Plan: | Cruquius Wickevoort - 2e wijziging |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0394.WPGcrqwickev2ewijz-C001 |
Op 22 maart 2018 is door de gemeenteraad van de Haarlemmermeer het bestemmingsplan 'Cruquius Wickevoort' vastgesteld voor het terrein van Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) in Cruquius. Het bestemmingsplan staat maximaal 756 woningen toe. Er geldt echter een wijzigingsbevoegdheid op basis waarvan het aantal woningen kan worden vergroot tot 1.000.
Met het onderhavige wijzigingsplan wordt toepassing gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het planologisch mogelijk maken van een vergroting van het aantal woningen tot maximaal 867.
Op afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied
De doelstelling van het wijzigingsplan 'Cruquius Wickevoort - 2e wijziging' is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor het vergroten van het maximum aantal woningen binnen het plangebied tot 867.
Het wijzigingsplan gaat onderdeel uit maken van het geldende bestemmingsplan 'Cruquius Wickevoort'. Het ter plaatse geldende 'Parapluplan parkeerregels' blijft gelden.
In afbeelding 1.2 is de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.
Afbeelding 1.2: Verbeelding bestemmingsplan Cruquius Wickevoort
In artikel 12.5 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op basis waarvan burgemeester en wethouders de bestemming ‘Woongebied’ kunnen wijzigen ter verhoging van het maximum aantal te bouwen woningen, onder voorwaarde dat:
In paragraaf 4.2 is toegelicht op welke wijze aan deze voorwaarden wordt voldaan.
In artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat op de procedure voor wijziging van het bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit houdt in dat de uitgebreide totstandkomingsprocedure wordt gevolgd, ook wel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure genoemd. Hieronder worden de procedure stapsgewijs toegelicht.
Na een positief besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente wordt het ontwerp wijzigingsplan ter inzage gelegd en vindt een formele kennisgeving plaats van het ontwerpbesluit. Gedurende de terinzagelegging, de termijn hiervan bedraagt 6 weken, heeft eenieder de mogelijkheid een zienswijze op het ontwerpwijzigingsplan naar voren te brengen. Aan de hand van de ingebrachte zienswijzen kan het plan eventueel worden aangepast.
Binnen een termijn van acht weken na het verloop van de termijn van de terinzagelegging, beslist het college van burgemeester en wethouders omtrent vaststelling van het wijzigingsplan. Het besluit tot vaststelling treedt in werking met ingang van de dag na verloop van de beroepstermijn. Tegen de vaststelling van een wijzigingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De regels vormen samen met de verbeelding het juridisch bindende deel van dit wijzigingsplan. Het tweede hoofdstuk van deze toelichting geeft een beeld van de bestaande situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid en de regelgeving en de invloed hiervan op het bestemmingsplan. Het vierde hoofdstuk gaat in op de toekomstige ruimtelijk-functionele structuur en toe te passen duurzaamheidsmaatregelen. Tevens wordt in dit hoofdstuk in gegaan op de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de onderzoeksgegevens en beperkingen. In het hoofdstuk zes komt de uitvoerbaarheid aan bod en in het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan.
Bij Cruquius ligt een terrein van Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN). Op het terrein is de huisvesting van de patiënten in 2014 beperkt in aantal en bovendien meer geconcentreerd uitgevoerd. Dit betekent dat de woonzorg op een kleiner oppervlak plaatsvindt, waardoor een groot deel van het terrein voor herontwikkeling beschikbaar is gekomen. Gelet op de grote woningbehoefte en vanuit de gedachte van omgekeerde integratie van zorgbehoevenden, vindt woningbouw op het terrein plaats. Op 22 maart 2018 is hiervoor het bestemmingsplan vastgesteld.
De verschillende woonvelden worden gefaseerd gerealiseerd. Er is gestart in met fase 1 aan de noordzijde van Wickevoort. Hier liggen de woonvelden Orangerie en Hagen, Boomgaard, Water en Zuidelijk Poortgebouw, Specials (koopwoningen), Aan de bosrand (vrije kavels) en Erven en Poortgebouw (huurwoningen). Hierna komen de woonvelden Bos en Hagen (koop) van fase 2. De woonvelden Tuinen, Laan, Boomtoren (koop), Poortgebouw en Hoofdgebouw (huur) worden als laatst ontwikkeld.
Gelet op de grote woningbehoefte en de ruimte die er in het plangebied is, bestaat het voornemen om binnen het plangebied het maximum aantal woningen te vergroten van 756 tot 867.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die in 2024 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten hierin zijn:
Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn onder andere regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies en gemeenten verplicht zijn dit beleid nader uit te werken.
Planspecifiek
De nationale belangen die in het Barro zijn vertaald, zijn niet van betekenis voor dit plangebied. Het relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie en vooral de gemeente.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, 2017) is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
De begrippen “bestaand stedelijk gebied” en “nieuwe stedelijke ontwikkeling” zijn opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro.
De 'behoefte' is de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar -looptijd van een bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De Ladder bepaalt niet voor welke regio de behoefte in beeld moet worden gebracht. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De afbakening van het onderzoeksgebied is dus afhankelijk van het beoogde programma in het bestemmingsplan.
De Ladder biedt de mogelijkheid om in geval van een globaal bestemmingsplan met uitwerkingplichten en/of wijzigingsbevoegdheden, in het moederplan te bepalen dat het Ladderonderzoek pas hoeft te worden verricht bij vaststelling van het uitwerkingsplan of het wijzigingsplan.
Planspecifiek
De toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking heeft al plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan Cruquius Wickevoort.
Binnen Haarlemmermeer bestaat de woningbehoefte tot 2030 uit circa 10.600 woningen. Binnen Haarlemmermeer zijn er tot 2030 plannen voor het toevoegen van 5.800 woningen. Met de onderhavige ontwikkeling wordt in een deel van deze woningbehoefte voorzien.
Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. De provincie wil dat de kwalitatieve en kwantitatieve vraag en aanbod van werk- en woonlocaties met elkaar in overeenstemming zijn en streeft naar behoud en versterking van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en cultuurhistorie.
Het beleid van de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, neergelegd in de Omgevingsverordening NH2020 zoals vastgesteld op 22 oktober 2020. Op 17 november 2020 is de Omgevingsverordening NH2020 in werking getreden.
Planspecifiek
In artikel 6.3 van de Omgevingsverordening NH2020 is bepaald dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. De woningbouw is reeds regionaal is afgestemd in het toenmalige Regionaal Actie Programma.
Het onderhavige bestemmingsplan is passend binnen de regels zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsverordening NH2020.
In het Beeldkwaliteitsplan (BKP) Landgoed Wickevoort zijn de ambities, hoofd ontwerp- en uitwerkingsprincipes vastgelegd voor de ontwikkeling van Landgoed Wickevoort. Dit BKP is een handleiding met richtlijnen en aanbevelingen voor de realisatie van gebouwen en openbare ruimte van het landgoed. Het BKP en bestemmingsplan geven richting aan de ontwikkeling van openbare ruimte en bouwkavels, met heldere richtlijnen voor de bouwvolumes, vormgeving en materialisering.
Het BKP voor Wickevoort heeft daarvoor een gelaagde structuur waarin ten eerste ambities en vervolgens ontwerpprincipes voor landschap en architectuur zijn vastgelegd. Deze uitgangspunten gelden voor het totale landgoed en zijn onder meer vastgelegd in de essentiekaart en inleidende teksten met afbeeldingen die de hoofd ontwerpprincipes toelichten. Vervolgens zijn per deelgebied en per onderwerp of detail nadere eisen en uitgangspunten geformuleerd. In deze opzet staat de ambitie centraal om een bijzonder landgoed te verwezenlijken.
De kwaliteit van de resultaten van toepassing van het BKP hangt nauw samen met de kwaliteit van sturing en toetsing. Het BKP wordt ingezet bij het opstellen van gebouwprogramma's en opgaven voor inrichting van de openbare ruimte. Het moet gebruikt worden bij de selectie van de ontwerpers voor deelplannen in Landgoed Wickevoort en moet de leidraad worden bij de begeleiding en beoordeling van plannen door betrokkenen. Het Q-team voor Landgoed Wickevoort gebruikt het BKP als fundament voor zijn advisering.
Planspecifiek
Voor het totale plangebied is een verkavelingsplan opgesteld, dat akkoord is bevonden door het Q-team.
Gelet op de grote woningbehoefte en de ruimte die er in het plangebied is, bestaat het voornemen om binnen het plangebied 111 extra woningen toe te voegen ten opzichte van wat het bestemmingsplan nu met een directe bouwtitel toestaat. In onderstaande tabel is het aantal woningen per deelgebied weergegeven.
Het verkavelingsplan is in Bijlage 1 weergegeven.
In paragraaf 1.4 zijn de voorwaarden opgenomen die in het bestemmingsplan 'Cruquius Wickevoort' zijn gekoppeld aan de mogelijke toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor een vergroting van het aantal woningen. In onderstaande tabel is aangegeven op welke wijze aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Voorwaarde bestemmingswijziging | Toelichting |
Het totaal aantal te bouwen woningen binnen het plangebied niet meer bedraagt dan 1000 woningen. | In de regels van dit wijzigingsplan is vastgelegd dat het aantal woningen niet meer dan 867 woningen mag bedragen. |
Uit een verkavelingsplan blijkt dat de woningen kunnen worden gerealiseerd conform het beeldkwaliteitsplan Cruquius Wickevoort, zoals vastgesteld bij dit bestemmingsplan. | Voor het totale plangebied is een verkavelingsplan opgesteld. Dit verkavelingsplan is akkoord bevonden door het Q-team. |
Uit akoestisch onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. | In het akoestisch onderzoek is reeds uitgegaan van de realisatie van maximaal 1.000 woningen. De extra woningen worden gerealiseerd binnen de bestemming Woongebied en komen niet dichterbij de omliggende wegen in vergelijking met het stedenbouwkundig plan zoals dat in het vastgestelde bestemmingsplan is opgenomen. |
Artikel 27 ‘Parkeerregels’ wordt in acht wordt genomen. | De parkeerregels zijn in de overige regels van dit wijzigingsplan opgeomen. |
Diverse milieuaspecten vormen belangrijke input bij de ontwikkeling van het plangebied. In dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies.
In de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Cruquius Wickevoort' is reeds uitgegaan van de bouw van maximaal 1.000 woningen. Om die reden is geen nieuw onderzoek nodig. Een uitzondering vormt het aspect stikstofdepositie. In verband met gewijzigde regels omtrent dit onderwerp en een actualisatie van de Aerius-calculator is hier actueel onderzoek naar uitgevoerd (zie Bijlage 2 Onderzoek stikstofdepositie). Hierbij is voor het plan een vergelijk gemaakt met de referentiesituatie waarbij sprake is van een zwembad in het plangebied en beweiding van paarden. Dit gebruik zal stopgezet worden en de bestaande invulling zal verwijderd worden ten behoeve van het voorliggende plan. Daarom zijn het DAC-gebouw en de weilanden in de huidige situatie meegenomen voor interne saldering. Uit deze berekeningen volgt dat ten opzichte van de referentiesituatie (met toepassing van interne saldering) sprake is van een afname van stikstofdepositie in zowel de aanlegfase als de gebruiksfase. Uitvoering van de plannen leidt niet tot een verslechtering van de natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten binnen nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In het onderhavige geval is sprake van een bouwplan conform de definitie uit het Bro. Met het tweede lid van artikel 6.12 Wro kan worden afgeweken van de plicht een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten anderszins is verzekerd.
De kosten voor het bouwplan alsmede de plankosten worden gedragen door de ontwikkelaar van het bouwplan (AM). Hetzelfde geldt voor eventuele kosten als gevolg van planschade. Voor deze kosten en de ambtelijke kosten voor de realisatie van het plan is voor de gehele ontwikkeling op Landgoed Wickevoort een overeenkomst tussen AM en de gemeente gesloten. Om deze reden is een exploitatieplan niet nodig. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is voldoende gewaarborgd.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van bewoners en andere belanghebbenden. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan een breed gedragen en haalbaar bestemmingsplan/wijzigingsplan.
Vanaf 2014 is op meerdere manieren participatie gevoerd met bewoners en bedrijven uit de omgeving. Doel van de gehouden bijeenkomsten was enerzijds het ophalen van input voor het integraal uitwerken van de plannen en anderzijds het actief informeren over de stand van zaken. In de participatie is steeds gesproken over maximaal 1.000 woningen. De reden dat het bestemmingsplan met maximaal 756 woningen is vastgesteld, komt voort uit het feit dat op dat moment de ruimtelijke kwaliteit met meer woningen nog niet kon worden gegarandeerd.
Gelet op de binnenstedelijke locatie heeft de provincie Noord-Holland geen belang en hoeft niet betrokken te worden.
Het ontwerpwijzigingsplan 'Cruquius Wickevoort 2e wijziging' is op 20 december 2023 bekendgemaakt en heeft vanaf 21 december 2023 gedurende zes weken ter visie gelegen. In deze periode kon iedereen zienswijzen indienen bij de gemeenteraad. Er zijn 3 zienswijzen binnengekomen. Deze zijn samengevat in de nota van zienswijzen. Daarin staan ook de (ambtelijke) wijzigingen. Zie Bijlage 3.
De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.
Krachtens artikel 3.6, lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) maken de regels van dit wijzigingsplan deel uit van het bestemmingsplan. Dit wijzigingsplan moet dus worden gelezen in combinatie met het bestemmingsplan 'Cruquius Wickevoort'.
De op de verbeelding opgenomen aanduiding is in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). De regels zijn onderverdeeld in drie hoofdstukken:
Het eerste hoofdstuk bevat inleidende regels. Zoals in paragraaf 7.1 is toegelicht zijn in artikel 1 'Begrippen' de begrippen 'plan', 'bestemmingsplan' en 'wijzigingsplan' gedefinieerd. Daarnaast zijn de begrippen uit het Parapluplan wonen opgenomen.
In dit wijzigingsplan komt de volgende bestemming voor:
Overige regels
In de overige regels zijn de regels uit het Parapluplan parkeerregels overgenomen.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een bouwvergunning is verleend, worden gebouwd zolang de afwijking maar niet wordt vergroot en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd.
Ook het gebruik van gronden en de daarop staande opstellen dat – op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt – afwijkt van de gegeven bestemming, is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voortgezet of gewijzigd in een ander gebruik, zolang de afwijking van het bestemmingsplan niet wordt vergroot.
Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan is het juridisch instrument om te bepalen welke ruimte voor welke bouw- en gebruiksactiviteiten aangewend mag worden. Het bestemmingsplan bindt zowel burgers als de gemeente en is dan ook de basis voor handhaving en handhavingsbeleid.
Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde manier aan het plan gehouden te worden.
Met deze oogmerken is in het bestemmingsplan allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van de regels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter de mogelijkheden om in de praktijk toe te zien op de naleving van het bestemmingsplan. Onder handhaving wordt niet alleen het repressief optreden verstaan, maar ook preventie en voorlichting. Repressief optreden bestaat uit toezicht en opsporing en in het verlengde daarvan – na afweging van belangen waaronder de effectiviteit van optreden – correctie, bestaande uit sancties en maatregelen. De sancties en maatregelen kunnen bestaan uit het stilleggen van activiteiten, aanschrijvingen, bestuursdwang, strafrechtelijk optreden en de dwangsom. Preventief handelen bestaat uit voorlichting en vooroverleg voor het indienen van een aanvraag om een vergunning en voorts het weigeren van de vergunning en eventuele afwijkingen.