Plan: | Gedeeltelijke herziening bestemmingsplan Woonwijken Noordoost - Watermuziek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0397.BPgh1noordoost-0201 |
het bestemmingsplan Gedeeltelijke herziening bestemmingsplan Woonwijken Noordoost - Watermuziek met identificatienummer NL.IMRO.0397.BPgh1noordoost-0201 van de gemeente Heemstede.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied dat door de gebruiker van een woning in die woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat en waaraan het in architectonisch opzicht ondergeschikt is;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
gevel aan de achterzijde van een huis of gebouw;
afscheiding van een vloer, balkon of dak zoals een hekwerk;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een in de regels of met een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat daaraan ondergeschikt is;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 meter in hoogte verschillen, zulks met uitsluiting van kelder, onderbouw en uitsluitend voor berging geschikte zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de hoek van een dakvlak ten opzichte van de horizontale (verdiepings)vloer;
constructie ter vergroting van een gebouw dat tenminste aan de boven- en onderzijde door het dakvlak wordt omsloten;
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie boven de oorspronkelijke goothoogte uitkomt en de onderzijde van de constructie in het platte dakvlak is geplaatst;
een afgescheiden buitenruimte op een plat dak;
een vlak van het dak of de kap;
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct hoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bedoeld is om (een gedeelte van) een perceel of een terrein af te scheiden;
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling, ondergeschikt in het gevelbeeld;
gebouwen ten behoeve van het stallen van vervoermiddelen en de opslag van andere niet voor de uitvoering van commerciële en/of bedrijfsmatige activiteiten bestemde goederen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
het van buitenaf zichtbare deel van de muur van een gebouw;
een geometrisch bepaalde lijn, al dan niet gemarkeerd door een nadere aanduiding ter plaatse, die door bebouwing naar de wegzijde, dan wel de van de weg afgekeerde zijde en naar de zijdelingse perceelsgrens toe niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan en die tevens dient als (hoofd)oriëntatie voor hoofdgebouwen;
perceel- of terreinafscheiding, bestaande uit een gaaswerk aan palen en die bedoeld is om volledig begroeid te zijn met groenblijvende planten;
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of meer dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst;
(het deel van) een gebouw dat volledig onder het peil ligt;
een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;
een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, het wegverkeer of de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
(deel van) een bouwwerk dat volledig onder het maaiveld ligt;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en waarvan de oppervlakte groter is dan 1 m²;
de scheidslijn van een perceel met de naastgelegen percelen;
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander;
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
een gevel met een in een punt uitlopend geveldeel, doorgaans gesitueerd aan de korte zijde van een gebouw, zoals een halsgevel, een klokgevel, een puntgevel, een tuitgevel of een trapgevel;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
een gebouw dat ter vergroting van een bestaande ruimte zonder scheidende tussenwanden is gebouwd aan een hoofdgebouw en waaraan het in architectonisch opzicht ondergeschikt is;
voorziening voor de tentoonstelling van te verkopen waren;
dat deel van de openbare ruimte, waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals in woonwijken en winkelgebieden;
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
het betreffende waterschap verantwoordelijk voor het integrale waterbeheer in Heemstede;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
een gevel die de voor- en achtergevel met elkaar verbindt.
Bij de toepassing van deze regels wordt onder peil verstaan:
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel (in het geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak);
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen (in geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan de hoge zijde van het dak);
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f. afstanden tussen bouwwerken onderling en tussen bouwwerken en perceelgrenzen:
daar waar de betreffende afstand het kleinst is;
g. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens;
h. vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580;
i. de diepte van een onderbouwing:
vanaf het peil tot aan het laagste punt van een onderbouwing, funderingspalen niet meegerekend.
2.3.1 Ondergeschikte bouwdelen
2.3.2 Kapopbouwen en dakopbouwen
De goothoogte van een gebouw mag worden overschreden ten behoeve van kapopbouwen en dakopbouwen onder de volgende voorwaarden:
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd:
a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
c. parkeervoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. paden en verhardingen;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, en nutsvoorzieningen worden gebouwd.
Voor het bouwen van de in artikel 3.1 onder h. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, en nutsvoorzieningen worden gebouwd.
Voor het bouwen van de in artikel 4.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Binnen deze bestemming worden in ieder geval niet toegestaan:
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen op de in artikel 5.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van de in 5.1 onder k bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Voor ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van dakterrassen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 5.2.1 onder e om een hoofdgebouw toe te staan dat een oppervlakte heeft van meer dan 30% van het bouwperceel. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 5.2.4, onder b. onder de volgende voorwaarden:
Het gebruik ten behoeve van woningen is uitsluitend toegestaan indien wordt voorzien in 1,8 parkeerplaatsen per woning.
Binnen deze bestemming worden in ieder geval niet toegestaan:
De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep mag niet meer bedragen dan 25 % van de vloeroppervlakte van de desbetreffende woning, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met een maximum van 75 m².
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.2 onder b. ten behoeve van de vestiging van een seksinrichting, indien:
De voor “Waarde - Archeologie 6” aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en)- mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden-categorie 6;
Voor zover de in artikel 6.1.1 bedoelde bestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met voor deze gronden geldende bestemmingen, waarop een stelsel van toepassing is voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of met andere dubbelbestemmingen, gelden de in dit artikel bepaalde regels met voorrang.
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 6.2 onder a, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels en voorts onder de voorwaarden, dat:
Het is verboden op of in op de in artikel 6.1.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod, als bedoeld in artikel 6.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 wordt voorts verleend indien de betrokken archeologische waarden, gelet op het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 6.5.2, onder e, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
De omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 8.1, onder a., wordt alleen verleend indien:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt verkleind of vergroot.
Voor de werking van de wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, geldt de volgende regel:
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Gedeeltelijke herziening bestemmingsplan Woonwijken Noordoost - Watermuziek'.