direct naar inhoud van Regels
Plan: PARK21
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGlgbPARK21000000-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan PARK21 met identificatienummer NL.IMRO.0394.BPGlgbPARK21000000-C001 van de gemeente Haarlemmermeer;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 150 kV-inkoopstation

een niet-publieke voorziening niet in beheer van de netbeheerder waar elektrische wisselstroom kan worden omgezet van 150 kilovolt naar een ander voltage

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aangewezen bouwplan

een krachtens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening aangewezen bouwplan;

1.7 aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsuitoefening:

het in of aan huis uitoefenen van (vrije) beroepen en/of het in of aan huis ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten door de bewoner(s) van dat huis en maximaal één werknemer, die door de beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of het houden van dieren, daaronder begrepen houtteelt, zaadveredeling en de teelt van watergebonden organismen als planten, algen, weekdieren, schelpdieren en vissen, waarbij opslag van de door het bedrijf ter plaatse voortgebrachte producten en het vergisten van bedrijfseigen mest en co-substraten is toegestaan;

1.10 agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee, waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg plaatsvindt in gebouwen. Het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.11 agrarisch handelsbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de toelevering ten behoeve van agrarische bedrijven, dan wel een bedrijf dat fungeert als tussenhandel van agrarische producten;

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.13 attractiepark

een leisurevoorziening waar ter ontspanning en vermaak verscheidene attractie- en speeltoestellen zijn opgesteld;

1.14 attractietoestel

een bouwwerk dat bestemd is voor vermaak en ontspanning waarbij mensen kunnen worden voortbewogen en waarbij van de zwaartekracht, motorisch vermogen en/of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.15 bebouwing

één of meerdere gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd;

1.17 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte verblijfsvoorziening, bestaande uit het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf in de woning en/of bijbehorende gebouwen. Een bed & breakfast wordt gerund door de hoofdbewoner(s) van de woning. De kamers ten behoeve van een bed & breakfast functioneren niet als zelfstandige wooneenheid;

1.18 bedrijf

een onderneming die goederen vervaardigt, bewerkt, installeert, inzamelt en/of verhandelt, evenals diverse vormen van opslag en logistiek, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw dat blijkens aard en indeling bruikbaar en noodzakelijk is voor de uitoefening van een bedrijf, met uitzondering van (bedrijfs)woningen;

1.20 bedrijfswoning

een woning die gezien ligging en functie bedoeld is voor bewoning door één huishouden waarvan de aanwezigheid gelet op de bestemming van een gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.21 bestaand bouwwerk

het op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan legaal bestaand bouwwerk, evenals een bouwwerk dat wordt of mag worden gebouwd krachtens een voorafgaand aan deze dag verleende of krachtens een voor deze dag aangevraagde, maar nog te verlenen omgevingsvergunning;

1.22 bestaand gebruik

het gebruik, zoals aanwezig op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan, conform de geldende gebruiksregels of een omgevingsvergunning;

1.23 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.24 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.28 bijgebouw

een op zich zelf staand, niet voor bewoning bestemd al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.29 bollenteelt

een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk middels opengrondse tuinbouwactiviteiten gericht is op de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen;

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond;

1.33 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 chalet

een bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.38 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.39 cultuur en ontspanning

voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, waaronder: podiumkunsten/(openlucht)theater, toeristische attracties, creativiteitscentra;

1.40 cultuurhistorische waarden

de fysieke overblijfselen van de historie, zowel bovengronds (gebouwde monumenten) en ondergronds (archeologie) als het cultuurlandschap met zijn historische landschapselementen als verbinding daartussen;

1.41 dagrecreatie

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat;

1.42 datacenter

een bedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het digitaal opslaan en verwerken van informatie op computers (servers);

1.43 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.44 dienstverlening

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen. Deze zijn onder te verdelen in:

  • 1. consumentverzorgende dienstverlening:

een commerciële voorziening, waar persoonlijke verzorging van consumenten plaatsvindt, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

  • 2. zakelijke dienstverlening;

een commerciële voorziening waar diensten worden verleend en/of contacten worden gelegd of commerciële handelingen worden uitgevoerd, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan, uitgezonderd detailhandel. Voorbeelden van zakelijke dienstverlening zijn: reisbureaus, notariskantoren, advocatenkantoren en financiële instellingen;

  • 3. maatschappelijke dienstverlening.

een voorziening waar diensten op het gebied van (medische) gezondheidszorg, kunst, (sociaal-)cultureel, welzijn, woonzorg (waarbinnen woonzorgcentrum), kinderopvang, onderwijs en educatie, sport, uitgezonderd fitness, religie, overheid en vergelijkbare gebieden worden verleend, waaronder mede ondergeschikte nevenfuncties ten behoeve van de diensten worden begrepen;

1.45 duurzaamheid

een evenwichtige balans tussen de drie algemeen gebruikte domeinen van duurzaamheid: economie, natuur & milieu en sociaal-cultureel;

1.46 duurzame energieopwekking

energie, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen;

1.47 evenement

een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht)manifestatie, themadag of -week gericht op het bereiken van publiek voor commerciële, informerende, educatieve, culturele, sportieve, levensbeschouwelijke of daarmee gelijk te stellen doeleinden. Evenementen worden onderverdeeld in meldingsplichtige- en vergunningsplichtige A-, B-, en C-evenementen, waarbij een C-evenement de zwaarste categorie is met het hoogste risicoprofiel.

1.48 evenement met geluid

een evenement waarbij sprake is van versterkt geluid, hetzij door live muziek hetzij door gebruik van een microfoon e.d.;

1.49 evenement zonder geluid

een evenement waar alleen sprake is van onversterkt geluid;

1.50 exploitatiegebied

gebied als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder a van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 7c, elfde lid, onder c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet;

1.51 extensief recreatief medegebruik

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke, al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen substantieel beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen, speel- en zonneweides en strandjes;

1.52 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor onderhoud en reparatie van motorvoertuigen al dan niet met verkoop van auto's;

1.53 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.54 gevoelige functie

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.55 groepsaccommodatie

gebouwen en/of gronden die geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin respectievelijk daarop gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf in groepen, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.56 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij de teelt van gewassen in een kas plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden;

1.57 hoofdgebouw

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.58 hoofdverblijf

de plaats waar een persoon zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft;

1.59 hoogwaardig openbaar vervoer

stads- en streekvervoer, zowel bus of rail, dat voldoet aan hoge eisen op het gebied van de doorstroming (hoge gemiddelde rijsnelheid);

1.60 horeca

een bedrijfsfunctie die is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De horeca-categorieën worden onderscheiden in Bijlage 9 Staat van Horeca-activiteiten.

1.61 hospitaverhuur

de verhuur van kamers in een woning waar de eigenaar zelf zijn hoofdverblijf heeft;

1.62 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van ter plaatse te nuttigen maaltijden en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.63 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.64 icoonproject

opvallend landschapselement in het park dat symbool staat voor PARK21 en in de basisstructuur is gelegen. De icoonprojecten veroorzaken dynamiek (trekken bezoekers naar het park) die, naast een mooie groene omgeving, nodig is om de interesse van de nieuwe ondernemers te wekken voor het organisch doorontwikkelen van PARK21. Icoonprojecten geven uitdrukking aan karakter en sfeer van het gebied.

1.65 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.66 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, bedoeld voor recreatief nachtverblijf;
1.67 kantoor

een (deel van een) gebouw waarin directie en/of administratie van een (dienstverlenend) bedrijf zijn gevestigd;

1.68 kleinschalig kamperen

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;

1.69 kosten van de grondexploitatie

de kosten als bedoeld in artikel 6.13, eerste lis, onder c, sub1 en 2 Wet ruimtelijke ordening, die worden verhaald binnen het exploitatiegebied;

1.70 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vormgeven aan materiaal of materialen;

1.71 kunstwerk

een civiel bouwwerk, waaronder zijn begrepen aquaducten, bruggen, sluizen, tunnels en viaducten, alsook daarmee gelijk te stellen bouwwerken;

1.72 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.73 landgoedbedrijf

een bedrijf dat voorziet in het onderhoud en beheer van een landgoed, waaronder in ieder geval wordt begrepen een werkplaats, opslag, kantoor en kantine;

1.74 landschapshotel

het landschapshotel bestaat uit een hoofdgebouw met logies functie in stijlvolle appartementen die opgaan in het landgoed en gelijktijdig onderscheidend zijn in aard en vorm. In het hoofdgebouw zijn ondersteunende functies samengebracht als receptie, restaurant en dergelijke. Het restaurant verbind stad en platteland en werkt in de regionale keuken met regionale producten. Het landschapshotel biedt ruimte aan kunst en cultuur uit en voor de regio in en rond het hotel;

1.75 landwinkel

een winkel met verkoop van overwegend in het plangebied en de omgeving daarvan van vervaardigde agrarische en aanverwante producten;

1.76 lawaaisport

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.77 leisure

een publieksgerichte (commerciële) voorziening ten behoeve van cultuur en ontspanning, vrijetijdsbesteding, recreatie en sport;

1.78 ligplaats

plaats waar een boot geankerd of afgemeerd is of kan worden;

1.79 logiesfunctie

alle vormen van logies / verhuur voor kortdurend recreatief verblijf aan derden met commerciële doeleinden. Die personen hebben elders hun hoofdverblijf;

1.80 maaiveld

de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht;

1.81 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, jeugd- en kinderopvangvoorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.82 manege

een bedrijf gericht op het geven, dan wel faciliteren van paardensportinstructie, alsmede het geven van gelegenheid tot het (recreatief) houden en/of berijden van paarden, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca-activiteiten en/of andere (hippische) evenementen;

1.83 mantelzorg

de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een aantoonbare hulpbehoevende (zoals op fysiek en/of psychisch en/of psycho-sociaal vlak) door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtsreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.84 maximaal aansluitvermogen elektriciteit

het maximale vermogen dat een elektriciteitsaansluiting van een functie aan kan;

1.85 megavoltampère (MVA)

een eenheid die wordt gebruikt om het schijnbaar vermogen van een elektrisch wisselspanningcircuit aan te duiden;

1.86 nevenactiviteit

een activiteit die in ruimtelijke en/of functionele zin ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.87 normaal (agrarisch) gebruik

het reguliere gebruik, dat gelet op de (agrarische) bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede agrarische bedrijfsvoering en het agrarische gebruik van de gronden waarbij grondbewerkingen mogen worden uitgevoerd tot een maximale diepte van 1,5 meter. Voorbeelden van normaal agrarisch gebruik zijn: maaien, beweiden en bemesten van grasland, verbeteren van het grasland door het scheuren van de grasmat en het direct opnieuw inzaaien, (diep)ploegen en cultiveren van bouwland, verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals mais in wisselteelt, maaien en schonen van sloot en slootkant, vervangen van en onderhoud aan drainage, het aanleggen van wegen ter directe ontsluiting van een agrarisch bouwperceel;

1.88 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;

1.89 ondersteunende horeca / dienstverlening / detailhandel

activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel;

1.90 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.91 overnachtingseenheid

een overnachtingseenheid is bestemd, ingericht en in gebruik voor het overnachten en het verblijf van gasten (toeristen) al dan niet in kampeermiddelen. Het kan bestaan uit een kampeerplaats, bed & breakfastkamer, vakantiehuisje of hotelkamer en wordt als eenheid gehuurd en gebruikt.

1.92 parkkamer

een parkkamer bestaat uit:

  • 1. een leisurefunctie of
  • 2. een clustering van leisurefuncties;

die begrensd wordt door openbaar gebied bestaande uit parklaag;

1.93 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorende tot een landbouwinrichting, die bewoond mag worden door derden, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering niet noodzakelijk moet worden geacht;

1.94 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met anderen tegen vergoeding;

1.95 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.96 recreatiewoning

een permanent aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.97 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.98 restruimte

de ruimte tussen de capaciteit en de intensiteit, welke kan worden opgevuld door extra verkeer zonder dat dit tot verkeersafwikkelingsproblemen leidt;

1.99 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte of locatie waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.100 short stay appartement

een permanent aanwezig appartement, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.101 snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken; hieronder begrepen 'cafetaria';

1.102 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.103 steiger

een beloopbare constructie, aangebracht tussen palen die in (het water) langs de oever staan;

1.104 speeltoestellen

klim-, klauter- of balanceertoestellen;

1.105 stikstofemissie

de stikstofemissie afkomstig van motorvoertuigbewegingen die samenhangen met het bezoeken en bevoorraden van een functie, voor zover die motorvoertuigbewegingen plaatsvinden buiten het bouwperceel waar de functie wordt verricht.

1.106 stikstofemissie vanwege bezoekende motorvoertuigen

de stikstofemissie afkomstig van motorvoertuigbewegingen die samenhangen met het bezoeken en bevoorraden van een functie, voor zover die motorvoertuigbewegingen plaatsvinden buiten het bouwperceel waar de functie wordt verricht;

1.107 stikstofemissie vanwege een functie

de stikstofemissie afkomstig van gronden en bouwwerken die onderdeel zijn van een functie, daaronder begrepen de stikstofemissie afkomstig van motorvoertuigen voor zover die stikstofemissie van motorvoertuigen plaatsvindt binnen het bouwperceel waar de functie wordt verricht;

1.108 stikstofsaldo

het stikstofsaldo dat op grond van het Stikstofemissiemonitoring PARK21 beschikbaar is voor de stikfstofemissie vanwege nieuwe functies, zoals bepaald aan de hand van de Methodiek Stikstofemissiemonitoring PARK21.

1.109 stille opslag

het voor langere tijd uitsluitend bewaren van goederen, zonder dat die opslag gepaard gaat met bedrijvigheid ter plaatse;

1.110 streekproducten

(agrarische) producten voor zover deze op het eigen bedrijf of andere bedrijven in de streek zijn voortgebracht en/of hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt;

1.111 themapark

een leisurevoorziening waar ter ontspanning en vermaak verscheidene attractie- en speeltoestellen zijn opgesteld met aankleding in de stijl van een bepaald thema. Een themapark heeft (in hoofdzaak) een educatief karakter en doel;

1.112 transformatie

permanent uit gebruik nemen van agrarische gronden en functiewijziging van deze gronden naar openbaar park al dan niet met leisurefuncties;

1.113 vaartuig

alle drijvende objecten, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, evenals woonschepen, glijboten en ponten;

1.114 vakantiepark

een park met vakantiehuizen (recreatiewoningen, chalets en/of groepsaccommodaties) die verhuurd worden aan vakantiegangers en toeristen;

1.115 vakantieverhuur

het verhuren van een (zelfstandige) woning of gedeelte daarvan voor toeristische doeleinden, waarbij geen van de bewoners aanwezig is;

1.116 Verbeterd Droogmakerij Systeem (VDS)

een systeem voor het waterbeheer dat zich kenmerkt door een flexibel peil met een bandbreedte tussen het peil van de polderboezem en het oorspronkelijke zomerpeil van de vakbemaling:

  • het verminderen van de aanvoer van zoetwater;
  • het langer vasthouden van regenwater;
  • het door hogere peilen tegengaan van de kwel;
  • het verbinden van meerdere peilvakken met een stuw in plaats van een gemaal.

Het Verbeterd Droogmakerij Systeem bestaat uit een samenstel van ringsloten en randsloten.

1.117 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Verbijfsrecreatie kan meerdere logiesvormen kennen. Verblijfsrecreatie is toegestaan in de vorm van een hotel, vakantiepark, bed & breakfast, kampeerterrein, camperplaatsen en groepsaccommodaties. Al deze logiesvormen kennen overnachtingseenheden.

1.118 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat tenminste aan één volledige arbeidskracht een inkomen verschaft;

1.119 wellness

het aanbieden van diensten en behandelingen met het oogmerk het persoonlijke welbevinden van de klant te bevorderen; dit gebeurt middels behandelingen en activiteiten gericht op ontspanning, lichamelijke gesteldheid/ fitheid of uiterlijke verfraaiing (tijdelijk of permanent); uitgesloten zijn seksuele dienstverlening en behandelingen met een medische kwalificatie;

1.120 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.121 woonschip

elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf;

1.122 zend-/ ontvangstinstallatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond is verbonden (vrijstaand) of indirect met de grond is verbonden (niet-vrijstaand), gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie;

1.123 zorggerelateerde voorziening

dienstverlening die plaats vindt op commerciële basis en niet kan worden aangemerkt als maatschappelijke dienstverlening en niet of niet alle kenmerken heeft van beroep aan huis. Mantelzorg valt niet onder zorggerelateerde voorziening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinste is;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de goothoogte van dakkapellen, topgevels, trappenhuizen, liftkokers, schoorstenen en andere gelijksoortige ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten;

2.5 hoogte van steigers

vanaf de bovenzijde van het beloopbaar gedeelte tot aan het peil;

2.6 hoogte van een zend-/ontvangstinstallatie

de hoogte gemeten tussend e onderkant van de voet en het hoogste punt van de antenne-installatie (bliksemafleiders e.d. niet meegerekend);

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 lengte, breedte en horizontale diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren);

2.9 oppervlak van een leisurefunctie

het grondoppervlak van de bij de hoofdfunctie in gebruik zijnde gronden binnen een parkkamer, exclusief ruimte voor parkeren, de daarbij behorende infrastructuur en de landschappelijke inpassing;

2.10 peil
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
  • voor een bouwwerk op een viaduct of brug: de hoogte van de kruin van het viaduct of de brug ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 verticale diepte

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot het laagste punt van het gebouw, dan wel wanneer geen sprake is van een bovenliggende begane grondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van het gebouw;

2.12 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakterrasafscheidingen aan de achterzijde van dijkwoningen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen c.q. bestemmingsgrenzen (dus niet goot- en bouwhoogten) niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Doelen

Artikel 3 PARK21

3.1 Doel en betekenis
  • 1. Dit bestemmingsplan is met het oog op duurzame ontwikkeling gericht op het in onderlinge samenhang:
    • a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
    • b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.
  • 2. De doelstelling van PARK21 is:
    • a. om te voorzien in de lokale behoefte aan recreatiemogelijkheden, kwantitatief maar ook kwalitatief;
    • b. om de kernen Hoofddorp en Nieuw-Vennep met elkaar te verbinden en te zorgen voor een krachtige, groene en recreatieve oost-west verbinding door de polder;
    • c. om te voorzien in het samenbrengen van stad en platteland, burgers en boeren.
    • d. om door gebruik te maken van de ligging in een dichtbevolkt gebied en de (recreatieve) aantrekkingskracht van het park, nieuwe perspectieven te creëren voor de landbouw;
    • e. om recreatieve en toeristische functies te ontwikkelen voor mensen uit de directe omgeving van het plangebied, maar ook voor regionale en (inter)nationale bezoekers;
    • f. om een voorbeeldproject te zijn op het gebied van duurzaamheid met als belangrijkste inzet het streven naar verduurzaming van het watersysteem in het plangebied.

3.2 De Lagen

PARK 21 bestaat uit drie 'lagen':

  • 1. de parklaag;
  • 2. de leisurelaag;
  • 3. de polderlaag.

De lagen in PARK21: polder, park en leisure, hebben ieder een beeldkwaliteitsplan waarin landschappelijke uitgangspunten voor de inrichting zijn vastgelegd. Voor de polderlaag is dit vastgelegd in het BKP Polderlaag (zie bijlage 1) Voor de parklaag is dit vastgelegd in het BKP Openbare Ruimte PARK21 (zie bijlage 2) en voor de leisurelaag is dit vastgelegd in het BKP Leisurelaag (zie bijlage 3).


De regels uit het beeldkwaliteitsplan vormen samen met de regels uit het bestemmingsplan het formele kader waaraan ruimtelijke initiatieven getoetst zullen worden. De BKP's zijn beleidsregels bij dit bestemmingsplan en zijn opgenomen als een aanvulling op de welstandsnota van de gemeente Haarlemmermeer.

PARK 21 is daarnaast verdeeld in 6 zones. De begrenzing is opgenomen in het BKP Leisurelaag (zie bijlage 3).

  Zone 1   Zone 2   Zone 3   Zone 4   Zone 5   Zone 6  
Polderlaag (minimaal)   25%   20%   50%   50%   10%   75%  
Parklaag (minimaal)   50%   70%   40%   35%   60%   20%  
Leisurelaag (maximaal)   25%   10%   10%   15%   30%   5%  

Naast de BKP's is een leidraad voor de groene inrichtingselementen vastgelegd. Het groen draagt in belangrijke mate bij aan de herkenbaarheid van en samenhang tussen alle deelgebieden en ontwikkelingen in PARK21 en is bepalend voor de identiteit, zowel van de deelgebieden als van het park als geheel. Het groen is ook dé drager van de ecologische functie en van veel van de recreatieve mogelijkheden in PARK21. Om deze reden is het van groot belang dat alle onderdelen van de groene ruimte zorgvuldig worden ingepast, ontworpen, aangelegd én beheerd. De PARK21 Leidraad groene bouwstenen borgt de samenhang en herkenbaarheid van het groen in PARK21. Met kaders, regels, aanbevelingen en voorbeelden wordt richting gegeven aan ontwerp, aanleg en beheer van groene elementen die samen de groene ruimte van PARK21 zullen vormen. De leidraad vormt daarmee een uitwerking van het Masterplan en de beeldkwaliteitsplannen voor de openbare ruimte, voor de polderlaag en voor de leisurelaag van PARK21 en is als beleidsregel opgenomen in bijlage 4.

Artikel 4 Parklaag

4.1 Doel en betekenis

De parklaag is een openbaar toegankelijke recreatieve groen/blauwestructuur die zorgt voor samenhang en verbinding in PARK21. Hier ligt een recreatief netwerk van wandel-, fiets-, skate- en ruiterpaden en er is ruimte voor sport, spel en voorzieningen. De parklaag heeft mede tot doel om de biodiversiteit te versterken passend binnen de biotoopkenmerken van de regio. De parklaag wordt klimaatadaptief ingericht, waarbij minimaal het Verbeterde Droogmakerij Systeem voor het watermanagement wordt ingericht om minimaal een toekomstbestendig watersysteem te realiseren.

4.2 Basisstructuur

Belangrijk onderdeel van de parklaag is de basisstructuur. De basisstructuur is de minimaal 175 hectare groen/blauwe ruggengraat in PARK21. Het is de grote drager, aanjager en verbindende schakel tussen gebieden, maar ook tussen functies in PARK21. Bij de ontwikkeling van PARK21 wordt voorrang gegeven aan de ontwikkeling van deze basisstructuur. Met de basisstructuur wordt invulling gegeven aan de doelstellingen achter PARK21. De basisstructuur vormt een aaneengesloten gebied met voldoende kwaliteit, voorzieningen en gebruikers.

De basisstructuur is de minimaal 175 hectare groen/blauwe ruggengraat in PARK21. Het is de grote drager, aanjager en verbindende schakel tussen gebieden, maar ook tussen functies in PARK21. Bij de ontwikkeling van PARK21 wordt voorrang gegeven aan de ontwikkeling van deze basisstructuur.

De basisstructuur huisvest ook icoonprojecten, dit zijn voorzieningen die we minimaal wensen te realiseren binnen PARK21 en die drager en aanjager zijn voor het gebruik van PARK21. Icoonprojecten bestaan uit een recreatieplas van minimaal 25 hectare in zone 2, een retentiebekken (polderuiterwaarde) van minimaal 6 hectare in zone 3 en het evenemententerrein in zone 5. Daarnaast biedt de basisstructuur ook ruimte voor andere leisurevoorzieningen binnen daarvoor te realiseren parkkamers.

4.3 Ruimtelijke invulling

De ruimtelijke invulling van de parklaag bestaat uit groenvoorzieningen en watervoorzieningen in een parkstructuur met ontsluitingswegen voor gemotoriseerd verkeer (parkweg) en langzaamverkeer (voet-, fiets- en ruiterpaden).

4.4 Functionele invulling

De functionele invulling van de parkstructuur bestaat uit groen- en watervoorzieningen samen met recreatieve voorzieningen als medegebruik zoals voet- en fietspaden. In de parklaag bevindt zich ook een ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer.

Artikel 5 Leisurelaag

5.1 Doel en betekenis

De leisurelaag bestaat uit (commerciële) duurzame educatieve en/of recreatieve voorzieningen die zich vestigen in verschillende parkkamers. Deze voorzieningen worden landschappelijk ingepast in de groene omgeving en leveren een bijdrage aan het versterken, verbreden en vergroten van de parklaag. De parkkamers die ruimte bieden aan voorzieningen behorende bij de zogenaamde icoonprojecten als het parkhart, de recreatieplas en het evenemententerrein, zijn eveneens onderdeel van de basisstructuur van de parklaag.

5.2 Ruimtelijke invulling

De ruimtelijke invulling bestaat uit verschillende parkkamers met leisurefuncties en maatschappelijke voorzieningen die aansluiten op en versterking, verbreding en vergroting vormen van de parklaag.

5.3 Functionele invulling

De functionele invulling van de leisurelaag is divers. Er wordt ruimte geboden aan functies als (verblijfs)recreatie, cultuur en ontspanning, horeca, sport, evenemententerrein en maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde sociaal-medische, levensbeschouwelijke, jeugd- en kinderopvangvoorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

De functionele invulling van de leisurelaag versterkt ook de identiteit en de thematisering per zone door PARK21. Functies sluiten aan bij deze identiteit en thematisering en vormen een logisch onderdeel van de voorziening. Hiermee dragen functies bij aan herkenbaarheid en duidelijkheid van de zones in PARK21.

Artikel 6 Polderlaag

6.1 Doel en betekenis

De polderlaag houdt het bestaande open polderlandschap met zijn linten zichtbaar en herkenbaar en bestaat uit de bestaande, voornamelijk agrarische, functies. Doel is om de bestaande agrarische functies te ondersteunen bij de vrijwillige transformatie naar toekomstbestendige vormen van landbouw, passend binnen de nieuwe context. Hierbij kan worden gedacht aan een transformatie naar kringlooplandbouw / verbrede (stads)landbouw dan wel een verbreding met functies die bijdragen aan de doelen van PARK21 zoals beschreven in 3.1.

6.2 Ruimtelijke invulling

De ruimtelijke invulling van de polderlaag bestaat uit de bestaande ruimtelijke structuren.

6.3 Functionele invulling

De functionele invulling van de polderlaag bestaat uit de feitelijk bestaande en met name agrarische functies. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor transformatie van deze bestaande functies binnen bepaalde kaders en als dat een bijdrage levert aan de doelen van Park21 zoals beschreven in dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 3 Parklaag

Artikel 7 Werkingsgebied

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing binnen de aanduiding 'wetgevingzone - parklaag'.

Artikel 8 Functies

8.1 Algemeen

Binnen de aanduiding 'wetgevingzone - parklaag' zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. groen;
  • b. water(huishoudkundige voorzieningen);
  • c. een parkweg;
  • d. ontsluiting;
  • e. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. sport- en spelvoorzieningen;
  • h. cultuur- en ontspanning;
  • i. openbaar toiletvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. straatmeubilair;
  • l. parkeervoorzieningen.

8.2 Functiekaders
8.2.1 Parkweg
  • a. een parkweg is toegestaan en dient ter ontsluiting van de parkkamers in zone 1, 2 en 3, waarvan de begrenzing is vastgelegd in het BKP Leisurelaag zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, op het omliggende wegennet, zonder daarbij de bestaande linten te belasten;
  • b. de parkweg sluit uitsluitend in het noordwesten aan bij de rotonde Nieuwe Bennebroekerweg - Molenaarslaan, in het zuiden bij Nieuw-Vennep op de rotonde Noordelijke Randweg – Operaweg en krijgt een aansluiting bij de rotonde Nieuwe Bennebroekerweg - Toolenburg-Zuid.
8.2.2 Sport- en spelvoorzieningen

Sport- en spelvoorzieningen zijn alleen toegestaan in de vorm van kleinschalige en openbare (niet commerciële) voorzieningen.

8.2.3 Cultuur en ontspanning

Cultuur en ontspanning is alleen toegestaan in de vorm van voorstellingen in de open lucht.

8.2.4 Inrichting

Voor de inrichting moet worden voldaan aan de beleidsregel BKP Openbare ruimte zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels en de beleidsregel PARK21 Leidraad groene bouwstenen zoals opgenomen in Bijlage 4 van deze regels, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregel wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de beleidsregel na de wijziging.

8.2.5 Afstand tot gevoelige functies

Voor de functies genoemd in 8.1 met uitzondering van sub a, b en j bedraagt de afstand tot gevoelige functies minimaal 50 meter.

8.3 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken is alleen toegestaan indien dit in overeenstemming is met en ten dienste staat van de in 8.1 genoemde functies;
  • b. Indien het gebruik van gronden en/of bouwwerken is gewijzigd ten opzichte van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van deze gronden en/of bouwwerken en de afname van stikstofemissie die het gevolg is van deze gebruikswijziging overeenkomstig de Methodiek Stikstofemissiemonitoring PARK21, zoals opgenomen in Bijlage 6 van deze regels, is toegevoegd aan het Stikstofemissiemonitoring PARK21, is het vervolgens verboden om het gebruik van deze gronden en/of bouwwerken zodanig te wijzigen dat de stikstofemissie afkomstig van deze gronden en/of bouwwerken toeneemt ten opzichte van de stikstofemissie zoals vastgelegd in het Stikstofemissiemonitoring PARK21;
  • c. Indien de inrichting van het park ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - parklaag' waarbij de aan- en afvoer van grond noodzakelijk is, langer duurt dan 3 maanden, is er een onderzoek naar het optreden van trillinghinder noodzakelijk. In het onderzoek wordt getoetst aan de streefwaarden van de SBR-richtlijn "Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen".

Artikel 9 Bouwwerken

9.1 Algemeen

In de parklaag zijn alleen bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de in 8.1 genoemde functies.

9.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 4 meter.

9.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 6 meter.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is een beeldend kunstobject toegestaan met een bouwhoogte van 25 m.

Hoofdstuk 4 Leisurelaag

Artikel 10 Werkingsgebied

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing binnen de aanduidingen 'wetgevingzone - transformatielaag a tot en met categorie 2' , 'wetgevingzone - transformatielaag a tot en met categorie 3.2', 'wetgevingzone - transformatielaag b tot en met categorie 2' en 'wetgevingzone - transformatielaag b tot en met categorie 3.2'.

Artikel 11 Functies

11.1 Gewenste functies
11.1.1 Functies leisure

Na verlening van de vergunning als bedoeld in 11.4 zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. cultuur en ontspanning;
  • b. dagrecreatie;
  • c. verblijfsrecreatie;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. sport;

met daarbij behorend(e):

  • h. verhardingen, in- en uitritten;
  • i. fiets- en voetpaden;
  • j. groen;
  • k. bermen en taluds;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen.
11.1.2 Ondergeschikte functies

Activiteiten die ondergeschikt zijn aan de in 11.1.1 genoemde functies, zoals ondersteunende teelten, horeca, evenementen, productieactiviteiten, dienstverlening, detailhandel, educatie, kantoren, het opwekken van duurzame energie en waterzuivering zijn ook toegestaan.

11.2 Functiekaders
11.2.1 Deelgebieden

De leisurelaag is onderverdeeld in deelgebieden, de deelgebieden zijn aangeduid, hierbij geldt het volgende:

  • a. 'wetgevingzone - transformatielaag a tot en met categorie 2' en 'wetgevingzone - transformatielaag b tot en met categorie 2': op de gronden met deze aanduidingen zijn de functies genoemd in 11.1.1 alleen toegestaan indien zij vallen in of vergelijkbaar zijn met de functies genoemd in de categorieen 1 en 2 van de Bijlage 8 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. 'wetgevingzone - transformatielaag a tot en met categorie 3.2' en 'wetgevingzone - transformatielaag b tot en met categorie 3.2': op de gronden met deze aanduidingen zijn de functies genoemd in 11.1.1 alleen toegestaan indien zij vallen in of vergelijkbaar zijn met de functies genoemd in de categorieen 1 tot en met 3.2 van de Bijlage 8 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
11.2.2 Parkkamers
  • a. De functies van 11.1 zijn alleen toegestaan in parkkamers.
  • b. Voor de inrichting binnen een parkkamer gelden de in onderstaande tabel opgenomen voorwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGlgbPARK21000000-C001_0033.png"

* De parkrand wordt gerekend vanaf de kavelgrens en bestaat uit de bosrand, de natuurvriendelijke oever en de watergang aan de openbare zijde (of gelijkwaardige landschappelijke invulling), zie doorsnedes blz. 28, 29 en 30 en eis P.3 van het BKP Leisurelaag (Bijlage 3).

  • c. De totale oppervlakte aan parkkamers binnen het plangebied bedraagt niet meer dan 220 hectare.
  • d. De vergunning bedoeld in 11.4 wordt voor functies die niet zijn gelegen binnen de aanduiding 'wetgevingzone - basisstructuur', pas verleend nadat er een totaal van 45 ha aan parkkamers is vergund binnen de aanduiding 'wetgevingzone - basisstructuur';
  • e. In afwijking van lid d kan de vergunning bedoeld in 11.4 voor functies die niet zijn gelegen binnen de aanduiding 'wetgevingzone - basisstructuur', worden verleend voordat er een totaal van 45 ha aan parkkamers is vergund binnen de aanduiding 'wetgevingzone - basisstructuur', mits is aangetoond dat het de ontwikkeling van de basisstructuur niet belemmert;
  • f. De eerste functie die in een parkkamer wordt toegestaan, is bepalend voor de aard, intensiteit en ruimtelijke uitstraling van de gehele parkkamer. Nieuwe functies die zich in de parkkamer willen vestigen moeten passend zijn bij deze aard, intensiteit en ruimtelijke uitstraling. Onder aard, intensiteit en ruimtelijke uitstraling worden onder andere verstaan:
    • 1. verkeersaantrekkende werking van de functie, blijkend uit bezoekersaantallen en noodzakelijke bevoorrading;
    • 2. milieu-uitstraling met name geluid en geur;
    • 3. verhouding bebouwing versus groen;
    • 4. omvang en hoogte van de bebouwing.
11.2.3 Cultuur en ontspanning

Voor Cultuur en ontspanning geldt het volgende:

  • a. Cultuur en ontspanning is toegestaan in de vorm van voorzieningen gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning, waaronder begrepen podiumkunsten, musea, muziekscholen en dansscholen, spel- en speelruimten, themamarkten en hobbymarkten, oefenruimten en creativiteitscentra en zalenverhuur;
  • b. Cultuur en ontspanning is ook toegestaan in de vorm van wellness, met sauna's, thermen, zwembaden, whirlpool en andere baden, ligweides, buitenbaden, zonnestudio's, beauty-, health-, massage-, fysio-, sport- en fitnessvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen
  • c. Cultuur en ontspanning in de vorm van bioscopen, casino's, speelautomatenhallen, seksinrichtingen en prostitutie zijn niet toegestaan.
11.2.4 Dagrecreatie
  • a. Dagrecreatie in de vorm van themaparken is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - transformatielaag b tot en met categorie 3.2', met dien verstande dat het aantal themaparken binnen het plangebied niet meer dan 2 mag bedragen.
  • b. Voor dagrecreatie in de vorm van een recreatieplas met bijbehorende (watersport)voorzieningen geldt het volgende:
    • 1. deze vorm van dagrecreatie is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - transformatielaag a tot en met categorie 3.2' en 'wetgevingzone - transformatielaag a tot en met categorie 2'.
    • 2. deze vorm van dagrecreatie moet in overwegende mate een openbaar karakter krijgen.
  • c. Dagrecreatie in de vorm van een attractiepark is niet toegestaan.
11.2.5 Verblijfsrecreatie
  • a. Verblijfsrecreatie is toegestaan in de vorm van een hotel, vakantiepark, bed & breakfast, kampeerterrein, camperplaatsen en groepsaccommodaties;
  • b. Het aantal overnachtingseenheden mag, in combinatie met het bepaalde artikel 22.2.1 sub b en 25.1 sub c, niet meer bedragen dan 634, onder de voorwaarden dat:
    • 1. verblijfsrecreatie alleen is toegestaan indien zij primair is gericht op het bieden van overnachtingsmogelijkheden aan bezoekers van de hoofd leisurefunctie waaraan de verblijfrecreatie ondergeschikt is;
    • 2. met een (regionaal) marktonderzoek moet worden aangetoond dat er marktruimte is;
    • 3. de omvang en aard van de overnachtingsfunctie in overeenstemming is met de hoofdfunctie, waarbij geldt dat bij een groot themapark één of twee hotels met maximaal 120 overnachtingseenheden per hotel zijn toegestaan;
    • 4. maximaal 1 vakantiepark is toegestaan van maximaal 50 eenheden en in combinatie met waterrecreatie. Op dat vakantiepark zijn recreatiewoningen, chalets, groepsaccommodaties en kampeermiddelen toegestaan;
  • c. In afwijking van de bepalingen in 11.2.5 sub a en b zijn kleinschalige nicheconcepten voor verblijfsrecreatie toegestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de overnachtingseenheden niet ondergeschikt zijn aan een hoofd leisurefunctie maar ondersteunend zijn aan PARK21 en zijn functies;
    • 2. het totaal aantal overnachtingseenheden niet meer mag bedragen dan 70;
    • 3. het aantal overnachtingseenheden per concept niet meer mag bedragen dan 25.
11.2.6 Detailhandel

Zelfstandige Ddetailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van een landwinkel waarin streekgebonden en aanverwante producten worden verkocht tot een maximum brutovloeroppervlak van 350 m² en maximaal één landwinkel binnen het plangebied.

11.2.7 Zelfstandige horeca (exclusief verblijfsrecreatie)

Zelfstandige horeca, exclusief verblijfsrecreatie, gericht op de recreant die het park bezoekt, is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone – basisstructuur' en dient te voldoen aanonder de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van horeca van categorie 1, 2 en 3 onder 1a van Bijlage 9 Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. er zijn maximaal 2 zelfstandige horecavoorzieningen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. één vestiging is toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone – basisstructuur' van de Drie Merenweg tot de Zuidtangent;
    • 2. één vestiging is toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone – basisstructuur' van het spoor tot de Rijnlanderweg;
    • 3. de bruto vloeroppervlakte bedraagt per vestiging maximaal 300m2;
  • c. aanvullend op de zelfstandige horecavoorzieningen zoals benoemd in lid b. is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - transformatielaag a tot en met categorie 3.2' en 'wetgevingzone - transformatielaag a tot en met categorie 2' rondom de recreatieplas, zoals benoemd in artikel 11.2.4 sub b, een cluster van horecavoorzieningen toegestaan met een totaal maximum bruto vloeroppervlak van 1.100 m2 BVO;
  • d. het bruto vloeroppervlak aan nieuwe horecafuncties (exclusief verblijfsrecreatie en inclusief ondergeschikte horeca) bedraagt voor het hele plangebied niet meer dan 13.100 m².
11.2.8 Maatschappelijk

Maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan in de vorm van educatieve, sociaal-culturele, sport- en recreatieve voorzieningen;

11.2.9 Sport
  • a. Sport, niet zijnde een sportvoorziening als bedoeld in artikel 11.2.8, is alleen toegestaan in de vorm van inpandige en buitenpandige sport-, spel- en fitnessvoorzieningen met bijbehorende clubhuizen;
  • b. Voor watersport gelden de kaders als gesteld in 11.2.4;
  • c. Een manege is niet toegestaan;
  • d. Lawaaisporten zijn niet toegestaan.
11.2.10 Maximum oppervlak leisurefuncties

Het grondoppervlak ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – transformatielaag a tot en met categorie 2' dat in gebruik is voor de functies genoemd in artikel 11.2.3 tot en met 11.2.7 en artikel 11.2.9 bedraagt niet meer dan 19 hectare.

11.2.11 Ondergeschikte activiteiten

Ondergeschikte activiteiten gericht op horeca, detailhandel of commerciële dienstverlening dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het maximum bruto vloeroppervlak per activiteit niet meer bedraagt dan:
    • 1. bij een leisurefunctie met een grondoppervlak van 0 tot 1.000 m²: 150 m2;
    • 2. bij een leisurefunctie met een grondoppervlak van 1.000 tot 5.000 m2: 300 m2;
    • 3. bij een leisurefunctie met een grondoppervlak van meer dan 5.000 m2: 10% van dit grondoppervlak met een maximum van 1.500 m2.
  • b. de openingstijden vallen binnen die van de hoofdactiviteit;
  • c. de toegang uitsluitend plaatsvindt via de hoofdingang van de hoofdactiviteit.

11.3 Gebruik

11.3 Gebruik

  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken is alleen toegestaan indien dit in overeenstemming is met en ten dienste staat van de in 11.1 genoemde functies en nadat de vergunning is verleend als bedoeld in 11.4.
  • b. Het gebruik van een terras voor gasten van horeca in de nachtperiode (23:00 - 07:00 uur) is niet toegestaan.
  • c. Het laten horen van versterkt en onversterkt muziekgeluid in de buitenruimte is in de nachtperiode (23.00 uur - 07.00 uur) niet toegestaan.
  • d. De emissie van licht mag niet naar boven zijn gericht.
  • e. Ruimte voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte krachtens de parkeerregels als opgenomen in 11.5.1 onder e is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
  • f. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden zonder dat onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van niet geëxplodeerde explosieven en zonder dat geconstateerd is dat er op de locatie(s) waar de graafwerkzaamheden worden verricht geen niet geëxplodeerde explosieven aanwezig zijn, is niet toegestaan;
  • g. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de functies genoemd in 11.1 is niet eerder toegestaan dan nadat een maatregel is getroffen op de kruising Nieuwe Bennebroekerweg - Rijnlanderweg waarmee een goede verkeerskundige afwikkeling is geborgd.
11.4 Omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit
11.4.1 Vergunningplicht

Met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de geldende bestemming(en) en één of meer leisurefuncties mogelijk maken.

11.4.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt verleend indien in de aanvraag naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt aangetoond dat met de activiteit:

  • a. wordt bijgedragen aan de doelen zoals beschreven in Hoofdstuk 2;
  • b. voldaan wordt aan de functiekaders zoals opgenomen in 11.2;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in 11.5;
  • d. voldaan wordt aan de regels over kostenverhaal zoals opgenomen in Hoofdstuk 8 Kostenverhaal.
11.4.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in 11.4.2 genoemde beoordelingsregels.

11.4.4 Afwijking functiekaders

Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning als bedoeld in 11.4, afwijken van het bepaalde in 11.2 en een functie toestaan die in 11.2 niet is genoemd, mits deze functie bijdraagt aan de doelen zoals opgenomen in Hoofdstuk 2 en het belang van de bescherming van het milieu niet aan de verlening van de vergunning in de weg staan.

11.5 Randvoorwaarden
11.5.1 Algemeen

Voor een nieuwe functie als bedoeld in 11.1 gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat het gebruik van de gronden voor een nieuwe functie niet leidt tot hinderlijk geluid, geur, trillingen, stof of toename van (verkeers)veiligheidsrisico's voor bestaande functies in de omgeving van de locatie waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft;
  • b. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat het gebruik van de gronden voor een nieuwe functie niet leidt tot een aantasting van de bedrijfsvoering van op het moment van vergunningverlening bestaande functies;
  • c. het gestelde onder a en b betekent in ieder geval dat:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van het spoor bij de aanvraag om vergunning een quickscan trillingen wordt gevoegd;
    • 2. binnen 50 meter van het bouwvlak van een agrarisch bedrijf geen gevoelige bestemmingen zijn toegestaan;
    • 3. bij de realisatie van de recreatieplas wordt rekening gehouden met de geluidhinder ten gevolge van met name watersportactiviteiten op gevoelige functies;
  • d. aan het gestelde onder a en b wordt in ieder geval voldaan voor de aspecten zoals benoemd in Bijlage 8 Staat van Bedrijfsactiviteiten indien de afstand tussen een nieuwe functie en een bestaande functie voldoet aan de bij die nieuwe functie behorende richtafstand zoals opgenomen in die bijlage;
  • e. voor parkeren geldt het volgende:
    • 1. op eigen terrein moet in voldoende mate ruimte zijn gereserveerd en ingericht en in stand worden gehouden voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen met inachtneming van de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer.
    • 2. Het bevoegd gezag past de onder 1 genoemde regels toe met inachtneming van de beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
    • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 1 indien:
      • op basis van gegronde redenen aangetoond kan worden dat het voldoen aan deze bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en bovendien
      • op andere wijze in de nodige ruimte voor het parkeren, stallen laden en/of lossen van voertuigen blijvend wordt voorzien;
  • f. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de stikstofdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied ten gevolge van het gebruik van gronden en bouwwerken na verlening van de vergunning bedoeld in 11.4.1, niet groter is dan de stikstofdepositie van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige planologische toegestane gebruik van gronden en bouwwerken;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub f geldt dat indien het gebruik van gronden en/of bouwwerken op grond van één of meerdere vergunningen als bedoeld in 11.4.1 of 22.1.1 is gewijzigd, uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de stikstofdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied ten gevolge van het gebruik van gronden en bouwwerken na verlening van de op dat moment te toetsen vergunning als bedoeld in 11.4.1, niet toeneemt ten opzichte van de situatie zoals vastgelegd in de Stikstofemissiemonitoring PARK21;
  • h. in aanvulling op sub g geldt dat de cumulatieve stikstofdepositie van activiteiten binnen het plangebied niet meer mag bedragen dan 0,00 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitattypen;
  • i. indien het gebruik van gronden en/of bouwwerken is gewijzigd ten opzichte van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van deze gronden en/of bouwwerken en de afname van stikstofemissie die het gevolg is van deze gebruikswijziging overeenkomstig de Methodiek Stikstofemissiemonitoring PARK21, zoals opgenomen in Bijlage 6 van deze regels, is toegevoegd aan het Stikstofemissiemonitoring PARK21, is het vervolgens verboden om het gebruik van deze gronden en/of bouwwerken zodanig te wijzigen dat de stikstofemissie afkomstig van deze gronden en/of bouwwerken toeneemt ten opzichte van de stikstofemissie zoals vastgelegd in het Stikstofemissiemonitoring PARK21;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i is voor de gronden en/of bouwwerken als bedoeld onder i een toename van de stikstofemissie toegestaan, indien met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.5.4 een omgevingsvergunning is verleend voor een nieuwe functie;
  • k. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • l. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat er ter plaatse van de nieuwe functie sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting;
  • m. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat er ter plaatse van de nieuwe functie sprake is van een aanvaardbare geurbelasting;
  • n. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om een omgevingsvergunning volgt dat er sprake is en blijft van aanvaardbare externe veiligheidsrisico's als gevolg van de nieuwe functie;
  • o. de functie mag niet ontsloten worden via een bestaand lint;
  • p. uit de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de bereikbaarheid van de functie voor hulpdiensten en mindervaliden is gewaarborgd;
  • q. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de verkeersgeneratie van de aangevraagde functie kan worden opgevangen door de verkeersruimte van de wegen in de omgeving van het plangebied. Bij dit onderzoek worden de monitoringsgegevens van Artikel 16 Verkeer gebruikt. Het uitgangspunt hierbij is dat functies in het plangebied alleen gebruik mogen maken van de zogenaamde restruimte voor functies als bedoeld in 11.1;
  • r. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat er voldoende behoefte aan de aangevraagde functie is (in kwalitatieve zin (concept, programmering, doelgroep en locatie) en kwantitatieve zin (aantallen en meters)) en dat de functie geen onaanvaardbare effecten op het voorzieningenniveau en ondernemersklimaat van de regio heeft;
  • s. uit de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de functie bijdraagt aan meerdere doelstellingen van PARK21 zoals beschreven in Hoofdstuk 2 Doelen.
11.5.2 Zorgvuldige omgevingsdialoog

In de aanvraag om een vergunning moet de aanvrager een verantwoording geven dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden en naburige bedrijven bij de planontwikkeling.

11.5.3 Landschappelijke inpassing
  • a. Een aanvraag om vergunning moet voor wat betreft landschappelijke inpassing passen in de parkachtige structuur die met dit bestemmingsplan wordt nagestreefd. Wat moet worden verstaan onder 'passen in de parkachtige structuur die met dit bestemmingsplan wordt nagestreefd', is vastgelegd in de beleidsregel BKP Leisurelaag zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregel wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de beleidsregel na de wijziging;
  • b. Het bepaalde in 11.5.3 sub a betekent in ieder geval dat:
    • 1. wordt voldaan aan de in 11.2.2 genoemde voorwaarden voor inrichting van de in 12.2 genoemde voorwaarden voor gebouwen;
    • 2. de parklaag/parkrand bedoeld in 12.2 sub a openbaar toegankelijk gebied is;
    • 3. (het ontwerp van) de parklaag bedoeld in 12.2 sub a aansluit op naburige parkstructuren, dit betekent in ieder geval dat
      • er sprake is van een doorlopende padenstructuur;
      • eigendomsgrenzen niet zichtbaar zijn;
      • er sprake is van een doorlopend Verbeterd Droogmakerij Systeem (VDS) bestaande uit ringsloten, verbindingen tussen ringsloten en een koppeling met een randsloot.
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de functie waarvoor vergunning is verleend, is alleen toegestaan voorzover de landschappelijke inpassing genoemd onder 1 wordt aangelegd en in stand wordt gehouden.
11.5.4 Stikstof
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.4.1 wordt uitsluitend verleend indien:
    • 1. de stikstofemissie vanwege de nieuwe functie, daaronder niet begrepen de stikstofemissie vanwege bezoekende motorvoertuigen, niet méér bedraagt dan het stikstofsaldo dat op het moment van verlening van de omgevingsvergunning beschikbaar is in het Stikstofemissiemonitoring PARK21; en
    • 2. sprake is van een evenwichtige verdeling van de stikstofemissieruimte.
  • b. Het stikstofsaldo als bedoeld onder a, onder 1 wordt bepaald op de wijze zoals opgenomen in de Methodiek Stikstofemissiemonitoring PARK21 zoals opgenomen in Bijlage 6 van deze regels;
  • c. Of sprake is van een evenwichtige verdeling van de stikstofemissieruimte als bedoeld onder a, onder 2 wordt bepaald aan de hand van de Beleidsregel beeldkwaliteitsplan Leisurelaag zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, of zoals deze beleidsregel luidt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
11.5.5 Verbeterd Droogmakerij Systeem

Op het perceel van een nieuwe functie moet (samen met naburige functies) worden voorzien in een Verbeterd Droogmakerij Systeem (VDS). Hierbij gelden de volgende regels:

  • 1. het water wordt middels een verbindingssloot verbonden met het VDS waarbij de wenselijke profielen indicatief zijn beschreven in de beleidsregel BKP Leisurelaag zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels;
  • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de functie waarvoor vergunning is verleend, is alleen toegestaan voorzover het VDS wordt aangelegd en in stand gehouden;
  • 3. de hoogste waterstand in het VDS bij hevige neerslag mag overschreden worden met 0,5 meter ten opzichte van het hoogste peil onder normale omstandigheden.
11.5.6 Hemelwater

Bij nieuwe functies is het verboden om afvloeiend hemelwater, afkomstig van de dakvlakken van gebouwen, te lozen op het vuilwaterriool.

11.5.7 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de 'wetgevingszone – transformatielaag a tot en met categorie 3.2' geldt dat de in 11.1.1 genoemde functies pas in gebruik mogen worden genomen nadat de recreatieplas, zoals opgenomen in artikel 11.2.4 sub b, is gerealiseerd.

Artikel 12 Bouwwerken

12.1 Algemeen

Er zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de in artikel 11.1 genoemde functies.

12.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. voor de oppervlakte van gebouwen (footprint) binnen een parkkamer gelden de in onderstaande tabel opgenomen voorwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGlgbPARK21000000-C001_0034.png"

* De parkrand wordt gerekend vanaf de kavelgrens en bestaat uit de bosrand, de natuurvriendelijke oever en de watergang aan de openbare zijde (of gelijkwaardige landschappelijke invulling), zie doorsnedes blz. 28, 29 en 30 en eis P.3 van het BKP Leisurelaag (Bijlage 3).

  • b. voor de bouwhoogte van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 9 meter in een parkkamer met een oppervlak van maximaal 1.000 m2;
    • 2. maximaal 20 meter in overige parkkamers;
    • 3. niet hoger dan toegestaan conform het Luchthavenindelingsbesluit;

waarbij geldt dat voldaan moet worden aan de aanvullende eis van een schuine lijn vanuit de kavelrand van 15° zoals toegelicht in de beleidsregel BKP Leisurelaag (Bijlage 3 van deze regels), met uitzondering van de in het BKP Leisurelaag opgenomen gebouwtypologie 'De Kas, Variant 1';

  • c. in afwijking van het bepaald in sub b. kan een hoogteaccent van maximaal 40 meter worden toegestaan conform de voorwaarden in de beleidsregel BKP Leisurelaag (Bijlage 3 van deze regels);
  • d. voor alle parkkamers geldt dat binnen 15 meter van de parkrand (zie uitleg onder a) geen bebouwing is toegestaan;
  • e. een gebouw moet voor wat betreft vormgeving, maatvoering en situering passen in het gewenste bebouwingsbeeld van PARK21. Wat hieronder wordt verstaan is opgenomen in de beleidsregel BKP Leisurelaag (Bijlage 3 van deze regels), met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregel wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de beleidsregel na de wijziging;
  • f. nieuw te bouwen gebouwen worden aardgasvrij gebouwd.

12.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan indien deze geïntegreerd zijn in gebouwen of hagen en beplantingssingels;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
  • d. een bouwwerk, geen gebouw zijnde moet voor wat betreft vormgeving, maatvoering en situering passen in het gewenste bebouwingsbeeld van PARK21. Wat hieronder wordt verstaan is opgenomen in de beleidsregel BKP Leisurelaag zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregel wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de beleidsregel na de wijziging.

Artikel 13 Groen - Park

13.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Groen - Park' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de functieaanduiding 'evenemententerrein' voor een evenemententerrein;
  • b. groen;
  • c. water(huishoudkundige voorzieningen);
  • d. een parkweg;
  • e. ontsluiting;
  • f. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • g. recreatief medegebruik;
  • h. sport- en spelvoorzieningen;
  • i. cultuur- en ontspanning;
  • j. openbaar toiletvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. straatmeubilair;
  • m. parkeervoorzieningen.
13.2 Evenementen
  • a. Op het evenemententerrein zijn de evenementen zoals genoemd in 13.3, 13.4, 13.5 en 13.6 toegestaan;
  • b. Een evenement vindt plaats tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Op vrijdagen, zaterdagen en dagen voorafgaand aan een wettelijk vrije dag vindt het evenement tussen 07.00 uur en 24.00 uur plaats;
  • c. Een evenement is uitsluitend toegestaan als de stikstofdepositie als gevolg van de op- en afbouw en het gebruik van het totaal aan evenementen per kalenderjaar, de periode van 1 januari tot en met 31 december, niet meer bedraagt dan 2.750 kg NOx en 19,5 kg NH3;
  • d. Ten behoeve van de beoordeling van de voorwaarde onder c. dient bij de aanvraag om een evenementenvergunning de stikstofdepositie als gevolg van de op- en afbouw en het gebruik van het evenement inzichtelijk te worden gemaakt;
  • e. Aanvullend op de voorwaarde onder c. geldt dat evenementen zijn toegestaan vanaf het moment dat het baggerdepot ter plaatse van de functieaanduiding 'evenemententerrein' en minimaal 10 hectare aan agrarische grond binnen het deel van het plangebied tussen de Rijnlanderweg en de A4 uit gebruik is genomen en dit gestaakte gebruik in stand wordt gehouden.
13.3 Meerdaagse festivals
  • a. Er zijn niet meer dan 3 meerdaagse festivals per kalenderjaar toegestaan. Voor een meerdaags festival gelden de volgende regels:
    • 1. het bezoekersaantal bedraagt niet meer dan 80.000 unieke bezoekers per evenement;
    • 2. de duur van een evenement (exclusief 1 dag aankomst en 1 dag vertrek) bedraagt niet meer dan 3 dagen;
    • 3. het aantal dagen dat gebruikt wordt voor opbouw bedraagt niet meer dan 21 dagen;
    • 4. het aantal dagen dat gebruikt wordt voor afbouw bedraagt niet meer dan 14 dagen;
    • 5. voor het geluid geldt dat het geluidsniveau niet meer bedraagt dan 65 dB(A) en 85 dB(C) op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen.
  • b. ter ondersteuning van het meerdaagse festival en voor de duur van maximaal 5 dagen per meerdaags festival is verblijfsrecreatie toegestaan in de vorm van een campingterrein.
13.4 Eendaagse festivals
  • a. Er zijn niet meer dan 2 eendaagse festivals per kalenderjaar toegestaan. Voor een eendaags festival gelden de volgende regels:
    • 1. het bezoekersaantal bedraagt niet meer dan 40.000 per dag;
    • 2. de duur van een evenement (exclusief op- en afbouw) bedraagt niet meer dan 1 dag;
    • 3. het aantal dagen dat gebruikt wordt voor opbouw bedraagt niet meer dan 11 dagen;
    • 4. het aantal dagen dat gebruikt wordt voor afbouw bedraagt niet meer dan 4 dagen;
    • 5. voor het geluid geldt dat het geluidsniveau niet meer bedraagt dan 65 dB(A) en 85 dB(C) op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen.
13.5 Concerten
  • a. Er zijn niet meer dan 4 concerten per kalenderjaar toegestaan. Voor een concert gelden de volgende regels:
    • 1. het bezoekersaantal bedraagt niet meer dan 20.000 per concert;
    • 2. de duur van een evenement (exclusief op- en afbouw) bedraagt niet meer dan 1 dag;
    • 3. het aantal dagen dat gebruikt wordt voor opbouw bedraagt niet meer dan 11 dagen;
    • 4. het aantal dagen dat gebruikt wordt voor afbouw bedraagt niet meer dan 4 dagen;
    • 5. voor het geluid geldt dat het geluidsniveau niet meer bedraagt dan 55 dB(A) en 75 dB(C) op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen.
13.6 Kleine concerten
  • a. In aanvulling op het bepaald in artikel 13.5, zijn niet meer dan 3 kleine concerten per kalenderjaar toegestaan. Voor een klein concert gelden de volgende regels:
    • 1. het bezoekersaantal bedraagt niet meer dan 10.000 per concert;
    • 2. de duur van een evenement (exclusief op- en afbouw) bedraagt niet meer dan 1 dag;
    • 3. het aantal dagen dat gebruikt wordt voor opbouw bedraagt niet meer dan 7 dagen;
    • 4. het aantal dagen dat gebruikt wordt voor afbouw bedraagt niet meer dan 3 dagen;
    • 5. er uitsluitend achtergrondmuziek of onversterkte muziek toegestaan.
13.7 Bouwwerken
13.7.1 Algemeen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de evenementen genoemd in 13.2,
  • b. Gebouwen zijn alleen toegestaan voor de duur van een evenement inclusief op- en afbouw.
13.8 Vergroten maximaal aantal bezoekers

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het maximum aantal bezoekers van:

  • a. een eendaags evenement zoals genoemd in artikel 13.4 sub a, waarbij het aantal bezoekers kan worden vergroot tot maximaal 60.000 bezoekers;
  • b. een concert zoals genoemd in artikel 13.5 sub a, waarbij het aantal bezoekers kan worden vergroot tot maximaal 30.000 bezoekers;

mits uit de aanvraag blijkt dat de bereikbaarheid, verkeersveiligheid, veiligheid van bezoekers en omgeving is gewaarborgd. Het toegestane geluidsniveau zoals genoemd in artikel 13.4 en 13.5 blijft ongewijzigd.

Hoofdstuk 5 Monitoring

Artikel 14 Oppervlakte leisure

  • a. Burgemeester en wethouders monitort jaarlijks vanaf de inwerkingtreding van het plan de vergunningverlening voor leisurefuncties conform het Monitoringsplan Leisure zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels.
  • b. De monitorgegevens worden vastgelegd in een rapport en bevatten in ieder geval de aantallen en oppervlakten als genoemd in 11.2.

Artikel 15 Stikstofdepositie

Burgemeester en wethouders monitort vanaf de inwerkingtreding van het plan de emissie van stikstof als gevolg van het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de ter plaatse toegestane activiteiten binnen het plangebied conform de Methodiek Stikstofemissiemonitoring PARK21 zoals opgenomen in Bijlage 6 van deze regels.

Artikel 16 Verkeer

  • a. Burgemeester en wethouders monitort eens in de twee jaar, danwel de termijn die het monitoringsplan voorschrijft, vanaf de inwerkingtreding van het plan de verkeersafwikkeling op het omliggende wegennet en brengt jaarlijks de verkeersruimte voor ontwikkelingen die met dit plan mogelijk worden gemaakt in beeld conform het Monitoringsplan Verkeer zoals opgenomen in Bijlage 7 van deze regels. .
  • b. De verkeersruimte voor ontwikkelingen die met dit plan mogelijk worden gemaakt worden berekend door de capaciteit / verkeersruimte van de in de omgeving van het plangebied gelegen wegen te bepalen en daar de verkeersbelasting ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen af te trekken.
  • c. De monitorgegevens worden vastgelegd in een rapport inclusief een verantwoording of de resultaten aanleiding geven tot maatregelen op het gebied van de verkeersafwikkeling op de wegen in de omgeving van het plangebied.
  • d. Ten behoeve van de beoordeling zoals beschreven in 11.5.1 onder q wordt in het rapport, zoals aangegeven in sub c, de gereserveerde restruimte (1) voor de verbreding en transformatie van de agrarische bedrijven en de restruimte (2) voor de functies als genoemd in 11.1.1 vastgesteld.
  • e. Bij iedere aanvraag om vergunning als bedoeld in 11.4 en 22.1.1 beoordelen burgemeester en wethouders de noodzaak of wenselijkheid om de monitorgegevens als bedoeld onder a en de restruimten bedoeld onder d te actualiseren.
  • f. Na verlening van een vergunning als bedoeld in 11.4 en 22.1.1 worden de restruimten bedoeld in sub d geactualiseerd.

Hoofdstuk 6 Polderlaag - functies

Artikel 17 Stikstofbepaling functies polderlaag

Indien het gebruik van gronden en/of bouwwerken op grond van één of meerdere vergunningen als bedoeld in 11.4.1 of 22.1.1 is gewijzigd ten opzichte van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van deze gronden en/of bouwwerken, dan is een wijziging van het gebruik ten opzichte van de hiervoor bedoelde vergunning(en) op hetzelfde perceel op grond van de regels van dit hoofdstuk uitsluitend toegestaan indien de stikstofemissie afkomstig van deze gronden en/of bouwwerken niet toeneemt ten opzichte van de stikstofemissie zoals vastgelegd in de Stikstofemissiemonitoring PARK21.

Artikel 18 Agrarisch

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten met een, in hoofdzaak, grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, bollenteelt, intensieve veehouderij, paardenfokkerij en paardenhouderij;
  • b. wonen in een agrarische bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is tevens een glastuinbouwbedrijf toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – verkooppunt vuurwerk' is tevens een opslag en verkoop van consumentenvuurwerk, kerstbomen en overige kerstartikelen toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden gedoogbeschikking' mag uitsluitend door de in het gedoogbesluit genoemde bewoner(s) gedurende de in het gedoogbesluit genoemde periode worden gewoond;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - huisvesting werknemers' voor huisvesting van werknemers zoals nader bepaald in de omgevingsvergunning van 10 februari 2016 zoals opgenomen in Bijlage 10;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' is tevens een weg toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch handelsbedrijf' is tevens een agrarisch handelsbedrijf toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' voor een onbebouwbare zone;

met daaraan ondergeschikt:

  • l. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
  • m. natuur- en landschapsbeheer;
  • n. extensief recreatief medegebruik;
  • o. kleinschalig kamperen;
  • p. nevenactiviteiten in de vorm van educatie, zorggerelateerde voorzieningen, verkoop van eigen of streekproducten, bed & breakfast,kinderopvang, met daarbij behorende ondersteunende horeca;

met daarbij behorend(e):

  • q. verharde en onverharde paden, erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
  • r. groen;
  • s. bermen en taluds;
  • t. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • u. nutsvoorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Agrarische bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' geen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • c. gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 meter zijn en de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 12 meter zijn;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ mogen kassen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 12 meter;
  • f. de oppervlakte van de agrarische bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch gebruik.

18.2.2 Agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bedrijfswoningen’ waar het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • b. in afwijking van sub a geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' geen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • c. voor niet-inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;
  • d. voor inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 12 meter;
  • e. de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;
  • f. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten dienste van de agrarische bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • h. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter.

18.2.3 Gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel 18.1 onder l tot en met p gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen alleen binnen de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en agrarische bedrijfswoning binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van lid a geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' geen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de activiteiten mag niet meer zijn dan 150 m2.

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van silo’s mag niet meer zijn dan 15 meter;
  • b. de bouwhoogte van hooibergingen mag niet meer zijn dan 15 meter;
  • c. de bouwhoogte van een mestbassin ten behoeve van de opslag van bedrijfseigen mest mag niet meer zijn dan 5 meter;
  • d. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie mag niet meer zijn dan 20 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  • f. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan binnen de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd';
  • i. de bouwwerken bedoeld in dit artikel onder a tot en met d mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Overschrijding van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.1 onder a voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;
  • b. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

18.3.2 Gebouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;
  • b. het plaatsen van gebouwen buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een volwaardige bedrijfsvoering;
  • c. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 gebouwen toegestaan;
  • d. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer zijn dan 100 m², met dien verstande dat de oppervlakte van een schuilhut voor vee niet meer mag zijn dan 50 m²;
  • e. de goothoogte mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 6 meter.

18.3.3 Situering bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.1 onder b voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op een kortere afstand dan 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning.

18.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.4 sub i, indien plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig.

18.3.5 Ondergeschikte functies

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.3 voor het nieuw bouwen ten behoeve van ondergeschikte functies, als bedoeld in 18.1 met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van de nieuwbouw mag niet meer zijn dan 150 m2, waarbij de totale oppervlakte ten behoeve van de activiteit in de bestaande gebouwen en de nieuw te bouwen gebouwen niet meer mag zijn dan 150 m2;
  • b. nieuw te bouwen gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. bij cumulatie van activiteiten mag de maximale oppervlakte binnen bestaande bebouwing en in nieuw te bouwen gebouwen maximaal 250 m2 zijn.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning en bij de woning horende bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan tot een maximum van 15 plaatsen, waarbij tevens een gebruik van bestaande gebouwen voor aanvullende voorzieningen tot een maximum van 150 m2 is toegestaan;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en gronden voor bedrijfsdoeleinden anders dan agrarische bedrijfsdoeleinden en de op grond van artikel 18.1 toegestane andere activiteiten is niet toegestaan;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten, agrarische bedrijfsgoederen en agrarische werktuigen achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;
  • f. het gebruik van gronden bij wijze van wisselteelt voor de bollenteelt voor de duur van maximaal 1 jaar, is niet strijdig met de bestemming, met dien verstande dat de structuur van de grond niet mag worden aangetast door middel van diepploegen en/of omspuiten van de grond;
  • g. het wonen in een bedrijfswoning door meer dan één huishouden is niet toegestaan;

het gebruik van de bedrijfswoning voor de uitoefening van een bed & breakfast of logiesfunctie is niet toegestaan;

  • h. het gebruik van de woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur, indien de verhuur betrekking heeft op meer dan twee kamers is niet toegestaan.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.4 onder b en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
  • b. voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.

18.5.2 Stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.4 onder d en toestaan dat tijdelijk of blijvend vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:

  • a. is aangetoond dat de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen niet nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;
  • d. de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
  • e. geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Vorm van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen.

18.6.2 Vergroting van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen voor het vergroten van het bouwvlak tot maximaal 2 ha, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de vergroting is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
  • c. de vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
  • d. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

18.6.3 Wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Paardenfokkerij' of 'Agrarisch - Paardenhouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch’ te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Paardenfokkerij' of ‘Agrarisch - Paardenhouderij', teneinde een paardenhouderij mogelijk te maken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
  • b. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  • c. de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

Artikel 19 Agrarisch - Paardenfokkerij

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Paardenfokkerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak gericht op gericht op het bedrijfsmatig fokken en opfokken van paarden, daaronder mede begrepen het africhten en trainen van paarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
  • c. natuur- en landschapsbeheer;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. kleinschalig kamperen;
  • f. nevenactiviteiten in de vorm van educatie, zorg gerelateerde voorzieningen, verkoop van eigen of streekproducten, bed en breakfast, kinderopvang, met daarbij behorende ondersteunende horeca;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' voor een onbebouwbare zone;

met daarbij behorend(e):

  • h. verhardingen;
  • i. verharde en onverharde paden, ondergeschikte erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
  • j. groen;
  • k. bermen en taluds;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Agrarische bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' geen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • c. gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 meter zijn en de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 12 meter zijn;
  • e. de oppervlakte van de agrarische bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch gebruik.

19.2.2 Agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' geen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • c. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. voor niet-inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;
  • e. voor inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 12 meter;
  • f. de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;
  • g. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten dienste van de agrarische bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • i. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter.

19.2.3 Gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel 19.1 onder c tot en met g gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen alleen binnen de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en agrarische bedrijfswoning binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' geen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de nevengeschikte functies mag niet meer zijn dan 150 m2.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van silo’s mag niet meer zijn dan 15 meter;
  • b. de bouwhoogte van hooibergingen mag niet meer zijn dan 15 meter;
  • c. de bouwhoogte van een mestbassin ten behoeve van de opslag van bedrijfseigen mest mag niet meer zijn dan 5 meter;
  • d. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
  • f. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan binnen de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd';
  • g. de bouwwerken bedoeld in dit artikel onder a tot en met d mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Overschrijding van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.1 sub a voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;
  • b. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

19.3.2 Gebouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 19.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;
  • b. het plaatsen van gebouwen buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een volwaardige bedrijfsvoering;
  • c. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 gebouwen toegestaan;
  • d. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer zijn dan 150 m², met dien verstande dat de oppervlakte van een schuilhut voor vee niet meer mag zijn dan 50 m²;
  • e. de goothoogte mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 6 meter.

19.3.3 Situering bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.1 sub c voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op een kortere afstand dan 5 meter achter de bedrijfswoning.

19.3.4 Ondergeschikte functies

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning het afwijken van het bepaalde in 19.2.3 voor het nieuw bouwen ten behoeve van de in dat artikel genoemde ondergeschikte functies met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van de nieuwbouw mag niet meer zijn dan 150 m2, waarbij de totale nieuw te bouwen gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
  • b. bij cumulatie van nevenactiviteiten mag de maximale oppervlakte binnen bestaande bebouwing en of nieuwbouw maximaal 250 m2 zijn.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning en bij de woning horende bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan tot een maximum van 15 plaatsen, waarbij tevens een gebruik van bestaande gebouwen voor aanvullende voorzieningen tot een maximum van 150 m2 is toegestaan;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en gronden voor bedrijfsdoeleinden anders dan agrarische bedrijfsdoeleinden en de op grond van artikel 19.1 toegestane andere activiteiten is niet toegestaan;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;
  • f. het wonen in een bedrijfswoning door meer dan één huishouden is niet toegestaan;
  • g. het gebruik van de bedrijfswoning voor de uitoefening van een bed & breakfast of logiesfunctie is niet toegestaan;
  • h. het gebruik van de bedrijfswoning voor bedrijfsmatige kamerverhuur, indien de verhuur betrekking heeft op meer dan twee kamers is niet toegestaan.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.4 sub b en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
  • b. voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.

19.5.2 Stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.4 sub d en toestaan dat tijdelijk of blijvend vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:

  • a. is aangetoond dat de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen niet nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;
  • d. de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
  • e. geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat.

Artikel 20 Agrarisch - Paardenhouderij

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak gericht op de handel in en/of de bewaring van paarden, daaronder mede begrepen het africhten en trainen van paarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
  • c. natuur- en landschapsbeheer;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. kleinschalig kamperen;
  • f. bed & breakfast;
  • g. nevenactiviteiten in de vorm van educatie, zorg gerelateerde voorzieningen, verkoop van eigen of streekproducten, bed en breakfast, kinderopvang, met daarbij behorende ondersteunende horeca;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' voor een onbebouwbare zone;

met daarbij behorend(e):

  • i. verhardingen;
  • j. verharde en onverharde paden, ondergeschikte erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
  • k. groen;
  • l. bermen en taluds;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Agrarische bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' geen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • c. gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 meter zijn en de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 12 meter zijn;
  • e. de oppervlakte van de agrarische bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch gebruik.

20.2.2 Agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' geen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • c. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. voor niet-inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;
  • e. voor inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 12 meter;
  • f. de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;
  • g. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten dienste van de agrarische bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • i. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter.

20.2.3 Gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel 20.1 onder c tot en met g gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen alleen binnen de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en agrarische bedrijfswoning binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a geldt dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' geen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de nevengeschikte functies mag niet meer zijn dan 150 m2.

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van silo’s mag niet meer zijn dan 15 meter;
  • b. de bouwhoogte van hooibergingen mag niet meer zijn dan 15 meter;
  • c. de bouwhoogte van een mestbassin ten behoeve van de opslag van bedrijfseigen mest mag niet meer zijn dan 5 meter;
  • d. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
  • f. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan binnen de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd';
  • g. de bouwwerken bedoeld in dit artikel onder a tot en met d mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Overschrijding van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.1 sub a voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;
  • b. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

20.3.2 Gebouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 20.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;
  • b. het plaatsen van gebouwen buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een volwaardige bedrijfsvoering;
  • c. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 gebouwen toegestaan;
  • d. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer zijn dan 150 m², met dien verstande dat de oppervlakte van een schuilhut voor vee niet meer mag zijn dan 50 m²;
  • e. de goothoogte mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 6 meter.

20.3.3 Situering bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.1 sub c voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op een kortere afstand dan 5 meter achter de bedrijfswoning.

20.3.4 Ondergeschikte functies

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning het afwijken van het bepaalde in 20.2.3 voor het nieuw bouwen ten behoeve van de in dat artikel genoemde ondergeschikte functies met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van de nieuwbouw mag niet meer zijn dan 150 m2, waarbij de totale nieuw te bouwen gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
  • b. bij cumulatie van nevenactiviteiten mag de maximale oppervlakte binnen bestaande bebouwing en of nieuwbouw maximaal 250 m2 zijn.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning en bij de woning horende bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan tot een maximum van 15 plaatsen, waarbij tevens een gebruik van bestaande gebouwen voor aanvullende voorzieningen tot een maximum van 150 m2 is toegestaan;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en gronden voor bedrijfsdoeleinden anders dan agrarische bedrijfsdoeleinden en de op grond van 20.1 toegestane andere activiteiten is niet toegestaan;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;
  • f. het wonen in een bedrijfswoning door meer dan één huishouden is niet toegestaan;
  • g. het gebruik van de bedrijfswoning voor de uitoefening van een bed & breakfast of logiesfunctie is niet toegestaan;
  • h. het gebruik van de bedrijfswoning voor bedrijfsmatige kamerverhuur, indien de verhuur betrekking heeft op meer dan twee kamers is niet toegestaan.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.4 sub b en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
  • b. voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.

20.5.2 Stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.4 sub d en toestaan dat tijdelijk of blijvend vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:

  • a. is aangetoond dat de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen niet nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;
  • d. de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
  • e. geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 Vorm van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen;

20.6.2 Vergroting van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen voor het vergroten van het bouwvlak tot maximaal 2 ha, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de vergroting is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
  • c. de vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
  • d. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

20.6.3 Wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch - Paardenfokkerij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming ‘Agrarisch - Paardenhouderij’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch - Paardenfokkerij', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
  • b. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  • c. de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

Artikel 21 Bedrijf

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 en 2 zijn toegestaan;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2 of 3.1 zijn toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daarbij behorend(e):

  • c. verhardingen, in- en uitritten;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. groen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. kantoren;

met dien verstande dat:

  • j. garagebedrijven niet zijn toegestaan;
  • k. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • l. verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;
  • m. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage toegestaan.

21.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is uitsluitend één vrijstaande woning toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage toegestaan;
  • e. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  • 1. de bouwhoogte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 5 meter;
  • 2. de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
  • 3. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 5 meter;
  • 4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 70 m² met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' het aangegeven maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan.

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
  • b. de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter.

21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Bijbehorende kantoren

Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².

21.4.2 Activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit

Activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • de ondersteunende activiteit niet meer omvat dan 25% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met een maximum van 150 m2;
  • de openingstijden vallen binnen die van de hoofdactiviteit;
  • de toegang uitsluitend plaatsvindt via de hoofdingang van de hoofdactiviteit.

21.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 21.1 sub a;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 21.1;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie;
  • e. het wonen in een bedrijfswoning door meer dan één huishouden;
  • f. het gebruik van de bedrijfswoning voor de uitoefening van een bed & breakfast of logiesfunctie;
  • g. het gebruik van de woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur, indien de verhuur betrekking heeft op meer dan twee kamers.

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 21.1 als 21.4.3 sub a voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;
  • b. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.

Artikel 22 Bestemmingsplanactiviteit transformatie agrarische bedrijven

22.1 Bestemmingsplanactiviteit
22.1.1 Vergunningplicht

Met een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit kunnen burgemeester en wethouders in afwijking van het bepaalde in Artikel 18 Agrarisch, Artikel 19 Agrarisch - Paardenfokkerij en Artikel 20 Agrarisch - Paardenhouderij transformatie van de bestaande agrarische bedrijven mogelijk maken.

22.1.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in 22.1.1 wordt verleend indien in de aanvraag naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt aangetoond dat met de activiteit:

  • a. wordt bijgedragen aan de doelen zoals beschreven in Hoofdstuk 2;
  • b. voldaan wordt aan de functiekaders zoals opgenomen in 22.2;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in 22.3.

22.2 Functiekaders
22.2.1 Transformatie van agrarische bedrijven

De vergunning bedoeld in 22.1.1 kan worden verleend voor:

  • a. dagrecreatie in de vorm van sport- en speelvoorzieningen zonder mechanische aandrijving;
  • b. verblijfsrecreatie tot een maximum bruto vloeroppervlak van 350 m2, bestaande uit:
      • bed en breakfast tot een maximum van 10 kamers;
      • short stay appartementen tot een maximum van 10 kamers;
      • groepsaccommodatie tot een maximum voor 25 personen;
      • camping/ camperplaatsen tot een maximum van 20 plaatsen;
      • hotels tot een maximum van 10 kamers;

waarbij geldt dat het aantal overnachtingseenheden in combinatie met het bepaalde in artikel 11.2.5 sub b en artikel 25.1 sub c, niet meer bedragen dan 634;

  • c. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van educatieve, jeugd- en kinderopvangvoorzieningen, en zorgvoorzieningen waarbij geldt dat:
    • 1. het bruto vloeroppervlak van een kinderdagverblijf niet groter mag zijn dan 650 m² ;
    • 2. het bruto vloeroppervlak van overige zorgvoorzieningen niet groter mogen zijn dan 900 m² ;
  • d. detailhandel, uitsluitend in de vorm van:
    • 1. een landwinkel tot een maximum bruto vloeroppervlak van 350 m² en maximaal één landwinkel binnen het plangebied;
    • 2. ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat:
      • dit gericht is op het verkopen van eigen teelt van de boerderij, tot een maximum bruto vloeroppervlak van 200 m² per bouwperceel;
      • de openingstijden vallen binnen die van de hoofdactiviteit;
      • de toegang uitsluitend plaatsvindt via de hoofdingang van de hoofdactiviteit;
  • e. kleinschalige evenementen en workshops;
  • f. horecavoorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. sprake is van een ondergeschikte activiteit
      • bij andere toegestane functies, gericht op de bezoekers van de hoofdfunctie; of
      • ondersteunend aan een agrarische functie, gericht op het verwerken, verkopen en nuttigen van eigen teelt van de boerderij (al dan niet gecombineerd met andere producten van lokale producenten);
    • 2. de horecavoorziening niet meer bedraagt dan 200 m2 bruto vloeroppervlak per vestiging;
    • 3. sprake is van niet meer dan één horecavoorziening per agrarisch bouwkavel;
    • 4. sprake is van een horecavoorziening in de vorm van horeca in categorieën 1 of 2 conform Bijlage 9 Staat van Horeca-activiteiten, waarbij geldt dat de bruto vloeroppervlakte aan nieuwe horecafuncties (exclusief verblijfsrecreatie) voor het hele plangebied niet meer mag bedragen dan 13.100 m²;
    • 5. de openingstijden vallen binnen die van de hoofdactiviteit;
    • 6. de toegang uitsluitend plaatsvindt via de hoofdingang van de hoofdactiviteit.
  • g. voor de in sub b t/m f genoemde functies bedraagt de totale maximum brutovloeroppervlakte, al dan niet gecombineerd,
    • 1. bij een transformatie tot 4 hectare: 300 m2;
    • 2. bij een transformatie van 4 tot 8 hectare: 500m2;
    • 3. bij een transformatie van 8 tot 12 hectare: 700m2;
    • 4. bij een transformatie groter dan 12 hectare: 900m2;
  • h. zonneakkers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zonneakkers', onder de voorwaarden dat:
    • 1. sprake is van een meerwaarde op het gebied van educatie, recreatie en natuurontwikkeling;
    • 2. minimaal 50% van een zonneakker in eigendom is van lokale partijen (inwoners, lokale verenigingen, lokale coöperaties, lokale grondeigenaren, lokale overheden, lokale ondernemers) conform het Beleidskader lokaal eigenaarschap in zon- en windprojecten;
    • 3. het maximum oppervlak aan zonneakkers per zonneakker niet meer dan 5 hectare mag bedragen en binnen het plangebied als totaal niet meer dan 20 hectare mag bedragen;
    • 4. de afstand tussen de enkele rijen met panelen niet minder dan 7 meter mag bedragen;
    • 5. de maximale hoogte van de tafels en technische installaties niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
    • 6. de positie van de rijen met panelen dienen de aanwezige verkavelingsrichting te volgen;
    • 7. bij de zonneakker door middel van een informatiebord informatie wordt verstrekt over de energieopbrengst en/of educatieve informatie;
    • 8. voor de landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit wordt voldaan aan de beleidsregel BKP Polderlaag zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
22.3 Randvoorwaarden
22.3.1 Transformatie van de agrarische bedrijven

Voor de transformatie van de bestaande agrarische bedrijven gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat het gebruik van de gronden voor een nieuwe functie niet leidt tot hinderlijk geluid, geur, trillingen, stof of toename van (verkeers)veiligheidsrisico's voor bestaande functies in de omgeving van de locatie waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft;
  • b. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat het gebruik van de gronden voor een nieuwe functie niet leidt tot een aantasting van de bedrijfsvoering van op het moment van vergunningverlening bestaande functies;
  • c. aan het gestelde onder a en b wordt in ieder geval voldaan indien de afstand tussen een nieuwe functie en een bestaande functie voldoet aan de bij die nieuwe functie behorende richtafstand zoals opgenomen in Bijlage 8 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat er voldoende behoefte aan de aangevraagde functie is (in kwalitatieve zin (concept, programmering, doelgroep en locatie) en kwantitatieve zin (aantallen en meters) en dat de functie geen onaanvaardbare effecten op het voorzieningenniveau en ondernemersklimaat van de regio heeft.
  • e. ten behoeve van de nieuwe functie mogen nieuwe gebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de bouwregels zoals opgenomen in Artikel 18 Agrarisch, Artikel 19 Agrarisch - Paardenfokkerij en Artikel 20 Agrarisch - Paardenhouderij;
  • f. nieuw te bouwen gebouwen worden aardgasvrij gebouwd;
  • g. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing die voldoet aan de beleidsregel BKP Polderlaag zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels waarbij de omvang, hoogte en situering aansluiten bij de bebouwing in de directe omgeving, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregel wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de beleidsregel na de wijziging;
  • h. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de verkeersgeneratie van de aangevraagde functie kan worden opgevangen door de verkeersruimte van de wegen in de omgeving van het plangebied. Bij dit onderzoek worden de monitoringsgegevens van Artikel 16 Verkeer gebruikt. Het uitgangspunt hierbij is dat functies in het plangebied alleen gebruik mogen maken van de zogenaamde restruimte voor functies als bedoeld in 22.2.1;
  • i. voor parkeren geldt het volgende:
    • 1. op eigen terrein moet in voldoende mate ruimte zijn gereserveerd en ingericht en in stand worden gehouden voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen met inachtneming van de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer.
    • 2. Het bevoegd gezag past de onder 1 genoemde regels toe met inachtneming van de beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
    • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 1 indien:
      • op basis van gegronde redenen aangetoond kan worden dat het voldoen aan deze bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en bovendien
      • op andere wijze in de nodige ruimte voor het parkeren, stallen laden en/of lossen van voertuigen blijvend wordt voorzien.
  • j. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat er ter plaatse van de nieuwe functie en ten gevolge van de nieuwe functie sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting;
  • l. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat er ter plaatse van de nieuwe functie sprake is van een aanvaardbare geurbelasting;
  • m. uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de stikstofdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied ten gevolge van het gebruik van gronden en bouwwerken na verlening van de vergunning bedoeld in 22.1.1, niet groter is dan de stikstofdepositie van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige planologische toegestane gebruik van gronden en bouwwerken;
  • n. in afwijking van het bepaalde in sub m geldt dat indien het gebruik van gronden en/of bouwwerken op grond van één of meerdere vergunningen als bedoeld in 11.4.1 of 22.1.1 is gewijzigd, uit (een onderzoek bij) de aanvraag om omgevingsvergunning volgt dat de stikstofdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied ten gevolge van het gebruik van gronden en bouwwerken na verlening van de op dat moment te toetsen vergunning als bedoeld in 11.4.1, niet toeneemt ten opzichte van de situatie zoals vastgelegd in de Stikstofemissiemonitoring PARK21.

 

Artikel 23 Cultuur en ontspanning - Evenemententerrein

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Evenemententerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen gericht op cultuur, vermaak en ontspanning in de vorm van muziekevenementen, thema- en hobbymarkten, tentoonstellingen, oefenruimten en creativiteitscentra; niet inbegrepen zalenverhuur, bioscopen, casino's en speelautomatenhallen;
  • b. alsmede dienstverlening in de vorm van uitzendbureau ten dienste van agrarische bedrijven en administratieve ruimten ten dienste van de op het perceel aanwezige agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse van de aanduiding 'gemengd ';
  • c. parkeerterrein voor 1.000 parkeerplaatsen waarvan tenminste 700 permanente parkeerplaatsen alsmede voor agrarisch gebruik ten dienste van de ook op het perceel gevestigde agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein';
  • d. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorend(e):

  • e. verhardingen; in- en uitritten;
  • f. groen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage toegestaan.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijking bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.1 sub a en sub b en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

23.3.2 Afwijking bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.1 sub b en toestaan dat het bouwperceel voor 100% mag worden bebouwd.

23.3.3 Afwijking bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.1 sub b en toestaan dat de maximale bouwhoogte met 8 meter wordt verhoogd voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd.

23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Algemeen

Activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit, zoals horeca, dienstverlening en detailhandel, zijn op een perceel toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 25% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
  • b. de openingstijden vallen binnen die van de hoofdactiviteit;
  • c. de toegang uitsluitend plaatsvindt via de hoofdingang van de hoofdactiviteit.
23.4.2 Evenementen

Voor evenementen geldt het volgende:

  • 1. grote evenementen tot 3.850 bezoekers mogen niet meer dan 20x per jaar plaatsvinden;
  • 2. overige evenementen tot 1.000 bezoekers mogen niet meer dan 75x per jaar plaatsvinden.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1 Incidentele detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor detailhandel met een incidenteel karakter in de vorm van magazijnverkoop van goederen van elders gevestigde ondernemingen en verkoop van goederen door ondernemingen die geen eigen vestigingsplaats hebben, onder de volgende voorwaarden:

  • a. er mag maximaal drie maal per jaar een verkoop als bedoeld in dit 23.5.1 plaatsvinden;
  • b. een verkoop mag niet langer duren dan 4 dagen.

Artikel 24 Groen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wassen en tanken' is tevens een locatie voor het wassen en aftanken van bedrijfsvoertuigen toegestaan;
  • c. een calamiteitenin-/uitrit op de Noordelijke Randweg;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van het pomphuisje;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' voor een onbebouwbare zone;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. wandel- en fietspaden;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. bergbezinkbassin;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. bermen en taluds;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. kunstobjecten.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van speelvoorzieningen, bergbezinkbassins en nutsvoorzieningen;
  • b. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speel- en nutsvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;
  • c. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter;
  • d. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speel- en nutsvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' mogen geen gebouwen mogen worden gebouwd.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer zijn dan 6 meter;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan binnen de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd'.

Artikel 25 Landgoedbedrijf

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Landgoedbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor een landgoedbedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. wonen in relatie tot de activiteiten van het landgoedbedrijf;
  • b. dagrecreatie in de vorm van educatie, workshops en sport- en speelvoorzieningen zonder mechanische aandrijving;
  • c. verblijfsrecreatie bestaande uit:
    • 1. een landschapshotel met een maximum van 40 overnachtingseenheden ten behoeve van maximaal 90 gasten en een maximum bruto vloeroppervlak van 1.600 m²;
    • 2. maximaal 6 recreatiewoningen met een totaal maximum bruto vloeroppervlak van 300 m²;
  • d. kleinschalige evenementen;
  • e. horeca;
  • f. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van educatieve, jeugd- en kinderopvangvoorzieningen, en zorgvoorzieningen met een omvang niet groter dan 150 m² bruto vloeroppervlak;
  • g. detailhandel in de vorm van de verkoop van streekeigen producten tot een maximum van 150 m² bruto vloeroppervlak;
  • h. agrarische bedrijfsactiviteiten met uitzondering van glastuinbouw, bollenteelt, intensieve veehouderij, paardenfokkerij en paardenhouderij, tot een maximum bruto vloeroppervlak van 500 m2.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;
  • c. het grondoppervlak van een gebouw bedraagt maximaal 1.500 m²;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximum goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage toegestaan;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid d. geldt voor recreatiewoningen een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 7 meter;
  • f. nieuw te bouwen gebouwen worden aardgasvrij gebouwd.
25.2.2 Bedrijfswoning en bijhorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer of minder bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3 danwel de bestaande inhoud als deze meer is;
  • d. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter.
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

25.3 Specifieke gebruiksregels
25.3.1 Kleinschalige evenementen

Voor een kleinschalig evenement gelden de volgende regels:

  • a. Maximaal 1 keer per jaar een groot buitenevenement tussen de 1.000 tot 5.000 bezoekers per dag;
  • b. Maximaal 5 keer per jaar een buitenevenement met maximaal 500 tot 1.000 bezoekers per dag;
  • c. Maximaal 20 keer per jaar een middelgroot buitenevenement met maximaal 100 tot 500 personen per dag;
  • d. Parkeerplaatsen moeten via een afzonderlijke inrit vanaf de openbare weg bereikbaar zijn.
25.3.2 Zelfstandige horeca

Zelfstandige horeca, exclusief verblijfsrecreatie, gericht op de recreant die het park bezoekt, dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van horeca van categorie 1, 2 en 3 onder 1 van Bijlage 9 Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. het bruto vloeroppervlak bedraagt maximaal 300 m²;
  • c. het bruto vloeroppervlak aan nieuwe horecafuncties (exclusief verblijfsrecreatie en inclusief ondergeschikte horeca) bedraagt voor het hele plangebied niet meer dan 13.100 m².
25.3.3 Horeca als ondergeschikte functie

Horeca als ondergeschikte functie is toegestaan onder de voorwaarde dat:

  • a. er is sprake van horeca van categorie 1, 2 en 3 onder 1 van Bijlage 9 Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. het bruto vloeroppervlak aan ondergeschikte horecafuncties (exclusief verblijfsrecreatie) voor het hele landgoedbedrijf niet meer dan 400 m² bedraagt;
  • c. de horeca ondersteunend is aan de bezoeker van het landgoed en/of aan de gasten van het landschapshotel;
  • d. de openingstijden vallen binnen die van de hoofdactiviteit;
  • e. de toegang uitsluitend plaatsvindt via de hoofdingang van de hoofdactiviteit.
25.3.4 Landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 25.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing conform de beleidsregel BKP Polderlaag zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregel wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de beleidsregel na de wijziging.

Artikel 26 Maatschappelijk - Crematorium

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Crematorium' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. crematorium met rouwcentrum, met bijbehorende voorzieningen;

met (de) daarbij behorende:

  • b. verhardingen, in- en uitritten;
  • c. parkeren, met dien verstande dat tenminste 125 parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • d. groen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. uitingen van beeldende kunst.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 1.660 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan.

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijken voor bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2.1 sub a voor het bouwen van extra bebouwing binnen dan wel buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de omvang van de extra bebouwing per bouwperceel niet meer dan 40 m² mag zijn;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.

26.3.2 Afwijken maximum bouwhoogte technische installaties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2.1 ten aanzien van de maximale bouwhoogte met 5 m voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd.

26.4 Specifieke gebruiksregels
26.4.1 Voorwaardelijke verplichtingen

Ten aanzien van het gebruik geldt dat:

  • a. ten minste 125 parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • b. ten minste 1.400 m2 ten behoeve van groenvoorzieningen wordt ingericht;
  • c. binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Maatschappelijk - Crematorium' in totaal ten minste 1.500 m2 water dient te worden gerealiseerd, waarvan ten hoogste 650 m2 binnen de bestemming 'Groen'.

26.4.2 Activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit

Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca en dienstverlening dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat:

  • a. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 25% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² ingeval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² ingeval van detailhandel;
  • b. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • c. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via de toegang van de hoofdactiviteit.

 

Artikel 27 Tuin

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • b. opritten, terreinverhardingen en paden;
  • c. bouwwerken, met uitzondering van carports.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn erkers;
  • a. erkers mogen worden geplaatst voor de naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw, waarbij de diepte niet meer mag zijn dan 1,20 meter mits de afstand tussen de erker en de voorste bestemmingsgrens minimaal 1 meter is;
  • b. de erker mag niet meer dan 65% van de voorgevelbreedte van het betreffende hoofdgebouw beslaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waar tegen aan gebouwd wordt.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

27.3 Specifieke gebruiksregels
27.3.1 Beroep en praktijk aan huis

Het gebruik van erkers ten dienste van een beroep en praktijk aan huis is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en erkers, met een maximum van 50 m², zulks met inbegrip van de oppervlakte gebouwd op gronden met de bestemming 'Wonen'.

27.3.2 Strijdig gebruik

Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, worden in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  • b. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 28 Verkeer

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden en verblijfsgebied;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen;
  • d. bergbezinkbassins;
  • e. kunstwerken;

met (de) daarbij behorende:

  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. verhardingen;
  • k. paden;
  • l. bermen en taluds;

met daaraan ondergeschikt:

  • m. kunstobjecten;
  • n. reclame-uitingen.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van speelvoorzieningen, verkeersafwikkeling, bergbezinkbassins en nutsvoorzieningen;
  • b. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m²;
  • d. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

  • a. de hoogte van bouwwerken niet meer mag zijn dan 10 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie niet meer mag zijn dan 20 meter.

 

28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of garageboxen ten behoeve van bedrijfsmatige opslag en/of handel.

Artikel 29 Verkeer - Hoogwaardig openbaar vervoer

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoogwaardig openbaar vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoogwaardig openbaar vervoer;
  • b. groen;
  • c. bergbezinkbassins;
  • d. kunstwerken;

met daarbij behorend(e):

  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidsschermen en luchtkwaliteitschermen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. bermen en taluds;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. kunstobjecten;
  • k. reclame-uitingen.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling;
  • b. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter;
  • c. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter.
29.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 10 meter.

 

Artikel 30 Verkeer - Railverkeer

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;
  • b. dienstwegen en parkeervoorzieningen;
  • c. groen;
  • d. bergbezinkbassins;
  • e. bruggen;
  • f. kunstwerken;

met daarbij behorend(e):

  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidsschermen en luchtkwaliteitschermen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. bermen en taluds;

met daaraan ondergeschikt:

  • k. kunstobjecten;
  • l. reclame-uitingen.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale oppervlakte van een gebouw voor de in artikel 30.1 onder a aangegeven functie bedraagt 250 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 4 meter;
  • c. toegestaan zijn bergbezinkbassins met een diepte van niet meer dan 4 meter.

30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een brug mag niet meer zijn dan 20 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 12 meter.

Artikel 31 Water

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. bergbezinkbassins;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van waterstaatkundige infrastructuur en het waterkwaliteitsbeheer;
  • e. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;

met daarbij behorend(e)

  • f. verhardingen;
  • g. groen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn bergbezinkbassins;
  • b. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
31.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

31.3 Specifieke gebruiksregels
31.3.1 Strijdig gebruik

Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, worden in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. ligplaatsen voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden omgebouwd;
  • b. opslag, met uitzondering van tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.

Artikel 32 Wonen

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsuitoefening;

met (de) daarbij behorende:

  • c. tuinen;
  • d. terreinverhardingen;
  • e. erven;
  • f. parkeervoorzieningen.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

32.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwperceel is één woning toegestaan;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  • c. bijbehorende bouwwerken zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan in het bouwvlak met de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 5 meter;
  • g. de diepte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de achterste bouwgrens dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is uitsluitend één vrijstaande woning toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is het bepaalde in 32.2.2 sub f niet van toepassing;
  • j. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
  • k. op de gronden buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 75 m²; dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goothoogte en bouwhoogte per gebouw;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is het bepaalde in 32.2.2 sub k niet van toepassing en is het aangegeven maximum oppervlak aan gebouwen toegestaan;
  • m. op de gronden buiten het bouwvlak mag, wanneer deze gronden 750 m² of meer per perceel bedragen, de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 10% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 250 m².

32.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

32.2.4 Ondergrondse gebouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse gebouwen zijn alleen toegestaan daar waar ook bovengronds gebouwd is of mag worden;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3,5 meter.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.2.2 sub e en j en toestaan dat de maximum bouwhoogte en goothoogte worden vergroot, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;
  • b. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.

32.4 Specifieke gebruiksregels
32.4.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsuitoefening

Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2.

32.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  • c. het bij aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
  • d. het ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsuitoefening hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
  • e. het gebruik ten behoeve van detailhandel;
  • f. het wonen in een woning door meer dan één huishouden;
  • g. het gebruik van de woning voor de uitoefening van een bed & breakfast of logiesfunctie;
  • h. het gebruik van de woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur, indien de verhuur betrekking heeft op meer dan twee kamers.

Artikel 33 Wonen - Bedrijfswoning

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Bedrijfswoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een bedrijfswoning;
  • b. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsuitoefening;

met (de) daarbij behorende:

  • c. terreinverhardingen;
  • d. erven.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

33.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel is één woning toegestaan;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 4 meter;
  • g. op de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m².

33.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • c. op of onder de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken genoemd in 33.2.1, 33.2.2 en 33.2.3 niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m².

33.2.4 Ondergrondse gebouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter;
  • b. voor de ondergrondse gebouwen is voor het overige dezelfde maximale maatvoering toegestaan als voor de bovengrondse gebouwen, met dien verstande dat de ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw;
  • c. op of onder de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken genoemd in 33.2.1, 33.2.2 en 33.2.3 niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m².

33.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 33.2.2 sub e en f van dit artikel en toestaan dat de maximum bouw- en goothoogte met niet meer dan 1 meter worden vergroot.

33.4 Specifieke gebruiksregels
33.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het wonen in een woning door meer dan één huishouden;
  • c. het gebruik van de woning voor de uitoefening van een bed & breakfast of logiesfunctie;
  • d. het gebruik van de woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur, indien de verhuur betrekking heeft op meer dan twee kamers.
33.4.2 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsuitoefening

Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m², zulks met inbegrip van de oppervlakte gebouwd op gronden met de bestemming 'Tuin'.

 

Artikel 34 Wonen - Voormalig agrarisch bedrijf

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Voormalig agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsuitoefening;

met de daarbij behorende voorzieningen als:

  • c. tuinen;
  • d. erven;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. toegangspaden;
  • h. verhardingen;
  • i. parkeren.

34.2 Bouwregels
34.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
  • b. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de inhoud van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;
  • d. de goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer zijn dan respectievelijk 6 en 10 meter;
  • e. de omvang van de vrijstaande bijbehorende gebouwen mag niet meer zijn dan de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw.

34.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

34.3 Specifieke gebruiksregels
34.3.1 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsuitoefening

Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².

34.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
  • c. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
  • d. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
  • e. het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het wonen in een woning door meer dan één huishouden;
  • g. het gebruik van de woning voor de uitoefening van een bed & breakfast of logiesfunctie;
  • h. het gebruik van de woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur, indien de verhuur betrekking heeft op meer dan twee kamers.
34.4 Afwijken van de gebruiksregels
34.4.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.3.1 en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
  • b. voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.

34.4.2 Stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.3.2 en toestaan dat de oorspronkelijke vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:

  • a. is aangetoond dat de gebouwen als agrarische bedrijfsgebouwen zijn gebouwd en gebruikt;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;
  • d. de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
  • e. geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat.

Artikel 35 Leiding - Brandstof

35.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van brandstof leiding, met uitzondering van een klasse 1 (leiding) ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof', met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

35.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

35.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - Brandstof’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

35.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken vormen;
  • d. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

35.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

Artikel 36 Leiding - CO2

36.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Leiding - CO2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), ter plaatse van de figuur 'hartlijn - leiding CO2' tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van CO2 met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

36.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - CO2’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
  • e. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het opslaan van goederen.

36.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken vormen;
  • d. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

36.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

36.4.4 Advies leidingbeheerder

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 36.3 en 36.4 wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 37 Leiding - Gas

37.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - gas 1' een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 80 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • b. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - gas 2' een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 40 bar;
  • c. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - gas 3' een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 66 bar.

37.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter en de oppervlakte mag niet meer zijn dan 10 m²;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding en de energiezekerheid niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - Gas’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

37.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken vormen;
  • d. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

37.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook, en de energieleveringszekerheid niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

Artikel 38 Leiding - Riool

38.1 Bestemmingsomschrijving

De als ’Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - riool' tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het riool met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

38.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 38.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
38.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 38.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen gevoelige bestemmingen worden toegelaten.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - Riool’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
38.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken vormen;
  • d. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
38.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade. De leidingbeheerder krijgt gedurende drie weken de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen.

Artikel 39 Leiding - Water

39.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - water' tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook en toegangswegen.

39.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 39.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
39.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen gevoelige bestemmingen worden toegelaten.

39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - Water’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
39.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken vormen;
  • d. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
39.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade. De leidingbeheerder krijgt gedurende drie weken de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen.

Artikel 40 Waarde - Archeologie 6

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

40.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 40.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – over een oppervlakte van 10.000 m2 of meer uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in 40.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
40.3.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van 40.3.1 sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
40.3.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in 40.3.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  • a. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 10.000 m2;
  • a. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, de activiteit aanleggen of een ontgrondingsvergunning;
  • b. de werken of werkzaamheden plaatsvinden op gronden die al zodanig aantoonbaar zijn geroerd en op een zodanige wijze worden uitgevoerd waardoor archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • c. behoren tot het normale (agrarisch) onderhoud en beheer van de gronden;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

40.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
  • b. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • d. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 41 Waarde - Cultuurhistorie

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden van het vrijstaande voormalige pomphuis, waaronder het vrije en open zicht.

41.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat er niet mag worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemming, indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden en bouwwerken.

41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  • c. het aanbrengen van verhardingen;
  • d. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • f. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
  • g. het aanbrengen van drainage;
  • h. het aanleggen van leidingen.
41.3.2 Uitzonderingen

Het in 41.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
41.3.3 Voorwaarden

De in 41.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 7 Algemene regels

Artikel 42 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 43 Algemene gebruiksregels

Voor verblijfsrecreatie gelden de volgende regels:

  • a. Verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan in de vorm van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • b. Permanente bewoning van recreatieverblijven is niet toegestaan.

Artikel 44 Luchtvaartverkeerzone (LIB)

44.1 Luchtvaartverkeerzone - LIB 2.2.1

Voor zover de gronden, met de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone', zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone - LIB art. 2.2.1, gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing en het gebruik daarvan, zoals gesteld in artikel 2.2.1 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

44.2 Luchtvaartverkeerzone - LIB 2.2.2

Voor zover de gronden, met de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone', zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone - LIB art. 2.2.2, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde en objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

44.3 Luchtvaartverkeerzone - LIB 2.2.2a

Voor zover de gronden, met de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone', zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone - LIB art. 2.2.2a, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2a van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

44.4 Luchtvaartverkeerzone - LIB 2.2.3

Voor zover de gronden, met de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.3, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking, zoals gesteld in artikel 2.2.3 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

 

Artikel 45 Veiligheidszone - bevi

45.1 (Beperkt) Kwetsbare objecten

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geldt het volgende:

  • a. de bouw van kwetsbare objecten is niet toegestaan;
  • b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is niet toegestaan, met uitzondering van de herbouw van bestaande beperkt kwetsbare objecten op dezelfde locatie.
45.2 Wijzigen veiligheidszone - bevi

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen aanduiding 'veiligheidszone – bevi' met bijbehorende regels te:

  • a. wijzigen, voor zover verandering in de bedrijfsvoering hiertoe aanleiding geeft en er sprake is van een verbetering van de veiligheidssituatie;
  • b. schrappen, voor zover de verkoop van LPG ter plaatse is gestaakt.

Artikel 46 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:

  • a. het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten;
  • b. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 m van een bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer;
  • f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • g. de maximale bouwhoogte met 5 meter voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd;
  • h. het gebruik van gronden die worden toegevoegd aan woonpercelen, voor de functie wonen of tuin, en kunnen daarbij toestaan dat een erfafscheiding op de nieuwe perceelsgrens aan de achterzijde van het achtererf van maximaal 2 meter hoog is toegestaan. Bij een hoekwoning geldt dat de erfafscheiding op de achtererfgrens alleen binnen de denkbeeldige lijn langs de zijgevel van het hoofdgebouw naar de achtererfgrens (=voorgevelrooilijn zijgevel) 2 meter hoog mag zijn.

Artikel 47 Algemene wijzigingsregels

47.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen aanduidingen en bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van aanduidingsgrenzen en bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen, functies of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het aanduidingsvlak en/of bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

47.2 Toevoegen of verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkooppunt vuurwerk'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemmingen de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel verkooppunt vuurwerk toe te voegen of te verwijderen indien voor deze activiteiten op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening een vergunning is verleend, dan wel een eerder verleende vergunning is ingetrokken.

Artikel 48 Parkeren

48.1 Reserveren en inrichten ruimte voor parkeren, stallen, laden, lossen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een wijziging van het gebruik van gronden of bouwwerken geldt, dat op eigen terrein in voldoende mate ruimte moet zijn gereserveerd en ingericht en in stand worden gehouden voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen met inachtneming van de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer.

48.2 Beleidsregels en peildatum

Het bevoegd gezag past de in 48.1 genoemde regels toe met inachtneming van de beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

48.3 Specifieke gebruiksregels

Ruimte voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

48.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 48.1, indien:

  • a. op basis van gegronde redenen aangetoond kan worden dat het voldoen aan deze bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en bovendien
  • b. op andere wijze in de nodige ruimte voor het parkeren, stallen laden en/of lossen van voertuigen blijvend wordt voorzien.

 

Hoofdstuk 8 Kostenverhaal

Artikel 49 Kostenverhaal

  • a. De kosten van de grondexploitatie worden verhaald ten laste van de gronden gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop aangewezen bouwplannen zijn voorzien;
  • b. het exploitatiegebied is als zodanig aangewezen op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied';
  • c. een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen.

 

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotregels

Artikel 50 Overgangsrecht

50.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

50.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van 50.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 50.1 met maximaal 10 %.

50.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in 50.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

50.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

50.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 50.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

50.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 50.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

50.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 50.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 51 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan PARK21