Plan: | Nieuw-Vennep Wilhelminahoeve |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0394.BPGnwvWhmv0000-E001 |
In verband met de uitvoerbaarheid van het plan moet onderzoek verricht worden naar de bodemgesteldheid in het projectgebied.
Bij de beoordeling van bestemmingsplannen wordt in het algemeen de richtlijn gehanteerd dat ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op alle bestemmingen waar een functiewijziging wordt voorzien. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en resultaten
Omdat met de beoogde ontwikkelingen sprake is van een volledige functiewijziging van agrarisch naar bedrijven/hotel, is verkennend bodemonderzoek7 en actualiserend onderzoek uitgevoerd binnen het hele plangebied8 (zie Bijlage 1 en Bijlage 2). Uit deze onderzoeken blijkt dat er lokaal lichte verontreinigingen zijn aangetroffen in de boven- en ondergrond en in het grondwater. Er is een matige verontreiniging door barium in het grondwater en er zijn restanten van golfplaten op het erf van de boerderij Wilhelminahoeve aangetroffen die mogelijk asbest bevatten.
In het onderzoek wordt geadviseerd om nader onderzoek te verrichten naar de aard en omvang van de verontreiniging door asbest in/op de bodem. De verontreiniging door barium wordt veroorzaakt door een tijdelijke verstoring van het natuurlijk bodemevenwicht als gevolg van het plaatsen van de peilbuizen, ander onderzoek is daarom niet noodzakelijk. De lichte verontreinigingen vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik van de locatie als bedrijvenpark.
Conclusie
In het plangebied is zowel een verkennend als een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd. De aangetroffen verontreinigingen door barium zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Wel zal in het kader van de vergunningverlening nader onderzoek naar de asbestverontreiniging moeten worden uitgevoerd. In het kader van het bestemmingsplan is dit nadere bodemonderzoek niet noodzakelijk. Er wordt zodoende geconcludeerd dat de bodemkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Kanttekeningen