden omgegaan en worden getoetst aan een aantal geobjectiveerde criteria.
Overige regels
In deze artikelen zijn de aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbonden strafbepaling de werking van de wettelijke regelingen geregeld.
Overgangsbepalingen
Uit oogpunt van behoorlijk bestuur dienen bestaande bebouwing en bestaand gebruik, welke afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen regels, te kunnen worden voortgezet. In deze bepaling geldt dit niet voor reeds met de vorige bestemmingsplannen strijdige situaties. De tekst van de bepaling is voorgeschreven in artikel 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Slotbepaling
In de slotbepaling is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.
Bij het toekennen van bestemmingen aan functies in het plangebied, is uitgegaan van de volgende uitgangspunten en overwegingen:
De bestemmingsregels zijn als volgt opgebouwd:
Artikel 3 'Centrum - 1'
Binnen de bestemming 'Centrum - 1' zijn diverse functies toegestaan, waaronder en onder voorwaarden: detailhandel, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, kantoren, bedrijven, maatschappelijke instellingen, wonen, horecabedrijven - categorie 1, speelautomatenhallen, ondergronds gebouwde parkeervoorzieningen en ondergeschikte functies. Binnen de bestemming gelden afwijkende maximaliseringen ten aanzien van de bouw- en goothoogte, waarmee juridisch zekerheid wordt geboden aan omwonenden. Binnen de bestemming is een specifieke bouwaanduiding opgenomen, waarbinnen de expeditie van de supermarkt moet plaatsvinden. De positionering van de expeditie is aan de oostelijke grens van het plangebied beoogd. Deze 'worst-case' situatie ten opzichte van de woningen aan de Eikenlaan is als uitgangspunt voor de uitvoerbaarheid genomen en is milieutechnisch goed inpasbaar. Het eventueel verschuiven van de expeditieruimte heeft als uitgangspunt om een betere situatie voor omwonenden te creeren. Dit zal dan middels aangepast onderzoek aangetoont moeten worden.
Artikel 4 'Verkeer'
De bestemming 'Verkeer' heeft betrekking op alle verkeers- en verblijfsgebieden. Het bouwen van garageboxen en parkeerdekken is alleen toegestaan binnen de bouwvlakken. Op de bestemming Verkeer is een bouwvlak opgenomen met een maximaal bebouwingspercentage van 20%. Deze ruimte is bedoeld voor het realiseren van bergingen ten behoeve van de woningen en bouwwerken ten behoeve van de parkeergarage.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk, aangezien met de ontwikkeling geen relevante beleidsvelden in het geding zijn.
Met de Provincie Noord Holland heeft in het kader van de PRV vooroverleg plaatgevonden met als resultaat een advies per mail op 10 mei 2017. De provincie heeft detailhandelsbeleid waarmee zij wil voorkomen dat leegstand ontstaat door ontwikkeling van te veel winkelmeters. Nieuwe ontwikkelingen die groter zijn dan 1500 m2 moeten volgens artikel 5 van de PRV regionaal worden afgestemd. Deze ontwikkeling is netto kleiner dan 1500 m2 en de provincie zal daarom niet vragen om een advies van de Adviescommisie Detailhandel Noord-Holland Zuid (ADZ).
Met het hoogheemraadschap van Rijnland is in 2013 al overleg gevoerd over de wateraspecten van deze ontwikkeling. De meegegeven uitgangspunten zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. In januari 2017 heeft ook nog overleg plaatsgevonden over dit plan.
Daarnaast hebben onder regie van de gemeente vanaf april 2016 verschillende gesprekken plaatsgevonden met Hoorne B.V. (ontwikkelaar), de Vereniging “Buurtgenot-en Binnenweg Oost” (BBO) en in tweede instantie met de Winkeliersvereniging “Winkelcentrum Raadhuistraat & Binnenweg (WCH)”. Tijdens deze gesprekken is geïnventariseerd welke randvoorwaarden aan de bouw van een supermarkt op de voorliggende locatie moeten worden gesteld. Op basis hiervan is een eerste schetsplan getekend. De vragen en zorgen van betrokken partijen over het schetsplan richting de gemeente zijn van een antwoord voorzien of hebben in het geval van de constructie van de in- en uitrit van de parkeergarage geleid tot nader onderzoek. Voor de resultaten van dit onderzoek verwijzen wij naar paragraaf 4.2 Verkeer.
Ten aanzien van de aspecten rampbestrijding en zelfredzaamheid is advies gevraagd aan de adviseur externe veiligheid van de brandweer Kennemerland. Deze komt tot de conclusie dat de wijziging van het bestemmingsplan Centrum en Omgeving in verband met de vestiging van de Vomar met appartementen vanuit externe veiligheid geen probleem is.
Boordeling van het plan geeft aan dat er geen risicobronnen zijn in de directe omgeving waar rekening mee gehouden zou moeten worden.
Verder is er vanuit bestrijding van een eventuele calamiteit en de zelfredzaamheid van betrokkenen in het plan geen aanleiding voor nadere opmerkingen. In het kader van de omgevingsvergunning-aanvraag voor het bouwen van de supermarkt vindt een nadere beoordeling van bijvoorbeeld de brandveiligheidsmaatregelen, vluchtroutes, etc. plaats.
Zienswijzen
Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn 58 zienswijzen ingediend. De ingekomen zienswijzen en de visie hierop van burgemeester en wethouders is vervat in de Nota van beantwoording van de zienswijzen op ontwerpbestemmingsplan “Centrum en omgeving, tweede gedeeltelijke herziening”. De nota is toegevoegd als bijlage 8 nota van beantwoording zienswijzen bij deze toelichting.
De zienswijzen hebben geleid tot enkele aanpassingen in het bestemmingsplan.
De zienswijzen geven aanleiding om: