Plan: | De Velst - deel 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0396.BPdevelst32022-VA01 |
Op 21 december 2021 heeft de raad van de gemeente Heemskerk een Nota van Uitgangspunten en het Stedenbouwkundig Ontwikkelingsplan De Velst vastgesteld, vervolgens is op 30 juni 2022 ook het Stedenbouwkundig Plan vastgesteld door raad. In het stedenbouwkundig plan is de hoofdgroenstructuur/ecologische zone van De Velst vastgelegd. De wijze van invulling van de projectlocaties - die voor bebouwing in aanmerking komen - sluit aan bij deze hoofdgroenstructuur. Voor de projectlocaties worden in het stedenbouwkundig plan de hoofdcontouren ofwel de buitenste grenzen aangegeven. Binnen deze contouren staan de maximale bouwhoogtes en het maximaal aantal bouwlagen vermeld. De ruimtereservering ten behoeve van het parkeren op maaiveld sluit aan bij de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur en is daarmede de maximale contour voor de ruimte ten behoeve van verkeer/ parkeren. De hoofdcontouren voor de projectlocaties, de contouren voor de ruimtereservering van het parkeren en de maximale bouwhoogte bepalen het programma dat op de projectlocaties kan worden gerealiseerd. Via deze stedenbouwkundige kaders is het mogelijk om een projectlocatie op verschillende manieren uit te werken.
Om de nagestreefde ontwikkelingen te kunnen realiseren is herziening van het geldende bestemmingsplan nodig. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het voornemen voorzien van een ruimtelijk juridisch kader. In deze toelichting wordt de beoogde ontwikkeling beschreven en wordt aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
De woningen worden gebouwd in de woonwijk 'De Die', in het noordoostelijk deel van Heemskerk. Het plangebied ligt vlak bij de Baandert, één van de hoofdontsluitingswegen die het centrum en aangrenzende woonwijken verbinden met Rijksweg A9. Op de luchtfoto is het plangebied in de omgeving weergegeven.
Afbeelding: Ligging van het plangebied in de omgeving (bron: Google Earth)
Het plangebied van het bestemmingsplan wordt bepaald door de volgende plangrenzen:
Afbeelding: Grenzen van het plangebied
Op de gronden in het noordelijke deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Woongebied I'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 18 juli 2012. Het plan is na uitspraak door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 maart 2013 onherroepelijk geworden
Voor het zuidelijke deel geldt bestemmingsplan 'De Velst - deel 1', dat op 26 november 2015 is vastgesteld door de gemeenteraad. Daartegen werd geen beroep ingesteld zodat het na afloop van de beroepstermijn meteen onherroepelijk werd.
Hieronder zijn beide bestemmingsplannen weergegeven, met rood omlijnd de grenzen van het nu voorliggende nieuwe bestemmingsplan 'De Velst - deel 3'.
Afbeelding: Grenzen van het plangebied geprojecteerd op de geldende bestemmingsplannen
Afbeelding: Deel van het plangebied waar het bestemmingsplan 'Woongebied - 1' geldt
Wonen - 1
De gronden binnen 'Wonen - 1' zijn bestemd voor gestapelde woningen inclusief de mogelijkheid om een aan-huis-gebonden beroep uit te oefenen. De flats mogen maximaal 27 meter hoog zijn, de locatie wooncomplex ‘t Maereveldt heeft een maximum bouwhoogte van 15 meter. Een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis en mantelzorg is enkel na verlening van een omgevingsvergunning toegestaan.
Wonen - 2
Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de woonwagens. Ook de (voor)tuinen vallen binnen deze bestemmingsregeling. Per bestemmingsvlak is het maximum toegestane aantal woonwagens aangegeven (3 per vlak). De goothoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste 4 m en de bouwhoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste 6 m. Een woonwagen bestaat uit ten hoogste één bouwlaag.
Maatschappelijk - 1 (basisschool De Zevenhoeven)
De voor 'Maatschappelijk – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor onderwijs, peuterspeelzalen, sport- en gymzalen, jeugdopvang en kinderopvang, verenigingsleven, geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Tevens zijn er bouwregels voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aangegeven. De maximum bouwhoogte van de school bedraagt 4 meter met een maximum bebouwingspercenetage van 45%.
Maatschappelijk - 2 (conciërgegebouw)
De voor 'Maatschappelijk – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor sociale en welzijnsvoorzieningen, (semi)overheidsinstellingen, gezondheidszorg, bibliotheek, verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten, zorgwoningen, geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Tevens zijn er bouwregels voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aangegeven. De maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter met een maximum bebouwingspercenetage van 60%.
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen, water, speelvoorzieningen, parkeren, in- en uitritten en voet- en fietspaden, extensieve dagrecreatie, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, geluidswerende voorzieningen, bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en kunstobjecten.
De bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m. De oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m². Tevens zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Verkeer - Verblijfsgebied
De als Verkeer - Verblijfsgebied bestemde gronden zijn bhoofdgebouw en 8 meter voor de eventuele uitbreiding estemd voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, bergbezinkbassins ten behoeve van regenwater opvang en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, ondergrondse vuilcontainers, voet- en fietspaden, in- en uitritten, verharding en water.
Waarde - Archeologie - 4
Ter plaatse van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'. Deze gronden zijn, naast de andere aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geldt dat bij een ontwikkeling groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm onder maaiveld een aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Afbeelding: Deel van het plangebied waar het bestemmingsplan 'De Velst - deel 1'geldt
Groen
De strook groen tussen de verkeersruimte en De Baandert is bestemd als 'Groen'. De gronden binnen de bestemming 'Groen' mogen, naast de functie groenvoorzieningen worden aangewend voor aan de bestemming ondergeschikte voet- en fietspaden, erftoegangswegen, speelvoorzieningen, bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang, water, waterberging en voorzieningen voor de waterhuishouding. Er zijn ook binnen de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde en terreinafscheidingen toegestaan.
Maatschappelijk -1
Het gebouw van Heliomare met het Kinder- en jeugdcentrum / multifunctioneel sportcentrum is bestemd als 'Maatschappelijk - 1'. Toegestaan zijn onderwijs, peuterspeelzalen, gezondheidszorg, sport- en gymzalen, jeugdopvang en kinderopvang, verenigingsleven, geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Ook bijbehorende ruimten als bergingen, fietsenstallingen en andere nevenruimten zijn toegestaan. De maximum bouwhoogte bedraagt 9 meter voor het hoofdgebouw en 8 meter voor de eventuele uitbreiding.
Maatschappelijk -2
De dansschool is bestemd als 'Maatschappelijk -2'. Daarbij zijn sociale en welzijnsvoorzieningen, (semi)overheidsinstellingen, gezondheidszorg, bibliotheek, verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten en zorgwoningen toegestaan. Daarnaast zijn geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water toegestaan.
Verkeer - verblijfsgebied
De rijwegen en parkeerplaatsen zijn bestemd als 'Verkeer-verblijfsgebied'. De gronden binnen de bestemming 'Verkeer' mogen, naast de functie verkeer worden aangewend voor aan de bestemming ondergeschikte bermen en groenvoorzieningen, voet en fietspaden, bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang, en verblijfsgebied. Er zijn ook binnen de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximum bouwhoogte van drie meter.
Waarde - Archeologie - 4
Ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 opgenomen. De dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voor diverse werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig.
Het bestemmingsplan 'De Velst - deel 3 ' bestaat uit de volgende stukken:
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
Het plangebied De Velst staat niet op zich zelf maar maakt onderdeel uit van een grotere parkstructuur. Op de schaal van heel Heemskerk is het gebied onderdeel van een groter groen cluster in Heemskerk dat ligt tussen het groengebied rond de Neksloot en de Zevenhoeven. Aan de noordkant loopt het tot aan het open landschap nabij de Mozartstraat en aan de zuidkant wordt het begrensd door de Hertogenven. In dit gebied is de groenstructuur dominant aanwezig.
Dit wordt vooral veroorzaakt door de groene hoven of velden waar omheen wordt gewoond. De hoven en velden staan in verbinding met de groene hoofdstructuur en vormen samen een groot groengebied waarin wordt gewoond: een woonpark.
Afbeelding: het plangebied als onderdeel van een grotere groenstructuur / een ‘Woonpark’
Het gebied van De Velst wordt gekenmerkt als een open groen gebied. Door het gebied loopt de hoofdgroenstructuur van Heemskerk in de vorm van een park met een breedte van circa 60 meter. Het park verbindt het groengebied langs de Neksloot met het groengebied dat centraal door de wijk de Maer loopt. De Velst bezit twee groene randen, één aan de westzijde langs de Baandert en één aan de noordzijde langs de Maerelaan. Doordat de groene randen bestaan uit hoge bomen in combinatie met lage beplanting oogt het gebied van De Velst gesloten. De derde groene component zijn de vier velden. Twee velden gelegen bij ‘t Maereveldt en Haasjesven hebben een open karakter en twee velden bij de galerijflats hebben een gesloten karakter. Te samen zorgen deze open groene elementen voor een groene sfeer in De Velst. Aan de zuidzijde worden thans 24 nieuwe woningen gebouwd. Hier is groen verdwenen. De locatie voor de 24 woningen ligt deels op het terrein dat eerder is vrijgekomen door de sloop van een schoolgebouw.
In overleg met de werkgroep herplant bomen wordt een compensatie-plan gemaakt wat er voor zorgt dat het groene karakter van de parkzone wordt hersteld. Door de opdeling van groene ruimte mede door de eigendomssituatie rond flats is een gefragmenteerd beeld ontstaan. Sommige groene delen staan op zich zelf. Het totale gebied oogt niet als een eenheid.
Het plangebied van De Velst wordt begrensd door de Maerelaan aan de noodoostzijde, De Zevenhoeven aan de oost- en zuidoostzijde en de Baandert aan de westzijde. Het min of meer rechthoekig gebied dat hierdoor ontstaat bestaat voor een groot deel (zuidoostzijde) uit geschakelde eengezinswoningen van twee bouwlagen met een kap. De andere helft van het gebied (noordwestzijde) kent een open groene structuur waarbij drie galerijflats van Woonopmaat bestaande uit negen bouwlagen ten zuiden van de Maerelaan in het oog springen. Bij de middelste flat staat een klein éénlaagsgebouw voor de conciërge van Heliomare. Naast dit gebouw staat een trafo. Tussen de Galerijflats staat het wooncomplex ‘t Maereveldt van Woonzorg bestaande uit vijf bouwlagen en de basisschool De Zevenhoeven, opgebouwd in één bouwlaag. Langs de Baandert ligt een woonwagencentrum met zes wooneenheden. In het midden van het gebied heeft sinds het derde kwart van de 20ste eeuw een groot school-gebouwcomplex gestaan, dat recent is vervangen door het huidige school- en voorzieningencentrum van Heliomare. Naast het hoofdgebouw van Heliomare staat een groen bijgebouw en staat het gebouw van de sportschool The Workout. Beide gebouwen bestaan uit één bouwlaag. Thans worden ten zuiden van het gebouw van Heliomare 24 grondgebonden woningen gebouwd. De woningen bestaan uit twee bouwlagen en worden gebouwd in drie clusters met acht woningen.
Op 21 december 2021 heeft de raad van de gemeente Heemskerk een Nota van Uitgangspunten en het Stedenbouwkundig Ontwikkelingsplan De Velst vastgesteld, vervolgens is op 30 juni 2022 ook het Stedenbouwkundig Plan vastgesteld door raad. Deze planvorming leidt tot een integrale ontwikkeling van het gebied, zoals hierna wordt omschreven. Het voorliggende bestemmingsplan maakt nog niet alle onderdelen van deze ontwikkeling mogelijk: in de in paragraaf 2.3.3 omschreven uitbreidingen van de flats aan de Maerelaan en nieuwbouw ten oosten van Heilomare voorziet het bestemmingsplan nog niet.
Het idee is de groenstructuur dragend te laten zijn voor de ontwikkelingen in De Velst. De groenstructuur moet zo veel mogelijk gehandhaafd blijven en waar mogelijk worden versterkt. Dit betekent ook dat de directe relatie tussen bestaande woningen en het groen zo min mogelijk mag worden verstoord. Woningen die thans uitkijken op nabijgelegen groen, blijven dit doen. Daarnaast is het idee nieuwe woningen ook aan het aanwezige groen te situeren zodat toekomstige bewoners van De Velst op een zelfde wijze als de huidige bewoners van De Velst van het groen kunnen profiteren.
Om aan de eerste doelstelling te kunnen voldoen is gekozen twee velden niet te bebouwen en twee velden meer toegankelijk te maken. Delen van het park moeten worden heringericht om de ruimtelijke opbouw van het gehele park te verbeteren. Daarnaast moeten er nieuwe voetpaden worden aangelegd die zorgen voor een betere verbinding. Het park wordt daardoor meer een eenheid en kan beter worden gebruikt. Een eerste stap is gezet met een herinrichtingsvoorstel voor het park te maken ten zuiden van de 24 nieuwe woningen.
Het beeld van het groen in De Velst kan het best omschreven worden als een natuurlijk ingericht park. Concreet betekent dit dat het groen bij het onderhoud niet te veel wordt “aangeharkt” en dat de inrichting zich richt op een rijkdom aan flora en fauna. Er zijn en komen verschillende inheemse bomen in allerlei soorten en maten. Onder de bomen ligt een natuurlijk ogende beplanting die bestaat uit een kruidlaag (hoog gras), een struiklaag (lage en middelhoge struiken). Op sommige plekken wordt ook nieuw bosplantsoen (hogere beplanting) aangeplant.
Het park
De parkzone in De Velst maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur in Heemskerk. Het park is een belangrijke ecologische verbindingszone tussen het landschap en groengebieden in Heemskerk. De strook legt een verband tussen planten- en dierenwereld en de omgeving. Voor planten- en dierenwereld (flora en fauna) heeft de parkzone een ecologische grote waarde die op zijn minst moet worden gehandhaafd en waar mogelijk versterkt. De parkzone is bijzonder door o.a.; afwisseling in stroken bosplantsoen, hoge bomen en open bloemrijke veldjes. In het Stedenbouwkundigplan blijft de continuïteit van de parkzone intact. Ter versterking van de parkzone worden in dit Stedenbouwkundigplan vier groene velden aangewezen: Veld ’t Maereveldt, Veld Haasjesven, veld flat 2 en veld flat 3. De velden zijn van grote waarde voor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied maar vallen buiten de hoofd-as van de hoofdgroenstructuur.
Veld nabij ‘t Maereveldt
De groene ruimte ten zuiden het wooncomplex ‘t Maereveldt krijgt een groene inrichting. Het idee is om hier een inrichting te kiezen die de buurt samen brengt. Het gebied staat ten dienste van het ontmoeten van bewoners uit de omgeving.
In de ideale situatie is het een plek waar de bewoners van ‘t Maereveldt, de bewoners van de flats en groepen van Heliomare elkaar treffen. Het is een uitgelezen locatie voor lokale (buurt) initiatieven, bijvoorbeeld werktuinen (moestuinen), of spel in de vorm van jeu de boules. Om de plek toegankelijk te maken is een nieuw pad in oostelijke richting onontbeerlijk. Het pad sluit aan op de paden in de rest van het park.
Veld Haasjesven
In de huidige situatie ligt hier een grasveld. De bedoeling is dat dit zo blijft. Bij de uitwerking wordt onderzocht op welke manier het gebruik van deze ruimte kan worden verbeterd voor de kinderen van de Zevenhoeven.
Gedacht wordt aan gelegenheid voor buitensport voor de kleinere kinderen in relatie tot het nieuwe schoolplein. Het veld wordt verbonden met een pad naar de groene ruimte voor galerijflat 3 en de groenzone langs de Maerelaan (projectlocatie C).
Veld nabij flat 2
In de huidige situatie is de groene ruimte voor flat 2 erg afgesloten. Het idee is de kwaliteit van de groene ruimte voor de bewoners van flat 2 te bewaren maar tegelijkertijd het gebiedje meer open te stellen voor andere gebruikers van het park. Met nieuwe smalle wandelpaden wordt de effectieve parkruimte vergroot. Daarnaast is het nodig voor het verbeteren van de leefbaarheid en de sociale veiligheid bij de parkeerplaats van ‘t Maereveldt de onderbeplanting aan te passen. Een open zicht vanaf de groene ruimte voor flat 2 op deze parkeerplaats verbetert de veiligheid.
Het onderhoud van de onder-begroeiing is verwaarloosd, door dit opnieuw op te pakken ontstaat er beter doorzicht. Onderzocht kan worden op welke wijze in de toekomst het gebouwtje van Heliomare kan worden voorzien van een publieke functie. Hier ligt een kans om een buurtfunctie te introduceren met dit veld als “tuin” bij het gebouw. Het gebouwtje in combinatie met het veld bij ‘t Maereveldt en het veld bij flat 2 biedt een kans de beleving en de gebruikswaarde van het park sterk te verbeteren.
Veld nabij flat 3
De school De Zevenhoeven wordt vervangen door nieuwbouw. Het veld ligt tussen school en galerijflat 3. Ook bij de herinrichting van dit veld is de opgave de kwaliteit van de open ruimte voor de bewoners van flat 3 te garanderen en tegelijkertijd te onderzoeken op welke wijze deze groene ruimte het functioneren van de school kan optimaliseren. Zo wordt bijvoorbeeld gedacht aan het aanleggen van schooltuintjes. Voor de toegankelijkheid van dit veld is het noodzakelijk een nieuwe parkpad aan te leggen dat het veld Haasjesven verbindt met de groenzone langs de Maerelaan.
De inrichting van het veld dient uit te nodigen vanuit het park ook langs de oostzijde van de school de Zevenhoeven te wandelen. Het veld bij flat 3 moet zowel in functionele als ruimtelijke zin onderdeel uitmaken van het park. Ook hier is het onderhoud van de onder-begroeiing verwaarloosd, door dit opnieuw op te pakken ontstaat er beter doorzicht.
Met respect voor de hoofdgroenstructuur zijn enkele projectlocaties voor nieuwe woningbouw aangewezen. Dit zijn kansrijke locaties waar woningen kunnen profiteren van het bestaande groen zonder dat de groenstructuur geweld aan wordt gedaan. Ten eerste zijn dat de projectlocaties A (flat 1), B (flat2) en C (flat 3) van Woonopmaat. Dit zijn de galerijflats waar onderzocht wordt op welke wijze deze kunnen worden verduurzaamd met zo mogelijk een toevoeging van woningen.
Projectlocatie D is de locatie van de huidige school de Zevenhoeven. Deze locatie biedt de mogelijkheid voor woningen aan de Maerelaan in combinatie met een nieuwe school. Om het programma van de school op deze plek te kunnen realiseren moet de school in minimaal twee bouwlagen worden gebouwd. Een mogelijke uitbreiding in de toekomst kan plaats vinden op een deel van de derde bouwlaag. De locatie ligt mooi en wordt aan alle zijden begrensd door groen.
Naast het gebouw van Heliomare ligt projectlocatie E. De projectlocatie bestaat uit twee delen: E1 The Workout en E2 het bijgebouw van Heliomare. Op beide locaties is ruimte voor een passende hogere bebouwing met uitzicht op het park. De bebouwing op de projectlocaties E1 en E2 sluiten aan op de contouren van het hoofdgebouw van Heliomare.
De laatste projectlocatie is locatie F gelegen aan de Baandert ten zuiden van het woonwagencentrum. Op deze locatie komt een woongebouw bestaande uit maximaal 4 bouwlagen.Gezien de ligging aan de Baandert zullen er enkele bomen en planten vakken worden opgeofferd. Deze bomen worden uiteraard gecompenseerd met een herplant opgave voor het gehele gebied van De Velst.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt nog niet alle onderdelen van deze ontwikkeling mogelijk: in de genoemde uitbreidingen van de flats aan de Maerelaan (locatie A, B en C) en nieuwbouw ten oosten van Heilomare (locatie E1 en E2) voorziet het bestemmingsplan nog niet. De in het Stedenbouwkundig Plan opgenomen voorbeelduitwerkingen voor deze locaties worden in deze paragraaf niet besproken, daarvoor wordt verwezen naar het Stedenbouwkundig Plan.
Voorbeelduitwerking projectlocatie D
Bij projectlocatie D zijn meerdere indelingen voor de locatie onderzocht. Hierbij ging het om de situering van de school. Er lag een voorstel voor een gecombineerd schoolwoningen plan. Bij nader inzien gaat de voorkeur uit naar het bouwen van een nieuwe school aan de kant van Haasjesven in combinatie met het bouwen van woningen langs de Maerelaan. Ook de klankbordgroep is voor deze variant. Het woongebouw aan de Maerelaan kan de schaal en maat aannemen van het gebouw 't Maereveldt dat op een zelfde positie staat. De maximale bouwhoogte wordt dan 5 bouwlagen. De school wordt in minimaal 2 bouwlagen gerealiseerd. Wanneer de woningcategorie het toelaat is op deze projectlocatie ondergronds of half verdiept parkeren mogelijk. Een deel van het schoolplein ligt direct rond de school en een deel van het schoolplein ligt in de vorm van een groene buitenruimte in het park.
Gezien de wens om een groene verbinding tussen het veld Haasjesven en de groenzone langs de Maerelaan te realiseren schuift de contour van de bouwlocatie ten opzichte van het eerdere stedenbouwkundig ontwikkelingsplan terug tot aan het huidige pad. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat enkele bomen langs de Maerelaan moeten worden gekapt. Ook de bomen op het huidige terrein komen te vervallen. Afhankelijk van de bouwkundige uitwerking kan worden gekeken om bomen alsnog in te passen. Uiteraard zal het aantal te kappen bomen tot minimum worden beperkt. Deze bomen worden uiteraard gecompenseerd met een herplant opgave voor het gehele gebied van De Velst.
Voorbeelduitwerking projectlocatie F
Op deze locatie komt een woongebouw bestaande uit maximaal 4 bouwlagen. De rooilijn van het gebouw aan de zijde van de Baandert wordt op meer afstand van de weg gesitueerd. Dit is gedaan omdat deze zijde een geluidsbelasting kent en omdat de huidige beplanting langs de Baandert moeten worden gehandhaafd. Binnen de aangegeven bouwvlek voor deze locatie staan enkele waardevolle bomen. Bij het opstellen van het bouwplan dient onderzocht te worden deze bomen in te passen.
Net als op projectlocatie D is het hier ook mogelijk om een ondergrondse of half verdiepte parkeergarage te realiseren. Hierbij kan gedacht worden aan woningen in het koopsegment.
Vanuit het stedenbouwkundig concept is gestreefd naar een intensivering van de bebouwing op alle projectlocaties. Daardoor komen er geen eengezinswoningen in het plangebied. Ook dit wijkt af van de uitgangspunten van de streefopgave. Woningdifferentiatie is er wel op wijkniveau (de Die). In het omliggende gebied (de Vennen) zijn veel eengezinswoningen uit de jaren '70 met senioren voor wie doorstroming naar levensloopgeschikte en comfortabele appartementen in de buurt kan voorzien in een behoefte.
Nu de ontwikkeling van de bouwvelden A, B, C en E1/E2 niet in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt op de locaties D en F ingezet op de beoogde woningdifferentiatie. Het woningbouwprogramma op locatie F en D moet qua programma aansluiten bij de doelgroepenverordeningen het gemeentelijke woningbouwbeleid, waarbij wordt aangesloten op de Woondeal MRA:
Het programma is vrij te verdelen zijn over locaties D en F. Het moet mogelijk kunnen zijn dat op locatie F alleen koop wordt gebouwd (sociale koop en vrij in te vullen), en op locatie D de sociale huur en middenhuur wordt gerealiseerd, of andersom.
De klankbordgroep en de betrokken organisaties hebben de wens uitgesproken om meer voorzieningen in het gebied te realiseren. Hierbij kan gedacht worden aan uitbreiding van de voorzieningen van Heliomare, medische voorzieningen en buurtvoorzieningen. Ook is het streven van de organisaties om de huidige voorzieningen open te stellen voor de buurt. Uit een verdere analyse en overleg met de organisaties blijkt dat vanuit gebouwbeheer en de eigen verantwoordelijkheid van de organisaties samenwerking moet worden gezocht om deze wensen te realiseren. Naast deze samenwerking is een nader onderzoek van de parkeerbehoefte van de gewenste extra voorzieningen belangrijk. In onderstaand schema staat een indicatie van mogelijke initiatieven/locaties voor voorzieningen. Het tijdstip van gebruik (dagdeel/avond) is sterk van invloed op de parkeerbehoefte.
De Zevenhoeven denkt in de toekomst aan een integraal kindcentrum met onderwijs, zorg en kinderopvang onder één dak. Ook Heliomare wil binnen haar mogelijkheden denken aan functie-verschuiving en uitbreiding. Hoewel beide partijen onafhankelijk op locatie willen blijven functioneren is het toch interessant te onderzoeken op welke manieren deze twee partijen elkaar kunnen versterken. Met name ook de buitenruimte bij de scholen, de schoolpleinen kunnen een grotere betekenis krijgen voor de buurt. Hierbij ligt het accent op de brede school activiteiten buiten de schooltijden. Daarnaast wil ’t Maereveldt ook graag aanhaken bij nieuwe mogelijkheden in het gebied hun gemeenschappelijke ruimte beter benutten door gebruik van de buurt. Ook wordt gedacht aan koffieochtenden of vergelijkbare activiteiten met leerlingen van Heliomare wellicht in relatie met restaurant De Rode Roos. Nu al worden de resultaten van de kooklessen twee maal per week geserveerd aan buurtbewoners.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting op 1 januari 2023 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten hierin zijn:
Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:
Tot het moment dat de Omgevingswet in werking treedt (naar verwachting op 1 januari 2022) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie §3.1.2). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zie paragraaf 3.1.4).
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van het ontwerpen van het gebied met een goed evenwicht tussen de groene parkruimte en de bestaande en nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. Stedenbouwkundig wordt aangesloten op de kenmerken en identiteit van de woonwijk De Die, waarvan het plangebied deel gaat uitmaken.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staat een aantal onderwerpen waarvoor het Rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte regels stelt. In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.
Onder de NWBA hangen een zestal programma's waar de belangrijkste
De doelstelling is om nationaal 900.000 woningen te bouwen in de periode 2022-2030. Met daarbij veel aandacht voor betaalbare woningen, verduurzaming en wonen voor aandachtsgroepen waaronder senioren (zie programma's) Bij nieuwbouw is het uitgangspunt 1/3 sociale huur , 1/3 betaalbaar (middenhuur tot € 1.000 of koop tot € 355.000 voor 2023) en 1/3 overig. Op basis van deze ambitie hebben provincies in afstemming met de regio's en gemeenten een bod gedaan aan het Rijk over aantallen te realiseren woningen. Deze afspraken krijgen in januari 2023 hun beslag in regionale woondeals. Heemskerk valt onder de woondeal MRA. De afspraken worden per gemeente vastgelegd.
De zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties.
Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Stedelijke ontwikkeling
Om aan deze verplichting uit het Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Uit jurisprudentie blijkt dat er in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vanaf de realisatie van 12 woningen, zodat voor sit bestemmingsplan de laddertoets doorlopen dient te worden. Uit de paragrafen 3.3.3 en 3.3.6 blijkt dat wordt voldaan aan de laddertoets voor wat betreft het woningbouwprogramma.
De nieuwbouw van de school betreft vervanging en is daarom niet aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling. De nieuwebouw volgt uit het integraal huisvestingsplan onderwijs en de daaraan ten grondslag liggende leerlingenprognoses.
De bestemming 'Maatschappelijk - 1' ten westen van Heliomare is bestaande, nog onbenutte planologische ruimte waarin het voorgaande bestemmingsplan 'De Velst - deel 1' als voorzag.Op grond van vaste jurisprudentie is dit niet aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling.
De omgevingsvisie van de provincie Noord-Holland is vastgesteld door de Provinciale Staten op 19 november 2019. De provincie streeft naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een economisch vitale provincie draagt bij aan het welzijn en een leefbare provincie draagt bij aan economische vitaliteit. De provincie staat voor een gezonde en veilige leefomgeving, goed voor mens, plant en dier en daarmee ook goed voor het economisch vestigingsklimaat binnen de provincie. Dit evenwicht staat ten dienste van duurzame ontwikkeling: toekomstige generaties moeten ook profiteren van de keuzes die nu worden gemaakt.
In de visie worden acht thema's geformuleerd. Deze thema's zijn klimaat, bodem water en lucht, biodiversiteit, economische transitie, energietransitie, mobiliteit, verstedelijking en landschap. Daarnaast zijn er in de visie vijf bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
Wonen en werken wordt zo veel mogelijk gerealiseerd via binnenstedelijke verdichting om zo het landschap tussen de verschillende kernen in de metropool regio te sparen. Deze verdichtingsopgave vraag steeds meer inventiviteit. Zo kan er worden gedacht aan transformatie en bundeling. Hierbij blijft het belangrijk oog te houden voor de leefbaarheid. Dit in combinatie met de onderkenning dat er een toenemende leegstandsopgave bestaat maakt dat de gewenste ontwikkeling in lijn is met de omgevingsvisie en bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Heemskerk.
Op 16 november 2020 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de verordening staan de regels van de provincie waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.
Bij de omgevingsverordening zijn kaarten gevoegd met daarop specifieke aanduidingen voor bepaalde gebieden. De locatie ligt buiten gebieden die zijn aangewezen als Bijzonder Provinciaal Landschap, Natuurnetwerk Nederland, Landelijk gebied, LIB5 zone Schiphol en een milieuzone rond industrieterreinen. Voor de planlocatie geldt slechts dat het is gelegen in een gebied met een peilbesluit. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, waarmee er geen strijdigheid zal ontstaan met de omgevingsverordening.
Voor de projectlocatie zijn alleen de regels ten aanzien van een nieuwe stedelijke ontwikkeling relevant. Een afwijkingsprocedure kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid onder i van het Besluit ruimtelijke ordening: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. De in dit plan mogelijk gemaakte bouw van nieuwe woningen en voorzieningen is te kwalificeren als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, zodat de ontwikkeling regionaal schriftelijk afgestemd moet zijn.
Voorts geldt voor de overige thema's dat de ontwikkeling, binnen het bestaand stedelijk gebied, van dusdanige aard en omvang schaal is, dat er geen sprake is van strijdigheid met de provinciale omgevingsverordening.
Omgevingsverordening NH2022
De door Provinciale Staten vastgestelde Omgevingsverordening NH2022 (gepubliceerd 28 juli 2022) is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Artikel 2.6 van de Omgevingswet bepaalt, dat Provinciale Staten één omgevingsverordening vaststellen waarin de provinciale regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Voor de omgevingsverordening geldt bij de invoering van de Omgevingswet geen overgangsrecht, zodat de omgevingsverordening gelijktijdig met de Omgevingswet in werking moet treden. Daarnaast zijn een aantal specifieke onderwerpen toegevoegd, te weten op het terrein van natuur en milieu en de Regionale Energie strategieën 1.0 (RES’en 1.0). De RES’en 1.0 zijn leidend voor wind op land. Ook is uitvoering gegeven aan moties en toezeggingen die voortkwamen uit de behandeling van de Omgevingsverordening NH2020 in Provinciale Staten. Er heeft geen heroverweging van de Omgevingsverordening NH2020 plaats gevonden tenzij hier een directe aanleiding of noodzaak toe was. Er is dus sprake van een beleidsarme omzetting naar de systematiek en terminologie van de Omgevingswet.
Op 1 februari 2021 is Omgevingsvisie Heemskerk 2040 vastgesteld. In de omgevingsvisie presenteert de gemeente Heemskerk haar visie op de leefomgeving van de gemeente voor de langere termijn. De visie is integraal, dat wil zeggen dat sociale, economische en ruimtelijke vraagstukken en ontwikkelingen in samenhang worden bekeken en vertaald worden naar de leefomgeving van de toekomst. In Heemskerk komen natuur en landschap, cultuur, horeca, wonen, winkels, mobiliteit, sport, maatschappelijke voorzieningen en recreatie samen. Dat brengt opgaven met zich mee op het gebied van ruimtegebruik, duurzaamheid, gezondheid, veiligheid, economie, sociaal-maatschappelijk en rolverdeling tussen gemeente en samenleving.
Afbeelding: Grenzen van het plangebied geprojecteerd op de Omgevingsvisie
Onder het motto Duurzaam, Dorps en Vernieuwend geeft de omgevingsvisie Heemskerk 2040 een ontwikkelingsbeeld weer van de leefomgeving voor 2040, met gemeentebrede ambities en een vertaling daarvan in de 4 deelgebieden: woongebied, centrum, bedrijventerreinen en buitengebied. Een aantal uitgangspunten worden genoemd die de rode draad vormen van toekomstige ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving en zijn in de omgevingsvisie in alle keuzes verwerkt. Dit zijn de volgende:
Onderkend wordt dat het aandeel ouderen in 2040 groter zal zijn dan nu. Hiervoor wil de gemeente passende huisvesting bieden. Hiervoor zijn simpelweg meer woningen nodig, ook om te zorgen dat jongeren en gezinnen een plek in Heemskerk kunnen vinden. De gemeente gaat uit van een woningbouwopgave met een bandbreedte van 1.000 tot 2.000 woningen. Het grootste deel van deze woningen zal bestaan uit appartementen en levensloopbestendige woningen. Hiermee stimuleert de gemeente de doorstroming van ouderen en voorkomt de gemeente dat dure aanpassingen nodig zijn aan levensloop-ongeschikte woningen. Dit biedt eveneens een goede doorstroming op de woningmarkt.
Ontwikkelingsbeeld per deelgebied
Heemskerk kent vier deelgebieden waarin de ambities op verschillende wijzen doorwerken. Het gaat om het woongebied, het centrum, de bedrijventerreinen en het buitengebied. De Velst maakt deel uit van het woongebied. Het grootste deel van de woningbouwopgave komt in dit deelgebied terecht. Een zorgvuldige afstemming op het huidige dorpse en groene karakter en de stedenbouwkundige opbouw van de woonwijken is daarbij van belang. Op locaties waar dit stedenbouwkundig passend is ruimte voor iets stedelijkere woonmilieus met hoogbouw. Geschikte locaties hiervoor zijn het stationsgebied en gebieden langs de hoofdontsluitingswegen. Delen van de ‘stempelwijken’ en de ‘jaren ‘60/70 wijken’ worden geherstructureerd met een impuls aan de vitaliteit door variatie, verbetering van het sociale leefklimaat, woonvormen voor kwetsbare doelgroepen en verduurzaming. Door slim te verdichten dragen deze herstructureringsgebieden bij aan de woonopgave.
Afbeelding:Visiekaart woongebied
Afbeelding:Visiekaart woongebied, uitsnede ter plaatse van plangebied
Maatschappelijke voorzieningen liggen in het algemeen goed verspreid over het woongebied. Opvallend zijn twee grote clusters met sportvoorzieningen: park Assumburg en de sportboulevard. Ook herbergt het woongebied een groot onderwijs- en revalidatiecentrum (Heliomare), diverse woonzorggebouwen en de middelbare school het Kennemercollege. Winkels concentreren zich in enkele, eveneens goed verspreide, buurtwinkelcentra. Bachplein en Helmlaan zijn winkelcentra met een onzekere toekomst net als verspreide winkels in het woongebied. Om onze jongeren en gezinnen aan het dorp te binden en onze ouderen op een goede manier te huisvesten streven we naar toekomstbestendige voorzieningen zoals op het gebied van onderwijs, sport, gezondheid, cultuur en welzijn. Ondanks de druk vanuit de markt om commerciële voorzieningen te realiseren, maken we ons hier als gemeente hard voor. We willen daarbij ook ruimte bieden aan grotere regionale maatschappelijke voorzieningen en dit in regionaal verband afstemmen. We zetten daarnaast in op wonen met zorg en op het zoveel mogelijk zelfstandig wonen van personen met een zorgbehoefte. Wonen in de buurt van voorzieningen en ruimte bieden voor mantelzorg is daarbij het uitgangspunt.
Onderhavig bestemmingsplan maakt nieuwe woningbouw mogelijk op de locaties D en F. De verdichting is ontworpen met een goed evenwicht tussen de groene parkruimte en de bestaande en nieuwe bebouwing. De te realiseren voorzieningen bestaan uit vervanging van de basisschool, waardoor de onderwijshuisvesting wordt versterkt/verbeterd.
Bij de ruimtelijke ontwikkeling van plangebied De Velst zijn er uitgangspunten van toepassing uit het vastgestelde Groenbeleidsplan 2019. De vier pijlers uit het Groenbeleidsplan waar groen een belangrijke functie voor heeft zijn: Gezondheid, Identiteit, Klimaatadaptatie en Biodiversiteit. Deze pijlers worden uitgewerkt in doelstellingen en programma’s voor de verdere uitwerking van De Velst. De parkzone in De Velst is onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Met name in deze hoofdgroenstructuur kunnen de vier pijlers tot hun recht komen. In het Groenbeleidsplan geeft gemeente Heemskerk aan op welke wijze een natuur inclusieve omgeving en natuur inclusieve bebouwing het best kunnen worden gerealiseerd. In hooflijn zet de gemeente in op:
In het Groenbeleidsplan staat over biodiversiteit het volgende: De verscheidenheid - in planten- en dierensoorten en hun leefgebieden (ecosystemen) - wordt diversiteit genoemd. Het behouden en verbeteren van de biodiversiteit en de ecologie in het gebied De Velst vragen aandacht. Door de nieuwe ontwikkelingen in De Velst gaat het gebied van karakter en inrichting veranderen. Dit zal invloed hebben op de biodiversiteit van het gebied. De gemeente wil met een “meetlat biodiversiteit” de ontwikkeling van biodiversiteit gedurende langere periode monitoren.
In het Stedenbouwkundig Ontwikkelingsplan worden voorstellen gedaan voor een verdichting van het gebied en een aanpassing van de inrichting van het openbaar gebied. Sommige voorstellen zijn te beschouwen als een concept, het betreffen indicaties. Bij de nieuwe inrichting van De Velst zal continu gekeken worden wat dit betekent voor de biodiversiteit. Het streven is om de biodiversiteit een ruime plaats te geven ondanks de komende veranderingen als gevolg van de verdichting. Via ruimte geven aan biodiversiteit ontstaan in De Velst kansen voor een goed leefklimaat voor flora en fauna, bewoners en gebruikers. Er komt daarmee een natuurlijk openbaargebied waar o.a. diverse vogels, kleine zoogdieren en amfibieën kunnen leven.
De Woonvisie 2025 Beverwijk-Heemskerk 'Een thuis voor iedereen' is op 2 juni 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van Heemskerk. In het document wordt de visie op wonen tot aan 2025 geschetst. Net zoals de eerdere 'Woonvisie 2020' is deze woonvisie een gezamenlijk beleidsdocument van de gemeente Beverwijk en de gemeente Heemskerk. Met de visie wordt ingespeeld op de toenemende woningvraag. De gemeenten staan voor drie uitdagingen:
De beide gemeenten hebben daarom samen tot doel gesteld minimaal 1.560 woningen te bouwen van 2019 tot en met 2024. Dat gebeurt door verdichten en transformeren: binnen het bestaand stedelijk gebied (rood-voorrood) om zo bestaande openbare ruimte en groen te sparen.
Ten behoeve van de Woonvisie zijn de gemeente Heemskerk en de gemeente Beverwijk in gesprek gegaan met onder andere ontwikkelaars, wooncorporaties en bewonersorganisaties. Deze betrokken partijen benadrukten het belang van voldoende doorstroommogelijkheden voor midden- en hogere inkomensgroepen. Om doorstroming te bevorderen, zullen technisch geschikte appartementen voor senioren gerealiseerd moeten worden. Daarom wordt onder andere ingezet op de uitbreiding van de voorraad levensloopbestendige woningen. Daarnaast kan doorstroming bevorderd worden door het toevoegen van middeldure huur- en koopappartementen voor senioren.
Ook de behoefte aan sociale huur in de regio IJmond/Zuid-Kennernerland nam toe. Daarom is in het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) afgesproken dat iedere gemeente 30% van haar totale woningbouwopgave in de sociale huur realiseert. Samen met Woonopmaat en Pré Wonen zijn prestatieafspraken gemaakt. Uitgangspunt vormen de afspraken binnen het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) voor de sociale huur, waarvan voor dit bestemmingsplan de belangrijkste is dat de sociale huurvoorraad voor de gemeenten Beverwijk en Heemskerk samen wordt uitgebreid. Nieuwe woningbouwinitiatieven die voorzien in betaalbare huuren koopwoningen worden gestimuleerd.
Vanuit beide gemeenten is tenslotte een behoefte aan meer en geschiktere woningen voor senioren en mensen met een zorgvraag. Ook streven we naar levensloopgeschikte wijken, waardoor doorstroming binnen de eigen wijk mogelijk wordt. Het realiseren van 'beschermd wonen' draagt daaraan bij.
Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van woningen op een binnenstedelijke locatie. Het betreft grotendeels sociale huur- en koopwoningen en middenhuurwoningen. Het plan draagt daardoor bij aan de doelstellingen van de Woonvisie.
Op 14 december 2023 heeft de gemeenteraad van Heemskerk de Verordening doelgroepen woningbouw Heemskerk 2023 vastgesteld. Dit naar aanleiding van de opgaven van de Woonvisie. Het doorvoeren van gemeentelijk woonbeleid in bestemmingsplannen, kan door het opstellen van een doelgroepenverordening. De doelgroepenverordening heeft uitsluitend betrekking op nieuwbouw.
In de doelgroepenverordening zijn regels en definities opgenomen met betrekking tot woningbouw. In de doelgroepenverordening Heemskerk 2023 zijn de categorieën sociale huur, middenhuur en sociale koop gedefinieerd. Voor deze categorieën is bepaald de maximale huur/koopprijs, de inkomensgrenzen van de bewoners om in aanmerking te komen en de periode dat deze woningen in deze categorie behouden moeten blijven. De doelgroepenverordening werkt pas 'door' als de koppeling is gemaakt met het bestemmingsplan. Hiervoor moet in het bestemmingsplan een gebied worden aangeduid (op de verbeelding) waarbij in de bestemmingsplanregels wordt bepaald welk percentage voor welke woningbouwcategorie geldt. De doelgroepenverordening is opgenomen in artikel 15.1 Doelgroepen van de regels van voorliggend bestemmingsplan.
Gelijktijdig met de verordening doelgroepen woningbouw zijn door de gemeenteraad van Heemskerk de Beleidsregels zelfbewoningsplicht vastgesteld. De Beleidsregels zelfbewoningsplicht hebben tot doel om woningen in Heemkerk betaalbaar te houden en het opkopen van woningen door beleggers tegen te gaan. Met de zelfbewoningsplicht worden kopers van woningen verplicht de woning zelf te gaan bewonen. Zo wordt voorkomen dat beleggers een woning kopen om deze vervolgens te verhuren.
De Beleidsregels zijn van toepassing op nieuwbouwwoningen in de gemeente Heemskerk met een koopprijs tot de actuele NHG-grens en op de verkoop van sociale huurwoningen door woningcorporaties. Hierbij gelden de volgende regels:
Binnen de Beleidsregels zijn enkele uitzonderingen van toepassing, zoals verkoop en verhuur aan eerstegraads familie. Dit leidt er toe dat in de koopovereenkomst regels opgenomen dienen te worden die de koper verplichten om de gekochte woning uitsluitend zelf te bewonen en niet aan derden te verkopen, te verhuren of op een andere manier aan derden in gebruik te nemen.
Voor voorliggend plan geldt dat deze Beleidsregels vertaald zullen worden in de te sluiten anterieure overeenkomst tussen de gemeente Heemskerk en ontwikkelaars. Daarnaast dienen de beleidsregels opgenomen te worden in de latere koopovereenkomsten tussen initiatiefnemer en toekomstige kopers.
In het Bestuursakkoord wordt Heemskerk bestempeld als rustige woongemeente met een groen en dorps karakter. Als opgave wordt de vergrijzing van de gemeente genoemd. Uitbreiding van het woonaanbod zal vooral door middel van verdichting plaatsvinden. Wat betreft de woningbouwopgaven in de periode 2021-2025, geldt dat er voldoende woningen toegevoegd moet worden aan het huidige woningaanbod. Dit wil de regio onder andere realiseren door meer te gaan bouwen en woningbouwplannen te versnellen.
Daarnaast hecht de regio waarde aan de grote variatie aan aantrekkelijke woonmilieus waarover de gemeente beschikt. Dit wil de regio de komende jaren versterken. In Heemskerk vertaalt deze opgave zich onder andere in het toevoegen van levensloopbestendige appartementen in de nabijheid van voorzieningen.
Senioren worden in het Bestuursakkoord aangemerkt als doelgroep die speciale aandacht nodig heeft. Een doel van het Bestuursakkoord is om zoveel mogelijk senioren te stimuleren om passend te gaan wonen. De woonwensen van senioren sluiten echter niet altijd aan bij het huidige aanbod. Zo is er een toenemende belangstelling bij ouderen voor gemeenschappelijke woonvormen. Het is dus zaak om nieuwe woonvormen waar mogelijk te faciliteren. Momenteel is er nog onvoldoende woonruimte geschikt. Bij het realiseren van geschikte woningen voor senioren gaat het niet alleen over de toegankelijkheid van woongebouw en woning, maar heel belangrijk is ook de nabijheid van voorzieningen en een toegankelijke woonomgeving die uitnodigt tot ontmoeting.
De uitvoeringsagenda van het Woonakkoord Zuid-Kennemerland/IJmond beschrijft hoe gemeenten en provincie Noord-Holland gaan samenwerken om op de middellange termijn doelen uit het Bestuursakkoord van het Woonakkoord te realiseren.
In de uitvoeringsagenda wordt gekeken hoe er woningen toegevoegd kunnen worden aan het huidige aanbod. De groei in woningbehoefte varieert binnen de regio. Voor Heemskerk is de opgave om in de periode 2020-2030 minimaal 700 woningen toe te voegen. De omvang van de potentiële plancapaciteit was voor diezelfde periode 1.590 woningen. Dit kan door middel van woningbouw, transformatie en het splitsen van woningen.
Daarnaast wordt in de uitvoeringsagenda ingezet op betaalbare woningen door de sociale huurvoorraad uit te breiden. Daarnaast wordt gepoogd om doorstroming op de woningmarkt te bevorderen zodat er betaalbare woningen vrijkomen en meer mensen naar behoefte en wens kunnen wonen. Daarom worden levensloopbestendige woningen toegevoegd en verhuisstromen gefaciliteerd. Ook wordt aandacht gevraagd voor doelgroepen met een zorgvraag.
Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van woningen op een binnenstedelijke locatie. Het betreft grotendeels sociale huur- en koopwoningen en middenhuurwoningen. Het voorgenomen plan is in lijn met het Woonakkoord.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.
Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Zorgplicht
Voorts geldt bij uitvoering van werkzaamheden ten allen tijde een de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota's en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.
Om de effecten van de ontwikkeling op flora en fauna inzichtelijk te maken is een quickscan uitgevoerd door Els & Linde B.V. In mei 2021 is het plangebied bezocht door een ecoloog. De rapportage is opgenomen als Bijlage 1.
Uit de resultaten van de quickscan is gebleken dat voor de flats gierzwaluw en vleermuizen niet kunnen worden uitgesloten. Een soortgericht onderzoek naar deze soorten is daarom nodig. Gelet daarop is een Afdoend onderzoek uitgevoerd, dat bij deze toelichting is gevoegd als Bijlage 2. Uit de resultaten van het afdoend onderzoek is gebleken dat er zeven (kraam)verblijfplaatsen zijn aangetroffen van gewone dwergvleermuis. Er zijn geen verblijven van gierzwaluwen aangetroffen. Om verstoring te voorkomen
dienen de werkzaamheden buiten om de broedperiode – maart tot en met juli – te starten. Geadviseerd wordt te werken met een ecologisch werkprotocol.
Voor de ruimtelijke plannen is een ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. In verband met de aanwezigheid van zeven verblijven van gewone dwergvleermuis, moeten er minimaal 28 alternatieve verblijfplaatsen worden aangeboden.
Daarnaast dient een stikstofdepositieberekening uitgevoerd te worden om te onderzoeken of er significante wijzigingen in de stikstofdepositie bestaat op het op zo'n 2 kilometer afstand gelegen Natura 2000-gebied. Om de stikstofneerslag te berekenen wordt de AERIUS Calculator gebruikt. De berekeningen zijn opgenomen als Bijlage 3, Bijlage 4 en Bijlage 5. Daarbij is nog uitgegaan van de ontwikkeling van woningen en voorzieningen op de locaties A, B, C en E1/E2, die het bestemmingsplan nu niet mogelijk maakt. De stikstofeffecten van het voorliggend plan zijn dus lager dan werd berekend.
Kortgezegd komt het erop neer dat het bestemmingsplan, ook met het grotere programa dan nu mogelijk wordt gemaakt, wat betreft stikstof uitvoerbaar is, met de volgende toelichting:
In de gebruiksfase
In de bouwfase
Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Wet natuurbeheer geen beperkingen worden opgelegd aan deze nieuwbouwontwikkeling wanneer de hiervoor genoemde aanbevelingen en maatregelen in acht worden genomen. De genoemde aanbevelingen en maatregelen zullen worden (over)genomen. Dit geldt tevens voor de aanbevelingen en maatregelen welke voortvloeien uit het aanvullend onderzoek zoals beschreven in paragraaf 4.1.2. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er ontheffing van de Wet natuurbescherming benodigd is en minimaal 28 alternatieve verblijfplaatsen worden aangeboden.
De Wet Bodembescherming schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van een dergelijk onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Aan de hand van vooronderzoek is inzicht verkregen in de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen in het plangebied. Op basis hiervan wordt advies gegeven in hoeverre verkennend bodemonderzoek nodig is binnen het plangebied. De volledige rapportage is opgenomen als Bijlage 6. Geconstateerd is dat in eerder uitgevoerd onderzoek het plangebied deels voldoende is onderzocht. Na onderzoeken uit 2015 en 2019 hebben voor zover bekend geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Op basis van de beschikbare gegevens worden de onderzochte parkeerplaatsen aan de Maerelaan 1 -14 en Maerelaan 154-248, en de groenstroken tussen de Maereveldt, de Maerelaan en Woekeven als voldoende onderzocht geacht.
Een totaal gebied van circa 3,5 ha is onvoldoende onderzocht op basis van de beschikbare informatie. Op onderstaande kaart is weergegeven welke gronden dat betreft en tevens is met geel gemarkeerd waar volgens het Stedenbouwkundig Plan ontwikkelingen worden voorzien. Voorliggend bestemmingsplan ziet alleen op de ontwikkeling van de locaties D en F.
Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek bleek dat verkennend bodemonderzoek nodig is voor in ieder geval 2 locaties en wellicht nog voor een derde. Dat onderzoek is uitgevoerd en opgenomen in Bijlage 7. Het onderzoek leidde tot de volgende conclusies.
Locaties C en D
De bovengrond van deellocatie C is hoogstens licht verontreinigd. De ondergrond is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters. Zowel de boven- als ondergrond van deellocatie D is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters. In het grondwater zijn geen verontreinigingen van de geanalyseerde parameters aangetoond. De boven- en ondergrond van beide deellocaties is indicatief beoordeeld als klasse Altijd Toepasbaar. Er is geen veiligheidsklasse van toepassing, de basishygiëne kan worden gehanteerd. Op basis van de aangetoonde PFAS gehalten in de bovengrond gelden bij het toepassen van de grond geen beperkingen met uitzondering voor toepassing in grondwaterbeschermingsgebieden. Op basis van de Beleidsregel PFAS Noord-Holland 2022 wordt de locatie als niet verontreinigd beschouwd. In de bovengrond zijn op beide deellocaties geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen. Zowel visueel als analytisch is geen asbest aangetoond. Uit de resultaten blijkt dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de herontwikkeling van deellocaties C en D. In het kader van de Wet bodembescherming zijn geen vervolgacties vereist, omdat niet wordt gewerkt in een geval van ernstige bodemverontreiniging of sterk verontreinigde grond. Er is geen veiligheidsklasse van toepassing en de basishygiëne kan worden gehanteerd.
Locatie E
De grond van deellocatie E is door middel van het vooronderzoek voldoende onderzocht. Verkennend bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Voor de locaties A, B, E en F is na het uitgevoerde vooronderzoek geen vervolgonderzoek nodig, daarvan is al vast komen te staan dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de ontwikkelingen.
Voor de locaties C en D is wel vervolgonderzoek uitgevoerd. De conclusie van dat verkennend onderzoek is dat in het kader van de Wet bodembescherming geen vervolgacties vereist zijn, omdat niet wordt gewerkt in een geval van ernstige bodemverontreiniging of sterk verontreinigde grond.
Vanaf 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht wordt geregeld.
Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het erfgoed meegewogen zoals alle andere aspecten die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Vanuit de historische verkenning (zie Bijlage 8) naar de achtergronden van het gebied is duidelijk geworden dat het plangebied deel uitmaakt van een uitbreidingswijk van Heemskerk ten tijde van de wederopbouw. Het plangebied neemt daar een wat afwijkende positie in: rondom het gebied is vooral sprake van traditionele woningbouw in de vorm van geschakelde eengezinswoningen op een kleine parcellering, terwijl het plangebied zelf bestaat uit veel (openbaar toegankelijke) gemeentegrond en woongebouwen op een groter perceel. Het draagt daardoor kenmerken van een stempelstructuur maar is in opzet te klein om voor een stempelwijk door te gaan.
Het plan omvat nieuwbouw ter plaatse van al bestaande bebouwing. Locaties A, B en C langs de Maerelaan betreffen galerijflats uit 1968 naar ontwerp van architectenbureau Gmelig Meyling, Zanstra en De Clerq Zubli. Locatie D betreft een basisschool die in 1970 is ontworpen door architect F. Hendricks, gesitueerd tussen galerijflat B en C. Locatie E2 betreft de tijdelijke bebouwing van Heliomare.
De manier waarop de uitbreidingswijk van Heemskerk is vormgegeven past binnen de stedenbouwkundige traditie die rond de bouwperiode gold. De wijk is niet vernieuwend in dat opzicht, maar volgt de algemeen geldende ontwerpprincipes van openbare terreininrichting in combinatie met woongebouwen met een grotere(re) korrel: grote gebouwen hebben een groene, kwalitatieve openbare ruimte nodig om voor de bewoners. Het bijplaatsen van voorzieningen als een lagere school past binnen de wijkgedachte.
Aan de open opzet van de openbare ruimte is door de situering van de woonwagens en de realisatie van het appartementencomplex deels ingeboet, maar de aanwezigheid van veel openbaar groen en het L-vormige park zorgt voor een zekere mate van omgevingskwaliteit. Zowel aan de stedenbouwkundige opzet als aan de oorspronkelijke gebouwen waar deze opzet aan ten grondslag lag – de drie galerijflats en de basisschool – kan een zekere cultuurhistorische waarde worden toegekend.
De stedenbouwkundige opzet volgt een algemeen geldende ontwerpende traditie die op veel plaatsen in Nederland werd gevolgd. De indeling van hoofdstraten, de omzoming van een gebied door dit soort hoofdstraten en de nadere invulling van dat gebied door middel van woningbouw is herkenbaar voor de tijd waarin de ontwikkeling was vormgegeven.
De aanleiding voor deze woningbouw is ook bekend: als gevolg van de wederopbouwopgave waar Nederland zich voor gesteld zag na de Tweede Wereldoorlog, is er door overheden flink geïnvesteerd in economische ontwikkeling en bedrijvigheid. Het gebied rondom de IJmond kwam daardoor flink in de lift, en steeg het inwoneraantal in deze regio meer dan tweemaal zo snel dan het landelijk gemiddelde. De vraag naar woningen was daardoor enorm en de productie van woningen lag in deze tijd dan ook op hoog niveau.
Stedenbouwkundig niveau
Uit de verkenning is gebleken dat de uitbreiding van de wijken tijdens de wederopbouwperiode heeft plaatsgevonden. Op enkele plaatsen is de oorspronkelijke opzet ingebreid met nieuwe bouwwerken of door de vervanging en vergroting van bestaande bouwwerken. Dat maakt het relevant om vervolgonderzoek uit te voeren naar de huidige staat van deze wijk: hoe verhoudt de ontwikkeling van het plangebied zich tot de bredere ruimtelijk-historische ontwikkeling van Heemskerk? Welke elementen zijn daarin specifiek te herkennen en hoe onderscheidend zijn deze ten opzichte van de rest van de gebouwde omgeving van de gemeente? Aanvullend onderzoek op dit niveau kan inzicht bieden in de waardering van de huidige openbare ruimte en de wijze waarop deze zich verhoudt tot de rest van de openbare ruimte in de gemeente Heemskerk.
Architectuurhistorisch niveau
Ten aanzien van de gebouwen springen de drie galerijflats het meest in het oog, ook in combinatie met het betrokken architectenbureau dat de flats heeft ontworpen. Gmelig Myeling, Zanstra en De Clerq heeft verschillende grootschalige woningbouwcomplexen gerealiseerd, waarvan sommigen aangewezen zijn als (gemeentelijk) monument. Het verdient aanbeveling om nader onderzoek te doen naar het oeuvre van dit architectenbureau (en dan ook breder dan alleen de gebouwen die zij hebben gerealiseerd in Amsterdam). Op basis van dat onderzoek kunnen de galerijflats in Heemskerk worden gepositioneerd binnen dit oeuvre. Wel moet worden aangetekend dat de flatgebouwen in 2005 voorzien zijn van nieuwe kopgevels, waardoor de kenmerkende horizontale betonnen banden uit het zicht zijn verdwenen. Dat gegeven kan van invloed zijn op de waardering van de flats op gebouwniveau.
De basisschool is, naast de drie flats, het andere bouwwerk dat een relatie kent met de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet van de wijk. De architect van deze school is F. Hendricks uit Stramproy, maar binnen de reikwijdte van deze verkenning is geen informatie over deze architect gevonden.
Bovendien blijkt uit een vergelijk van de oorspronkelijke bouwtekening uit 1970 en het huidige grondplan dat het schoolgebouw flink is uitgebreid. De oorspronkelijke opzet is niet meer goed herkenbaar. De voor het oorspronkelijke ontwerp kenmerkende opzet van lokalen die door smallere volumes met gangzones met elkaar zijn verbonden, waardoor verschillende hoeken, patio’s en hoeven waren ontstaan, is niet meer herkenbaar aanwezig. Door deze ruimtelijke aantasting van het oorspronkelijke ontwerp zijn geen cultuurhistorische waarden te verwachten in dit bouwwerk.
In het advies wordt aangegeven dat vervolgonderzoek op stedenbouwkundig niveau zou moeten gaan over de waardering van de openbare ruimte. De bouwplannen zijn nauwelijks van invloed op de (omvang van de) openbare ruimte.
In het advies wordt voorts aangegeven dat de school al zodanig 'aangetast' is dat geen cultuurhistorische waarden te verwachten in dit bouwwerk. Vervolgonderzoek met betrekking tot de school is dan ook niet nodig.
Voor het geadviseerde vervolgonderzoek mbt de drie galerijflats wordt aangegeven dat het doel daarvan is om de galerijflats in Heemskerk te positioneren binnen een groter oeuvre van de architect. De effecten van de bouwplannen worden in het kader van de welstandtoets beoordeeld en vergen in het kader van het bestemmingsplan geen onderzoek.
Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Voorts geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
Het plangebied kent een dubbelbestemming met betrekking tot archeologie ('Waarde - Archeologie - 4'). Hiervoor geldt dat bij bouwwerken groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 cm een archeologisch rapport overlegd dient te worden om de archeologiosche waarden vast te stellen. Deze grenswaarden worden niet overschreden door de ontwikkeling, die voorts grotendeels plaatsvindt op reeds geroerde bodem.
In maart 2021 is door archeologisch onderzoeksbureau Argo een bureauonderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarden van het plangebied ten behoeve van de geplande ontwikkelingen (zie Bijlage 9). De afmetingen en dieptes van de ingrepen waren op dat moment nog onbekend.
Het doel van het onderzoek was het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Uit het onderzoek blijkt dat er een lage kans is op archeologische waarden uit het Midden en Laat Neolithicum, geen kans op archeologische waarden uit de Bronstijd, een middelhoge kans op archeologische waarden uit de Romeinse Tijd tot en met de Late Middeleeuwen en weer een lage kans op archeologische waarden uit de Nieuwe Tijd. Geadviseerd wordt dan ook om een verkennend booronderzoek uit te voeren om eventuele verstoringen of recente ophogingen in kaart te brengen.
Dit verkennend booronderzoek is in september 2021 uitgevoerd (zie Bijlage 10). Uit de boringen bleek dat de bodemopbouw zeer waarschijnlijk deels intact is, behalve in boring 36 waar de bodemopbouw tot 2,0 m -mv verstoord bleek. In boring 30 is waarschijnlijk een sloot of mogelijk een geul aangeboord. Deze sloot staat aangegeven op historisch kaartmateriaal uit de 18e en 19e eeuw. In vrijwel elke boring is de, waarschijnlijk grotendeels intacte, Oer-IJ afzetting met stroomwalgronden aangetroffen, afgedekt door een pakket klei. In boring 31, 32 en 33 is tussen de kleilaag en het zand een laag veen aangetroffen. Deze heeft zich gevormd in een laagte in de strandvlakte in het zuidelijke deel van het plangebied. Op de kleilaag is in meerdere boringen een akkerlaag aangetroffen; het kan echter ook om weiland gaan. Vermoedelijk is de top van deze laag het oude loopniveau totdat in de 20 e eeuw het gebied opgehoogd en geëgaliseerd werd voor de bouw van de flats, school en huizen. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de boringen wordt geadviseerd het plangebied niet geheel vrij te geven voor de bouw. Hoewel tijdens het onderzoek geen indicaties zijn aangetroffen dat binnen het plangebied behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn, blijft de verwachting op archeologische resten vanaf de Late IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen middelhoog. Resten uit deze perioden kunnen aanwezig zijn op de hoger gelegen stroomwalgronden binnen het plangebied. Resten uit de Nieuwe Tijd, kunnen worden verwacht op en in de kleilaag; de verwachting hiervoor blijft echter laag. Verwachte sporen uit deze tijd betreffen zeer waarschijnlijk enkel perceelsloten. Om deze reden wordt hier geen vervolgonderzoek geadviseerd.
Bij werkzaamheden dieper dan -1,00 m NAP (0,55 m -mv, boring 18) in de zone waar de hoger gelegen stroomwalgronden aanwezig zijn (zie afbeelding hieronder) wordt geadviseerd vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven uit laten voeren.
Geadviseerd is tijdens het proefsleuvenonderzoek twee vlakken aan te leggen. Het eerste vlak in de top van de eventueel aanwezige kleilaag; hier kunnen sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd in aanwezig hoewel de kans daarop klein is. Het tweede vlak kan worden aangelegd in de top van de stroomwalgronden in de strandvlakte.
In het verlengde van deze onderzoeksreaultaten is de op basis van het voorgaande bestemmingsplan van toepassing zijnde dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' gehandhaafd in het bestemmingsplan, uitgezonderd het gebied waarvoor op bovenstaande afbeelding is aangegeven dat vervolgonderzoek niet nodig is. Voor de zone langs de Baandert is de dubbelbestemming daarom komen te vervallen.
De dubbelbestemming blijft behouden voor de locatie van Heliomare en de percelen E1 en E2 oostelijk daarvan). Daar zijn geen boringen verricht omdat het privé-terrein betreft. Blijkens afbeelding 11 van het booronderzoek maken deze gronden echter deel uit van dezelfde zandafzetting van de strandvlakte als de gronden waarvoor proefsleuvenonderzoek is geadviseerd, zodat ook voor deze gronden nader onderzoek nodig is.
Tot slot is vermeld dat, ongeacht dit advies en het selectiebesluit, er een wettelijke meldingsplicht bestaat (Erfgoedwet 2016) mochten er onverhoopt toch archeologische overblijfselen worden aangetroffen.
Met de gewenste ontwikkeling worden cultuurhistorische panden of structuren niet aangetast. Voorts is archeologisch onderzoek niet nodig. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie en archeologie voor onderhavig initiatief.
Wet milieubeheer
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen.
Omdat titel 5.2 van de Wm ingaat op de luchtkwaliteit, staat dit ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Hierin wordt gesteld dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en/of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.
De AMvB en Regeling NIBM bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als NIBM moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd:
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Door Cauberg Huygen B.V. een milieuscan uitgevoerd voor het bestemmingsplan (zie Bijlage 11) waarin het aspect luchtkwaliteit wordt verkend. Daarbij is nog uitgegaan van de ontwikkeling van woningen en voorzieningen op de locaties A, B, C en E1/E2, die het bestemmingsplan nu niet mogelijk maakt. De luchtkwaliteitseffecten van het voorliggend plan zijn dus lager dan werd berekend. De resultaten van de milieuscan worden hierna weergegeven.
De grenswaarden voor de concentratie NO2 is 40 µg/m³. Uit de milieuscan blijkt dat de achtergrondconcentratie met ten hoogste 18,973 µg/m³ ruim onder de grenswaarde ligt.
De grenswaarden voor de concentratie PM10 is 40 µg/m³. Uit de milieuscan blijkt dat de achtergrondconcentratie met ten hoogste 17,937 µg/m³ ruim onder de grenswaarde ligt.
Het 24-uurgemiddeldeconcentratie mag maximaal 35 keer boven de 50 µg/m³ komen. Uit de milieuscan blijkt dat de achtergrondconcentratie niet vaker dan 6 dagen boven de 50 µg/m³ uitkomt.
De grenswaarden voor de concentratie PM2,5 is 25 µg/m³. Uit de milieuscan blijkt dat de achtergrondconcentratie met ten hoogste 9,261 µg/m³ ruim onder de grenswaarde ligt.
Uit de resultaten blijkt dat de heersende achtergrondconcentraties meer dan de helft onder de grenswaarden zijn gelegen. Op grond van ervaringen met vergelijkbare plannen elders, zal de bijdrage aan de lokale luchtkwaliteit vanwege de verkeersaantrekkende werking van het plangebied er niet toe leiden dat de grenswaarden overschreden zullen worden.
Luchtkwaliteit zal derhalve naar verwachting geen belemmering vormen voor het plan. Omdat de invulling van het plangebied niet uitsluitend uit woningen bestaat, zijn aanvullende berekeningen met toepassing van de NIBM-tool nodig.
Uit toepassing van de NIBM-tool is gebleken dat de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt niet leiden tot een in betekenende bijdrage. Daarnaast blijkt uit de Monitoringstool van het RIVM dat de luchtkwaliteit ter plaatse goed is; er worden geen grenswaarden overschreden van zowel PM10, PM2,5 als stikstof (voor PM10 en stikstof bedraagt de jaargrenswaarde 40 ug/m³; voor PM2,5 is dat 25 ug/m³).
Het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.
In onderstaande beschouwingen ten aanzien van verkeer en parkeren is nog uitgegaan van de ontwikkeling van woningen en voorzieningen op de locaties A, B, C en E1/E2, die het bestemmingsplan nu niet mogelijk maakt. De effecten ten aanzien van verkeer en parkeren van het voorliggend plan zijn dus kleiner dan hieronder besproken.
Als vervolg op eerdere studies (april 2020 Bijlage 13 en juni 2021 Bijlage 14) is aanvullend de vraag aan Verkeersbureau Goudappel gesteld naar de mogelijkheden van aanpassing van de ontsluiting van het gebied De Velst (Bijlage 15). In de huidige situatie wordt het gehele plangebied De Velst ontsloten via 5 in-/uitgangen. De vraag vanuit de gemeente was; wat zijn de consequenties van het afsluiten van één, twee of alle drie in-/uitgangen?
Goudappel concludeert dat het laten vervallen van de aansluitingen van 1 of meerdere op de Maerelaan geen negatieve gevolgen heeft voor o.a.:
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat het laten vervallen van de ontsluiting A, B en C op de Maerelaan geen grote gevolgen heeft voor de intensiteit via de ontsluiting De Velst (1), nu en in de toekomst.
Bij één ontsluiting op de Maerelaan via De Velst voor het westelijk deel van het plangebied zal de intensiteit wel toenemen met een paar honderd motorvoertuigen per etmaal. De grenswaarde voor dit type weg is ongeveer 6.000 motorvoertuigen per etmaal. Voor een acceptabel verkeerskundig functioneren van De Velst, is voor de verdichtingsopgave van het westelijke gebied vanuit de verkeersoptiek voldoende ruimte voor het realiseren van een substantieel aantal extra woningen.
Daarnaast is een extra aansluiting vanaf De Baandert verkeerskundig niet gewenst en wordt niet verder onderzocht.
Hetzelfde geldt voor de ontsluiting van het oostelijk deel van het plangebied via de Haasjesven (2). Voor de ontsluiting van het oostelijk deel is niet alleen het Haasjesven relevant, maar ook de Zevenhoeven. Voor de Zevenhoeven is een afwaardering van gebiedsontsluitingsweg naar erftoegangsweg voorzien. Hierbij is rekening gehouden met het functioneren van de Haasjesven in de toekomst. De grenswaarde voor dit type weg is ook ongeveer 6.000 motorvoertuigen per etmaal. Voor een acceptabel verkeerskundig functioneren van Haasjesven is voor de verdichtingsopgave van het oostelijk deel van het plangebied gebied vanuit de verkeersoptiek voldoende ruimte voor het realiseren van een substantieel aantal extra woningen.
Conclusie ontsluiting deelgebied A en B van De Velst
Uitgaande van de maximaal aanvaardbare intensiteit voor ontsluiting De Velst (1) en de Haasjesven (2) kan een substantieel aantal extra woningen worden gerealiseerd.
Van deze mogelijkheid zal geen gebruik worden gemaakt omdat het programma voor de woningen en de voorzieningen op basis van de stedenbouwkundige kwalitatieve kaders en de parkeerbalans lager gaat uitvallen.
In 2020 is een eerste parkeerstudie verricht n.a.v. het vorige stedenbouwkundig plan. Deze studie is in 2021 geactualiseerd. De oude studie ging uit van het programma van het vorige plan. In de nieuwe studie is andersom gerekend. Welk aantal woningen is mogelijk binnen de uitgangspunten van het verkeersbeleid van de gemeente en de ruimte voor parkeren binnen het stedenbouwkundig ontwikkelingsplan. Daarbij is uitgegaan van de methodiek van de berekening van de parkeerdruk. Deze methodiek gaat uit van een combinatie van het hanteren van parkeerkengetallen van de gemeente, de in de situatie vastgestelde aanwezigheidspercentages en de tijdstippen van de maximale parkeerbezetting. De methodiek sluit aan bij het Parkeerbeleidsplan van 2017.
Voor de bestaande woningen in De Velst wordt uitgaan van een parkeerkengetal voor bewoners van 0,2 (‘t Maereveldt) en 0,7 (flats).
Dit kengetal is gebaseerd op parkeertellingen (Goudappel) en is dus de huidige parkeerbehoefte van de bewoners. Het Parkeerbeleidsplan hanteert hogere parkeerkengetallen.
Voor nieuwbouw sociale huur (extra) is dit parkeerkengetal 1,0. Het verschil tussen 1,0 en 0,7 zal bij de clusters A, B en C als reservering worden opgenomen in het stedenbouwkundig plan van 0,3 parkeerplek per woning. Dit is voor een mogelijke situatie als blijkt dat in de toekomst het autobezit van de bewoners van de flats (na renovatie) hoger uitvalt dan nu ingeschat op basis van het onderzoek van Goudappel.
Dit komt neer op een reservering per cluster /projectlocatie A,B en C van 15 (48x0,3) parkeerplekken. Het parkeerbeleidsplan kent geen parkeerkengetal voor seniorenwoningen. De huidige behoefte van 0,2 is laag, maar acceptabel zolang dit type woning niet wijzigt in een andere woonvorm met een hogere parkeerbehoefte.
De parkzone vormt een scheidslijn in De Velst, waardoor twee gebieden ontstaan met een eigen parkeerbalans, Gebied A, via de ontsluiting De Velst (1) en gebied B via de ontsluiting Haasjesven (2). Gebied A is daarbij onderverdeeld in gebied A1 en gebied A2. Gebied A2 is het gebied voor Heliomare. De daarin aanwezige parkeerplaatsen zijn gereserveerd voor Heliomare (binnenzijde van de parkeerring). Deze parkeerplaatsen zijn niet meegeteld in de berekening van de parkeerdruk in gebied A1 en gebied B. In de gebieden A1 en B is in het parkeeronderzoek vastgesteld dat niet alle parkeerplaatsen volledig worden benut. Deze worden aangeduid als huidig beschikbare parkeerplaatsen (niet benut). Er verdwijnen ook parkeerplaatsen als gevolg van de nieuwe aanbouw bij de flats. Door de intensieve bebouwing (opbouw en beperkte aanbouw) van de flats blijven zoveel mogelijk parkeerplaatsen in de huidige vorm gehandhaafd. De te realiseren ruimte voor nieuwe parkeerplaatsen past binnen de kwalitatieve hoofdstructuur van het stedenbouwkundig ontwikkelingsplan (o.a. hoofdgroenstructuur). Het saldo van de huidige beschikbare parkeerplaatsen (niet benut), de te handhaven parkeerplaatsen, het verdwijnen van parkeerplaatsen en het realiseren van nieuwe parkeerplaatsen is ingevoerd bij het doorrekenen van de parkeerdruk voor een toekomstige situatie. Voor de doorrekening van de parkeerbehoefte is in eerste instantie gerekend met een bandbreedte in het programma. Daarna is een tweede doorrekening verricht op basis van een indicatief programma (aanname).
Uit dit onderzoek komt naar voren dat een substantieel aantal extra woningen kan worden gerealiseerd. Het saldo aan parkeervoorzieningen laat dit toe. In de gebieden A1 en B zijn veel parkeerplaatsen aanwezig. Op het niveau van projectlocaties leidt de parkeerdruk op bepaalde momenten van de dag of avond tot een overzienbaar tekort. Dit is oplosbaar omdat op die momenten rondom andere nabijgelegen projectlocaties wel parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Gevolg is wel dat daardoor voor een deel van de bewoners/bezoekers van de woningen de loopafstand groter wordt dan 100 meter. Echter binnen het deelgebied A1 respectievelijk B is theoretisch (n.a.v. de doorrekening) altijd voldoende parkeergelegenheid aanwezig. De loopafstand van 100 m is een uitgangspunt uit het Parkeerbeleidsplan 2017. Het mogelijke tekort aan parkeerplaatsen, dat via uitbreiding van de loopafstand moet worden opgelost, is in de praktijk gering.
Een voorstel tot verruiming van de loopafstand zal aan de raad ter goedkeuring worden voorgelegd. Aan de andere kant zijn er in en rondom het gebied van de betreffende projectlocaties ook nog mogelijkheden voor extra parkeerplaatsen.
Het realiseren van koopwoningen op locatie D en F biedt mogelijkheden voor gebouwde parkeervoorzieningen binnen de contouren van de bebouwing. Deze gebouwde parkeervoorzieningen leveren een bijdrage aan het verlichten van de parkeerdruk van de aangrenzende velden. Ook ontstaat er dan meer ruimte voor een groene inrichting rondom de gebouwen op de projectlocaties D en F.
Voor de voorzieningen in de zone ten oosten van Heliomare (E1 en E2) is het realiseren van voldoende parkeerplaatsen een lastige opgave. Een oplossing daarin kan zijn dat er minder voorzieningen worden gerealiseerd of dat voorzieningen met een lagere parkeerdruk eerder in aanmerking komen voor een vestiging in De Velst. Het invullen van voorzieningen zal – afhankelijk van het type voorziening – leiden tot een grotere parkeerbehoefte. De verwachting is dat deze extra parkeerbehoefte alleen is op te vangen door aanleg van extra parkeerplaatsen op maaiveld (bijvoorbeeld binnen de projectlocatie) of door aanleg van parkeergarages (bijvoorbeeld binnen de projectlocatie, ook een voorziening onder locatie F geeft verlichting in de parkeerdruk).
Conclusie parkeren Stedenbouwkundig Plan
Op grond van deze doorrekening is vastgesteld dat op sommige momenten van de dag de parkeerdruk op projectlocaties niet in balans is. Daarbij gaat het om een gering aantal parkeerplaatsen, dit vraagstuk is oplosbaar. De parkeerdruk voor de verschillende projectlocaties komt in balans als langere loopafstanden van woning tot de parkeerplaatsen worden toegestaan.
Blijkt dat in de toekomst het autobezit van de bewoners van de flats (na renovatie) hoger uitvalt, dan kan gebruik worden gemaakt van een reservering in de opzet van het stedenbouwkundig plan.
De verwachting is dat de extra parkeerbehoefte van de voorzieningen alleen is op te vangen door aanleg van extra parkeerplaatsen op maaiveld (bijvoorbeeld binnen de projectlocatie) of door aanleg van parkeergarages (bijvoorbeeld binnen de projectlocatie, ook een voorziening onder locatie F geeft verlichting in de parkeerdruk).
Conclusie parkeren bestemmingsplan
Omdat het voorliggende bestemmingsplan niet alle ontwikkelingen mogelijk maakt die in het Stedenbouwkundig Plan en in voorgaande beschouwing zijn opgenomen is de parkeervraag die volgt uit dit bestemmingsplan lager dan hiervoor beschreven. Het gaat alleen nog om de nieuwe parkeervraag ten gevolge van de ontwikkeling van de bouwvelden D en F. Deze is nu (nog) goed te accommoderen in de bestaande parkeercapaciteit.
Uit de berekeningen op basis van de gehele ontwikkeling bleek dat bouwveld F 's avonds circa 30% van zijn parkeerbehoefte verlegde naar de buitenring (openbare ruimte). De afwijkingsbevoegdheid van onder m. voor cluster F is daarom in beginsel toepasbaar voor maximaal 30% van de totale parkeerbehoefte van bouwveld F, gezien de later te verwachten ontwikkelingen in deelgebied A.
Om geluidhinder te voorkomen is de Wet geluidhinder zoals deze geldt per 1 mei 2017 (Stb. 2017, 131) opgesteld. In de Wet geluidhinder worden voor wegverkeerslawaai twee typen grenswaarden benoemd: de zogenaamde voorkeursgrenswaarde (Lden van 48 dB) en de maximaal te verlenen ontheffingswaarde (Lden van 63 dB). Per wegvak wordt een geluidscontour weergegeven waarvan onder voorkeursgrenswaarde groen, boven voorkeursgrenswaarde en onder maximaal te verlenen ontheffingswaarde oranje en boven maximaal te verlenen ontheffingswaarde rood.
Bij een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, maar niet van de maximale ontheffingswaarde, kan een zogenaamde hogere grenswaarde worden aangevraagd bij het College van Burgemeester en Wethouders (B en W). Het vaststellen van een hogere waarde door B & W is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan bron (verkeer) of tussen bron en ontvanger (gebouw), zoals schermen of verkeersreducerende maatregelen, niet doelmatig zijn of bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard ondervinden. Indien ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden is in principe geen geluidgevoelige functie mogelijk tenzij deze wordt voorzien van maatregelen (dove gevels).
Door Cauberg Huygen B.V. is een milieuscan uitgevoerd voor het bestemmingsplan (zie Bijlage 11) waarin de geluidhinder wordt verkend. De resultaten daarvan worden hierna weergegeven.
In onderstaande afbeelding zijn de etmaalwaarde geluidcontouren voor het wegvak ‘De Baandert’ weergegeven.
In het westelijke deel van het plangebied is de geluidbelasting mogelijk hoger dan 63 dB. Indien de geluidbelasting niet kan worden teruggebracht, zijn aldaar dove gevels noodzakelijk. In het grootse gedeelte van het plangebied is de geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) maar lager dan de ten hoogste toelaatbare grenswaarde (63 dB). In de geluidbelasting niet verlaagd kan worden, zijn aldaar hogere grenswaarden noodzakelijk. Voor het gedeelte van het plangebied binnen de groene contour zijn geen belemmeringen en/of maatregelen nodig.
Omdat uit het onderzoek voor het bestemmingsplan 'De Velst - deel 2 (woongebied)' is gebleken dat de geluidbelasting op de meest westelijke woning van dat bestemnmingsplan niet hoger is dan 55 dB is te verwachten dat uit nader onderzoek zal blijken dat de nieuw geprojecteerde woningen binnen bestemmingsplan 'De Velst - deel 3' ook lager dan 63 dB zal uitkomen. Dit nader onderzoek moet nog plaatsvinden maar vooruitlopend daarop wordt niet nodig geacht aan de bestemming 'Wonen - 1' een bouwregel te koppelen die de realisatie van dove gevels voorschrijft.
In onderstaande afbeelding zijn de etmaalwaarde geluidcontouren voor het wegvak ‘Maerelaan’ weergegeven.
In het grootse gedeelte van het plangebied is de geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) maar lager dan de ten hoogste toelaatbare grenswaarde (63 dB). In de geluidbelasting niet verlaagd kan worden, zijn aldaar hogere grenswaarden noodzakelijk. Voor het gedeelte van het plangebied binnen de groene contour zijn geen belemmeringen en/of maatregelen nodig.
In onderstaande afbeelding zijn de etmaalwaarde geluidcontouren voor het wegvak ‘De Zevenhoeven’ weergegeven.
In het grootse gedeelte van het plangebied is de geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) maar lager dan de ten hoogste toelaatbare grenswaarde (63 dB). In de geluidbelasting niet verlaagd kan worden, zijn aldaar hogere grenswaarden noodzakelijk. Voor het gedeelte van het plangebied binnen de groene contour zijn geen belemmeringen en/of maatregelen nodig.
Uit de geluidberekeningen is gebleken dat de geluidbelasting per wegvak hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Aan de westzijde is de geluidbelasting op een gedeelte van het plangebied hoger dan de ten hoogste toelaatbare grenswaarde. Er is daarom nader onderzoek noodzakelijk naar maatregelen ter beperking van de geluidbelasting. Ingeval uit het aanvullende onderzoek blijkt dat maatregelen ter beperking van de geluidbelasting niet, althans, onvoldoende doeltreffend en/of doelmatig zijn, dan zijn hogere grenswaarden noodzakelijk en eventueel dove gevels aan de westzijde van het plangebied. Dit onderzoek is uitgevoerd en wordt hierna behandeld.
Door Cauberg Huygen B.V. is het geluidhinderonderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan (zie Bijlage 12). De resultaten daarvan worden hierna weergegeven.
Geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige bestemmingen
*) Enkel voor de woningen, niet voor de school
Omdat voorliggend bestemmingsplan alleen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk maakt op de bouwvelden D en F is alleen voor deze locaties het vaststellen van hogere waarden nodig.
Geluidbelasting op bestaande woningen
Als gevolg van mogelijke geluidreflectie van het wegverkeerslawaai via de nieuw te bouwen bouwblokken binnen het plangebied De Velst III naar de omliggende woningen kan de geluidbelasting toenemen. Om de toename van de geluidbelastingen vast te kunnen stellen na realisatie van het plan, is er een vergelijking worden gemaakt tussen een tweetal situaties, waarbij voor zowel de huidige als de toekomstige situatie gerekend wordt met de aangereikte verkeersintensiteiten voor het prognosejaar 2030. De resultaten daarvan zijn in hoofdstuk 6 van het rapport in Bijlage 12 opgenomen en worden hierna weergegeven.
De geluidbelastingen wegverkeerslawaai op de gevels van de omliggende woningen zijn berekend voor de situatie zonder bouwplan en voor de toekomstige situatie met bouwplan.
Ter hoogte van de omliggende bestaande woningen worden geen dan wel beperkte toenames van de geluidbelastingen wegverkeerslawaai berekend van enkele tienden van dB’s ten gevolge van de realisatie van de beoogde gebiedsontwikkeling. De hoogst berekende toename in geluidbelasting bedraagt 0,9 dB. Een dergelijke toename is niet waarneembaar, in lijn met de beoordelingssystematiek voor reconstructies volgens de Wet geluidhinder.
Het toetsingscriterium voor de beoordeling van mogelijke geluidhinder als gevolg van de realisatie van de beoogde gebiedsontwikkeling is een maximaal toegestane toename van de geluidbelasting van 1 dB bij een geluidbelasting hoger dan 53 dB wegverkeerslawaai. Het voorgestelde toetsingscriterium wordt niet overschreden. Concluderend kan worden gesteld dat als gevolg van de realisatie van de beoogde gebiedsontwikkeling geen noemenswaardige toename van het geluidniveau zal optreden op de gevels van de omliggende woningen.
De VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ is een handreiking van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Bij het mogelijk maken van milieugevoelige functies (zoals woningen) kan op basis van die handreiking op hoofdlijnen bepaald worden welke afstand in acht moet worden genomen tot milieubelastende functies (zoals bedrijven). Het gaat om richtafstanden waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken. Wanneer aan de afstandsnormen wordt voldaan, is in beginsel sprake van een goede ruimtelijke ordening in de zin van artikel 3.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro).
Ter voorbereiding op de transformatie is de zonering gehanteerd uit de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009). Uitgangspunt hierbij is dat de in het plangebied toegestane gevoelige functies niet tot gevolg mogen hebben dat bestaande milieubelastende functies in de omgeving van het plangebied onevenredig worden belemmerd.
Om dat te bepalen is beschouwd in hoeverre milieuhinder kan optreden bij milieugevoelige functies binnen het plangebied, vanwege inrichtingen met milieubelastende activiteiten. Onder milieugevoelige functies worden woningen, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, kinderopvang e.d. begrepen.
In de VNG-publicatie zijn voor een scala aan milieubelastende activiteiten richtafstanden gegeven waar binnen mogelijk hinder voor woningen kan ontstaan. In de publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Het milieuaspect dat de grootste richtafstand met zich meebrengt is bepalend voor de milieucategorie waarin de betreffende milieubelastende activiteit is ingedeeld. De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk. Indien de aard van de omgeving dat rechtvaardigt kan een lagere omgevingskwaliteit worden nagestreefd dan die in een rustige woonwijk. In onderhavige transformatie worden de richtafstanden voor een rustige woonomgeving aangehouden.
De richtafstanden zijn geen normen, maar afstanden waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken. De afstanden worden gemeten vanaf de grens van de bestemming, die milieubelastende functies toelaat, tot aan de uiterste situering van de gevel van een gevoelige functie, die planologisch of vergunningsvrij ingevolge het Besluit omgevingsrecht (Bor) gerealiseerd kan worden. Voor onderhavige herontwikkeling kan de systematiek van uitwaartse zonering worden gehanteerd. Op grond van per recht toegestane milieucategorie van het bestemmingsplan kan bepaald worden waarbinnen in beginsel geen milieugevoelige functies zijn toegestaan en of het plangebied binnen de zone valt.
Door Cauberg Huygen B.V. een milieuscan uitgevoerd voor het bestemmingsplan (zie Bijlage 11) waarin de milieuzonering wordt verkend. De resultaten daarvan worden hierna weergegeven.
In de planregels van het vigerende bestemmingsplan ‘Woongebied I’ zijn per recht bedrijven uit ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Bedrijven uit categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten komen ongeveer overeen met milieucategorie uit de VNG-publicatie. Volgens de planregels varieert de toegestane milieucategorie van 1 tot en met 3.1. Overeenkomstig de systematiek van de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering varieert de richtafstand tussen 10 meter en met 50 meter, afgestemd op de omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd in een 'rustige woonwijk'. In 'gemengd gebied' zoals hier zijn kleinere afstanden van toepassing.
In de planregels van het vigerende bestemmingsplan ‘De Velst 1’ zijn bij recht maatschappelijke instellingen toegestaan. Maatschappelijke instellingen vallen meesten tijd in de milieucategorie 2. Overeenkomstig de systematiek van de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering is de richtafstand 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in 'gemengd gebied'.
In de planregels van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ (op 150 m afstand van het plangebied van dit bestemmingsplan) zijn bij recht bedrijven met ten hoogste milieucategorie 2 toegestaan. Overeenkomstig de systematiek van de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering is de richtafstand 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in 'gemengd gebied'.
In onderstaande afbeelding is de zonering op alle relevante bedrijven binnen circa 500 meter van het plangebied toegepast. De van toepassing zijnde richtafstanden (in een 'rustige woonwijk') zijn ingetekend vanaf de vigerende bestemming. Daarnaast is ook het plangebied geprojecteerd in de afbeelding geprojecteerd.
Uit de afbeelding volgt dat de richtafstanden van sommige bestemmingen overlappen met het plangebied. In het gebied staat een gebouw voor nutsvoorzieningen. Hierbij is uitgegaan van ‘gasdrukregelen meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C’ met de bijbehorende milieucategorie 2. Tevens wordt het plangebied overlapt door functies binnen het bestemmingsplan ‘De Velst I’ waarbinnen een school, fitness accommodatie staan, alle vallend onder milieucategorie 2. Er is dus sprake van overlapping van de milieucontouren van bestaande milieubelastende activiteiten met het plangebied.
Door Cauberg Huygen B.V. is het geluidhinderonderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan (zie Bijlage 12) waaarbij nog werd uitgegaan van de ontwikkeling van woningen en voorzieningen op de locaties A, B, C en E1/E2. De resultaten daarvan zijn in hoofdstuk 7 van dat rapport opgenomen. Daaruit blijkt dat voor de locaties D en F geen milieuhinder aan de orde is.
Door Cauberg Huygen B.V. een milieuscan uitgevoerd voor het bestemmingsplan (zie Bijlage 11) waarin het aspect externe veiligheid wordt verkend. De resultaten daarvan worden hierna weergegeven.
Voor het bepalen of het plangebied gelegen is nabij risicobronnen (vervoer gevaarlijke stoffen weg, spoor, buisleidingen alsmede (categoriale) inrichtingen) wordt de externe veiligheid signaleringskaart1 gebruikt. De aanwezige risicobronnen en de plaatsgebonden risicocontour alsmede het invloedsgebied wordt grafisch weergegeven. Daarmee wordt inzichtelijk of mogelijke belemmeringen te verwachten zijn ten aanzien van externe veiligheid.
Op onderstaande afbeelding zijn alle zones in de buurt van het plangebied te zien. Echter zijn in het plangebied maar 2 veiligheidszones aanwezig waarvan 1 zone in het gehele plangebied en 1 alleen in het noordoostelijke deel van het plangebied. De zone die in het gehele plangebied aanwezig is, is de veiligheidszone van het Eye Film Instituut.
De andere zone die alleen in het noordoostelijke deel van het plangebied aanwezig is wordt getoond op onderstaande afbeelding.
In die afbeelding zijn door middel van de blauwe doorgetrokken lijnen de 1% letaliteitszones te zien van de volgende gasleidingbuizen (van links naar rechts):
Voor alle gasleidingbuizen betreft het methaangas.
Uit de milieuscan blijkt dat in het plangebied 2 veiligheidszones aanwezig zijn: het plangebied is buiten plaatsgebonden risicocontouren gelegen, maar wel in groepsrisicocontouren. Daarop wordt hierna ingegaan.
In de plantoelichting van het vigerende bestemmingsplan “Woongebied I” is het aspect externe veiligheid met betrekking tot gasleidingen beschouwd. Ten noordoosten van het woongebied De Die, in het landelijk gebied tussen Heemskerk en Uitgeest ligt een aantal hogedruk aardgastransportleidingen. De risicocontouren voor het plaatsgebonden risico (PR) liggen niet buiten de leidingen. Afhankelijk van de druk en diameter van deze leidingen gelden verschillende invloedsgebieden voor het groepsrisico (GR). Het grootste invloedsgebied bedraagt 490 meter. De afstand tussen de buitenste leiding en de woningen in de Velst bedraagt ruim 300 meter. Aangezien de woningen worden gebouwd op nagenoeg dezelfde locatie als waar reeds maatschappelijke voorzieningen waren gerealiseerd, zal een eventuele toename van het GR zeer gering (minder dan 10% zijn). Gezien de aard van het invloedsgebied (overwegend agrarisch met een lage bebouwingsdichtheid) wordt in de huidige situatie ruimschoots aan de oriëntatiewaarde voldaan. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven.
Aan de Achterweg in Heemskerk ligt het Eye Film Institute. Deze inrichting ligt op bijna 4 kilometer van De Velst. In 2010 is in het kader van de Revisievergunning Wet milieubeheer onderzoek gedaan naar de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de opslag van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is tweemaal de oriëntatiewaarde. De Omgevingsdienst (destijds Milieudienst) IJmond heeft als bevoegd gezag deze hoogte acceptabel geacht. In het gebied zijn meerdere woonbuurten van Heemskerk aanwezig met diverse kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen. Het bestemmingsplan voorziet wat betreft kwetsbare objecten in de bouw van circa 60 tot 100 woningen in een bestaande woonwijk en vervanging van een bestaande basisschool. Gelet op de ligging in Heemskerk, de relatief beperkte toevoeging van het aantal verblijvende personen in het invloedsgebied van EYE en het feit dat op de locatie reeds bebouwing is toegestaan, zal het effect van de bouw van de woningen een verwaarloosbare invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico. De realisatie van de woningen en de vervanging van de school op deze locatie wordt gelet hierop verantwoord geacht.
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Ter plaatse van de kavel waar nieuw wordt gebouwd liggen naar verwachting enkele kabels en leidingen. Deze leidingen moeten vanwege de bouw worden omgelegd. Dit betreft echter geen leidingen waar veiligheidszones voor moeten worden aangehouden vanwege externe veiligheid en van hoofdtansportleidingen is geen sprake. Voorafgaand aan de bouwvoorbereiding wordt zoals gebruikelijk een KLIC melding gedaan zodat de exacte ligging van alle kabels en leidingen in beeld wordt gebracht.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor onderhavige ontwikkeling relevante nota's.
Europa
Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een 'goede ecologische' toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologisch potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.
Rijk
De Waterwet, die in werking is getreden in 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben. De Waterwet schrijft eveneens voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Als er werkzaamheden in, op, onder of naast oppervlaktewater en waterkeringen (dijken) worden uitgevoerd, is er een watervergunning nodig. Door het stellen van regels wordt wateroverlast en watervervuiling voorkomen.
In de Keur staan de regels die het HHNK hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Samen met de Waterwet, nationale en Europese wetgeving en beleidsregels van HHNK vormt dit de basis voor de watervergunning. De regels in de Keur zijn onderverdeeld in:
Klimaatadaptatie
Door de klimaatverandering veranderen de neerslagpatronen in Nederland. In de kuststrook valt jaarlijks meer regen en ook de intensiteit van de buien neemt toe. De gemeente Heemskerk heeft de plicht om zorgvuldig om te gaan met de neerslag binnen het eigen gebied. De zorgplicht geldt ook voor het grondwater dat aangevuld wordt door deze neerslag. Beide zorgplichten zijn vastgelegd in de Waterwet (2009) artikel 3.5 en 3.6. Daarnaast heeft de gemeente zorgplicht voor vuilwater (Wet milieubeheer Artikel 10.33). De zorgplichten zijn uitgewerkt in het beleidsplan van de gemeente Beverwijk en Heemskerk met de titel ‘Verbinden met water’ (2017). Het beleid ten aanzien van neerslag komt tevens terug in het klimaatadaptatieplan (2021) onder het thema ‘wateroverlast’.
Water- en rioleringsplan Beverwijk en Heemskerk: Verbinden met water
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de gemeente Heemskerk en de gemeente Beverwijk hebben gezamenlijk het water- en rioleringsplan opgesteld. Het doel van het plan is om de regio op betaalbare wijze waterrobuust en duurzaam in te richten. Voor drie doelgroepen, opgedeeld in bewoners, bedrijven en de overheid, is een handreiking opgesteld hoe per doelgroep omgegaan kan worden met water. Ook voor woningcorporaties worden voorbeelden gegeven wat zij kunnen doen om de regio op betaalbare wijze waterrobuust en duurzaam in te richten. Enkele voorbeelden zijn:
Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA / Klimaatadaptatieplan
De gemeente Heemskerk committeert zich aan de Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord-Holland en klimaatadaptatie dient in elk project meegenomen te worden. Hierbij worden de MRA basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw gehanteerd (zie Basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw 3.0).
De basisveiligheidsniveaus zijn onderverdeeld in vijf thema's: wateroverlast, droogte, hitte, overstromingen en natuurinclusief bouwen. De uitgangspunten en de daarbij behorende basisveiligheidsniveaus beschrijven waar nieuwbouw minimaal aan moet voldoen om klimaatbestendig te zijn, schade door het veranderende klimaat te verminderen en de leefbaarheid te vergroten. Op welke manier dit gebeurt is afhankelijk van gebouwdichtheid, de grond en de ontwerpruimte.
De gehele inrichting van het plangebied moet klimaatbestendig zijn (zo min mogelijk verharding, gevel- en dakbegroeiing, waterretentie, etc.).
Er geldt beleid van het Hoogheemraadschap om watercompensatie te realiseren bij toename verharding en de gemeente Heemskerk heeft het beleid om de verharding bij (ver-)nieuwbouw te compenseren. Het beleid van de gemeente is strenger dan dat van het Hoogheemraadschap. Dat heeft ermee te maken dat het Hoogheemraadschap met name kijkt naar water in relatie tot het oppervlaktewatersysteem en de gemeente naar water (regen-/grond-/vuilwater) in het gehele beheergebied.
Het plangebied bestaat uit verharde en onverharde oppervlakken. De toename aan verhard oppervlak in het plangebied bij realisatie van het Stedenbouwkundg Plan is 5.950 m2.De ontwikkeling van alleen de locaties D en F leidt tot geringere toename van verharding.
Type | Huidig | Toekomstig |
Verhard (daken, wegen) | 44.500 | 50.450 |
Onverhard (groen) | 31.950 | 26.000 |
Totaal | 76.450 | 76.450 |
Robuust watersysteem
De intentie van de gemeente Heemskerk is het realiseren van een klimaatbestendige leefomgeving in 2050. Om dit te bereiken is in 2021 een klimaatadaptatieplan vastgesteld. Dit plan bevat een aanpak met maatregelen die nodig zijn op het gebied van; wateroverlast, hittestress, droogte en overstroming. Tevens houden we rekening met de gevolgen voor de waterkwaliteit.
Ten aanzien van het watersysteem hanteren we de volgende uitgangspunten;
Een groot deel van de bodem van de gemeente Heemskerk is zandgrond. In dit gebied zetten we in op bergen en infiltreren. In kleiachtig gebied zetten we in op bergen en accepteren wij vanuit de waterberging een vertraagde afvoer middels een overstort naar het oppervlaktewater of de openbare ruimte.
Het gemeentelijke beleid over klimaatadaptatie, zoals vastgesteld in het klimaatadaptatieplan, geldt ook voor de Velst. Het basisveiligheidsniveau klimaatbestendig bouwen is - zoals gebruikelijk - geborgd via de eisen die de gemeente stelt bij de uitgifte van gronden. Het plan is daarmee in overeenstemming met het klimaatadaptatieplan.
Vuilwater en hemelwater gescheiden
De woningen en bedrijven in de gemeente kunnen voor het vuilwater aangesloten worden op het vuilwatersysteem in het openbaar gebied. Op het perceel worden vuilwater en de overstort van de bergingsvoorziening voor hemelwater apart aangeboden. In gebieden met gescheiden riolering kan de overstort aangesloten worden op de hemelwaterafvoer. In gebieden met een gemengd stelsel wordt contact opgenomen met de gemeente over de afvoerroute van het hemelwater uit de overstort.
Door het afkoppelen van het hemelwater van het vuilwatersysteem (of gemengde rioolstelsel) en deze te koppelen aan een bergingsvoorziening (op eigen terrein) ontstaat over het algemeen voldoende ruimte in het huidige gemengd stelsel om de eventuele toename van vuilwater door nieuwbouw op te vangen.
Hemelwater bergen en infiltreren
De gemeente schrijft voor dat bij (ver-) nieuwbouw en herstructurering een bergingsvoorziening wordt aangelegd, zodat de neerslag bij een maatgevende bui opgevangen kan worden. Op deze manier wordt wateroverlast zoveel mogelijk voorkomen.
In de Waterwet staat in artikel 3.5 dat perceeleigenaren primair verantwoordelijk zijn voor het verwerken van hemelwater op hun eigen terrein. In het beleid van de gemeente Heemskerk wordt 70 mm in 1 uur aan (maatgevende bui) aangehouden voor het berekenen van de afmetingen van de bergings- en infiltratievoorziening (zie ook klimaatadaptatieplan uit 2021). Uitgangspunt is het bergen van 70 mm neerslag dat op het verhard oppervlak valt, binnen het perceel.
De bergingsvoorziening moet zo worden aangelegd dat het regenwater kan infiltreren in de bodem en wordt daarom zoveel mogelijk boven de hoogste grondwaterstand aangelegd. De ledigingstijd van de bergingsvoorziening is 1 dag, zodat de voorziening weer gebruikt kan worden als berging voor een volgende regenbui. De voorziening bestaat mogelijk uit een of meerdere infiltratiepakketten van hardsteen, infiltratiekratten of een andere voorziening waarop de hemelwaterafvoer is aangesloten. De afmetingen van de infiltratievoorziening dient te worden berekend door initiatiefnemer. In het geval de initiatiefnemer kan aantonen dat er geen mogelijkheid is het hemelwater op eigen terrein te verwerken is overleg nodig met de gemeente.
In het gebied De Velst wordt momenteel waterberging toegepast onder de verharding rondom het gebouw van Heliomare. Dit systeem bestaat uit infiltratiekratten waarin regenwater tijdelijk wordt opgevangen en binnen een tijdsperiode afstroomt en deels wordt opgenomen in de bodem. Een soortgelijke oplossing kan worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen in de Velst. Er kan een koppeling plaatsvinden tussen het bestaande waterbergingssysteem en nieuwe systemen. Omdat technologische ontwikkelingen op dit gebied snel gaan, worden ook andere waterbergingsmaatregelen niet uitgesloten.
Afvoer water in extreme situaties
De neerslag wordt primair geborgen in de bergingsvoorziening en in de bodem op eigen terrein. In extreme situaties zit de bergingsvoorziening vol en is een overlaat noodzakelijk. Het overtollige water wordt dan tijdelijk aan maaiveld geborgen. Een andere mogelijkheid is de afvoer van het overtollige water naar het hemelwaterafvoersysteem of het nabij gelegen oppervlaktewater.
Uitgangspunten grondwater
De wegen, bebouwing en groen dienen zo aangelegd te worden dat voldoende ontwatering wordt gerealiseerd ten opzichte van het hoge grondwaterpeil. Dit zorgt ervoor dat er bergingsruimte ontstaat in de bodem. De normen voor het bouwpeil en straatpeil zijn opgenomen in het water- en rioleringsplan ‘Verbinden met water’ van de gemeenten Beverwijk en Heemskerk.
Aangezien er verharding wordt toegevoegd, flats nieuw worden gebouwd en bestaande flats worden verbouwd (opgetopt) is deze ontwikkeling de uitgelezen kans om het gebied klimaatrobuust in te richten. Daarbij wordt een belangrijk uitgangspunt gehanteerd die in de Waterwet (artikel 3.5) is vastgelegd ten aanzien van het verwerken van regenwater: perceeleigenaren zijn primair verantwoordelijk voor het verwerken van hemelwater op hun eigen terrein. Kortom elk (ver-)nieuwbouw project dient zijn eigen voorzieningen te maken. De gemeente hanteert dit uitgangspunt ook voor haar eigen werkzaamheden in de openbare ruimte.
Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. Het advies van het waterschap is nog te ontvangen.
In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in kolom 1 van onderdeel D van het Besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen. Voor activiteiten die onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D vallen, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze motivering dient qua inhoud aan te sluiten bij de m.e.r.-beoordeling, maar heeft geen vormvereisten. Voorliggend initiatief kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2). De gewenste ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat.
In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect.
Kenmerken van het project
De ontwikkeling voorziet ter plaatse van de basisschool in de sloop van de bestaande bebouwing en voor het overige in nieuwbouw op nog onbebouwd terrein. Het plan voorziet in circa 60 tot 100 nieuwe woningen.
Plaats van het project
De planlocatie is niet gelegen in of nabij bescherm natuurgebied. Het ligt binnen woonwijk De Die en wordt omgeven door bebouwing.
Kenmerken van het potentiële effect
De milieueffecten van het plan zijn verkennend onderzocht, waaruit is gebleken dat de bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidhinder, milieuzonering en extrne veiligheid geen belemmering vormen voor de ontwikkeling. vervolgonderzoek is nog wel nodig voor een nadere precisering.
Uit het ecologisch onderzoek is gebleken dat er vleermuizen aanwezig zijn. Dit is conform de daarvoor geldende eisen onderzocht door een ecologisch onderzoeksbureau waaruit volgt dat er ontheffing van de Wet natuurbescherming benodigd is en minimaal 28 alternatieve verblijfplaatsen worden aangeboden.
De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen.
Energietransitie en duurzaamheid
De energietransitie betekent de overgang van fossiele brandstoffen zoals gas, kernenergie en steenkolen naar volledig duurzame energie. Duurzame, groene energie kennen we nu al vanuit zon, wind, biomassa en water.
Duurzaamheid en energietransitie zijn continue processen; concrete afspraken zijn gemaakt in het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 en het programma 'Nederland Circulair in 2050'. Dit betekent onder andere in 2030 bijna de helft minder CO2 uitstoot realiseren dan in 1990. Met de plannen kan het kabinet een belangrijk startschot geven voor opschaling van de energietransitie.
Regelgeving
Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie (wet VET) van kracht geworden, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken.
Per 1 januari 2021 is BENG (Bijna Energieneutrale Gebouw eisen) van kracht, met een ambitie naar volledig energieneutraal. Daarmee worden strengere eisen gesteld om zo het energieverbruik te verlagen. Met deze wijziging moeten vanaf 1 januari 2021 alle nieuw te bouwen gebouwen, zowel woningen als uitiliteitsbouw, voldoen aan de BENG eisen. De eisen zijn onafhankelijk van de energiedrager; wel is een minimum aandeel hernieuwbare energie vereist.
Stikstofvrije woningbouw
De provincie heeft een handreiking stikstofvrije woningbouw van de Provincie Noord-Holland gepubliceerd. De handreiking is bedoeld voor woningbouwprojecten met een stikstofprobleem waardoor het verkrijgen van een vergunning Wet natuurbescherming lastig is. De handreiking omvat mogelijke stikstof beperkende maatregelen in de bouw- en gebruiksfase van het project. Uit de verkenning blijkt dat de stikstofuitspraak extra aanleiding geeft tot het verduurzamen van de bouwsector. Als duurzaam bouwen het uitgangspunt is, dan is stikstofuitstoot vaak geen belemmerende factor voor de vergunningverlening.
Hulpmiddelen om te voldoen aan deze regelgeving
Voor het stimuleren van duurzaam bouwen zal de gemeente Heemskerk aanhaken bij MRA 'slopen en bouwen'. Meer informatie is ook te vinden op de website van de OD IJmond.
GPR Gebouw (meetinstrument voor ontwikkelaars)
Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR Gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers op de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit, toekomstwaarde en circulariteit. Een licentie kan aangevraagd worden via de Omgevingsdienst IJmond (info@odijmond.nl) of u kunt zelf een licentie aanvragen via W-E Adviseurs.
Bij de uitvoering van het plan zullen de voorgaande duurzaamheidsaspecten, zoals de VET en BENG, in acht worden genomen. Zowel de appartementen als het kantoor zullen geen gasaansluiting krijgen en zullen zeer energiezuinig zijn. Op die manier wordt gestreefd duurzaam te bouwen. De duurzaamheidsaspecten zullen in het kader van de aan te vragen omgevingsvergunning verder worden uitgewerkt.
In het kader van de stedenbouwkundige planvorming zijn bezonningsstudies uitvoerd voor de bouwvelden C, E en F. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van de locaties C en E, wel van locatie F. De bezonningsstudie is opgenomen als Bijlage 16 van deze bestemmingsplantoelichting. Uit de bezonningsstudie blijkt dat in de avond nieuwe schaduw te verwachten is op 21 april/augustus (De Velst 110/112) en op 21 juni (De Velst 100). Er wordt ruimschoots voldaan aan de minimale bezonningsduur volgens de strenge TNO-norm: een minimum van 3 uur per dag gedurende de periode 21 januari en 22 november. Er is daarom sprake van een aanvaardbare bezonningssituatie.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
De regels en verbeelding zijn opgesteld conform de RO-standaarden 2012, waarbij in het bijzonder het IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) van belang zijn. Voor de regels is aansluiting gezocht bij andere binnen de gemeete vigerende bestemmingsplannen, hoofdzakelijk bij de bestemmingsplannen 'Woongebied I' en 'De Velst - deel 1'.
Het bestemmingsplan 'De Velst - deel 3' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'De Velst - deel 3' zijn opgebouwd conform de door de SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels de overgangs- en slotregels.
De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen.
Artikel 1 Begrippen
In de begripsregels worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsregels worden opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Artikel 2 Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP 2012 richtlijnen gegeven.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend, welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Artikel 3 Bedrijf
Deze bestemming heeft betrekking op het bestaande nutsgebouw en is gelijk aan de planregeling zoas die geldt op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Woongebied I'.
Ter plaatse van de bestemming Bedrijf zijn bedrijven uit ten hoogte categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan (zie Bijlage 1 van de regels). Gebouwen (ook bijgebouwen) moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximaal toegestane goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.
Artikel 4 Gemengd - 1
Deze bestemming heeft betrekking op locatie D, waar de herbouw van basisschool De Zevenhoven en de nieuwbouw van appartementen wordt voorzien.
Op de verbeeling is met de aanduiding 'onderwijs (on)' weergegeven dat de school aan het park wordt gesitueerd en met de bouwaanduidingen is aangegeven dat de school in maximaal 2 bouwlagen mag worden gebouwd. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter zijn. De onderwijsfunctie wordt in brede zin toegelaten dat wil zeggen dat daarbinnen tevens peuterspeelzalen, sport- en gymzalen, jeugdopvang en kinderopvang gerealiseerd zou kunnen worden.
Aan de zijde van de Maerelaan geldt een hogere bouwhoogte: de appartementen mogen in maximaal 5 bouwlagen worden gebouw met een maximum bouwhoogte van 17 meter.
Artikel 5 Groen
Deze bestemming heeft betrekking op het bestaande en nieuwe openbare groen en is gelijk aan de planregeling zoals die geldt op grond van de voorheen geldende bestemmingsplannen 'Woongebied I' en 'De Velst - deel 1'.
De gronden binnen de bestemming ‘Groen’ mogen, naast de functie groenvoorzieningen worden aangewend voor aan de bestemming ondergeschikte voet- en fietspaden, erftoegangswegen, speelvoorzieningen, bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang, water, waterberging en voorzieningen voor de waterhuishouding. Er zijn ook binnen de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde en terreinafscheidingen toegestaan.
Artikel 6 Maatschappelijk - 1
Deze bestemming heeft betrekking op de bestaande bebouwing van Heliomare en is gelijk aan de planregeling zoals die geldt op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan 'De Velst - deel 1'.
Toegestaan zijn onderwijs, peuterspeelzalen, gezondheidszorg, sport- en gymzalen, jeugdopvang en kinderopvang, verenigingsleven, geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Ook bijbehorende ruimten als bergingen, fietsenstallingen en andere nevenruimten zijn toegestaan. De maximum bouwhoogte bedraagt 9 meter voor het hoofdgebouw en 8 meter voor de eventuele uitbreiding.
Artikel 7 Maatschappelijk - 2
Deze bestemming heeft betrekking op de bestaande bebouwing van de voormalige dansschool / de huidige sportschool 'The Workout' en is gelijk aan de planregeling zoals die geldt op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan 'De Velst - deel 1'.
Daarbij zijn sociale en welzijnsvoorzieningen, (semi)overheidsinstellingen, gezondheidszorg, bibliotheek, verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten en zorgwoningen toegestaan. Daarnaast zijn geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water toegestaan.
Artikel 8 Maatschappelijk - 3
Deze bestemming heeft betrekking op de bestaande bebouwing met het adres De Velst 154K en is gelijk aan de planregeling zoals die geldt op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Woongebied I'.
Daarbij zijn sociale en welzijnsvoorzieningen, (semi)overheidsinstellingen, gezondheidszorg, bibliotheek, verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten en zorgwoningen toegestaan. Daarnaast zijn geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water toegestaan.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming heeft betrekking op het bestaande en nieuwe verkeersareaal en is gelijk aan de planregeling zoals die geldt op grond van de voorheen geldende bestemmingsplannen 'Woongebied I' en 'De Velst - deel 1'.
De gronden binnen deze bestemming mogen, naast de functie verkeer worden aangewend voor aan de bestemming ondergeschikte bermen en groenvoorzieningen, voet en fietspaden, bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang, en verblijfsgebied. Er zijn ook binnen de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximum bouwhoogte van drie meter.
Artikel 10 Wonen - 1
De bestaande woningen en de projectlocaties waar uitsluitend woningen (geen andere functies) voorzien worden zijn bestemd als 'Wonen - 1'.
De maximum bouwhoogte en het maximum aantal bouwlagen is aangeduid op de verbeelding en daarbij is het vastgestelde Stedenbouwkundig Plan gevolgd.
Ingevolge de Verordening doelgroepen woningbouw Heemskerk 2023 is in artikel 10.3.1 bepaald dat minimaal 50% van de nieuw te bouwen woningen in deze bestemming sociale huurwoningen dienen te zijn.
Artikel 11 Wonen - 2
Deze bestemming heeft betrekking op de bestaande woonwagenlocatie en is gelijk aan de planregeling zoals die geldt op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Woongebied I'.
Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de woonwagens. Ook de (voor)tuinen vallen binnen deze bestemmingsregeling. Per bestemmingsvlak is het maximum toegestane aantal woonwagens aangegeven. De goothoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste 4 m en de bouwhoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste 6 m. Een woonwagen bestaat uit ten hoogste één bouwlaag.
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 4
Deze bestemming heeft betrekking op de bescherming van archeologische waarden en is gelijk aan de planregeling zoals die geldt op grond van de voorheen geldende bestemmingsplannen 'Woongebied I' en 'De Velst - deel 1'.
De dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voor diverse werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig.
Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.
Voor het hele plangebied geldt een aantal algemene regels: de 14 Algemene bouwregels, 15 Algemene gebruiksregels, Algemene afwijkingsregels en de Overige regels Deze zijn vrij standaard.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.
Voor de bepaling van de financieel economische uitvoerbaarheid zijn de financiële consequenties van het project in beeld gebracht. De sloop/nieuwbouw van de school op locatie D is een financiële verantwoordelijkheid van de gemeente op grond van de Wet Primair Onderwijs. Het woningbouwdeel van locatie D en de woningbouw op locatie F zullen worden gerealiseerd door aanbesteding / gronduitgifte door de gemeente waarbij de projectontwikkeling voor rekening en risico van de afnemer van de gronden zal plaatsvinden.
Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.
Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
In het kader van de stedenbouwkundige planvorming heeft vanaf februari 2021 hernieuwde participatie plaatsgevonden, nadat in oktober 2020 het oude voorstel voor een verdichting van De Velst was teruggetrokken. In Bijlage 17 is de verslaglegging van het participatietraject opgenomen, zoals deze ook bij de raadsbehadeling van het Nota van Uitgangspunten (december 2021) en van het Stedenbouwkundig Plan (juni 2022) was bijgevoegd.
Na vaststelling van het Stedenbouwkundig Plan zijn bijeenkomsten gehouden met de klankbordgroep waarin informatie is verstrekt over het vaststellingsbesluit en het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 27 december 2022 gedurende zes weken (derhalve tot en met 6 februari 2023) ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn 28 zienswijzen ontvangen. Deze zienswijze zijn in een Nota beantwoording zienswijzen van een beantwoording voorzien. De Nota is gevoegd bij de stukken die behandeld zijn door de gemeenteraad in het kader van de vaststelling van bestemmingsplan 'De Velst - deel 3'.