Plan: | Hoofddorp Hyde Park 3 en 4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0394.BPGhfdhydep3en4-C001 |
In het voormalige kantorengebied Beukenhorst-West in Stadscentrum Hoofddorp wordt een nieuwe stadswijk 'Hyde Park' beoogd. Beukenhorst West was een verouderde, kantoorlocatie met een hoog percentage aan leegstand. Met de vaststelling van het stedenbouwkundig plan ‘Hyde Park, A new hub for living & leisure’ op 19 juli 2018 door de gemeenteraad van Haarlemmermeer is de start gemaakt voor de herontwikkeling van het gebied.
In Hyde Park komt een nieuwe stadswijk met ongeveer 3.800 appartementen, kantoren en ruimtes voor winkels en horeca. Een aantal bestaande kantoren, een hotel en woningen zijn onderdeel van de nieuwe wijk. De ontwikkeling van Hyde Park zal plaatsvinden vanuit drie planfases A, B en C. Daarnaast is voor Hyde Park circa 2.950 m2 detailhandel, 2.200 m2 horeca, 2.500 m2 commerciële dienstverlening, 2.000 m2 aan maatschappelijke dienstverlening en 1.000 m2 sport/fitness beoogd.
Voorliggend bestemmingsplan maakt onderdeel uit van planfase A, dat plaats biedt aan ca. 1.800 woningen. Fase A is een op zichzelf staand gebied door haar schaalgrootte, en situering van de blokken en logische gebiedsgrenzen welke ontstaan door de Kruisweg, de scheiding van het water en het park.
De noordoostkant van Hyde Park wordt langzaamaan ingevuld met de realisatie van de gebouwen 7-8-9 'Kensington' en 13-16 'Notting Hill'. Voor deze projectlocaties zijn reeds de planologische procedures doorlopen en is een start gemaakt met het bebouwen van deze kavels.
In het verlengde van bovengenoemde gebouwen aan de huidige Jupiterstraat ligt blok 3-4. Met de realisatie van dit blok wordt de noord-oostzijde gecompleteerd. Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van het blok 3-4 mogelijk.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het projectgebied Hyde Park, dat aan de oostelijke entree van Hoofddorp, direct aan het NS station Hoofddorp ligt. het projectgebied Hyde Park wordt begrensd door: de Van Heuven Goedhartlaan (zuidwestzijde), de Kruisweg (noordoostzijde) en het Stadspark (noordwestzijde).
Het plangebied zelf, blok 3-4, ligt in het oostelijk deel van het projectgebied Hyde Park aan de toekomstige Dudokstraat en wordt begrensd door de Goedhartlaan (zuidoostzijde), de Kruisweg (noordoostzijde) gebouw 13-16 ‘Notting Hill’ en gebouw 14-15 (noordwestzijde) en blok 2 (zuidwestzijde).
De begrenzing van het bestemmingsplangebied sluit aan de noordzijde aan op het besluitvak in het kader van de afgegeven omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan van blok 13-16. De gridstraat die mede dient ter ontsluiting van blok 3-4 is daarin al opgenomen. Het plangebied omvat wel de gridstraat tussen blok 3-4 en blok 2. Aan de zuidzijde van blok 3-4 wordt buitenste contour van de kavel c.q. het te plaatsen gebouw gevolgd. Hier hangt een klein deel van de bebouwing boven het bestaande water. Omdat water onder het hangende gedeelte behouden moet worden is ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding de waterloop aan de oostzijde van het gebouw meegenomen in het plangebied.
Figuur 1.1: Globale ligging plangebied blok 3-4.
De doelstelling van het bestemmingsplan 'Hyde Park blok 3-4' is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor het plangebied zoals beschreven in paragraaf 1.2. Binnen het plangebied worden 580 studentenwoningen mogelijk gemaakt, evenals voorzieningen voor deze doelgroep. Het wooncomplex bestaat uit een blok voorzien van een binnentuin. Door de gevels vorm te geven als afzonderlijke gebouwen die tegen elkaar aangebouwd zijn, heeft het blok aan elk van de vier zijden een andere uitstraling. Ook in hoogte is veel variatie in het wooncomplex. De maximale bouwhoogte is 44 meter.
Het plan biedt de juridische basis voor het mogelijk maken van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is daarbij zo eenvoudig en eenduidig mogelijk opgesteld.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels; dit zijn de onderdelen die, in tegenstelling tot de toelichting, juridisch bindend zijn. Hieraan worden concrete aanvragen getoetst. Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting, waarin de achterliggende gedachten bij het plan zijn opgenomen.
Het grootste gedeelte van het plangebied is bestaand bebouwd gebied, dat daar gekomen is op basis van de nu geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan 'Hyde Park blok 3-4' vervangt – voor een gedeelte – het volgende bestemmingsplan:
Plannaam | Vastgesteld | |
Hoofddorp Centrum | 28-01-2016 |
Binnen het plangebied zijn in het geldende bestemmingsplan Hoofddorp Centrum de enkelbestemmingen Horeca - Hotel, Kantoor, Verkeer, Groen en Water aanwezig. Daarnaast geldt een maximale bouwhoogte van 18 meter en is er een bouwvlak aanwezig. De beoogde woningbouw past qua functie, bouwhoogte en bouwvlak niet binnen het geldend bestemmingsplan. Daarnaast is er een gebiedsaanduiding - wijzigingsgebied van toepassing waarmee de bestemming 'Kantoor' geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Horeca - Hotel'. Voor de beoogde wordt geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
Figuur 1.2: Uitsnede geldend bestemingsplan Hoofddorp Centrum (QGis, eigen bewerking).
Een bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan kan eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar maken. De ingediende zienswijzen worden afgewogen in het vast te stellen bestemmingsplan.
Binnen twaalf weken nadat het plan ter inzage heeft gelegen wordt het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad. Dit is overigens geen harde termijn. Het vaststellingsbesluit wordt met het vastgestelde bestemmingsplan na de vaststelling ter inzage gelegd. Gedurende deze terinzagelegging kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het tweede hoofdstuk van deze toelichting geeft een beeld van de bestaande situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid en de regelgeving en de invloed hiervan op het bestemmingsplan. Het vierde hoofdstuk gaat in op de nieuwe situatie met de te verwachten ontwikkelingen en de gewenste ruimtelijk-functionele structuur. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de onderzoeksgegevens en beperkingen. In het hoofdstuk zes komt de uitvoerbaarheid aan bod en in het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan.
Het driehoekige gebied ligt ingeklemd tussen de Van Heuven Goedhartlaan, Kruisweg en de Kagertocht met daarnaast het Stadspark. Het heeft twee auto-entrees, een bij het station en een aan de Kruisweg. Het langzaam verkeer is geconcentreerd langs de Kagertocht en er zijn twee fietsbruggen over de Kagertocht voor de verbinding met het centrum van Hoofddorp. Typerend is de kantoorvillaachtige bebouwing met een centrale as (Planetenweg/Saturnusstraat). Het parkeren wordt deels opgelost op eigen terrein en grotendeels in de twee grote parkeergarages in het gebied.
Figuur 2.1: Bestaande stedenbouwkundige structuur
Het gebied is gerealiseerd in de periode van de bloemkoolwijken, bedrijventerreinen en kantoorparken en heeft deels de hiervoor kenmerkende opzet van een hoofdontsluiting en daaraan gekoppelde subwijkjes met rondlopende straten, met als resultaat een in zichzelf gekeerde structuur.
Op enkele plekken in het gebied zijn kantoorpanden gesloopt om ruimte te maken voor de ontwikkeling van de beoogde stedelijke wijk. Het plangebied is in de huidige situatie deels braakliggend en deels bebouwd ten behoeve van de kantoor en hotelfunctie.
Beukenhorst West is op dit moment een monofunctionele, verouderde, kantoorlocatie waar teveel gebouwen langdurig leegstaan. Hoewel het gebied goed ontsloten is voor de auto en het openbaar vervoer ligt het toch geïsoleerd.
De huidige kantorenwijk bestaat uit losse gebouwen omringd door parkeerterrein. De dimensionering van de openbare ruimte is gebaseerd op de auto en het scheiden van verkeersstromen. Het monofunctionele karakter zorgt ervoor dat het buiten kantoortijden niet prettig verblijven is. Het ontbreekt kortom aan de gezonde mix van functies die in stedelijke gebieden nodig is voor een goed verblijfsklimaat.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten hierin zijn:
Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:
Tot het moment dat de Omgevingswet in werking treedt (naar verwachting op 1 januari 2022) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie §3.1.2). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zie §3.1.3).
NOVI en MIRT-regio Noordwest-Nederland
De NOVI vormt een belangrijk beleidskader voor het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport 2021 (MIRT). Hierin worden alle doelen en ambities beschreven op het vlak van de ruimtelijke ordening voor Nederland. Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, worden de Rijksopgaven per MIRT-regio beschreven. Gemeente Haarlemmermeer maakt onderdeel uit van de MIRT-regio Noordwest-Nederland. Dit gebied beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een van de hoofdopgaven betreft verstedelijking: duurzame woningbouwontwikkeling. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwanitatief als kwalitatief.
Relatie met het bestemmingplan
Voorliggende bestemmingsplan draagt bij aan de realisatie van sterke en gezonde steden en regio's. Het plan sluit daarbij aan bij het nationale belang 5 van de NOVI, waarbij de woningvoorraad aan moet sluiten op de provinciale en gemeentelijke woningbehoefte. Hiervoor wordt verwezen naar de paragrafen die het provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschrijven in dit bestemmingsplan.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, 2017) is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
De begrippen “bestaand stedelijk gebied” en “nieuwe stedelijke ontwikkeling” zijn opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro.
De 'behoefte' is de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar -looptijd van een bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De Ladder bepaalt niet voor welke regio de behoefte in beeld moet worden gebracht. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De afbakening van het onderzoeksgebied is dus afhankelijk van het beoogde programma in het bestemmingsplan.
De Ladder biedt de mogelijkheid om in geval van een globaal bestemmingsplan met uitwerkingplichten en/of wijzigingsbevoegdheden, in het moederplan te bepalen dat het Ladderonderzoek pas hoeft te worden verricht bij vaststelling van het uitwerkingsplan of het wijzigingsplan.
Relatie met het bestemmingplan
De herontwikkeling van Hyde Park is afgewogen in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder is destijds succesvol doorlopen. De 580 studentenwoningen zijn destijds niet in de afweging meegenomen. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 5.1.
De ruimtelijke consequenties van het rijksbeleid voor Schiphol zijn geformuleerd in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting.
De gemeente zorgt ervoor dat nieuwe inwoners in een zo vroegtijdig mogelijk stadium deugdelijk en objectief geïnformeerd worden over geluidsbelasting en mogelijke hinder door vliegtuiggeluid (of –uitstoot en kerosinegeur) door de aanwezigheid van de luchthaven Schiphol.
Relatie met het bestemmingplan
Het plangebied maakt deel uit van verschillende beperkingengebieden. Het betreft beperkingen ten aanzien van het aantrekken van vogels en het plaatsen van windturbines en vaste laserinstallaties . Aangezien dit bestemmingsplan dergelijke activiteiten niet mogelijk maakt vormen deze beperkingen geen belemmering. Daarnaast is er een beperking met betrekking tot de bouwhoogte. Ook daar wordt aan voldaan.
Op de toetsing aan het LIB wordt in paragraaf 5.10.
Het Nationaal Waterplan (2015) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Het Nationaal Waterplan gaat in op het robuust en toekomstgericht inrichten van het Nederlands watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. De volgende onderdelen komen in het plan naar voren:
Relatie met het bestemmingpslan
Het plan omvat een integrale benadering door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving.
In paragraaf 5.16 is de waterparagraaf opgenomen. Hierin is beschreven hoe in geheel Hyde Park wordt omgegaan met water. Zo wordt binnen Hyde Park nieuw oppervlaktewater gerealiseerd om het extra verhard oppervlak te compenseren.
Het Rijk werkt samen met de regionale partijen uit de MRA aan een programma “Samen bouwen aan bereikbaarheid”. Tot 2040 komen er in MRA 250.000 woningen en veel arbeidsplaatsen bij. Daarmee groeit ook de mobiliteit en dus het vraagstuk over bereikbaarheid.
Het hoofddoel van het programma is: het versterken van de economie in de MRA door aanpak van urgente bereikbaarheidsopgaven,
Een van de programmalijnen heeft betrekking op het gebied tussen Amsterdam-Zuid en Hoofddorp. Dit gebied heeft alle potentie om uit te groeien tot dé internationale entree van Nederland. Het is nationaal en internationaal goed verbonden door een uitstekend ov-netwerk en via de luchthaven. Duurzame ontwikkeling van dit gebied - met een goede balans tussen wonen en werken, bereikbaarheid, voorzieningen, groen en internationale oriëntatie - is hierbij van belang.
De programmalijn Zuidwest Amsterdam-Schiphol-Hoofddorp (ZWASH) ontwikkelt de strategie om het gebied te transformeren tot dé internationale entree van Nederland. Het neemt hierbij alle uitdagingen en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van bereikbaarheid, verstedelijking, economie, leefbaarheid en duurzaamheid in ogenschouw.
Relatie met het bestemmingsplan
Met de ontwikkeling van een hoogstedelijk milieu binnen Hyde Park wordt aangesloten bij de programmalijn ZWASH om het gebied tussen Zuidwest Amsterdam en Hoofddorp te transformeren tot dé internationale entree van Nederland.
Het Rijk heeft in samenwerking met de zogenaamde regiopartijen en de partijen uit de luchtvaartsector een beleidsnota (2016) opgesteld voor de Schipholregio. Deze beleidsnota is een uitwerking van het programma SMASH (Structuurvisie Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer) en is erop gericht de mainport Schiphol en haar regio te versterken en helderheid te bieden wat betreft de mogelijkheden voor de verdere ruimtelijke en infrastructurele ontwikkeling. De nota heeft de ambitie om de kracht en kwaliteiten van de regio verder uit te bouwen, de economische ontwikkeling van de regio en Schiphol te stimuleren en kansen en potenties in de regio beter te benutten. Daarnaast willen de partijen binnen de regio de verwachte woningbehoefte van 440.000 geschatte woningen accommoderen. De kracht en kwaliteit van de Schipholregio komt voort uit de compactheid ervan en haar diversiteit aan functies. De focus ligt hierbij op vier beleidsopgaven:
Relatie met het bestemmingsplan
Hyde Park wordt ontwikkeld als woongebied met een onderscheidend karakter, wat een aanvulling en versterking is voor de Kerncorridor. De ontwikkeling draagt bij aan de kwalitatieve en kwantitatieve verstedelijkingsopgave van de Schipholregio, doordat circa 3.000-4.000 woningen met bijbehorende voorzieningen worden mogelijk gemaakt.
Aan het LIB Schiphol wordt voldaan door een maximale bouwhoogte aan te houden binnen de ter plaatse geldende toetsingshoogtes en hoogtebeperkingen.
Blok 3-4 voldoet hiermee aan de kaders van de Beleidsnota Mainport en Metropool.
De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (2018) is het integrale provinciale beleidsplan voor de gehele provincie Noord-Holland. In deze visie staat beschreven hoe de provincie de ambities wil realiseren voor de belangrijkste ontwikkelingen die op ons afkomen:
De hoofdambitie van de provincie is het vinden van een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Met de sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' heeft de provincie de regionale ruimtelijke consequenties van deze ontwikkelingen grotendeels juridisch verankerd in de omgevingsverordening.
De provincie Noord-Holland wil in de hele provincie een goede balans tussen leefbaarheid en economische ontwikkeling. Een belangrijk aspect van de leefbaarheid is een goede kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Om deze goede kwaliteit te verkrijgen dienen ontwikkelingen en beheer passend te zijn bij de waarden, de karakteristiek en het draagvermogen van het landschap. Daarnaast wordt bij alle ontwikkelingen gestreefd naar het vergroten van de biodiversiteit en dienen nieuwe ontwikkelingen geclusterd te worden nabij knooppunten. De kansen voor synergie en duurzaam ruimtegebruik nemen namelijk toe als economische activiteiten en andere stedelijke activiteiten bij elkaar worden gebracht, nabij knooppunten (clustering).
Het plangebied maakt onderdeel uit van de beweging de metropool in ontwikkeling waarbij onder ander wonen en werken zoveel mogelijk binnenstedelijk gerealiseerd en geconcentreerd worden. De metropool ontwikkelt zich snel. De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd wil de provincie de landschappen in de metropool sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer.
Relatie met het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt woningbouw met andere functies in de plint van de bebouwing mogelijk nabij een ov-knooppunt. In het plan is daarnaast veel aandacht voor het vergroten van de biodiversiteit en klimaatadaptief bouwen. De insteek is dat Hyde Park bestand zou moeten zijn tegen droogte, hittestress, maar ook zware buien. De toepassing van groen zal een belangrijk onderdeel zijn van de te treffen maatregelen. De groene binnentuinen zullen daarnaast gericht zijn op het vergroten van de biodiversiteit.
Met de realisatie van blok 3-4 wordt aangesloten bij het provinciaal beleid voor een metropolitaan stedelijk gebied gerealiseerd binnen bestaand bebouwd gebied, waarbij een goede kwaliteit van de fysieke leefomgeving wordt nagestreefd.
De Omgevingsverordening NH2020 vervangt de bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid is daarbij van belang. De ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening NH2020.
Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Omdat het Besluit ruimtelijke ordening via de Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) al regels stelt over 1) aantonen nut en noodzaak en 2) onderzoeken van binnenstedelijke mogelijkheden, zijn deze regels niet in de omgevingsverordening opgenomen. Daarmee staat de regionale afstemming in de omgevingsverordening centraal als het gaat om nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Regionale afstemming is niet in het Besluit ruimtelijke ordening via de Ladder geregeld en is daarom opgenomen in de omgevingsverordening. Evenals de Ladder gaat de omgevingsverordening uit van een ‘ja, mits’ voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
Relatie met het bestemmingsplan
De ontwikkeling van Hyde Park is regionaal afgestemd en daarmee in overeenstemming met de Omgevingsverordening. Zie hierna in par. 3.3.3 over het Woonakkoord.
Eén van de belangrijkste speerpunten uit de provinciale Woonagenda is het aanjagen van de woningbouwproductie. Daarbij wordt ingezet op woningbouw op die plekken waar het ruimtelijk goed past en waar de voorzieningen goed geregeld zijn. Daarnaast moet worden gezorgd voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen. Actiepunten zijn:
Via 'woonakkoorden' worden afspraken met regio's en gemeenten gemaakt over woningbouw, programmering en fasering van woningbouwplannen. Uitgangspunt is de juiste balans tussen vraag en aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief. De woonakkoorden vervangen daarmee de Regionale Actieprogramma's Wonen (RAP's). De woonakkoorden dienen in overeenstemming te zijn met de provinciale Omgevingsvisie en de uitgangspunten, speerpunten, richtinggevende principes van de Woonagenda. Zoals opgenomen in de Omgevingsverordening is opname in de regionale programmering voorwaardelijk voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
Relatie met het bestemmingsplan
De ontwikkeling van Hyde Park draagt bij aan de productie van duurzame woningen op een locatie waar het ruimtelijk goed past. Hiermee voldoet het plan aan de Woonagenda en aan het Woonakkoord zoals beschreven in par. 3.3.3.
Door de MRA (een samenwerkingsverband tussen de gemeenten en provincies in de noordvleugel van de Randstad) is onderkend dat voor het werken naar de toekomstige metropolitane strategie (strategie om de (noordelijke) Randstad op termijn concurrerend te maken met grootstedelijke gebieden als Parijs en Londen) Schiphol en de regio elkaar nodig hebben. Om deze binding te bevestigen wordt een convenant opgesteld dat de onderlinge relaties regelt en waarin reeds lopende trajecten worden meegenomen.
Het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) richt zich op het reduceren van de structurele leegstand van werklocaties in de MRA. Plabeka werkt aan haar doelstelling door het schrappen of faseren van bouwplannen voor nieuwe kantoren, door herontwikkeling of door kwaliteitsverbetering van de bestaande voorraad. Binnen het platform werken gemeenten, provincies en ondernemers samen.
Relatie met het bestemmingsplan
Op 23 juni 2017 heeft het Platform Economie de Uitvoeringsstrategie 3.0 vastgesteld: 'Ruimte voor werken in de MRA van morgen: 2017-2030'. In de uitvoeringsstrategie is Hyde Park als transformatiegebied opgenomen. Met de realisatie van Hyde Park blok 3-4 waarbij woningen worden gerealiseerd ter plaatse van leegstaande kantoren wordt bijgedragen aan de doelstellingen van de MRA en Plabeka.
Uit het tweejaarlijkse regiobrede woononderzoek Wonen in de Metropoolregio Amsterdam (WiMRA) blijkt dat ondanks de bouw van ruim 30.000 woningen in de afgelopen twee jaar mensen met een laag en middeninkomen in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) weinig kans op een passende woning hebben. Hierdoor starten minder jonge mensen hun wooncarrière in de MRA en vertrekken meer gezinnen uit de MRA naar de rest van Nederland.
De woningbehoefte in de MRA is groot en het tekort is toegenomen, ondanks de versnelling van de woningproductie naar rond de 16.000 woningen per jaar in de afgelopen twee jaar. De groei van de woningbehoefte is vooral toe te schrijven aan de grote instroom uit het buitenland naar deze regio en met name naar Amsterdam. Deze instroom is veel groter dan voorzien in de prognoses. In alle zeven deelregio’s van de MRA willen bovendien meer mensen verhuizen dan in 2017. Vooral jonge mensen ervaren de grote aantrekkingskracht van de metropool; dat is niet veranderd, maar nu heeft een groter deel een hoog inkomen. Hoewel de effecten van corona niet geheel te voorspellen zijn, zijn de woningmarktexperts het erover eens dat de grote woningbehoefte in de MRA niet zal verdwijnen.
Een deel van de woningzoekenden weet de woonwensen binnen de eigen gemeente of een andere gemeente binnen de MRA te realiseren, een groeiend deel (blijkbaar) niet; zij zoeken hun heil buiten de MRA. Het WiMRA-onderzoek laat zien dat in bijna alle prijsklassen en woonmilieus vraag is. De meeste huishoudens willen kopen (58%) of sociaal huren (32%) en een klein maar groeiend deel zoekt een woning met een huur in het middensegment (9%). Huurwoningen boven de €1.009 zijn nauwelijks gewenst.
Het aanbod, bestaande uit nieuwbouw en vrijkomende woningen uit de bestaande voorraad, ziet er echter heel anders uit dan de vraag. Het aanbod is grotendeels duur en vooral de dure huur is sterk toegenomen door de groeiende particuliere vrije huursector. De vraag hiernaar is klein. Het aanbod van sociale huurwoningen is relatief klein (weinig dynamiek). Dit geldt ook voor de middeldure huur. Vooral in de sociale huur en de koop tot €279.000 is het tekort groot. Het zijn met name starters die in deze segmenten zoeken. Ook in de koop tussen €279.000 en €409.000 is het tekort groot, vooral door vraag van mensen die al een huis hebben (de ‘doorstromers’).
Het WiMRA-onderzoek toont aan dat het vooral de starters en de huishoudens met een laag of middeninkomen zijn die het lastiger hebben gekregen op de woningmarkt in de MRA. Juist in de categorie woningen die binnen hun bereik liggen, zijn de tekorten het grootst. Veel starters en jonge stellen (onder wie gezinnen) vertrekken uit de regio of komen terecht in woningen die nog wél worden aangeboden, namelijk de vrije sectorhuur met hoge aanvangshuren.
Relatie met het bestemmingsplan
Hyde Park draagt bij aan de regionale woonopgave in de Metropoolregio Amsterdam. In deze regio bestaat veel vraag naar woningen in een stedelijk woonmilieu waarvandaan werkgelegenheid en voorzieningen goed te bereiken zijn. De locatie van Hyde Park biedt deze goede bereikbaarheid.
Met de bouw van ca. 580 studentenwoningen in blok 3-4 van Hyde Park wordt bijgedragen om het tekort aan goedkope (starters)woningen terug te dringen. Hiermee voorziet het beoogde plan in de behoefte aan deze woningen.
Het Woonakkoord Amstelland-Meerlanden 2021-2025 is een bestuurlijk akkoord tussen de Provincie Noord-Holland en de zes gemeenten in de regio Amstelland-Meerlanden (afgekort ‘AM’; gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn). De ambities en afspraken opgenomen in het Woonakkoord passen binnen het bestaand regionale beleid binnen en sluiten aan op de eisen die gesteld worden aan de woonakkoorden in de Omgevingsregeling NH2020.
De regio AM ligt onder Amsterdam, in een gebied waar de druk op de woningmarkt groot is. Volgens de indicatieve woningbehoefteprognose van de Provincie Noord-Holland zijn er in de periode 2019-2030 in de regio naast het huidige tekort nog 20.970 extra woningen nodig vanwege de toename van het aantal huishoudens. Dit maakt dat de regio een forse woningbouw opgave kent. Voor zover nu bekend voorzien de plannen van de gemeenten in een netto toename van de woningvoorraad in de regio tussen 2020 en 2030 met bijna 38.000 woningen. Dit betreft zowel harde als zachte plancapaciteit, waarbij een groot deel van de plannen aan te merken is als ‘zacht’. De opgave ligt de komende jaren dan ook vooral op het ‘hard’ maken van de zachte plannen en uiteindelijk het daadwerkelijk realiseren van de voorgenomen plannen. Naast het vergroten van het woningaanbod zet de regio nu stappen om de woonruimteverdeling aan te passen, zodat woningzoekenden met een dringende verhuiswens zoals starters/jongeren, spoedzoekers en kwetsbare groepen, meer kans op een woning maken.
Het akkoord bevat afspraken over de volgende thema’s:
Hyde Park is in het overzicht opgenomen van de openbare plancapaciteit 2020-2030 in de regio AM. Met de realisatie van blok 3-4 wordt de behoefte aan goedkope woningen ingevuld. Hiermee voldoet het plan aan het Woonakkoord Amstelland-Meerlanden 2021-2025. Daarnaast voldoet het plan aan de Woonagenda 2020-2025 zoals beschreven in paragraaf 3.2.3.
In de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030 (2012) worden de toekomstige ontwikkelingen van de gemeente beschreven. De Structuurvisie gaat over belangrijke structurerende zaken met ontwerpprincipes voor duurzaamheid, een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem, energie, netwerk- en ketenmobiliteit, de synergie met Schiphol, ruimte voor attracties, en de cultuurhistorie en diversiteit als drager van de ontwikkelingen.
In de toekomst wil Haarlemmermeer de bestaande diversiteit aan woon- en werkmilieus – haar zogeheten atypische stedelijkheid - versterken. Haarlemmermeer wil een gemeente zijn die verbonden is en verbindt, een samenleving met samenhang. Dat betekent ook dat er samenhang moet zijn tussen alle ontwikkelingen die plaatsvinden, zowel de ruimtelijke als de sociale ontwikkelingen. Haarlemmermeer positioneert zich ook in de toekomst als een attractieve ontmoetings- en vestigingsplaats. Duurzaamheid en oog voor bestaande structuren zijn leidend bij de toekomstige ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen. De ambities voor Haarlemmermeer in 2030 zijn als volgt benoemd:
De structuurvisie beschrijft daarnaast de grondslagen en ontwerpprincipes die als uitgangspunt worden gehanteerd bij de verdere ontwikkeling van Haarlemmermeer. Deze zijn samengevat in zes kernpunten:
Figuur 3.1: Uitsnede uit de structuurvisie. Met een rode cirkel is de ligging van Hyde Park aangegeven.
De locatie waar Hyde Park ontwikkeld moet worden is momenteel een kantorenlocatie waar het accent ligt op transformatie en in mindere mate op herontwikkeling. Bij de herontwikkeling moet rekening worden gehouden met een aantal toetsingscriteria die zijn gebaseerd op de kernpunten, waaronder:
Water:
Verkeer:
Duurzaamheid:
Economie:
Luchthaven:
Wonen:
Voorzieningen:
Relatie met het bestemmingsplan
Het stedenbouwkundig plan, waar het blok 3-4 deel van uitmaakt, is opgesteld met inachtneming van de toetsingscriteria uit de Structuurvisie Haarlemmermeer. In Hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op het stedenbouwkundig plan.
De structuurvisie Haarlemmermeer is uitgewerkt en geconcretiseerd in de deelstructuurvisie Hoofddorp 2030. De deelstructuurvisie is opgesteld om sturing te geven aan de ontwikkeling van Hoofddorp naar een grotere, intensieve, maar ook meer levendige stad. Het functioneert als toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen in Hoofddorp.
Het ontwikkelingsconcept voor Hoofddorp gaat uit van de versterking van de stedelijke ontwikkeling rond het stationsgebied en het behouden van de cultuurhistorische waarden die Hoofddorp heeft. Voor de ontwikkeling van Hoofddorp wordt uitgegaan van transformatie, functiemenging, verbinden en verknopen.
Voor Hoofddorp zijn 10 opgaven geformuleerd:
Figuur 3.2: Uitsnede uit de deelstructuurvisie. Met een zwart vierkant is de ligging van Hyde Park aangegeven.
In de Structuurvisie Hoofddorp 2030 wordt Beukenhorst-West/Hyde Park aangeduid als stadsontwikkelingsgebied waar een centrum stedelijk gebied wordt voorzien. Dit sluit aan bij de ambitie van gemeente Haarlemmermeer om het centrumgebied van Hoofddorp uit te breiden tot vergroot stadscentrum zodat Hoofddorp aantrekkelijker en levendiger wordt gemaakt. Beukenhorst-West/Hyde Park wordt hierbij omgevormd van kantorengebied tot woon-werkgebied met (onderwijs)voorzieningen. Daarbij wordt tevens gekeken naar de ontwikkeling van het station en naar de mogelijkheden voor ontwikkeling van een stadspark en verbinding tussen station en centrum.
Naar aanleiding van de deelstructuurvisie Hoofddorp is in 2014 een open proces gestart met iedereen die zich betrokken voelt bij dit gebied. In 2017 is door het college ‘Hoofddorp-Centraal Inrichtingsplan & ontwikkelstrategie, Ruimtelijke uitgangspunten voor initiatiefnemers’ vastgesteld als vertrekpunt voor de dialoog met de initiatienemers in Beukenhorst-West.
Het inrichtingsplan duidt het gewenste toekomstige karakter van Hoofddorp-Centraal. Het is bedoeld als uitnodigend en open kader waarbinnen de kwaliteit van het gebied stap voor stap versterkt kan worden. De ontwikkelstrategie gaat over de wijze waarop het proces vormgegeven kan worden. Het inrichtingsplan bestaat uit twee onderdelen: de ruimtelijke hoofdstructuur en de programmatische hoofdstructuur. De ruimtelijke hoofdstructuur wordt gevormd door de route van station naar centrum en door het park. De route moet helder, overzichtelijk en veilig zijn. Voor de route zijn ontwerp-principes opgenomen, namelijk:
Relatie met het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt een deel van de ontwikkelling van Hyde Park mogelijk. Aangezien voldaan wordt aan de criteria en om alle twijfel weg te nemen over rechtmatigheid van het in het kader van beleid toekennen van kenmerken aan het gebied Beukenhorst-West, heeft de Raad op 20 juni 2019 besloten om het gebied in afwijking van het ‘Deelstructuurvisie Hoofddorp 2030’ aan te merken als woonmilieu ‘Centrum stedelijk plus’.
Op basis van Hoofddorp-Centraal Inrichtingsplan zijn voor de parkrand van Hyde Park zijn de volgende ontwerpprincipes gegeven:
De programmatische hoofdstructuur heeft betrekking op het gebruik en de activiteiten in het gebied. Voor het gebied waar Hyde Park wordt gerealiseerd wordt aangegeven dat verkleuring naar andere functies essentieel is. Functies langs de route dragen bij aan een aantrekkelijke levensader van station naar centrum. In de plinten moet volop ruimte komen voor kleinschalige voorzieningen, horeca en andere functies die contact maken met de straat. Boven de plinten kan gewerkt of gewoond worden.
In de ontwikkelstrategie zijn stedenbouwkundige, financiële en organisatorische spelregels opgenomen voor private partijen die initiatieven willen ontwikkelen. Deze zijn verder uitgewerkt en vormen het kader voor planontwikkelingen in het gebied. De gemeente neemt de eerste stap in de ontwikkeling van Hoofddorp-Centraal, door het deel van de route door het wandelbos te realiseren. Toetsing Het inrichtingsplan vormt het vertrekpunt waarvan uit het stedenbouwkundig plan voor Hyde Park is ontwikkeld. De verdere dialoog heeft geleid tot vaststelling van het stedenbouwkundig plan en kaders voor de gebiedsontwikkeling.
De Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040 is het samenhangende, strategische beleidskader voor de fysieke leefomgeving. De gemeente Haarlemmermeer gebruikt de omgevingsvisie als richtinggevend instrument om afwegingen en keuzes te maken, het helpt om de juiste afwegingen te maken en zuinig en zorgvuldig met de ruimte om te gaan.
De visie wordt uitgewerkt in programma’s. In deze programma’s werkt de gemeente Haarlemmermeer uit wat ze willen uitvoeren, hoe ze het uitvoeren en hoe ze dit financieel dekken. Regels die nodig zijn voor het borgen van de visie worden in het omgevingsplan opgenomen.
Figuur 3.3. Uitsnede Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040.
Hoofddorp
Verschillende delen van de gemeente kennen hun eigen opgaven.
Opgaven voor de toekomst van Hoofddorp:
Wonen
De toenemende druk op de beschikbare ruimte en de beperkingen van bouwen buiten de grenzen van dorpen en kernen maakt dat gemeente Haarlemmermeer haar blik op zogenaamd ‘binnenstedelijk gebied’ gaat richten.
Zo wil gemeente Haarlemmermeer op plekken die zich er voor lenen stedelijke kwaliteiten, zoals horeca en nieuwe woonmilieus toevoegen door te ‘verdichten’. Bijvoorbeeld door woningen en andere functies toe te voegen op en rond knooppunten. Verdichting op zorgvuldig uitgekozen plekken maakt dat andere plekken open kunnen worden gehouden. Dit vraagt om zorgvuldig maatwerk per kern en per plek.
Gemeente Haarlemmermeer wil meer diversiteit in woonmilieus bereiken door in de centrale kernen, met een meer regionale oriëntatie (Hoofddorp, Nieuw-Vennep en Badhoevedorp) bij transformatie op binnenstedelijke locaties te bouwen in het centrum-stedelijke woonmilieu.
Relatie met het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt een deel van de ontwikkelling van Hyde Park mogelijk, een locatie waar volgens de Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040 een stedelijk plus woonmilieu wenselijk is. Hyde Park blok 3-4 draagt bij aan deze wens en is hiermee in lijn van de Omgevingsvisie.
Met deze visie legt de gemeente vast hoe en waar Haarlemmermeer binnen de bestaande kernen kan groeien. De verdichtingsvisie beschrijft hoe Haarlemmermeer op sommige plaatsen meer stads wordt en er op andere plekken ruimte is voor groen, recreatie en het open polderlandschap. De verdichtingsvisie betreft een lange-termijnontwikkeling met een horizon van 2040.
De verdichtingsvisie heeft twee doelen: inspireren en randvoorwaarden meegeven hoe verdichting van meerwaarde kan zijn voor Haarlemmermeer. Door compacter bouwen is het vaak mogelijk om herkenbare locaties te ontwikkelen. Een hogere dichtheid biedt daarnaast meer ruimte voor functiemenging van wonen, werken, voorzieningen en recreatie met kansen voor niet-gemotoriseerd verkeer en prettige leefomstandigheden. Verder wordt verdichting gezien als een manier om te voorkomen dat er steeds meer groene ruimte verdwijnt. Tot slot leidt de hogere dichtheid tot efficiënter ruimtegebruik en creëer je door het toenemend aantal inwoners meer draagvlak voor bestaande voorzieningen.
Figuur 3.4. Uitsnede stationagebied uit de concept verdichtingsvisie.
Relatie met het bestemmingsplan
Het stationsgebied is in de verdichtingsvisie aangewezen als locatie voor verdichting. Het gebied van Hyde Park is donkerrood gekleurd, wat aangeeft dat er ruimte is voor 60-250 woningen per hectare. In de verdichtingsvisie is rekening gehouden met de ontwikkeling van Hyde Park.
Het aantal inwoners en ondernemers groeit zowel in Haarlemmermeer als in de regio. De druk op de verkeers- en vervoersnetwerken zal daardoor toenemen. Daarnaast zet de groei van de verkeersstromen van en naar de luchthaven de bereikbaarheid van de Multimodale Knoop Schiphol onder druk. Er zijn voor de visie de volgende ambities opgesteld:
De mobiliteitsvisie benoemt vervolgens een aantal thema's waarvoor doelstellingen zijn benoemd. De thema's zijn:
1. Netwerken verknopen
Het doel is een robuust wegennet om de verwachte groei van automobiliteit te kunnen accommoderen en de behoefte aan comfortabel openbaar vervoer te faciliteren. Investeringen in busverbindingen én een krachtige versterking van het regionale openbaar vervoer zijn vereist, met name een zuidwaartse uitbreiding van de Amsterdamse metro naar Hoofddorp.
Reizen is vaak een combinatie van vervoerswijzen. Het is daarom belangrijk dat de verschillende netwerken voor openbaar vervoer, auto, fiets en voetganger sterk met elkaar verbonden worden op de knooppunten.
Ook zetten we in op het beter laten aansluiten van het nationale spoorwegennet en de spoordienstregeling bij de behoeften van onze reizigers.
2. Auto
Toekomstig autonetwerk
Met de geplande komst van de Duinpolderweg wordt geïnvesteerd in de verbetering van de oostwestverbindingen en het ontlasten van de dorpen aan de westkant van Haarlemmermeer. Voor de ontsluiting van gebieden voor woningbouwontwikkeling die buiten de invloedssfeer van de Duinpolderweg liggen, zoals de ontwikkeling nabij station Hoofddorp en in Hoofddorp Noord, is aanpassing van de bestaande infrastructuur noodzakelijk.
Voor het landbouwverkeer dient het oude netwerk aan polderwegen zoveel mogelijk geschikt te blijven voor landbouwverkeer. De noord-zuid verbindingen zijn van belang voor het in stand houden van de relatie tussen het noordelijk en het zuidelijk agrarisch kerngebied van Haarlemmermeer. De oost-west verbindingen zijn van belang voor de onderlinge relaties en voor het bereiken van gelieerde bedrijven aan de rand van (of buiten) Haarlemmermeer.
Wegcategorisatieplan
De mobiliteitsvisie voorziet in een geactualiseerd wegencategoriseringsplan, die in plaats treedt van het wegencategoriseringsplan 2015. In het wegcategoriseringsplan is vastgelegd welke wegen welke functie dienen te vervullen, welke maximumsnelheid daarbij past en wat de maximaal toelaatbare intensiteit op ieder wegtype is. Er zijn drie wegcategorieën: stroomwegen, erftoegangswegen - die toegang verschaffen tot bestemmingen – en gebiedsontsluitingswegen, die een stroomfunctie op wegvakken en een uitwisselfunctie op kruisingen hebben. Als blijkt dat het nodig is om een weg een andere wegcategorie te geven passen we dit aan bij vaststelling van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.
Figuur 3.5: Uitsnede uit de kaart wegcategorisering
3.Goederenvervoer
Er wordt naar gestreefd om het vrachtverkeer zoveel mogelijk over de geschikte wegen te geleiden. Dit om uitstoot van schadelijke stoffen in bijvoorbeeld woongebieden te voorkomen en economische schade door congestie te beperken.
Belangrijke routes zijn bijvoorbeeld de N205, de N201, de Van Heuven Goedhartlaan in het verlengde van de Spoorlaan, en de Nieuwe Bennebroekerweg.
4. Openbaar vervoer
Het doel is een qua reistijd, kosten en comfort aantrekkelijk hoogwaardig openbaar vervoer. Dat de vervoerder een grote vrijheid om het netwerk en de dienstregeling in te richten binnen het door de Vervoerregio Amsterdam opgelegde Programma van Eisen heeft hierin resultaat. Voor de bereikbaarheid van kleine kernen en het bereiken van bepaalde doelgroepen wordt onderzocht of vraaggericht OV een oplossing kan bieden.
5. Fiets
Onder andere door het toenemend gebruik van de E-fiets, is het nodig het huidige fietsnetwerk lokaal maar ook regionaal op te waarderen. Snelfietsroutes dienen te worden verbeterd.
Figuur 3.6: Uitsnede uit de kaart toekomstig hoofdfietsnet
6. Voetgangers
Voetpaden hebben verschillende doeleinden; speeldomein van kinderen, ontmoetingsruimte voor buurtgenoten en verkeersfunctie om van A naar B te komen. In woonwijken hebben voetgangers langs 50km en 30km-wegen een eigen verkeersruimte nodig. Toegankelijkheid van deze ruimte is van belang. Daar waar schakels ontbreken worden voetpaden aangelegd.
7. Verkeersveiligheid
Met de toenemende mobiliteit groeit ook de verkeersonveiligheid en de overlast door sluipverkeer. Er wordt geïnvesteerd om structureel onveilige situaties en ontbrekende schakels weg te nemen. Verkeerseducatie blijft een belangrijk onderwerp.
Bij toekomstige infrastructuur staat verkeersveiligheid voorop. Het doorgaande verkeer moet worden geweerd uit de wijken en zo snel mogelijk naar het regionale netwerk worden geleid. Waar nodig moet het regionale netwerk van bus- en wegverkeerverbindingen worden uitgebreid.
8. Strategisch parkeerbeleid
De nota Strategisch autoparkeerbeleid Haarlemmermeer (2017) maakt integraal onderdeel uit van de Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer. Met het Strategisch autoparkeerbeleid Haarlemmermeer willen we bereiken dat voorzien wordt in de parkeerbehoefte en dat overlast door onbedoeld gebruik van parkeergelegenheden wordt voorkomen. Uitgangspunten hierbij zijn:
In Hyde Park wordt zoveel mogelijk ingezet op openbaar vervoer, langzaam verkeer en toekomstgerichte concepten als Smart Mobility (inzet van innovatieve ICT-oplossingen) en Mobility As A Service (MAAS). Mobility as a Service staat voor een transitie in mobiliteit, waarbij de consument mobiliteit inkoopt, in plaats van te investeren in transportmiddelen. Het eigen autogebruik wordt ontmoedigd. Hyde Park zet in op deelautogebruik. Langzaam verkeer krijgt meer ruimte en routes dan de auto en geheel Hyde Park wordt een 30 km zone (woonerf). Een aanzienlijk deel van het bezoekersparkeren zal in een centraal gelegen parkeergarage opgelost worden om de auto zoveel mogelijk uit het straatbeeld te weren. Blok 3-4, als onderdeel van Hyde Park, sluit hiermee aan bij de Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer 2018.
Het handboek en bijbehorende berekeningsblad zijn een instrument om voor benoemde situaties de parkeernorm op eenduidige wijze vast te stellen. De norm is afhankelijk van de betreffende functie, stedelijkheid, centrumligging, afstand tot HOV-halte of NS-station.
Een parkeerbalans vergelijkt de verwachte parkeervraag van een ontwikkeling met het parkeeraanbod. Daarmee wordt beoordeeld of bij een ontwikkeling voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. Bij het opstellen van een parkeerbalans wordt rekening gehouden met:
Als niet in voldoende parkeren kan worden voorzien op eigen terrein of indien van toepassing in het project- of plangebied, kan worden afgeweken van het benodigd aantal parkeerplaatsen wanneer parkeeronderzoek uitwijst dat in de directe omgeving voldoende parkeerruimte beschikbaar is voor de parkeerders van de ontwikkeling. In sommige gevallen kan een overeenkomst gesloten worden om de parkeerplekken op openbaar gebied buiten de plangrenzen te realiseren. De grondprijzennota bepaalt dat dit alleen kan tegen vergoeding van de daarmee gemoeide kosten.
De gemeentelijke parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen, nieuwe uitbreidingen of herinrichtingen. In bestaande situaties is uitgegaan van de normen die golden ten tijde van de realisering. Als er vanuit de bestaande situatie knelpunten liggen moeten er oplossingen komen, die gebaseerd zijn op onderzoek van de bestaande situatie.
Relatie met het bestemmingsplan
Het stedenbouwkundig plan is afgestemd op de parkeernormen van gemeente Haarlemmermeer. Bij de transformatie van Beukenhorst-West worden de parkeernormen uit het Handboek Gemeentelijke Parkeernormen gevolgd. Beukenhorst-West wordt beschouwd als centrumgebied dicht bij hoogwaardig openbaar vervoer en station, een multimodaal knooppunt, gelegen. De hierbij geldende parkeernormen zijn van toepassing. Bezoekers kunnen hun auto kwijt in centraal gelegen gebouwde parkeervoorzieningen en beperkt op straat, in de openbare ruimte. Tevens is er de mogelijkheid en ambitie om het gebruik van deelauto’s in te zetten.
Onderzocht is of het projectgebied Hyde Park past binnen het ‘Handboek parkeernormen Haarlemmermeer 2018’. Omdat voldaan wordt aan de criteria en om alle twijfel weg te nemen over rechtmatigheid van het in het kader van beleid toekennen van kenmerken aan het gebied Hyde Park, heeft het college van burgemeester en wethouders op 14 mei 2019 besloten om het gebied in afwijking van het ‘Handboek Parkeernormen Haarlemmermeer 2018’ te kenmerken als ‘Centrum’.
De gemeentelijke ambities voor het woonbeleid van de komende vijf jaar komen voort uit de regionale bouwtaak, lokale omstandigheden en vraagaanbodverhoudingen op de woningmarkt. Het gemeentelijke woonbeleid gaat uit van eigenheid, verscheidenheid en doorstroming. Variatie in het woningaanbod zorgt voor gemengde dorpen en wijken, is toekomstbestendig en vergroot de mogelijkheden voor een wooncarrière binnen Haarlemmermeer. Wonen houdt in de gemeentelijke visie verband met een visie op groen, bereikbaarheid, werk en voorzieningen. Om die reden wordt verschil gemaakt tussen de grote (centraal gelegen) dorpen Hoofddorp, Nieuw-Vennep en Badhoevedorp enerzijds en de kleinere kernen langs de Ringvaart anderzijds. Daarom wordt in Haarlemmermeer ingezet op de ontwikkeling van vier woonmilieu's:
Door demografische ontwikkelingen, het eenzijdige huidige woningaanbod in Haarlemmermeer (ruim 70% eengezinswoningen) en rijksbeleid is er een grote woningbehoefte onder starters en onder huishoudens die aangewezen zijn op ambulante zorg. Dit vraagt om een substantieel aanbod aan sociale huurwoningen. In het centrum-stedelijke woonmilieu zijn dit met name kleine appartementen voor 1- en 2 persoonshuishoudens. Voor levensloopbestendige woningen die genoeg ruimte bieden voor het gebruik van een rolstoel is voor een appartement met 2 slaapkamers minimaal 70 m2 vloeroppervlakte nodig.
Er is daarnaast een grote groep met een middeninkomen. Deze groep heeft geen toegang tot de sociale huur en wordt bij hun zoektocht naar een woning vaak voorbijgestreefd door kapitaalkrachtiger huishoudens of particuliere beleggers. Daarom is het belangrijk dat er veel betaalbare koop- en huurwoningen worden gebouwd. In het voorjaar van 2020 volgt een nader uitgewerkt programma middensegment.
Zowel in het segment 'laag' als het segment 'midden' moet voldoende aanbod in nieuwbouwplannen komen. Daarom wordt voor alle ontwikkelingen met meer dan 30 woningen een aandeel 50% betaalbaar gerealiseerd, samengesteld uit bijvoorbeeld 30% sociale huur en 20% middensegment huur- en/ of koopwoningen.
In het niet gereguleerde dure prijssegment (50% markt) bepalen de ontwikkelaars welk type woning zij bouwen. In het stadscentrum van Hoofddorp zal dit liggen in dure appartementen voor stellen zonder kinderen, expats of meer vermogende empty nesters enzovoort.
Relatie met het bestemmingsplan
Hyde Park betreft een stedelijk centrum milieu waarbij alle woningen die in blok 3-4 worden gerealiseerd sociaal zijn (580 studentenwoningen). Door het tekort aan studentenwoningen in grote steden in de regio en de ligging nabij het NS-station, is de locatie geschikt voor huisvesting van studenten. Met de trein zijn studentensteden Amsterdam en Leiden goed te bereiken. Met de kans dat de studenten in Haarlemmermeer blijven na het afstuderen en de realisatie van nieuwbouw in het segment 'laag' is het plan in overeenstemming met het Woonbeleidsprogramma 2019-2025.
In de nota 'Uiterlijk van bouwwerken Haarlemmermeer' worden de welstandsnota's van de voormalige gemeente Haarlemmermeer en de voormalige gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude bevestigd. In de nota is de visie van de gemeente op de ruimtelijke kwaliteit opgenomen. De welstandsnota baseert zich op het ruimtelijk raamwerk van de Haarlemmermeer. De welstandsnota werkt aanvullend op het bestemmingsplan, waarmee de gemeente op een hoger detailniveau redelijke eisen van welstand kan stellen aan het uiterlijk van bouwwerken. Het gaat hierbij om eisen op het gebied van materiaalgebruik, kleurgebruik, vormgeving en ontwerpdetails. Binnen de gemeente zijn verschillende welstandsregimes bepaald. Toetsing van het bouwplan aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de Welstandsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw.
Naast het welstandsbeleid krijgt het ruimtelijke kwaliteitsbeleid ook in andere beleidsdocumenten voldoende aandacht, waaronder bestemmingsplannen en beeldkwaliteitplannen. Grotere herstructureringsplannen en nieuwbouwprojecten moeten plaatsvinden binnen het kader van een stedenbouwkundig plan en een beeldkwaliteitsplan.
Wanneer er strijdigheid bestaat met de in de Welstandsnota opgenomen regels, prevaleren de eisen uit het beeldkwaliteitsplan. Hierbij is wel het uitgangspunt dat het hoogste welstandsregime op de plek van aanvraag geldt als minimale welstandseis.
Relatie met het bestemmingsplan
Voor geheel Hyde Park is daarnaast een beeldkwaliteitsplan van toepassing (Beukehhorst Hyde Park). Het beeldkwaliteitsplan bevat de uitgangspunten voor de beeldkwaliteit van de bebouwde en de onbebouwde omgeving van het projectgebied. Het beeldkwaliteitsplan, dat op 6 december 2018 is door de gemeenteraad is vastgesteld, vormt een directe aanvulling op het Welstandbeleid en daarmee het kader voor de welstandstoets bij vergunningaanvragen.
In dit beeldkwaliteitsplan is aangegeven dat de bebouwing de uitstraling krijgt van Hoofddorpse huizen waarin de maat kan variëren maar wel tot dezelfde familie blijven behoren. Daarnaast krijgt elk huis een verschillende architectuur met bijbehorende materialisering, raamopeningen, en buitenruimten. De ’happen’ in de gevel worden gebruikt om de differentiatie per huis te benadrukken. Grote aaneengesloten gevelwanden (vanaf 800 m² aaneengesloten gevelvlak) worden gebroken met grote onregelmatige ‘happen’. De ‘happen’ moeten een verbijzondering van een grotere, formele gevel zijn en niet dusdanig groot dat zij de gevel als geheel domineren. De invulling van de ‘happen’ bestaat uit geclusterde individuele buitenruimten, gemeenschappelijke buitenruimten of aaneengesloten galerijen en trappenhuizen die zorgen voor een gemeenschapsgevoel en levendigheid.
Tot slot krijgen de gesloten bouwblokken een gemeenschappelijke binnentuin met een groen karakter. Er is geen mogelijkheid voor privétuinen. De begane grond woningen krijgen wel een eigen terras dat direct grenst aan de gemeenschappelijke binnentuin. De binnentuinen zijn niet voor publiek toegankelijk. De kwaliteit en de verhoudingen van de gemeenschappelijke binnentuinen zijn een aandachtspunt voor verdere uitwerking van de blokken. Hierbij is de groene invulling met bomen, heesters en grassen maar ook de diversiteit van buitenruimtes per Hoofddorps huis een belangrijk uitgangspunt. Het ontwerp van de binnentuinen krijgt tevens een a-symmetrische zonering zodat er maximaal gebruik gemaakt kan worden van de bezonning.
Door het Q-team en Welstand wordt de aanvraag omgevingsvergunning Activiteit Bouwen beoordeeld of deze voldoet aan het Beeldkwaliteitsplan.
In deze nota zijn de kaders voor toekomstig klimaatbeleid vastgelegd. Algemene doelstelling van het klimaatbeleid is (1) een reductie van de CO2-uitstoot in 2020 van 30 procent ten opzichte van 1990 en (2) de realisatie van 20 procent duurzame energie in 2020. Bij de ontwikkeling en uitvoering van het klimaatbeleid/ energiebeleid wordt de trias energetica aangehouden als leidend principe:
Het klimaatbeleid is uitgewerkt in tien thema's. Per thema is aangegeven wat de beoogde CO2-reductie of beoogde realisatie van duurzame energie binnen dat thema is. De thema's zijn:
Relatie met het bestemmingsplan
In de gezamenlijke duurzaamheidsagenda voor de ontwikkeling van Beukenhorst-West (23 mei 2018) hebben de gemeente en ontwikkelaars afspraken gemaakt over de inspanningen die verricht zullen worden om tot een duurzame coherente ontwikkeling te komen. De agenda is opgebouwd aan de hand van de thema’s energie, grondstoffen, water en klimaatbestendigheid en mobiliteit.
De woningen in blok 3-4 worden, zoals in heel Hyde Park, gasloos opgeleverd. Voor de verwarming van woningen en warm water wordt gebruik gemaakt van het duurzame energieconcept warmte-koude-opslag (WKO). Daarnaast worden tal van overige duurzaamheidsmaatregelen ingezet. Voorbeelden zijn dat door toepassing van LED-verlichting in de openbare ruimte en collectieve ruimten (parkeergarages, bergingen en gangen) en plaatsing van PV-panelen de energievraag zoveel mogelijk wordt beperkt. Tot slot zal de afval- en grondstoffeninzameling gescheiden plaatsvinden. Hiermee wordt voldaan aan de kaders van het Klimaatbeleid 2009-2020.
De uitvoeringsagenda klimaatadaptatie laat zien welke stappen er op het gebied van klimaatadaptatie al zijn genomen (zoals stresstesten, risicodialogen) en welke stappen er nog gezet moeten worden om tot klimaatadaptatiebeleid te komen (onder andere onderzoeken naar prioriteit en financiële dekking). Als onderdeel van de uitvoeringsagenda zijn drie klimaatambities vastgesteld:
Om tot deze ambities te komen, en daarmee een klimaatbestendig Haarlemmermeer, zijn er basisveiligheidsniveaus geformuleerd. Basisveiligheidsniveaus zijn de minimale normen waaraan ontwikkelingen moeten voldoen om klimaatbestendig te worden.
Relatie met het bestemmingsplan
In Hyde Park worden de binnentuinen deels als onverhard terrein aangelegd. Hyde Park Hoofddorp staat er jegens Hoogheemraadschap van Rijnland (HHvR) voor in en zal er zorg voor dragen dat bij uitgifte of splitsing van een Woonblok een zodanige goederenrechtelijke regeling wordt opgenomen ten aanzien van rechten en plichten van eigenaren of appartementsgerechtigden, dat handhaving en onderhoud van binnentuinen die volgens voorwaarden van HHvR meetellen als onverhard, duurzaam zal worden verzekerd. In delen waar de openbare ruimte niet grenst aan oppervlaktewater worden de groenstroken ingericht als potentiële berging voor water. De inrichting is dusdanig dat bij optreden van water op straat een afstroming ontstaat van gebouwen af richting oppervlaktewater, groenstroken of andere locaties waar geen schade kan ontstaan. Extra aandacht wordt daarbij besteed aan ingangen van parkeergarages, waar middels maaiveldinrichting wordt voorkomen dat water binnen kan stromen. Daar waar mogelijk wordt in het gebied rechtstreeks en oppervlakkig afgevoerd naar oppervlaktewater. Voor de toekomstbestendigheid wordt het plan ingericht op een mogelijke peilstijging of peildaling van 20 cm. Daarnaast zal binnen het plan watercompensatie plaatsvinden.
Met bovengenoemde maatregelen wordt een waterrobuuste leefomgeving voor Hyde Park gecreëerd, waarmee wordt aangesloten bij de klimaatambities van de uitvoeringsagenda klimaatadaptatie.
Met de nieuwe strategie werklocaties gemeente Haarlemmermeer 2019 heeft de gemeente Haarlemmermeer een instrument in handen voor de regie op de locatie en toekomstbestendigheid van werklocaties in Haarlemmermeer. De Strategie werklocaties Haarlemmermeer 2019 betreft een korte en middellange termijn strategie (2030) waarbij gekozen is voor een aanpak op basis van segmentatie.
De strategie kan in vijf punten worden samengevat:
De nieuwe strategie werklocaties voor de korte en middellange termijn strategie (2030) is gebaseerd op een segmentatie van de huidige werklocaties, op basis van de kenmerken bedrijventerrein/kantorenlocatie, veroudering, leegstand, milieucategorie met categorie 4 of hoger en Schiphol gerelateerd. Voor elk van deze segmenten is een strategie geformuleerd die de toekomstbestendigheid van de werklocaties moet verbeteren.
Centraal in het segment 'Kantoorlocaties Hoofddorp inclusief campus STP' staat de herprofilering van kantoorlocaties rondom NS station Hoofddorp centraal. Beukenhorst Noord en West zijn niet in deze strategie meegenomen omdat daar de transitie naar voornamelijk woningbouw al in gang is gezet.
Relatie met het bestemmingsplan
Hyde Park, en dus ook de woningen in blok 3-4, wordt ontwikkeld op het bedrijventerrein Beukenhorst West. Aangezien dit voormalige bedrijventerrein niet meegenomen is in het beleid, is de Strategie werklocaties gemeente Haarlemmermeer 2019 niet van belang voor onderhavige ontwikkeling.
Met het besluit 'Beleid voor commerciële voorzieningen Haarlemmermeer; regels en ruimte' (2019) is het beleid voor commerciële voorzieningen uit 2016 geactualiseerd. Dit beleid betreft detailhandel, horeca, ambulante handel, motorbrandstoffenverkooppunten en commerciële dienstverlening. Buiten deze afbakening vallen verblijfsaccommodaties zoals hotels, bed & breakfast en recreatiewoningen, en leisure. Deze thema's vallen onder het beleid Toerisme, evenementen en promotie en het accommodatiebeleid.
Hoofddoel van het beleid voor commerciële voorzieningen is om de voorzieningenstructuur en -centra in Haarlemmermeer vitaal en toekomstbestendig houden. Een structuur waarbinnen meer dan in het voorgaande beleid ruimte bestaat voor ondernemerschap, dynamiek en innovatie.
Om dit te bereiken wordt vastgehouden aan concentratie van voorzieningen in winkelcentra. Waar nodig wordt met betrokkenen overlegd over het compacter maken van centra. Verder wordt ruimte gegeven om in te spelen op trends en ontwikkelingen door onder andere meer functiemenging mogelijk te maken. Binnen de kaders van onder andere de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), Verordening Fysiek Domein en regels voor vergunningen wordt ruimte gezocht voor gezamenlijke evenementen, straatverkoop en pop-up winkels of horeca. Ook wordt ingezet op lokaal ondernemerschap en diversiteit. Dit beleid geeft daarmee binnen kaders ruimte in centra en daarbuiten. De rol van de gemeente is hierbij vooral faciliterend en stimulerend.
De basis van dit commerciële voorzieningenbeleid bestaat uit drie pijlers:
A. Concentratie in toekomstbestendige centra;
B. Stimuleren van kwaliteit en diversiteit in de voorzieningencentra;
C. Basis op orde in alle centra.
Stadscentrum Hoofddorp is het gebied tussen Hoofdvaart, Kruisweg, Station-NS en Geniedijk dat in het gemeentelijk beleid als een geheel wordt beschouwd. Daarbinnen ligt het winkelcentrum.
Figuur 3.7:Afbakening Winkelcentrum Hoofddorp en Stadscentrum Hoofddorp
Het beleid voor commerciële voorzieningen zet in op het compact blijven van het winkelcentrum. Daarbinnen wordt ruimte geboden voor detailhandel en een aanvullend programma op het gebied van cultuur, horeca en vermaak. Daar waar mogelijk wordt ingezet op lokaal ondernemerschap en diversiteit. Door woningbouw in het stadscentrum en de omgeving neemt het draagvlakvoor commerciële voorzieningen toe. Door te investeren in de beeldkwaliteit van het vastgoed (door de eigenaren) en de openbare ruimte (door onze gemeente) wordt kwaliteit toegevoegd. Hiermee gaat de gebiedskwaliteit van het Stadscentrum omhoog.
De belangrijkste onderdelen van de koers voor Stadscentrum Hoofddorp zijn:
Nieuwe horeca zal primair in (en aan de randen van) het winkelcentrum geclusterd worden, met daarbij als concentratieplekken het Raadhuisplein, Kruisweg (omgeving Dik Tromplein) en het buitenplein van het winkelgebied Polderplein.
Horeca zich in beginsel vrij ontwikkelen waar dit in een geldend bestemmingsplan is opgenomen.
Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet voldoen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, conform de Bro. Dit is ook van toepassing voor commerciële voorzieningen.
Relatie met het bestemmingsplan
Blok 3-4 voorziet in voorzieningen gericht op studenten die wonen op Hyde Park. In de plint is ruimte voor voorzieningen die specifiek door studenten gebruikt worden, zoals een wasserette. Maar het is ook denkbaar dat er een studieruimte of een kleine koffiecorner in de plint gerealiseerd wordt, waar studenten elkaar gedurende de dag en avond kunnen ontmoeten. Maar het toevoegen van woningen en dus bewoners in Haarlemmermeer, zorgt ook voor een groter bezoekerspotentieel van stadscentrum Hoofddorp. Daarmee draagt de ontwikkeling bij aan commerciële voorzieningen op wijk, maar ook op stadsniveau.
In dit beleid geeft de gemeente een duidelijke focus aan in wat we onder toerisme verstaan, hoe het evenementenbeleid daarop aansluit en op welke manier promotie ingezet wordt. Het doel van dit beleid is het toeristische, recreatieve aanbod in Haarlemmermeer te verbreden en te ontwikkelen zodat inwoners en bezoekers meer mogelijkheden hebben voor vrijetijdsactiviteiten. Inwoners profiteren omdat de recreatieve keuzemogelijkheden toenemen. Bezoekers worden via promotie verleid tot meer overnachtingen en om meer vrijetijdsactiviteiten te ondernemen in de gemeente. Het bestaande aanbod gaan wordt meer in de etalage gezet. Bestaande vrijetijdsvoorzieningen, de detailhandel en horeca profiteren van de toename van de bezoeken. Verruiming, verbreding en toevoeging kan alleen onder voorwaarde dat er aandacht is voor de leefbaarheid en ook voldoende capaciteit beschikbaar is van hulpdiensten. Belangrijke pijlers zijn:
Het beleid 'Toerisme, evenementen en promotie Haarlemmermeer 2020-2025' richt zich op zowel inkomend als binnenlands toerisme en zowel op eendaagse als meerdaagse bezoekers. Tot 'bezoekers' worden dus niet alleen buitenlandse bezoekers aan een stad, dorp, strand of erfgoedlocatie gerekend, maar ook inwoners en Nederlandse dagjesmensen die naar een recreatiegebied of museum gaan, wandelend of fietsend de natuur verkennen, winkelen of een avondje uitgaan.
Relatie met het bestemmingsplan
Met de realiseatie van Blok 3-4 worden studentenwoningen gerealiseerd. Met de woningen in Blok 3-4, maar ook Hyde Park als geheel wordt de leefbaarheid in het gebied tussen station en stadscentrum verbeterd. De aantrekkelijkheid van het stadscentrum voor dagrecreanten vanaf het station wordt hier mee versterkt en ook voor de gasten van de te behouden hotelfunctie aan de rand van Hyde Park wordt de verblijfskwaliteit vergroot.
Buitenspelen is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Door te spelen ontwikkelen kinderen motorische, cognitieve, sociale, creatieve en emotionele vaardigheden die belangrijk zijn om deel te nemen aan de samenleving. Buitenspelen is gezond, draagt bij aan de sociale contacten in de buurt en biedt spelmogelijkheden die binnen niet mogelijk zijn. Daarnaast draagt goede speelruimte bij aan een beweegvriendelijke leefomgeving voor iedereen. De komende jaren streven we naar een betere verdeling van speelruimte. Speelruimte waar het fijn is om te spelen, die toegankelijk is voor een brede doelgroep, die uitnodigt tot samenspelen, bewegen en ontmoeten en die geschikt is voor het omgaan met de extremen in het klimaat. Dit speelruimteplan schetst de speerpunten voor het toekomstig beleid. De gemeente Haarlemmermeer richt zich daarbij op vijf thema's:
Relatie met het bestemmingsplan
Binnen Hyde Park is elk van de blokken voorzien van een binnentuin met speelvooziening. Blok 3-4 dat in zijn geheel gericht is op studenten / éénpersoonshuishoudens is het beleid op het gebied van speelruimte voor kinderen niet van belang.
In de Natuurvisie staan de doelen en ambities van de gemeente Haarlemmermeer over natuur en biodiversiteit. Het grootste doel is de biodiversiteit binnen de gemeente te vergroten. Hiertoe zijn streefbeelden opgesteld voor de landschappelijke categorieën stedelijk, agrarisch en natuur- en recreatiegebied. Er is ook streefbeeld opgesteld voor het realiseren van een groen-blauwe structuur van ecologische verbindingen. Door uit te gaan van een aantal uitvoeringsprincipes wordt de komende decennia toegewerkt naar de streefbeelden. Deze beelden en principes geven ook handvatten voor samenwerking, educatie en participatie met gebiedspartners, -partijen en inwoners, ondernemers en instellingen.
Met deze Natuurvisie wil de gemeente bereiken dat:
• de biodiversiteit zichtbaar en beleefbaar is voor de inwoners en bezoekers van de gemeente;
• iedereen in Haarlemmermeer zich mede-eigenaar voelt van de natuur en zich in wil zetten voor het behoud hiervan. Dit geldt voor inwoners, ondernemers, bezoekers en voor de gemeente;
• er een grote variatie aan biotopen aanwezig is met daarin vitale populaties van planten- en diersoorten en dat verbindingen tussen de leefgebieden aanwezig zijn;
• waar zich mogelijkheden voordoen, kansen worden aangegrepen om de biodiversiteit te vergroten;
• in al het gemeentelijk functioneren met zorg wordt omgegaan met de ecologische kwaliteiten van de stedelijke omgeving en het buitengebied;
• de gemeente het beheer van het eigen areaal richten op versterking van de biodiversiteit.
Waar mogelijk worden uitvoeringsprincipes gezamenlijk opgepakt met of in andere ruimtelijke processen zoals (herziening van) de Leidraad Duurzame Inrichting Openbare Ruimte (DIOR), bestemmingsplannen, projecten en het dagelijks beheer van de openbare ruimte. De uitvoeringsprincipes van de Natuurvisie worden hierbij afgewogen samen met en overeenkomstig de (toekomstige) visies Landschap en recreatie, Polderlinten en de andere onderwerpen die vallen onder de Omgevingsvisie en het ruimtelijk afwegingskader. Natuur wordt daarmee integraal onderdeel van het afwegingskader in omgevingsvraagstukken, zoals de Omgevingswet vereist.
Figuur 3.8: Visiekaart: De groen-blauwe structuur van ecologische verbindingen door Haarlemmermeer.
Relatie met het bestemmingsplan
Hyde Park is gelegen in het bebouwde gebied binnen de gemeente Haarlemmermeer. Het stadspark aan de noordzijde is opgenomen als bestaand groengebied, maar maakt in de huidige situatie geen onderdeel uit van een ecologische verbindingzone. Wel is voor dit gebied de ambitie uitgesproken in (noord)oost-(zuid)west richting een groene verbinding te creëren.
Blok 3-4 is niet in deze ambitiestrook gelegen.
Met het 'Archeologiebeleid Haarlemmermeer 2020-2030' is beleid opgesteld voor het ondergrondse erfgoed. In dit beleid is een verwachtingskaart en een beleidskaart opgenomen. Op de verwachtingskaart is te zien wat de verwachting is op archeologische vondsten naar aanleiding van onderzoek van historische kaarten en eerdere vondsten. Als er nieuwe vondsten zijn gedaan wordt de kaart daarop bijgewerkt. De beleidskaart geeft aan wanneer er verder onderzoek gedaan moet worden als de bodem verstoord wordt. Naar aanleiding van de verwachtingen zijn zes regimes ingevoerd. De grootte van het plangebied en de diepte van de grondverstoring bepalen of er onderzoek gepleegd moet worden.
Figuur 3.9: Tabel met archeologische waarderingszones
Archeologisch onderzoek wordt gefaseerd uitgevoerd volgens een vaste methodiek, zoals beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 4.1). Het volgen van deze onderzoekscyclus is verplicht bij de voorbereiding van bodemverstoringen in gebieden waaraan op de beleidskaart een archeologische waarde is toegekend. Die verplichting is gekoppeld aan bestemmingsplannen (toekomstige omgevingsplannen) en omgevingsvergunningen.
De kosten van het archeologisch onderzoek zijn voor de initiatiefnemer van de bodemverstoring.
Vanzelfsprekend volgt het nieuwe archeologiebeleid alle uitgangspunten zoals verwoord in de KNA 4.1.
Op basis van een archeologisch bureauonderzoek wordt een gespecificeerde archeologische verwachting gegeven en een advies over al dan geen vooronderzoek. Vooronderzoek kan bestaan uit een proefsleuvenonderzoek en/of booronderzoek. Na dit vooronderzoek vindt een inhoudelijke waardering plaats met weer een advies voor het vervolg. Hier adviseert de archeoloog op basis van een inhoudelijke waardering wat er moet gebeuren met de aangetroffen archeologie. Er zijn drie mogelijke uitkomsten:
Het besluit over elke volgende stap wordt genomen door de gemeente (bevoegd gezag).
Bij ontgrondingen of provinciale projecten zoals wegaanleg en waterwerken ligt de beslissing over het wel of niet behouden van de archeologische waarden bij de provincie. Het Rijk neemt de besluiten voor rijksprojecten.
Relatie met het bestemmingsplan
Hyde Park valt binnen het gebied met 'Waarde-Archeologie 6 op de archeologisch beleidskaart. Op basis van de beleidskaart is ter plaatse van Blok 3-4 archeologisch onderzoek verplicht bij plannen met een oppervlakte van 10.000 m2 en groter (waarde - archeologie 6). In paragraaf 5.3 wordt nader op het aspect archeologie ingegaan.
Ten behoeve van de transformatie van kantorenwijk naar stadswijk is het stedenbouwkundig plan ‘Hyde Park, A new hub for living & leisure’ opgesteld. Zoals eerder beschreven heeft het plan als doel om de thans verouderde en in onbruik geraakte kantorenlocatie Beukenhorst-West te transformeren naar een levendige stadsomgeving.Voor Hyde Park is in beleidsstukken (Deelstructuurvisie, OSH) benoemd dat dit een passende locatie is voor een hoogstedelijke ontwikkeling.
In de onderstaande paragrafen is de nieuwe ruimtellijke en functionele structuur zoals die blijkt uit het stedenbouwkundig plan, beschreven.
Om binnen de stad de specifieke kwaliteiten van stedelijkheid te benutten en de bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten van het landelijk gebied behouden, worden woningen in een hoogstedelijke setting gerealiseerd op locaties waar dat past. Zo wordt voorkomen dat de groene gebieden die Hoofddorp omringen volgebouwd worden.
Hyde Park en het stadspark versterken elkaar waardoor het park kan functioneren als stadspark. De nieuwe bebouwing omkadert het park en draagt bij aan de levendigheid en veiligheid van de routes door het park met een nieuw publiek en intensiever gebruik. De opzet van Hyde Park wordt zodanig dat de nieuwe bewoners zoveel mogelijk de kwaliteit van het park beleven.
De oorspronkelijke structuur van het Haarlemmermeergrid wordt hersteld. Hiermee worden lange lijnen vanuit het winkelcentrum doorgetrokken en ontstaat er een duidelijke structuur die past bij Haarlemmermeer. Het gebied krijgt zo een verbeterde aansluiting op het omringende stadweefsel.
Figuur 4.1. Het Haarlemmer grid.
De Gridstructuur wordt duidelijk in het toekomstige stratenpatroon. In de onderstaande figuur is het stratenpatroon opgenomen.
Figuur 4.2. Het toekomstige stratenpatroon op Hyde Park.
Blok 3-4 is gelegen op een locatie ligt waar de stratenstructuur wordt aangepast. De gridstraat die tussen blok 3-4 en blok 2 wordt gerealiseerd overlapt voor een klein deel de bestaande bebouw op de locatie van blok 2. Het deel van de gridstraat tot aan het huidige hotel kan gerealiseerd worden. Dit deel is ook als zodanig opgenomen in de verbeelding bij dit bestemmingsplan.
Gezien de hoge bebouwingsdichtheid is een groene inrichting van groot belang voor het woonklimaat. Kansen worden met name gezocht in (dak)tuinen en groene openbare ruimtes, waar bomen en groen het verblijfsklimaat kunnen verbeteren en ook bijdragen aan de vertraagde waterafdracht.
Hyde Park zorgt voor goede bezonning, daglichttoetreding en zicht naar het park. Het stedenbouwkundig plan biedt een kwaliteitsgarantie voor goede bezonning van de privé- en openbare buitenruimte door middel van een bouwenvelop die daarop toegespitst is. Hiermee wordt tevens de daglichttoetreding binnen in de woning gewaarborgd. Zicht naar het park wordt gecreëerd door strategische verlagingen van de bouwvolumes richting het park.
Zoals verderop onder functionele structuur beschreven, is differentiatie een sleutelwoord. De verschillende bouwblokken bestaan uit losse meerlaagse eenheden, de `Hoofddorpse huizen'. Daarmee worden de bouwblokken opgedeeld in verschillende panden met een korrelgrootte die past bij het centrum van Haarlemmermeer. Het opdelen in Hoofddorpse huizen zorgt voor differentiatie, herkenbaarheid en een menselijke schaal.
Figuur 4.3. Diverse Hoofddorpse huizen
Figuur 4.4. Vogelvluchtperspectief Hyde Park met Blok 3-4 rood omlijnd.
Hyde Park wordt voorzien van een logische hoofdroute tussen het station en het winkelcentrum waabij deze voorzieningen en het stadspark met elkaar worden verbonden. De 580 studentenwoningen van blok 3-4 zijn niet gelegen aan de hoofdroute of hoofdstraat binnen Hyde Park.
Figuur 4.5. Hoofdroute station - winkelcentrum door Hyde Park.
Binnen blok 3-4 vormt een gesloten bouwblok met een binnentuin. Een deel van het blok wordt voorzien van tweezijdig georiënteerde woningen (ramen aan de voor- en achterkant van het huis). Dit is met name het geval bij de noord- zuid georiënteerde woningen en woningen in zones met hogere geluidsbelasting. Daarnaast worden binnen dit blok huizen voorzien met kernontsluiting (dikker volume met centraal trappenhuis en woningen rondom). Deze worden met name op de hoeken van de bouwblokken toegepast. Dit betreft de meer vierkante onderdelen van het bouwblok 3-4. Door de relatief kleine woningoppervlakten kunnen deze onderdelen met de kernontsluiting efficiënt ingevuld worden.
Blok 3-4 bestaat uit een vijftal zogenaamde 'Hoofddorpse huizen' welke variëren bouwhoogten tussen de circa 32 meter en 43 meter. De laagste blokken bestaan uit 7 bouwlagen, de hoogtste uit 14 bouwlagen. De daken van de woningen worden voor blok 3-4 voorzien van een suncut van 46 en 49 graden haaks op de straat. Anders dan in veel andere blokken in Hyde Park, heeft blok 3-4 geen parkeervoorziening op het eigen terrein. In paragraaf 5.15 wordt nader op het parkeren ingegaan.
In het bestemmingsplan wordt de differentiatie in bouwhoogte opgenomen op de verbeelding door een maximale bouwhoogte per 'Hoofddorps huis' op te nemen. Blok 3-4 krijgt daarmee op elk van de vijf deelblokken een aparte maximale bouwhoogte. Het realiseren van parkeerplaatsen in de overdekte parkeergarage buiten het plangebied is als voorwaardelijke verplichting opgenomen om de woningbouw mogelijk te kunnen maken.
Hyde Park is onderdeel van het stadscentrum. Het stadscentrum bestaande uit het winkelcentrum, het gemeentehuis, de schouwburg, het stadspark, Beukenhorst West en het station, heeft de potentie om zich in de toekomst samen met Beukenhorst Oost en Zuid te ontwikkelen als het centrum en de entree van Haarlemmermeer.
In Hyde Park komt een hoogstedelijke dynamiek tot stand. Dit gebeurt door een combinatie van grootstedelijke uitstraling, functiemenging en maximale differentiatie. Om dit te bereiken komt er om te beginnen een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte en architectuur met internationale allure.
Daarnaast creëert het plan een goede functiemenging. Dit gebeurt door de bestaande kantoren en hotels aan te vullen met wonen en voorzieningen. Een gebied met een goede functiemenging genereert levendigheid gedurende alle tijden van de dag. Langs de hoofdroute tussen het station en het winkelcentrum is ruimte voor laagdrempelige voorzieningen voor de bewoners, werknemers en passanten tussen het station en de rest van Hoofddorp.
Blok 3-4 is niet gelegen langs de hoofdroute en zal daarom niet voorzien worden van wijkse of bovenwijkse voorzieningen. Op de begane grond worden wel voorzieningen (bijvoorbeeld een wasserette of studieruimte) voor de bewoners van blok 3-4 verwezenlijkt om zodoende op de begane grond een levendige plint te creëren. Hoge plinten anticiperen op de gebruiksdynamiek in het gebied, voor toekomstige ontwikkeling van niet-woonfuncties en flexibiliteit van invulling in de loop van de tijd. Daarnaast zijn de plinten faciliterend voor bewoners van blok 3-4 en dragen ze bij aan levendigheid en gezelligheid.
In stedenbouwkundig plan is opgenomen dat er speelvoorzieningen in de binnentuinen gerealiseerd worden voor de 0-5 jarigen. In dit blok met studentenwoningen is dat niet aan de orde. De inrichting van de binnentuin zal afgestemd zijn op verblijf voor studenten.
In het bestemmingplan wordt blok 3-4 bestemd als 'Wonen-gestapeld' waarbinnen ook de ondergeschikte voorzienigen voor studenten geschaard kunnen worden. De 580 woningen worden bestemd als zelfstandige wooneenheden. De wooneenheden varieeren in grootte en zijn al dan niet voorzien van gemeenschappelijke woonruimte.
In 2019 is door de Provincie Noord-Holland de Bevolkingsprognose Noord-Holland 2019-2040 opgesteld. In de prognose is een inschatting gemaakt van het teoname van bevolking en het aantal huishoudens tot 2040 en de daaraan gekoppelde behoefte aan woningen.
In 2020 is een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking voor heel Stadscentrum inclusief Hyde Park gedaan.Binnen Stadscentrum Hoofddorp vigeert veelal een centrumbestemming. Deze centrumbestemming maakt planologisch een breed palet aan functies mogelijk, maar deze meters kunnen in de praktijk maar één keer worden ingevuld. Dit betekent dat er planologisch - in potentie - weliswaar veel en verschillende vierkante meters mogelijk zijn, maar in de praktijk maar één keer worden ingevuld (door detailhandel, kantoor/dienstverlening, horeca of wonen). Binnen het programma Stadscentrum Hoofddorp en de verschillende initiatieven, worden vierkante meters onttrokken aan de voorraad. De beoogde nieuwe ontwikkelingen zullen vervolgens geen onevenredige toevoeging van vierkante meters programma met zich mee brengen maar juist een strategische onttrekking waarbij de kansrijke locaties (kernwinkelgebied tussen de Hoofdvaart en het station) worden versterkt en op kansarme locaties (aan de randen van Stadscentrum Hoofddorp) juist (planologisch) worden onttrokken.
Wonen
In de periode 2019-2040 neemt de woningbehoefte in Noord-Holland toe met circa 202 duizend woningen, 17.900 in NH-Noord en 183.900 in NH-Zuid. In de regio's van NH-Noord zit de groei vooral in de periode tot 2030, hierna is de groei beperkt. In de Kop van Noord-Holland daalt in de periode 2030-2040 de woningbehoefte met tweeduizend woningen. Voor de regionale woningbouwprogrammering is dit een belangrijk aandachtspunt. In NH-Zuid groeit ook na 2030 de woningbehoefte nog flink. Toch zit ook hier de grootste groei in de eerste jaren.
Figuur 5.1. Ontwikkeling woningbehoefte per tijdsperiode (aantal woningen)
Figuur 5.2. Ontwikkeling indicatieve woningbehoefte per gemeente 2019-2030 (aantal woningen)
De bevolkingsprognose van de gemeente Haarlemmermeer gaat uit van een groei van het aantal inwoners met circa 19.900 in de komende 10 jaar. Over een 20-jaarsperiode is de verwachting dat de bevolking zelfs met 30.600 inwoners toeneemt. Zie onderstaande grafiek voor een overzicht van de gemeentelijke prognose.
Figuur 5.3. Bevolkingsprognose Gemeente Haarlemmermeer 2019-2049 (Bron: Stec Groep, 2020).
Binnen de gemeente Haarlemmermeer staan meerdere grote en kleine woningbouwplannen op stapel. Een deel van deze nieuwe woningbouwplannen zijn in Hoofddorp gepland; een deel daarvan specifiek in of aan de randen van Stadscentrum Hoofddorp. Wanneer we inzoomen op Stadcentrum worden er circa 5.800 woningen toegevoegd tussen nu en 2030. In onderstaande tabel is het aantal voor Hyde Park te zien. De plannen leiden op basis van een verwachte gemiddelde huishoudensgrootte tot een toename van het aantal inwoners in en rond het stadscentrum van minimaal 9.000 inwoners tot 2030.
Figuur 5.4. Toevoeging woningen tot 2040 in Haarlemmermeer (Bron: Stec Groep, 2020).
Binnen Haarlemmermeer is de woningbehoefte tot 2030 een toename van 10.600 woningen. Binnen Haarlemmermeer zijn er tot 2030 plannen voor het toevoegen van 5.800 woningen. Daarmee wordt in een deel van de woningbehoefte voorzien. Hyde Park draagt daar met het toevoegen van 3.600 woningen tot 2030 daar in ruimte mate aan bij. De woningen van blok 27 zijn daarin meegenomen.
Studentenhuisvesting
Landelijke monitor studentenhuisvesting (LMS
Uit het rapport van de landelijk monitor studentenhuisvesting (LMS) zijn de volgende highlights m.b.t. de realisatie van studenten woningen (Kences, 2020):
Doordat de meeste studentensteden overvol zijn blijkt uit de cijfers dat studenten ook in de omgeving zoeken naar huisvesting. Geografisch gezien komen de studenten uit Amsterdam, Leiden, Den Haag en Haarlem dan al snel in Hoofddorp. Daarom is uitgezocht hoe aantrekkelijk Hoofddorp en in het bijzonder Hyde Park geografisch gezien is. Er is aan de hand van het reisplanner 9292 uitgezocht hoe lang er gemiddeld wordt gedaan over het reizen van deur tot deur naar Hogescholen en Universiteiten in omliggende studentensteden:
Universiteit Leiden : ca. 50 minuten
VU Amsterdam : ca. 40 minuten
HVA Amsterdam : ca. 50 minuten
Universiteit Den Haag : ca. 50 minuten
Inholland Diemen : ca. 40 minuten
Inholland Haarlem : ca. 50 minuten
De gemiddelde reistijd van 45 minuten bevestigd de aantrekkelijkheid van Hoofddorp voor studenten en bevestigd de reden om ook voor deze doelgroep huisvesting te realiseren.
Cijfers Haarlemmermeer
Haarlemmermeer telt ruim 10.000 studenten waarvan 3.782 HBO studenten en 1.905 WO studenten (CBS, 2019/2020). Zoals omschreven is uit de cijfers van de LMS blijkt dat 70% van deze studenten het ouderlijk huis (gaat) verlaten. Voor de gemeente Haarlemmermeer betekent dat 3.980 studenten het ouderlijkhuis gaat/heeft verlaten.
Uit het rapport van LMS blijkt ook dat 20% van de MBO-studenten het ouderlijk huis verlaat (Kences, 2020). van de 4313 MBO-studenten in Hoofddorp gaan er 860 studenten (20%) op zich zelf of zijn dit al. Daaraan toegevoegd blijkt uit de cijfers van Woningnet dat het overgrote deel van de woning zoekende vertegenwoordigd wordt door mensen onder de 35 jaar (Nieuwsredactie, 2020).
Op basis van de landelijke cijfers van LMS en het aantal studenten in Hoofddorp blijkt dat 4.840 studenten het ouderlijk huis al heeft verlaten of wilt verlaten. En dat de omvang van de woningzoekende in vergelijking met andere doelgroepen bijna het grootst is.
Voor studenten in Hoofddorp is er een woningaanbod van 528 woningen van DUWO (Rottumeroog en Opaallaan). Van deze woningen zijn er maar 7 woningen zelfstandig. (DUWO, 2021). Van deze woningen zijn er 7 beschikbaar met een totaal aantal aanmeldingen van gemiddeld 30 studenten per woning op 19-3-2021. (ondanks de ongewone tijd is hieruit op te maken dat de vraag erg hoog is.)
Uit bovenstaande analyse blijkt dat ook in Haarlemmermeer de vraag naar studentenwoningen erg groot. Mede aan de hand van de cijfers Haarlemmermeer blijkt dat met 528 studentenwoningen er maar voor een klein deel van de vraag wordt vervuld.
Voorzieningen
In Hyde Park als geheel is op basis van marktonderzoek uit 2018 een programma voor voorzieningen voor 2.950 m2 detailhandel, 2.200 m2 horeca, 2.500 m2 commerciële dienstverlening en 2.000 m2 aan maatschappelijke dienstverlening en 1.000 m2 sport/fitness bepaald.
In de Laddertoets Stadscentrum Hoofddorp (Stec Groep, 25 september 2020, Bijlage 1) is dit programma nogmaals beoordeeld. De commerciële ontwikkelingen ter plaatse van Hyde Park zullen met name gericht zijn op de toevoeging van functies die gericht zijn op de toename van het aantal inwoners (circa + 6.200 inwoners) op en rond de locatie. De beoogde voorzieningen spelen in op de behoefte aan voorzieningen van deze toekomstige bewoners. Vanuit een ladderoogpunt worden er bovendien vierkante meters kantoorruimte aan planvoorraad onttrokken.
Voor het gebied Hyde Park als geheel wordt gemonitord hoe de voorzieningen worden verdeeld over de verschillende blokken. Voor voorliggend blok worden alleen in inpandige voorzieningen voorzien, gericht op studenten. Voor blok 3-4 is toetsing aan de ladder voor commerciële voorzieningen niet relevant.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek, eventueel aangevuld met een bodemonderzoek, bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.
Wet bodembescherming (Wbb)
In de Wbb zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
De Wbb onderscheidt drie kwaliteiten grond:
Indien gesaneerd moet worden, bestaan specifieke regels voor het bepalen van de terugsaneerwaarde (te behalen kwaliteit) en de milieu hygiënische kwaliteit van een aan te brengen leeflaag.
Besluit bodemkwaliteit (Bbk)
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe projecten op het gebied van natuur, wonen en industrie. In het besluit worden vier kwaliteiten gehanteerd, namelijk Achtergrondwaarde, Wonen, Industrie en Niet toepasbaar. Het besluit hanteert voor het toepassen van grond en bagger een toets op de kwaliteit van de ontvangende bodem en aan de gebruiksfunctie.
Gemeentelijke Nota Bodembeheer
Haarlemmermeer probeert zoveel mogelijk een afweging te maken op basis van feitelijke risico's. De Nota Bodembeheer (2020) biedt een praktische richtlijn aan de gemeentemedewerkers, adviesbureaus, aannemers en andere bodemintermediairs hoe in Haarlemmermeer het beste met vrijkomende grond en baggerspecie kan worden omgesprongen, waarbij aan zaken als gezond verstand, kostenbesparing, milieuwinst en voldoen aan geldende wet- en regelgeving veel aandacht is besteed.
De bodemkwaliteitskaart (2020) van Haarlemmermeer geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de grond op niet-verdachte locaties is in de gemeente. De bodemfunctiekaart is tegelijk met de bodemkwaliteitskaart vastgesteld en geeft de (toekomstige) functieklasse van een gebied weer. In de Nota Bodembeheer Gemeente Haarlemmermeer zijn voor sommige gebieden Lokale Maximale Waarden vastgesteld.
Op 13 maart 2018 heeft Tauw het bodemonderzoek ‘Vooronderzoek bodemkwaliteit Hyde Park te Hoofddorp’ (zie Bijlage 2) uitgevoerd. In dit vooronderzoek is het gehele gebied waar Hyde Park ontwikkeld zal worden onderzocht. Binnen het gehele gebied van Hyde Park zijn verschillende locaties aangewezen waar sprake is een verhoogd risico op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. De volgende locaties zijn aangewezen als verdacht op de aanwezigheid van bodemverontreiniging:
Deze locaties ten westen en ten zuidwesten van blok 3-4 liggen.
Figuur 5.5. Resultaten bodemonderzoek (Bron: Tauw)
Tevens is één asbesthoudend fragment aangetroffen binnen de onderzochte delen van Hyde Park. Die locatie is hiermee verdacht op het voorkomen van een verontreiniging met asbest.
Op 17 januari 2020 is door Grondslag Bodemkwalitietsbureau bodem- en waterbodemonderzoek op blokniveau conform de NEN 5740 uitgevoerd (zie Bijlage 3). Opgemerkt dient te worden dat het deelgebied F rond gebouwen 3-4 op moment van het onderzoek nog deels bebouwd was. Dit betreft blok 4. De bebouwing ter plaatse van blok 3 was al wel gesloopt ten tijden van het onderzoek.
Op deellocatie F zijn in de bovengrond plaatselijk lichte verhogingen aan PCB, PAK en minerale olie aangetoond. Voor het overige zijn in de boven- en ondergrond geen verhogingen gemeten boven de achtergrondwaarde. In het grondwater op deellocatie F is in eerste instantie een matige verhoging aan kwik en zijn lichte verhogingen aan diverse zware metalen aangetoond. Na herbemonstering en analyse blijkt de matige verhoging aan kwik in het grondwater op deellocatie F niet reproduceerbaar. Na herbemonstering en analyse worden lichte verhogingen aan zware metalen (arseen, kwik, molybdeen en nikkel), naftaleen en som xylenen gemeten. De verhogingen aan barium en arseen kunnen worden gezien als een regionaal verhoogde achtergrondconcentratie. De herkomst van de overige lichte verhogingen zijn onbekend. Aangezien het gaat om maximaal lichte verhogingen, is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk.
Figuur 5.6 Resultaten bodemonderzoek (Bron: Grondslag Bodemkwalitietsbureau)
Onder andere op deellocatie F bij blok 3 is een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 uitgevoerd. De gestelde hypothese dat de bovengrond wordt aangemerkt als de meest verdachte bodemlaag op het voorkomen van een asbestverontreiniging, is niet bevestigd. In de bovengrond is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetroffen. Op het maaiveld van deellocatie F is één fragment asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het aangetroffen asbest betreft zwerfasbest en is reeds verwijderd.De gevolgde onderzoeksstrategie geeft in voldoende mate de situatie ter plaatse van de onderzochte deellocatie bij blok 3 weer. Er is geen aanleiding tot het uitvoeren van nader asbestonderzoek.
Waterbodemonderzoek
De kwaliteit van de waterbodem (slib en vaste bodem) ter plaatse van de watergang direct ten zuidwesten van de Kruisweg te Hoofddorp, is vastgelegd. De onderzochte watergang heeft een lengte van circa 330 meter. De opdrachtgever is voornemens om de watergang in de toekomst deels te dempen.
De waterbodem bestaat uit donkergrijs slib. De dikte van de sliblaag varieert tussen de 6 en 35 centimeter. Dit betreft een globale beoordeling. De vaste waterbodem onder de sliblaag bestaat uit zand. Visueel is geen asbestverdacht materiaal in of nabij de waterbodem waargenomen.
Er is één monster van de sliblaag en één monster van de vaste waterbodem (zand) geanalyseerd op het standaardpakket voor regionale waterbodems. Beide analyses zijn aangevuld met PFAS (28-verbindingen). In de sliblaag zijn lichte verhogingen gemeten aan kwik, lood, zink en minerale olie. In de onderliggende vaste bodem zijn geen verhogingen gemeten boven de achtergrondwaarde.
In de sliblaag en de onderliggende vaste waterbodem (zand) zijn geen verhogingen gemeten aan PFAS ten opzichte van de bepalingsgrens, waardoor er ten aanzien van deze parameters geen beperkingen gelden
De sliblaag uit is toepasbaar in oppervlaktewater als klasse A. De onderliggende vaste waterbodem (zand) is 'Altijd Toepasbaar' in oppervlaktewater. De sliblaag en de vaste waterbodem (zand) kan worden verspreid op een aangrenzend perceel.
Het onderzoek naar aanwezigheid van asbest heeft plaatsgevonden in het onderzoek uit 2020 en is dit niet meer nodig.
Hyde Park, waaronder het plangebied voor 3-4, is niet verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging, behoudens mogelijk enkele verhoogde achtergrondwaarden.
Uit het reeds uitgevoerde bodemonderzoek ter plaatse van blok 3 blijkt dat de grond en het grondwater maximaal licht zijn verontreinigd. Ter plaatse van blok 4 worden op basis van het historisch onderzoek geen sterke bodemverontreinigingen verwacht. Er worden geen milieuhygienische belemmeringen voor de bestemmingswijziging verwacht. De onderzoeksresultaten vormen geen belemmeringen voor de beoogde woonbestemming.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt zes wetten op het gebied van cultureel erfgoed en sorteert hiermee voor op de komende Omgevingswet. Door de wetten te bundelen en een aantal regels te vernieuwen is de wetgeving minder versnipperd. In de Erfgoedwet staat onder andere wat cultureel erfgoed is, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt. De Erfgoedwet gaat over de bescherming van het cultureel erfgoed. Er is ook erfgoed in ruimtelijke ordening (de leefruimte om ons heen). Hoe Nederland daarmee omgaat staat in de Wabo.
De erfgoedvisie met uitvoeringsprogramma van de Gemeente Haarlemmermeer voor de periode 2020 - 2030 stelt vast dat erfgoed bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving, de aantrekkelijkheid van de gemeente als bezoeklocatie en aan een aangenaam vestigingsklimaat. De basis van de visie is erfgoed als inspiratie en motor voor nieuwe ontwikkelingen.
De archeologienota heeft tot doel een verantwoorde balans te vinden tussen goede omgang met het archeologische erfgoed en andere maatschappelijke belangen die bij planontwikkelingen moeten worden gewogen. In de nota zijn de verhaallijnen met de kernwaarden 'Water en pionieren' en 'Transport en Logistiek' leidend.
Om relevante keuzes te kunnen maken die in lijn zijn met de andere beleidsdoelen die de gemeente zich stelt, zal een integrale afweging plaatsvinden. De volgende speerpunten zijn van belang bij cultuurhistorische en/of archeologische waarden:
De gemeente is verplicht om verwachte en aanwezige archeologische waarden mee te wegen bij ruimtelijke beslissingen. De wetgever geeft de gemeente de vrijheid om naar eigen inzicht vorm te geven aan de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrens. Deze beleidsnota geeft hier invulling aan.
Op 1 september 2017 heeft Tauw de notitie ‘Analyse archeologische en cultuurhistorische waarden Hyde Park’ (zie Bijlage 4)opgesteld. Van oorsprong is het plangebied een monofunctioneel kantoorterrein met middelgrote kantoorpanden. Het gebied ligt ingeklemd tussen de spoorlijn, Kruisweg en wandelbos. Het plangebied ligt in een droogmakerij. De Haarlemmermeerpolder is als veenmeer ontstaan en is vervolgens drooggelegd in de jaren 1849-1852. Zoals reeds geschetst in paragraaf 3.4.16 is de kans op het aantreffen van archeologische waarden in situ zeer klein is.
Voor het onderzoek heeft Tauw in Archis de indicatieve kaart van archeologische waarden (IKAW) en de Archeologische Monumentenkaart (AMK) geraadpleegd. In roze en lichtgele zones is de IKAW archeologische verwachting/trefkans weergegeven. Het plangebied heeft een lage trefkans en bevat daarnaast geen elementen die op de AMK zijn opgenomen.
Figuur 5.7 Archeologische verwachting (bron: AMK & IKAW). Rood omlijnd is het plangebied weergegeven.
Door de provincie aangewezen aardkundige monumenten en aardkundig waardevolle gebieden komen niet voor in de gemeente Haarlemmermeer. Er bevinden zich daarnaast geen door het rijk, de provincie of de gemeente beschermde archeologische monumenten of cultuurhistorische waarden.
Er geldt een zeer lage verwachting ten aanzien van de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Sinds het uitgevoerde overkoepelende archeologisch onderzoek is het archeologisch beleid vernieuwd. Voor type gebied is daarbij onderzoek gevraagd, tenzij procedure al in gang is gezet. Dit bestemmingsplan is onderdeel van groot project waarvoor overkoepelend in 2017 de beschouwing op archeologie is gedaan dat ook al als onderbouwing gediend heeft bij meerdere planologische procedures van het project Hyde Park. Omdat sprake is van een laag verwachtingsniveau, is het niet nodig alsnog archeologisch onderzoek te doen. Er is derhalve geen archeologisch onderzoek noodzakelijk en op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan zal hierdoor geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' worden opgenomen. Tevens zijn er geen cultuurhistorische elementen in het plangebied aanwezig waarmee rekening dient te worden gehouden.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid voor de omgeving van een inrichting met gevaarlijke stoffen en/of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens de Wro getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarden voor het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gedefinieerd als: "de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
In het Bevi en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Denk hierbij aan risico's van onder andere tankstations met LPG, opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en ammoniakkoelinstallaties.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is gebaseerd op de Wet milieubeheer (Wm) en de Wro. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Bevi.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen is geregeld via de "Wet Basisnet", een stelsel van wetten en regels. Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Hierin wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog ze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.
In de gemeente Haarlemmermeer zijn daarnaast routes voor het transport van gevaarlijke stoffen vastgesteld.
In aanvulling op de landelijke wet- en regelgeving kent de gemeente Haarlemmermeer ook eigen externe veiligheidsbeleid. Specifiek gaat het om regels over de aanvaardbaarheid en verantwoording van het groepsrisico. Een belangrijk richtsnoer is onder andere dat objecten met niet- of met beperkt zelfredzame personen buiten het invloedsgebied van een risicobron worden geprojecteerd.
Daarnaast biedt risicokaart.nl inzicht in risicosituaties in de leefomgeving. Dit instrument kan gebruikt worden als informatievoorziening om te helpen bij het voorkomen, bestrijden en beperken van de gevolgen van rampen en zware ongevallen.
Op 19 juli 2017 heeft Tauw onderzoek gedaan naar de externe veiligheid (zie Bijlage 5). In het rapport zijn voor de geplande ontwikkeling van Hyde Park in Hoofddorp de risico’s met betrekking tot externe veiligheid onderzocht. De locatie van Hyde Park wordt herontwikkeld, waarbij woningbouw een prominente rol inneemt. Vanwege de introductie van woningen worden kwetsbare objecten geïntroduceerd, naast reeds bestaande kwetsbare objecten. Dit betekent dat er geen PR 10-6-contouren over de planlocatie kunnen liggen en, indien de locatie zich in een 1 % letaliteitsafstand bevindt van een risicobron, het groepsrisico beoordeeld moet worden.
Figuur 5.8. Risicobronnen rondom de te ontwikkelen bebouwing. Blauw: Locatie ontwikkeling, gele lijn: N201 en A4 (oranje omlijnd), rood: Bevi inrichtingen, rode stippellijn: buisleidingen, zwart: 10-6 contour.
Uit het onderzoek van Tauw blijkt dat Hyde Park niet binnen de PR 10-6-contouren van Bevi-inrichtingen,buisleidingen en/of transportroutes is gelegen. Daarnaast reikt het invloedsgebied van Bevi-inrichtingen,buisleidingen en/of transportroutes niet tot aan Hyde Park waardoor het groepsrisico niet berekend hoeft te worden en volstaan kan worden met een beperkte verantwoording.
Verantwoording
Maatgevende scenario
Het maatgevend scenario voor Hyde Park betreft het toxisch scenario. Het scenario waarbij een toxische wolk' treedt op wanneer een opslagtank(er) met chemicaliën lek raakt door een externe bron of externe factoren zoals corrosie. Toxische vloeistoffen kunnen verdampen waardoor een gaswolk ontstaat die over de omgeving uitwaait. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid, en de vullingsgraad van de tank op dat moment.
Effecten maatgevende scenario
Bij het ontstaan van een ‘toxische wolk’ is er sprake een relatief langzaam scenario waarbij er tijd is voor ontvluchting van het gebied. Risicocommunicatie is hierbij van groot belang, evenals de opstelling en isolatie de bebouwing. Bij toxische scenario’s is het in bepaalde gevallen noodzakelijk om in de bebouwing te blijven in plaats van vluchten. Hierbij is afsluiting van de buitenlucht cruciaal, hiermee wordt een “safe-haven” gecreëerd. Zeker bij personen die het gebied slecht kunnen ontvluchten is een “safe-haven” noodzakelijk om te kunnen “ontvluchten” aan het incident.
Bestrijdbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijke van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen,maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard.
Bereikbaarheid
Het plangebied, maar ook de genoemde risicobronnen dienen goed bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Het plangebied is goed bereikbaar vanaf verschillende windrichtingen.
Zorgnorm
De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident.
De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie ca 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. Door de brandweer zal aangegeven worden of zij binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig kunnen zijn.
Zelfredzaamheid
De personen binnen het plangebied zijn hoofdzakelijk zelfredzaam. De ontwikkeling voorziet ook niet in functies die specifiek bedoeld zijn voor verminderd zelfredzame personen. Binnen het plangebied worden namelijk 580 studentenwoningen voorzien.
Gezien het maatgevende toxische scenario (weg) wordt geadviseerd om de woningen luchtdicht afsluitbaar te maken. Dit houdt in dat ramen en deuren te sluiten zijn en dat de mechanische ventilatie eenvoudig handmatig uitgeschakeld kan worden.
Restrisico
Na het treffen van maatregelen resteert een resteffect. Dit betreft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade. Het maatgevend scenario voor beschrijving van het restrisico is het zwaarst mogelijke incident: het toxisch scenario. Gezien het feit dat de ontwikkeling zorgt voor een zeer beperkte toename van het groepsrisico en dat door middel van het luchtdicht afsluitbaar maken van de woning de risico's afnemen, wordt het restrisico acceptabel geacht.
In de Nederlandse bodem zitten nog veel conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Bij het opsporen en ruimen van conventionele explosieven (CE's) is de openbare orde en veiligheid het bepalende uitgangspunt. De burgemeester is op grond van artikel 172 van de Gemeentewet belast met de handhaving daarvan. De beslissing om in een concrete situatie al dan niet over te gaan tot het opsporen en ruimen van een CE is dus de bevoegdheid van de burgemeester. In een CE-verdacht gebied is grondroerende partij verplicht een explosieven onderzoek uit te voeren in het kader van 'veilige werkomgeving en veiligheid voor derden en de omgeving'. Er geldt geen verplichting om over te gaan tot opsporing en ruiming. Dit hangt af van het concrete geval en dat wordt vooral beoordeeld in relatie tot het huidige en toekomstige gebruik van het gebied.
Op basis van de bodembelastingkaart CE kan geconcludeerd worden dat het plangebied deel uitmaakt van de Atlantikwall en de Nederlandse verdedigingslinie . De Atlantikwall was een meer dan 5.000 kilometer lange verdedigingslinie, die Nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog langs de westkust van de bezette gebieden in West-Europa heeft aangelegd ter voorkoming van een geallieerde invasie.
De Atlantikwall liep van Noorwegen, via Denemarken, Duitsland, Nederland en België naar Frankrijk tot aan de grens met Spanje. De verdedigingslinie, die overigens nooit geheel werd voltooid, bestond uit kazematen of bunkers, kanonnen en mijnenvelden.
Figuur 5.9. bodembelastingkaart CE zwart omlijnd is het plangebied weergegeven.
Aangezien het plangebied behoort tot een verdacht gebied dient een explosievenonderzoek plaats te vinden. Vervolgens dienen verdachte objecten die uit het onderzoek naar voren komen altijd te worden benaderd om vast te stellen of het een CE betreft. Tot slot zullen de CE's geruimd moeten worden (onschadelijk maken of ter plaatse detoneren). De beoogde bouwactiviteiten zullen pas worden gestart als de locatie is vrijgegeven. Dergelijke onderzoeken staan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan echter niet in de weg.
Sinds 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet. Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. Deze wet neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Dat is niet alleen van belang vanwege het feit dat Nederland is gehouden tot nakoming van zijn internationale verplichtingen, maar ook, omdat de Europese regelgeving een hoog beschermingsniveau van de natuur verzekert, hoger dan de bescherming die vóór de totstandbrenging van de Europese kaders werd geboden door de nationale wetgeving. De taken en verantwoordelijkheden worden in het wetsvoorstel zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. Eén van de verantwoordelijkheden van de provincie is het Natuurnetwerk Nederland, een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden.
Was het in de vorige wetgeving nog zo dat individuele exemplaren van zeldzame soorten werden beschermd, nu betreft het bescherming van de soort. Een belangrijk criterium in de wet is 'gunstige staat van instandhouding van een soort'. Daarvan is sprake als:
Door Pius Floris is op 12 oktober 2021 een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaatsen van blok 3-4 en blok 27 (zie Bijlage 6).
Soortenbescherming
Alvorens de QuickScan uit te voeren is vooronderzoek gedaan, het vooronderzoek heeft als doel een overzicht te verkrijgen van relevante informatie met betrekking tot het voorkomen van beschermde soorten. Het vooronderzoek maakt gebruik van ondersteunende gegevens uit de NDFF (Nationale Databank Flora- en Fauna) via de applicatie QuickScanHulp (<3jaar), Waarneming.nl (<5jaar), Nederlands Soortenregister en soortverspreidingsatlassen van o.a. SOVON, RAVON en de Zoogdiervereniging.
Tijdens het veldbezoek zijn de aanwezige biotopen opgenomen. Op basis van de voorkomende biotopen en ecologische kennis is een inschatting gemaakt van de te verwachte soorten en de soorten die op voorhand uit te sluiten zijn. Bij het bepalen van de mogelijke effecten wordt rekening gehouden met de aard van de ingreep en de gevoeligheid van de soorten.
Aanwezige biotopen
In het deelgebied zijn de volgende biotopen met noemenswaardige landschapselementen aangetroffen:
Vaatplanten
Vooronderzoek
Vanuit het vooronderzoek is bekend dat onderstaande soorten,te verwachtten zijn in of nabij het plangebied.
Veldonderzoek
Tijdens het onderzoek zijn geen waarnemingen gedaan van beschermde vaatplanten. Ook bied het gebied geen geschikte habitat voor deze soorten. Gezien de geringe verspreidingsmogelijkheden en de afstand waarop de soorten zijn waargenomen, wordt vestiging van deze soorten in plangebied niet verwacht.
Effectbeoordeling
Negatieve effecten op beschermde vaatplanten kan op basis van het voor- en veldonderzoek worden uitgesloten. Er zijn geen waarnemingen gedaan en geschikt habitat ontbreekt.
Vogels
Verblijfplaatsen die jaarrond in gebruik zijn door vogels zijn beschermd onder de Wnb, alsook alle (tijdens de broedperiode) bezette vogelnesten (zie Bijlage II) Deze wettelijk beschermde status is ook van kracht in relatie tot de functionele leefomgeving van vogelsoorten. Tijdens de Quickscan wordt het plangebied op de aanwezigheid van vaste rust,- broed,- of verblijfplaatsen van vogels onderzocht.
Vooronderzoek
Veldonderzoek
Tijdens het veldonderzoek zijn geen waarnemingen gedaan van de in de bovenstaande tabel genoemde soorten. In beide percelen is wel een door struik(en) bezet stuk ruigte aanwezig, die als nestgelegenheid kan dienen voor algemeen voorkomende soorten.
De onderzochte bomen in het gebied bevatten geen holtes. De bomen bieden verder geen potentiële broedlocatie voor de soorten genoemd in bovenstaande tabel.
Effectbeoordeling
Gedurende het broedseizoen kunnen algemene vogelsoorten gebruik maken van de aangetroffen stuiken. Derhalve wordt bij het verwijderen van dit struikgewas tijdens de broedperiode mogelijk bezette nesten weggenomen. Negatieve effecten op de nestgelegenheid kan worden uitgesloten indien de uitvoering van de geplande werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvindt.
Zoogdieren
Vooronderzoek
Op basis van verspreidingsgegevens en NDFF-gegevens kunnen binnen de grenzen van het plangebied egel, bunzing, haas en konijn voorkomen. Verder zijn in de nabije omgeving hermelijn en wezel te verwachtten. Door het ontbreken van een open terrein of weidegebied kan de aanwezigheid van haas op voorhand worden uitgesloten. Genoemde marterachtigen geven over het algemeen een voorkeur aan gebieden met kleinschalige landbouw waar voldoende schuilmogelijkheid en water nabij is, maar komen in principe in allerlei landschapstypen voor. Enkelen zijn met regelmaat te vinden in parklandschappen en stedelijke gebieden. De aanwezigheid van groenstroken, heggen, bosjes, bermen en greppels zorgen hier voor geschikte jaagomgeving.
Veldbezoek
Het oppervlak van perceel 3.4 bestaat uit kale delen en beperkt ontwikkelde ruigte waardoor deze ongeschikt bevonden als leefgebied voor beschermde grondgebonden zoogdieren en kan aanwezigheid van deze soorten worden uitgesloten.
Perceel 27 is potentieel geschikt als foerageergebied voor konijn en egel. Weliswaar heeft verdichting van de grond (vanwege herhaaldelijk gebruik door werkvoertuigen) ervoor gezorgd dat de bodem ongeschikt is voor het graven van holen. In de aanwezige zandhopen elders, zijn dergelijke holen niet aangetroffen. Verder, het ziet eruit alsof er onvoldoende fatsoenlijke beschutting (e.g. dicht struikgewas) voor de egel aanwezig is. Ten gevolge hiervan lijkt het gebied ongeschikt als verblijfplaats voor konijn en egel. Een geschikte biotoop voor marterachtigen is ook vastgesteld binnen perceel 27. De opeenhoping van grof zand in combinatie met brokstukken verharding hebben geleid tot steenhopen, die voor marterachtigen potentieel als verblijfplaats gebruikt kunnen worden. Aangezien de steenhopen hier geruime tijd lijken te liggen, is vegetatie zich gaan ontwikkelen en gelijktijdig potentiële vestiging van grondgebonden zoogdieren mogelijk gemaakt. Aangrenzend aan en binnen het perceel is ook potentieel jaaggebied in de vorm van greppels, heggen en struikgewas aanwezig. Van de bunzing zijn in de nabije omgeving waarnemingen bekend (0 – 1 km). Andere marterachtigen zijn evenzeer eerder waargenomen in de regio (1 – 5 km). Tot slot zijn ook waarnemingen van de egel en konijn op korte afstand van het perceel bekend (0 – 1 km).
Effectbeoordeling
Perceel 27 is geschikt bevonden als leefgebied voor grondgebonden zoogdieren. Negatieve effecten van de werkzaamheden op beschermde grondgebonden zoogdieren kan dan ook niet worden uitgesloten. Het perceel kan als foerageergebied voor egel en als verblijfplaats voor marterachtigen dienen. Met de voorgenomen werkzaamheden kunnen eventueel aanwezige verblijfplaatsen van marterachtigen worden aangetast.
Vleermuizen
Vooronderzoek
Het leefgebied van vleermuizen bestaat uit een netwerk van verschillende vaste verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden. Gedurende het jaar wordt van meerdere typen verblijfplaatsen gebruik gemaakt, te weten: zomerverblijfplaatsen, paarverblijfplaatsen, kraamverblijfplaatsen en winterverblijfplaatsen. Een geschikte verblijfplaats kan meerdere type verblijfsfuncties vervullen. Op basis van de NDFF-gegevens en verspreidingsgegevens (Zoogdierenvereniging,Waarneming.nl) kunnen de soorten uit onderstaande tabel worden verwacht.
Veldonderzoek
Verblijfplaatsen
Vleermuizen maken gebruik van holtes en spleten in bomen en gebouwen als verblijfplaatsen. Bij de onderzochte bomen zijn geen geschikte holtes of spleten/schorsplaten geconstateerd die als verblijfplaats kunnen dienen voor vleermuizen. Aanwezigheid van vleermuizen in deze bomen is uitgesloten.
Het onderzochte gebouw in perceel 3.4 is eveneens ongeschikt gebleken als verblijfplaats voor vleermuizen. Het betreft een constructie van betonnen containerblokken, waarbij de spleten en/of holtes die in menig gebouw wél aanwezig zijn, geheel dichtgemetseld zijn.
Foerageergebieden en vliegroutes
Vleermuizen maken gebruik van lijnvormige elementen, watergangen en luwte van groenstructuren als foerageergebieden en/of vliegroutes. Vleermuizen zijn afhankelijk van zulke lijnvormige elementen voor de verbinding van foerageergebieden met verblijfplaatsen. Tijdens het veldbezoek zijn er op de percelen geen elementen waargenomen die deze functie voor vleermuizen kunnen vervullen. Dienvolgens kan de aanwezigheid van foerageergebieden en/of vliegroutes worden uitgesloten.
Effectbeoordeling
Beide percelen bevatten geen potentiële rust en/of voortplantingsplaatsen voor vleermuizen. Vanwege het kleine oppervlak, ontbreken van bomen en andere lijnvormige elementen zijn beide percelen geen essentieel foerageergebied en fungeren niet als een vliegroute. Derhalve kunnen negatieve effecten op vleermuizen worden uitgesloten.
Amfibieën, reptielen en vissen
Vooronderzoek
Op basis van verspreidingsgegevens (RAVON) en NDFF-gegevens kunnen Rugstreeppad en Vroedmeesterpad voorkomen in of in de directe omgeving van de percelen. Tevens zijn vrijgestelde algemene soorten te verwachten onder meer de bastaardkikker, bruine kikker en gewone pad.
Veldonderzoek
Door de afwezigheid van voorplantingswateren en een geschikt landhabitat voldoet beide percelen niet aan de habitateisen van amfibieën en vissen. In dit kader kan aanwezigheid van zowel amfibieën als vissen op voorhand worden uitgesloten. Daarnaast is gekeken naar de geschiktheid van het plangebied als habitat voor hagedissen en slangen. Geschikt leefgebied is eveneens afwezig, in dit kader kan de aanwezigheid van deze reptielen op voorhand worden uitgesloten.
Effectbeoordeling
Een geschikte biotoop voor Wnb beschermde amfibieën, reptielen en vissen is afwezig binnen het gehele plangebied. Negatieve effecten op amfibieën, reptielen en vissen zijn uitgesloten. Voor de voorgenomen werkzaamheden is geen nader onderzoek en/of ontheffing onder Wnb nodig, wel is de algemeen geldende zorgplicht van toepassing.
Ongewervelden
Vooronderzoek
De verspreidingsgegevens en NDFF-gegevens geeft geen indicatie voor de aanwezigheid van beschermde ongewervelde in de directe omgeving beide percelen.
Veldonderzoek
Voor de voortplanting zijn vlinders afhankelijk van specifieke waardplanten. De waardplanten voor wettelijk beschermde vlindersoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied. Door de afwezigheid van geschikte voortplantingswateren en jachtbiotoop kan de aanwezigheid van wettelijk beschermde vlinders, libellen, juffers en haften worden uitgesloten.
Effectbeoordeling
Binnen het plangebied is een geen geschikte voortplantingsbiotoop aanwezig voor wettelijk beschermde vlinders. Overige wettelijk beschermde ongewervelde zijn niet te verwachten binnen het plangebied, in dit kader zijn negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding uitgesloten. Nader onderzoek en ontheffing is niet noodzakelijk, wel is de zorgplicht van kracht.
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig projectgebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wet natuurbescherming, de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (2017).
Wet natuurbescherming
In de Wet natuurbescherming is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wet natuurbescherming een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur genoemd) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het nationale natuurbeleid. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Noord-Holland uitgewerkt in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (2107). Het NNN in Noord-Holland kent geen externe werking.
Inventarisatie
Het projectgebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wet natuurbescherming. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid op een afstand van circa 8 kilometer ten noorden van het projectgebied. Met behulp van een stikstofdepositieberekening dient aangetoond te worden dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot significante negatieve effecten ter plaatse van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Met de inwerkingtreding van de Wet Stikstofreductie en natuurverbetering op 1 juli 2021 is de bouwfase vrijgesteld van onderzoek. Hierdoor dient alleen in de gebruiksfase nog aangetoond te worden dat de stikstofuitstoot in deze fase niet leidt tot significante negatieve effecten.
De gronden van het projectgebied zijn verder niet aangewezen als NNN in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. De dichtstbijzijnde NNN-gebieden liggen op circa 4 kilometer afstand verspreid rondom het projectgebied en betreffen plassen, moerassen en natuurgraslanden en bossen. Het Voorkanaal, direct ten westen van het projectgebied, is aangewezen als ecologische verbindingszone. De afstand is echter voldoende om te voorkomen dat deze wordt aangetast door de voorgenomen ontwikkelingen in het projectgebied.
Gezien de terreinomstandigheden en de ligging, heeft het projectgebied geen belangrijke ecologische relaties met beschermde natuurgebieden. Beschouwd is of de nu aangevraagde ontwikkeling leidt tot een nadelig effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de in de omgeving van Haarlemmermeer liggende Natura 2000 gebieden zijnde; Kennemerland-Zuid (ook wel bekend als de waterleidingduinen), Coepelduynen, en de Polder West Zaan, Botshol en Nieuwkoopse Plassen.
Op basis van verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng is op 24 januari 2022 door MEES Ruimte & Milieu een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd. Omdat rekening gehouden dient te worden met cumulatie van projecten, is de berekening niet voor de diverse deelgebieden uitgevoerd, maar voor Hyde Park als geheel. Uit het onderzoek, waarbij intern gesaldeerd is met de situatie waarbij Beukenhorst-West in als zodanig in gebruik gebleven is, blijkt dat de ontwikkeling geen significant effect heeft op de omliggende Natura 2000-gebieden. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 7
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkeling een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Het projectgebied van Blok 3-4 lijkt ongeschikt als leefgebied voor beschermde soorten. De aanwezigheid van deze soorten wordt uitgesloten.
Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet- en -regelgeving de uitvoerbaarheid van de ruimtelijke plannen niet in de weg staat.
Wegverkeer
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat het bevoegd gezag bij vaststelling van een bestemmingsplan de wettelijke grenswaarden in acht moet nemen. Toetsing aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Wgh vindt plaats per weg. Het geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeer dient op de gevels van nieuwe (of te wijzigen) woningen in de geluidszone van een weg te voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting. Deze bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan de gemeente een hogere grenswaarde toestaan, de zogenaamde "Hogere waarde". De Hogere waarde mag enkel worden verleend indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat bron-, overdrachts- of gevelmaatregelen om het geluidsniveau terug of onder de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting te brengen niet mogelijk is. Aan de Hogere waarde is een maximum verbonden. Voor de nieuwbouw van woningen in binnenstedelijke situaties is dit 63 dB en in buitenstedelijke situaties is dit 53 dB. Deze niveaus zijn na aftrek van de correctie conform artikel 110g van de Wgh.
Spoorweglawaai
In artikel 105 van de Wgh staat dat landelijke spoorwegen een zone hebben. In artikel 106 en verder van de Wgh staan grenswaarden voor het geluid dat geluidgevoelige bebouwing mag ondervinden van railverkeerslawaai. Voor woningen in nieuwe situaties is de voorkeursgrenswaarde Lden = 55 dB. Het gemotiveerd vaststellen van een hogere waarde is mogelijk. De maximaal hogere waarde is afhankelijk van de situatie. Zij is 68 dB voor spoorweglawaai bij nieuwe woningen in stedelijk gebied.
Industrielawaai
Op basis van artikel 40 van de Wgh kunnen (delen van) industrieterreinen worden aangewezen als gezoneerd industrieterrein met een zonegrens. Dit betreft industrieterreinen waarop zich gronden bevinden die zijn aangewezen voor mogelijke vestiging van zogenaamde "zware lawaaimakers" als genoemd in artikel 41 lid 3 van de Wgh en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. De op 1 januari 2007 geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen - vastgelegd in eerder genomen besluiten - blijven gelden.
Luchtverkeerslawaai
Op grond van artikel 8.30a van de Wet luchtvaart stelt de minister elk vijfde kalenderjaar een geluidsbelastingkaart vast. Die heeft betrekking op de geluidsbelasting (hele dag (Lden) en 's nachts (Lnight) veroorzaakt door de luchthaven op woningen en bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen categorieën van andere geluidgevoelige gebouwen.
In maart 2022 is door Cauberg Huygen een onderzoek omgevingsgeluid uitgevoerd voor blok 3-4 (zie Bijlage 8). Ten behoeve van dit geluidonderzoek is gebruik gemaakt van de Wet geluidhinder, zoals deze geldt per 1 mei 2017 tot en met heden. De geluidbelastingen vanwege wegverkeer zijn berekend conform de Standaardrekenmethode 2 uit bijlage III van het 'Reken- en meetvoorschrift geluid 2012' (RMG2012), vanwege spoorweglawaai conform de Standaardrekenmethode 2 uit bijlage IV van het RMG2012. De gecumuleerde geluidbelastingen LVL,cum zijn berekend conform hoofdstuk 2 van bijlage I van het RMG2012.
De berekende geluidbelastingen zijn getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder:
Op basis van het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:
Omdat verschillende geluidreducerende maatregelen aan de bron, in het geluidoverdrachtsgebied of aan de ontvangzijde bezwaren met zich meebrengen, is het realistisch om waarden aan te vragen voor de geluidbelastingen ten gevolge van (spoor)wegverkeer op de N201 (Weg om de Noord), de Kruisweg, Van Heuven Goedhartlaan en spoorlijn Hoofddorp - Schiphol. Geadviseerd wordt om voor de woningen waarden aan te vragen volgens tabel 7.1 op bladzijde 30 en 31 van Bijlage 8.
Met betrekking tot de in de tabel vermelde aantallen woningen wordt het volgende opgemerkt:
Omdat in voorgaande paragrafen is omschreven dat verschillende geluidreducerende maatregelen aan de bron, in het geluidoverdrachtsgebied of aan de ontvangzijde bezwaren met zich meebrengen, is het realistisch om hogere waarden aan te vragen voor de geluidbelastingen ten gevolge van (spoor)wegverkeer op de N201, de Kruisweg, de Van Heuven Goedhartlaan en spoorlijn Hoofddorp - Schiphol (Bijlage 17 Besluit hogere waarde) .
Het algemene uitgangspunt van het Nederlandse geurbeleid is het voorkomen van nieuwe hinder. Als er geen hinder is, hoeven er geen maatregelen getroffen te worden. De mate van hinder die nog acceptabel is moet worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan op grond van de Wm.
Tauw heeft in 2018 een geuronderzoek (zie Bijlage 9) uitgevoerd ter plaatse van Hyde Park.
Het aspect geur is van invloed op het woon- en leefklimaat. Voor het aspect geur wordt onderscheid gemaakt in geurhinder, veroorzaakt door het houden van dieren (stallen) en van overige bronnen (onder andere bedrijven, et cetera). Daarnaast kan ook wegverkeer een bron van geurhinder zijn in de beleving van omwonenden. De plannen richten zich echter op het autoluw maken van het plangebied en het verbeteren van de loop- en fietspaden, er wordt dan ook geen negatief effect van geur afkomstig van wegverkeer verwacht. Woningen zijn voor geurhinder gevoelige bestemmingen. Anderzijds mogen bestaande geur emitterende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt door de komst van geurhinder gevoelige bestemmingen.
De enige relevante geurbron in de directe omgeving van het plangebied is een kinderboerderij ten noordwesten van Hyde Park. Onderstaand wordt nader ingegaan op deze kinderboerderij.
Kinderboerderij
Kinderboerderij De Boerenzwaluw is gelegen aan de Boslaan 5 in Hoofddorp. De kortste afstand tussen de uiterste rand van de kinderboerderij en de dichtstbijzijnde woningen op Hyde Park is circa 30 meter. De afstand tot blok 3-4 is circa 270 meter. De activiteiten van de kinderboerderij vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. De op 16 april 1999 verleende Wet milieubeheervergunning wordt beschouwd als melding Activiteitenbesluit. Hierin is vermeld dat de volgende dieren aanwezig zijn op de kinderboerderij:
In 2011 heeft een laatste controle bezoek plaatsgevonden. Bij de omgevingsdienst zijn geen klachten ten aanzien van geuroverlast bekend.
Het Activiteitenbesluit kent twee artikelen die van toepassing zijn op het houden van landbouwhuisdieren, namelijk:
Het eerstgenoemde artikel richt zich met name op grootschalige agrarische activiteiten en het professioneel houden van dieren. Hier is geen sprake van grootschalige agrarische activiteiten.
Het tweede artikel is bedoeld voor onder meer kinderboerderijen en gaat uit van kleinschalige inrichtingen met zoogdieren en wordt veelal toegepast bij kinderboerderijen. De regeling is van toepassing op situaties waarin meer dan 25 vogels of vijf zoogdieren worden gehouden. Uitgaande van de milieuvergunning van 1999 is dat hier het geval. De Activiteitenregeling (paragraaf 3.8.4) stelt regels inzake deze inrichtingen. Ten aanzien van geur is slechts geregeld dat het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften op kan leggen indien zich klachten voordoen ten aanzien van geurhinder. In de huidige situatie is dat hier niet het geval. De regeling kent geen afstandsvereisten tussen de gevoelige bestemmingen en de kinderboerderij.
In het kader van bedrijf- en milieuzonering zijn voor kinderboerderijen op het aspect geur wel richtafstanden opgenomen. Deze richtafstand bedraagt 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied (zie ook paragraaf 5.12).
Toekomstige situatie
Gezien de afstand tot de eerste gebouwen van Hyde Park van 30 meter, wordt er vanuit gegaan dat de realisatie van de appartementen niet leidt tot klachten. Daarnaast zorgt de aanwezigheid van een kinderboerderij in de directe woonomgeving voor levendigheid. Met name mensen met kleine kinderen kunnen gebruik maken van de faciliteiten van de kinderboerderij die op loopafstand van de nieuwe appartementen komt te liggen. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling inpasbaar is wat betreft het thema geur. Voor Blok 3-4 is de afstand met 270 meter erg groot te noemen.
Op basis van artikel 3.8.5 wordt geconcludeerd dat het Activiteitenbesluit geen specifieke eisen stelt aan een eventuele afstand tussen de kinderboerderij en de nieuwe appartementen. Ter indicatie kan dat de richtsafstand van 30 meter voor kinderboerderijen in het kader van Bedrijf- en milieuzonering gebruikt worden. Het dichtstbijzijnde appartementengebouw op Hyde Park staat op 30 meter afstand van de uiterste grens van de kinderboerderij. Blok 3-4 ligt op circa 270 meter afstand. De woningen zijn zodoende inpasbaar, er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De studentenwoningen hebben zodoende ook geen negatief effect op de bedrijfsvoering van de kinderboerderij.
Wet luchtkwaliteit
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit. De hoofdlijnen van deze wet zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm. De luchtregelgeving is uitgewerkt in een aantal AMvB's en Ministeriële Regelingen.
Wet milieubeheer (Wm)
In bijlage II van de Wm zijn voor de volgende stoffen grenswaarden voor de concentratie in de buitenlucht opgenomen: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), koolmonoxide (CO). Uit metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat aan de grenswaarden voor benzeen, zwaveldioxide, lood en koolmonoxide al geruime tijd in (nagenoeg) geheel Nederland wordt voldaan. In de Nederlandse situatie leveren alleen de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) problemen op in relatie tot de wettelijke normen.
De wijze waarop het aspect luchtkwaliteit in acht genomen dient te worden bij planvorming is geregeld in artikel 5.16 en 5.16a van de Wm. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteit)
In aanvulling op het bovenstaande toetsingskader stelt de AMvB 'Gevoelige Bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' dat bij de voorgenomen realisering van gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgingshuizen en dergelijke, op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen, moet worden onderzocht of op die locaties sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor PM10 en/of NO2. Blijkt uit het onderzoek dat sprake is van zo'n (dreigende) overschrijding, dan mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Als het echter gaat om de uitbreiding van een bestaand gebouw of een door het gebouw vervulde functie, dan is een eenmalige toename van ten hoogste tien procent van het rechtens toegestane aantal personen dat op de desbetreffende locatie verblijft, toegestaan. Het maakt voor de vestiging van gevoelige bestemmingen niet uit of het deel uitmaakt van 'niet in betekenende mate' projecten of 'in betekenende mate' projecten. De AMvB 'Gevoelige Bestemmingen' moet in beide gevallen worden nageleefd.
Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteit)' komt niet terug onder de Omgevingswet. Doordat in Nederland de landelijk grenswaarden voor PM10 en NO2 bijna overal gehaald worden, heeft dit Besluit in de praktijk geen toegevoegde waarde. Daarnaast moest toch al vanuit het beginsel van 'een goede ruimtelijke ordening' worden beoordeeld of gezondheidsbelangen in het geding zijn bij het realiseren van gevoelige bestemmingen.
Omgevingswet
De Omgevingswet (Ow) bepaalt dat bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties de gemeente in ieder geval rekening houdt met het belang van het beschermen van de gezondheid (artikel 2.1 lid 4 Ow). Hierbij moet de gemeente rekening houden met de lokale specifieke omstandigheden en de gevolgen van de activiteiten voor de gezondheid van haar burgers (artikel 2.1 en 2.4 Ow).
Of een locatie vanuit luchtkwaliteit geschikt is voor bepaalde functies (zoals woningbouw en scholen), hangt af van de ligging. Locaties naast een drukke weg zijn vanuit een gezondheidsoogpunt minder geschikt voor gevoelige functies. Het is beter de gevoelige functies op afstand hiervan te realiseren. Maar om andere redenen kan het toch een wenselijke ontwikkeling zijn. Het zijn afstandsmaten die een beleidsmatige afweging behelzen tussen gezondheidsbelangen aan de ene kant en de belangen ter vervulling van maatschappelijke behoeften aan de andere kant (artikel 1.3 Ow).
Visie luchtkwaliteit Haarlemmermeer
De gemeente heeft een zorgplicht voor een goede en gezonde fysieke leefomgeving. Dit blijkt onder andere uit Europese richtlijnen, de Grondwet (Gw), de Omgevingswet (Ow), de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet Milieubeheer (Wm).
Bij het realiseren van een gevoelige functie in de buurt van een gemeentelijke 'drukke weg', een provinciale weg of een snelweg, worden minimale afstanden in acht genomen. Om te bepalen of er sprake is van een drukke weg en welke afstand in acht moet worden genomen, wordt gekeken naar de verkeersintensiteit. Er wordt daarom niet apart onderscheid gemaakt tussen een gemeentelijke weg en een provinciale weg. Bij het bepalen van de afstand wordt gemeten van de rand van de weg tot de grens waar de gevoelige functie begint (de verblijfsfunctie). Dit is doorgaans de (voor)gevel van het gebouw. Er wordt dan gemeten vanaf de buitenkant van de gevel. Wanneer de buitenruimte echter een wezenlijke verblijfsfunctie heeft dan wordt gerekend tot de grens van dit verblijfsgebied. Denk hierbij aan schoolpleinen en (achter)tuinen van woningen.
Figuur 5.10. minimale afstand van de weg i.r.t. aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal
Hardheidsclausule
In uitzonderlijke gevallen, om dringende redenen en in het belang van het vervullen van een maatschappelijke behoefte, kan worden afgeweken van de in deze nota aangegeven kaders. Enkel de financiële haalbaarheid van een plan is niet voldoende reden. De noodzaak moet worden onderbouw om af te wijken en het college weegt dit zelfstandig af. Een luchtkwaliteitsonderzoek zal moeten worden ingediend, waarbij gereflecteerd wordt aan de WHO-advieswaarden 2021. De windrichting kan hierbij ook een rol spelen (in Nederland komt deze overwegend uit het zuid-westen). Ook kan het college nadere eisen stellen. Bijvoorbeeld, via een voorwaardelijke verplichting, opnemen dat er een groen afscheiding moet worden aangebracht. Uiteraard moet er ten alle tijden worden voldaan aan de Rijksomgevingswaarden. Het gaat hier om uitzonderingsgevallen en het is dus absoluut geen automatisch recht. Voldoende afstand houden tot de weg blijft uitgangspunt.
Door Tauw is in 2018 een luchtkwaliteitsonderzoek (zie Bijlage 10) uitgevoerd. Voor het onderzoek is uitgegaan van de door Goudappel Coffeng op 26 april 2018 (Bijlage 12 Verkeersonderzoek) aangeleverde verkeerscijfers voor de plansituatie (situatie na volledige ontwikkeling Hyde Park) voor het jaar 2030. In de tussentijd hebben nieuwe ontwikkelingen plaatsgevonden in Hoofddorp en de regio en is ook het regionale verkeersmodel daarop geactualiseerd met de meest actuele uitgangspunten. Hiertoe is het verkeersonderzoek door Goudappel Coffeng geactualiseerd op 16 december 2021 (Bijlage 13 Actualisatie verkeersonderzoek Hyde Park).
Uit het onderzoek van Tauw blijkt dat de hoogst berekende NO2 concentratie 34,8 µg/m3 bedraagt. Dit is langs de snelweg A5 voorbij de splitsing met de A4, toetspunt 15853454. De hoogst berekende PM10 concentratie bedraagt 21,4 µg/m3, bij de afrit A4 - Rozenburgdreef, toetspunt 15550556. Het hoogste aantal overschrijdingsdagen van de maximale daggemiddelde concentratie van 50 µg/m3 is 10. Tenslotte bedraagt de hoogst berekende PM2,5 concentratie 12,7 µg/m3, bij de brug van de A4 over het voor- en achterkanaal, toetspunt 743961.
Op basis van het geactualiseerde verkeersonderzoek zijn de meest vervuilende rekenpunten uit het onderzoek van Tauw en het dichtstbijzijnde rekenpunt t.o.v. de plangebied Hyde Park 3-4 opnieuw berekent. De meest vervuilende rekenpunten betreffen het worst case scenario, waarbij op elk ander rekenpunt rondom Hype Park de concentratie lager is. Het rekenpunt gelegen nabij het plangebied zegt daarnaast iets over het woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling.
Bij de berekening van bovengenoemde rekenpunten is gebruik gemaakt van de NSL-monitoringstool in combinatie met de NIBM-tool en het geactualiseerde verkeersonderzoek. Met de NSL-monitoringstool is de luchtkwaliteit ter plaatse van de rekenpunten inzichtelijk te maken voor het jaar 2030. Op basis van de verkeersaantrekkende werking, verkregen uit het geactualiseerde verkeersonderzoek, is met behulp van de NIBM-tool de bijdrage van het gehele plan van Hype park aan de luchtkwaliteitparameters in 2030 berekend.
In de NSL monitoringstool is de luchtkwaliteit ter plaatse van bovengenoemde meest vervuilende rekenpunten voor het jaar 2030 inzichtelijk gemaakt.
De NO2 concentratie in 2030 bedraagt ter plaatse van toetspunt 15853453 (toetspunt 15853454 is niet meer beschikbaar op de NSL monitoringstool vandaar naastgelegen toetspunt genomen) 20,4 µg/m3 .
De PM10 concentratie in 2030 bedraagt ter plaatse van toetspunt 15550556, 15,4 µg/m3.
De PM2,5 concentratie in 2030 bedraagt ter plaatse van toetspunt 743961, 7,5 µg/m3.
In de NSL monitoringstool is daarnaast de luchtkwaliteit ter plaatse van de projectlocatie voor het jaar 2030 inzichtelijk gemaakt. Nabij Blok 3-4 bedraagt de concentratie op het rekenpunt 237680 bij de splitsing van de Van Heuven Goedhartlaan en de Kruisweg 15.2 µg/m3 NO2, 15,0 µg/m3 PM10 en 7,3 µg/m3 PM2,5. Dit is lager dan het worst-case rekenpunten.
Op basis van het verkeersonderzoek van Goudappel genereert Hyde Park als geheel 8.100 extra verkeersbewegingen per werkdag. Omgerekend naar weekdag is dat 7.297 verkeersbewegingen. Er wordt van uitgegaan dat worst-case 3% van die verkeersbewegingen vrachtverkeer betreft. Uit de NIBM tool blijkt dat Hyde Park mogelijk in betekende mate bijdraagt. Dit is opgenomen in onderstaande tabel.
Voor NO2 en PM10 is de bijdrage van het plan in bovenstaande tabel weergegeven voor het jaar 2030. De concentraties PM10 en PM2,5 hangen sterk samen. Het RIVM heeft eind 2015 een nadere analyse uitgevoerd. Uit deze analyse van de meetgegevens blijkt dat de jaargemiddelde concentratie PM2,5 (µg/m3 ) gemiddeld 37% lager ligt dan de jaargemiddelde concentratie PM10 (µg/m3 ). PM10 heeft een bijdrage van 1,16 µg/m3. De bijdrage van PM2,5 bedraagt hiermee 0,73 µg/m3.
Voor de worst-case rekenpunten betekent dit dat, inclusief de bijdrage van het plan, de concentraties luchtkwaliteitparameters in 2030 beduidend lager zijn dan in 2018. Dit betreffen punten direct naast de snelweg. Voor de punten die verder van de snelweg zijn gelegen zijn de concentraties luchtkwaliteitparameters alleen maar beter. De conclusies uit het rapport van 2018, dat de ontwikkeling Hyde Park niet leidt niet tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de jaargemiddelde van NO2, PM10 en PM2,5, de uurgemiddelde concentraties NO2 en de daggemiddelde grenswaarde voor PM10, blijven hiermee van kracht. Geconcludeerd wordt dat de conclusies uit het luchtkwaliteitsonderzoek van Tauw uit 2018 nog steeds actueel zijn.
Indien de bijdrage van de luchtkwaliteitparameters van het plan in 2030 wordt opgeteld bij het rekenpunt dat bij Hyde Park 3-4 is gelegen, levert dit de volgende concentraties op: 18,0 µg/m3 NO2, 16,2 µg/m3 PM10 en 8,1 µg/m3 PM2,5. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in dit worst-case scenario al het extra verkeer vanuit Hyde Park over de kruising Kruisweg - Van Heuven Goedhartlaan zal rijden. In werkelijkheid zal het verkeer vanuit Hyde Park zich ook in andere richtingen en over meerdere wegvlakken verdelen.
Aan de Europese grenswaarden van 40,0 µg/m3 NO2, 40,0 µg/m3 PM10 en 25,0 µg/m3 PM2,5 wordt voldaan. De WHO advies waarden (september 2021) van 10,0 µg/m3 NO2, 15,0 µg/m3 PM10 en 5,0 µg/m3 PM2,5 worden wel overschreden. Ook in de autonome ontwikkeling zonder Hyde Park worden deze normen niet gehaald.
Op basis van het gemeentelijk beleid gelden voor Hyde Park blok 3-4 op basis van de bekende verkeersintensiteiten de volgende afstandseisen tot de volgende wegen:
Aan de afstandseisen wordt niet voldaan. Op basis van het gemeentelijk beleid, is het mogelijk daarvan af te wijken maar moet voldaan worden aan de WHO adviesnorm voor de verschillende luchtkwaliteitparameters. Opgemerkt dient te worden dat binnen Nederland en dus ook in Hoofddorp nergens nog aan deze normen kan worden voldaan. Voorliggend plan betreft een ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied, waar het sowieso nog moeilijker is om aan WHO advieswaarden te voldoen. Vanuit het oogpunt van duurzame verstedelijking is het juist gewenst binnenstedelijk te ontwikkelen om het buitengebied te sparen. Gemeente Haarlemmermeer wil de binnenstedelijke ontwikkelmogelijkheden wel invullen.
Met dat in het achterhoofd gaan we ervan uit dat de ontwikkeling in het kader van luchtkwaliteit met de volgende overwegingen wel verantwoord is.
De bepalende wegen liggen aan de noordoost-zijde. Met de heersende windrichting uit het zuid-westen gaat de luchtvervuiling vanwege wegverkeer dus van het blok weg.
Alles beschouwend zal de blootstelling van bewoners aan de door wegverkeer veroorzaakte luchtvervuiling, afkomstig van Hyde Park, zeer beperkt zijn. Vanuit luchtkwaliteit bezien is hiermee sprake van goede ruimtelijke ordening en het bestemmingsplan uitvoerbaar.
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) bevat ruimtelijke maatregelen op rijksniveau die verband houden met de luchthaven Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchthavenluchtverkeer. Samen vormen deze besluiten een uitwerking van hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart.
Het LIB legt het beperkingengebied en het luchthavengebied vast. Indien het plangebied gelegen is binnen het beperkingengebied gelden beperkingen met het oog op veiligheid en geluid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten in overeenstemming zijn met het LIB. Het gaat hierbij om afwegingen die moeten worden gemaakt met betrekking tot externe veiligheid, hoogtebeperkingen, beperkingen bij het toelaten van functies (bestemmingen), het voorkomen van geluidhinder en het voorkomen van het aantrekken van vogels.
Voor het plangebied geldt dat de maatgevende toetshoogte 41 m NAP bedraagt. Het plangebied ligt op circa -3,5 tot -3,7 meter NAP. Daarmee wordt de toetshoogte van 41m NAP doorsneden wanneer op de locatie een gebouw van ruim 44 meter vanaf maaiveld wordt gerealiseerd. Het beoogde bouwwerk is 43 meter hoog, maarmee de toetshoogte niet wordt doorsneden.
Figuur 5.11. Maatgevende toetshoogte LIB
Daarnaast is de beperking 'aantrekken vogels' van toepassing. Dit houdt in dat in dit gebied een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet is toegestaan:
Tot slot geldt de toetszone windturbines en lasers ter plaatse van het plangebied. Binnen de toetszone gelden er beperkingen voor windturbines en vaste laserinstallaties. Aangezien het plan hier niet in voorziet vormt de toetszone geen belemmering.
Aangezien het plan voorziet in bebouwing die onder de maatgevende toetshoogte 41 m NAP blijft en het plan geen vogels aantrekkende bestemmingen en windturbines en vaste laserinstallaties mogelijk maakt vormt luchtvaartverkeer geen belemmering voor het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan.
Milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wm en in het Besluit m.e.r. De Wm is een kaderwet waarin de uitgangspunten van het milieubeleid staan beschreven. In het Besluit m.e.r. staat wanneer een m.e.r. moet worden toegepast. Het besluit bevat bijlagen, waaronder de C- en D-lijst. Door middel van deze lijsten kan bij het opstellen van een ruimtelijk plan worden beoordeeld of het plan een ontwikkeling omvat die een m.e.r.-(beoordelings)plicht kent. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit de C- en D-lijst geldt een m.e.r.-plicht respectievelijk m.e.r.-beoordelingsplicht. Als een voorgenomen ontwikkeling activiteiten bevat zoals opgenomen in de D-lijst van het besluit m.e.r. (kolom 1), maar beneden de drempelwaarden in deze lijst ligt (kolom 2), dan is er een vormvrije m.e.r.-beoordeling mogelijk.
Er dient bij elke m.e.r.-vorm een aanmeldnotitie te worden opgesteld. In overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit wordt beoordeeld of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Overigens moet daarnaast worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben, waarbij naast de drempelwaarden ook de omstandigheden ter plaatse worden betrokken. Dit in verband met het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 15 oktober 2009 (C-225/08).
Bij een m.e.r.-plicht dient een milieueffectrapportage gemaakt te worden en bij een m.e.r.-beoordelingsplicht dient een afweging te worden gemaakt door het bevoegd gezag of een m.e.r. opgestart zal moeten worden.
Tauw heeft in 2017 een vormvrije m.e.r.-beoordeling (zie Bijlage 16) voor geheel Hyde Park opgesteld. Op grond van de Europese richtlijn, respectievelijk artikel 7.17 Wm is beoordeeld of er sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten in relatie tot:
Het plangebied en de omgeving kennen geen belangrijke waarden die beïnvloed worden door het project; het is en blijft stedelijk gebied, alleen de invulling ervan verandert. Dit heeft vooral gevolgen voor de woonbelevingswaarde van het gebied en de verkeersstromen van en naar het plangebied. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is haalbaar en uitvoerbaar. Berekening met het regionale verkeersmodel heeft aangetoond dat er geen knelpunten verwacht worden. Aandachtspunt is wel de capaciteit van één van de kruispunten, maar dit is goed oplosbaar (verruiming van de capaciteit), waardoor het ontstaan van problemen uitgesloten kan worden. Op basis van ‘vuistregels’ voor m.e.r. kan worden gesteld dat de verandering in verkeersstromen niet leidt tot een grote toename van geluidsbelasting voor woningen in de omgeving. Berekening met het Aerius-model heeft tenslotte aangetoond dat het plan uit oogpunt van stikstofdepositie uitvoerbaar is (toename van minder dan 0,00 mol/ha/jaar op het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied).
Gezien het voorgaande heeft de raad op 5 oktober 2017 vastgesteld dat belangrijke nadelige gevolgen niet zullen optreden en dat het opstellen van een MER geen toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.
Na 5 oktober 2017 heeft enige aanpassing aan het programma voor Hyde Park plaatsgevonden. Door deze aanpassing laten de verkeerscijfers een grotere toename zien dan de gegevens waar de m.e.r.-beoordeling op waren gebaseerd.
Daaruit blijkt eveneens dat de verkeersdruk op de omliggende wegen van het gebied toeneemt. Dit komt deels door autonome ontwikkeling en deels door de ontwikkeling van Hyde Park. In de autonome situatie neemt het verkeer op alle wegvakken substantieel toe. Hyde Park zorgt voor een verkeerstoename op met name de Kruisweg, de Van Heuven Goedhartlaan in zuidwestelijke richting en N201 in zuidelijke richting.
Kruispunten zijn veelal maatgevend in het stedelijk wegennet voor de verkeersafwikkeling. Een vijftal omliggende kruispunten is geanalyseerd. Vier van de vijf kruispunten zijn goed in staat om het verkeer af te wikkelen in 2030. Enkel het kruispunt Van Heuven Goedhartlaan - Planetenweg - Polarisavenue kan in de avondspits de verkeersdruk in 2030 niet goed verwerken. Dat is reeds in de autonome situatie een opgave. Het planeffect is van Hyde Park is gering: Hyde Park zorgt voor een beperkte verkeerstoename van 2%, en zorgt voor een iets gunstigere verkeersafwikkeling (lagere cyclustijd). Desondanks blijft sprake van een knelpunt.
In de spitsperioden is enige wachtrijvorming en vertraging niet ondenkbaar, zolang er geen netwerkblokkades (grid-locks) ontstaan. Dit is hier niet het geval, en daarom wordt aanbevolen deze situatie te accepteren. Enige vertraging voor autoverkeer kan bovendien het gebruik van openbaar vervoer en de fiets stimuleren. Ook is de gemeente Haarlemmermeer bezig met onderzoek naar verbeteringen van de verkeerstructuur voor de lange termijn. De verwachting is dat uit dit traject een robuuste oplossing wordt gevonden waarmee de bereikbaarheid op lange termijn geborgd wordt.
Hyde Park leidt in combinatie met de autonome ontwikkeling tot een toenemende verkeersdruk op de omliggende wegen. Deze toename is in de meeste gevallen onder de norm van 30% toename en is in termen van de m.e.r. daarmee aanvaardbaar. Het grootste knelpunt blijkt met nieuwe verkeersgegevens op de Polarusavenue in de aansluiting op de Van Heuven Goedhartlaan te liggen. Op de Van Heuven Goedhartlaan blijft de verkeerstoename niet onder de 30%. Ondanks dat de verkeerstoename boven de 30% uitstijgt heeft luchtkwaliteit- en stikstofdepositie-onderzoek aangetoond dat geen significante negatieve effecten op het milieu te verwachten zijn door voorgenomen ontwikkeling.
Voor het aspect geluid is onderzocht wat de verkeerstoename betekent voor de bestaande woningen van blok 32-33. Bij een geluidstoename van 1,5 dB of hoger zou mogelijk sprake kunnen zijn van een significant negatief effect. Uit het geactualiseerde verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng (Bijlage 13 Actualisatie verkeersonderzoek Hyde Park) blijkt dat de planbijdrage op de Van Heuven Goedhartlaan, richting het zuidwesten waaraan blok 32-33 is gelegen, 1.300 vervoersbewegingen te zijn. Een dergelijk aantal vervoersbewegingen leidt, ten opzichte van de verkeersintensiteiten in het basisjaar 2018, tot een geluidstoename van circa 0,2 dB. De autonome ontwikkeling daarentegen genereert 6.900 aan extra vervoersbewegingen, dat leidt tot een geluidstoename van circa 1,1 dB.
Het totale netto effect door verkeerstoename bedraagt hiermee circa 1,3 dB. De geluidstoename als gevolg van Hyde Park inclusief het autonome effect blijft hiermee ter plaatse van Hyde Park blok 32-33 onder de 1,5 dB.
Tabel 5.1 Vergelijking van verkeersintensiteiten op verschillende wegvakken
Ter plaatse van de bestaande woningen aan de noordoostzijde van de Kruisweg (829-961) is een planbijdrage van 1.900 vervoersbewegingen. De autonome ontwikkeling genereert 2.400 extra vervoersbewegingen. De vervoersbewegingen leiden tot respectievelijk 0,5 en 0,6 dB geluidstoename, en gezamenlijk tot 1,1 dB. Bij de woningen aan het Gemaalhof 33-35, ook aan de noordoostzijde van de Kruisweg treden vergelijkbare verkeers- en geluidseffecten op. Deze effecten blijven eveneens onder de 1,5 dB.
Ook voor het milieuaspect geluid is hiermee aangetoond dat geen significante negatieve effecten op het milieu te verwachten zijn door voorgenomen ontwikkeling. Daarmee is de conclusie van de m.e.r.-beoordeling dat er geen significante milieueffecten zijn en dat er geen milieueffectrapport noodzakelijk is nog actueel.
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Door middel van milieuzonering dient een ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals wonen). De VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering (2009) geeft richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden. Deze afstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming die bedrijven/milieubelastende activiteiten toestaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het ruimtelijk plan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. In 2019 is de Milieuzonering nieuwe stijl opgesteld. Dit rapport is vooruitlopend op de Omgevingswet opgesteld en kan worden toegepast voor het reguleren van bedrijven in bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte, echter blijft de handreiking uit 2009 nog van kracht.
In de handreiking Bedrijven en Milieuzonering (2009) zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties.
Tabel 5.2 Richtafstanden bedrijven en milieuzonering.
De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kan de richtafstand met één stap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. In gemengd gebied komen direct naast woningen bijvoorbeeld winkels, horeca en kleine bedrijven voor. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren volgens de VNG-brochure eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied, omdat de verhoogde geluidbelasting vanwege de weg de toepassing van kleinere richtafstanden kan rechtvaardigen.
De omgeving waarbinnen de studentenwoningen worden gerealiseerd kan getypeerd worden als een gemengd gebied aangezien de woningen direct langs de hoofdinfrastructuur worden gerealiseerd. Hierdoor kunnen de richtafstanden van omliggende bedrijven met één stap worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Op basis van de vigerende bestemmingsplannen zijn de dichtstbijzijnde bedrijfsbestemmingen op circa 240 meter afstand gelegen. Het betreffen bedrijfsactiviteiten die maximaal tot milieucategorie 3.2 behoren. In een gemengd gebied heeft dergelijke bedrijvigheid een richtafstand van 50 meter. Aangezien de woningen op meer dan 50 meter afstand zijn gelegen zullen de studentenwoningen geen hinder ondervinden van deze bedrijfsactiviteiten en worden de bedrijven niet beperkt in hun milieugebruiksruimte.
Zoals eerder geschetst in paragraaf 5.8 geldt voor de kinderboerderij een richtafstand van 30 meter. Blok 3-4 ligt op een afstand van 270 meter van de kinderboerderij en daarmee buiten de grootste richtlijnafstand van 30 meter voor geur en is daarmee ook niet van invloed op de bedrijfsvoering van de kinderboerderij.
Daarnaast zal binnen andere blokken in Hyde Park veelal bedrijfsactiviteiten binnen de plint worden voorzien. Deze bedrijfsactiviteiten zullen maximaal tot milieucategorie 2 behoren wat een beperkte milieugebruiksruimte met zich meebrengt. Dergelijke bedrijfsactiviteiten hebben een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De bouwblokken worden op minimaal 10 meter afstand van elkaar gerealiseerd waardoor de woningen en bedrijven in de verschillende bouwblokken elkaar niet hinderen.
Doordat woningen en bedrijven op voldoende afstand van elkaar zijn gesitueerd vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied.
In een ruimtelijk plan dienen planologisch relevante leidingen te worden opgenomen. Deze kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik in de omgeving. Planologisch relevant zijn hoofdnutsvoorzieningen, zoals waterleidingen, aardgasleidingen, hoogspanningsleidingen, afvalwaterleidingen, en dergelijke. Indien dergelijke leidingen in het plangebied voorkomen zullen deze als zodanig bestemd moeten worden, inclusief de afstand die vrijgehouden moet worden van bebouwing ter bescherming van de leiding.
Om relevante kabels en leidingen te lokaliseren.is de webkaart van Hoogspanningsnet geraadpleegt. Daarnaast is ook naar opgenomen kabels en leidingen in het huidige bestemmingsplan gekeken.
5.12 Uitsnede Hoogspanningsnet (Bron: webkaart.hoogspanningsnet.com)
Op bovenstaande figuur is te zien dat er geen hoogspanningskabels in het plangebied gelegen zijn. Op de vigerende bestemmingsplankaart is opgenomen dat aan de noordwestzijde van Hyde Park een waterleiding gelegen is. Deze ligt niet ter plaatse van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Andere kabels en leidingen zijn niet aangegeven. Daaruit wordt geconcludeerd dat zich geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied bevinden.
Er bevinden zich geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied
Vanwege de herontwikkeling van Beukenhorst-West naar Hyde Park is in 2018 door Goudappel Coffeng een rapportage opgesteld waarin de verkeerskundige effecten van de planontwikkeling is onderzocht. Dit onderzoek is in december 2021 geactualiseerd (zie Bijlage 12 Verkeersonderzoek). In de tussentijd hebben namelijk nieuwe ontwikkelingen plaatsgevonden in Hoofddorp en de regio en is ook het regionale verkeersmodel daarop geactualiseerd met de meest actuele uitgangspunten.
Uit de berekening van de verkeersgeneratie komt naar voren dat Hyde Park voor een toename van de verkeersgeneratie van het gebied zorgt. In absolute aantallen gaat het om totaal +8.100 verkeersbewegingen extra ten opzichte van de referentiesituatie.
De verkeerseffecten op de omliggende wegen zijn beoordeeld aan de hand van een zevental wegvakken. De gekozen wegvakken zijn direct aangesloten op de ontsluiting van Hyde Park in ofwel noordoostelijke richting ofwel zuidelijke richting. Deze wegvakken ondervinden direct effect van de veranderende verkeersgeneratie door ontwikkeling van Hyde Park. Buiten deze wegen verspreidt het verkeer zich (snel) over meerdere wegen waardoor Hyde Park niet meer voor waarneembare verkeerseffecten zorgt en extra verkeer opgaat in het heersende verkeersbeeld.
5.13 Verkeersgeneratie (Bron: rapportge Goudappel)
Hyde Park zorgt voor een verandering van verkeersstromen. In een stedelijk wegennet zijn kruispunt vaak maatgevend voor de doorstroming. Daarom is verder ingezoomd op een aantal omliggende kruispunten om te beoordelen wat het effect van Hyde Park is op de verkeersdoorstroming bij deze kruispunten. Totaal zijn 5 kruispunten beoordeeld:
Figuur 5.14 Ontsluitende kruispunten (blauw is geregeld met VRI, roze ongeregeld).
Voor elk van de kruispunten is de verkeersafwikkeling voor twee varianten geanalyseerd: de referentiesituatie 2030 en de planvariant 2030. In beide varianten is gekeken naar zowel de ochtendspits als de avondspits. De maat voor het bepalen van de kwaliteit van de verkeersafwikkeling op kruispunten die zijn voorzien van verkeerslichten, is de cyclustijd van de verkeerslichten. De cyclustijd is een waarde waarbinnen alle richtingen (auto, OV, fietser en voetganger) voldoende groen krijgen om het verkeersaanbod te verwerken. De maximaal acceptabele cyclustijd is 120 seconden, en daarnaast een maximale verzadingsgraad van 90% per richting. Voor de kruispunten is beoordeeld in welke mate de veranderende verkeersstromen door ontwikkeling Hyde Park effect hebben op de verkeersafwikkeling en oversteekbaarheid.
Uit de beoordeling van de kruispunten blijkt dat kruispunt 2 Van Heuven Goedhartlaan - Planetenweg - Polarisavenue tijdens de avondspits onvoldoende capaciteit heeft om het verkeersaanbod te verwerken. Onderzocht is of lokale maatregelen mogelijk zijn bij kruispunt 2 om de verkeersafwikkeling te verbeteren. Uit de verkenning blijkt dat er geen goede realiseerbare maatregelen mogelijk zijn. Er zijn wel enkele effectieve maatregelen, maar deze zijn heel kostbaar (bv. vanwege verbreding van spoorviaduct) of niet wenselijk voor voetgangers en fietsers (extra benodigde oversteek of krappere oversteektijden).
Vier van de vijf kruispunten zijn goed in staat om het verkeer af te wikkelen in 2030. Enkel het kruispunt Van Heuven Goedhartlaan – Planetenweg – Polarisavenue kan in de avondspits de verkeersdruk in 2030 niet goed verwerken. Dat is reeds in de autonome situatie een opgave. Het planeffect is van Hyde Park is gering: Hyde Park zorgt voor een beperkte verkeerstoename van 2%, en zorgt voor een iets gunstigere verkeersafwikkeling (lagere cyclustijd). Desondanks blijft sprake van een knelpunt.
Het autogebruik onder bewoners van blok 3-4 zal naar verwachting laag zijn aangezien het studenten betreft. Verkeersgeneratie als gevolg van blok 3-4 zal naar verwachting vooral gerbuik maken van kruispunt 1 en in mindere mate van kruispunt 2. Voor het aanpassen van kruispunt 2 zijn echter geen wenselijke en haalbare maatregelen. De onderzochte maatregelen zijn of niet effectief of niet (eenvoudig) uitvoerbaar of niet wenselijk voor fietsers en voetgangers. De gemeente heeft aangegeven voor kruispunt 2 een langere wachttijd te accepteren.
Naast de verkeersaspecten worden ook de parkeeraspecten in kaart gebracht binnen Hyde Park als geheel met het doel voldoende parkeerplaatsen te waarborgen. Binnen de gemeente Haarlemmermeer is het parapluplan parkeerregels van toepassing. Daar in is in artikel 3.2.1 opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een wijziging van het gebruik van gronden of bouwwerken geldt, dat op eigen terrein in voldoende mate ruimte moet zijn gereserveerd en ingericht en in stand worden gehouden voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen met inachtneming van de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer. Het bevoegd gezag kan afwijken van hetgeen dat gesteld is in artikel 3.2.1 op basis van artikel 3.2.4 waarin gesteld is dat parkeren op eigen terrein door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en bovendien op andere wijze in de nodige ruimte voor het parkeren, stallen laden en/of lossen van voertuigen blijvend wordt voorzien.
Hyde Park is door de gemeente aangeduid als een Centrum Sterk Stedelijk gebied. Voor de parkeernormen wordt uitgegaan van de vastgestelde Parkeernota van de Gemeente Haarlemmermeer. Op basis van de bijbehorende Parkeernormentabel 2018 wordt voor etagewoningen tot 40 m2 woonoppervlak in de huursector een norm van 0,3 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. Daarvan is 0,1 voor bewoners en 0,2 voor bezoekers. Voor de 400 blijvende zelfstandige studentenwoningen kleiner dan 25 m2 is in afwijking van de Parkeernormentabel 2018 een norm van 0,2 parkeerplaatsen per woning van toepassing. Deze norm komt in zijn geheel toe aan het bezoekersparkeren. De 116 bezoekersparkeerplaatsen (580 studentenwoningen * 0,2) en de 18 bewonersparkeerplaatsen (180 studentenwoningen * 0,1) worden allemaal gerealiseerd in de bestaande Neptunusgarage.
Figuur 5.15. Toetsing parkeernormen studentenwoningen
Figuur 5.16. Toetsing parkeernormen bezoekers
De benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de bestaande Neptunusgarage. Aangezien geheel Hyde park als eigen terrein beschouwd kan worden, wordt aan gemeentelijke parkeerbeleid voldaan. Wel dient zoals in het geldende parkeerbeleid is toegestaan afgeweken te worden van de parkeernormentabel. De afwijkende norm voor blijvende zelfstandige studentenwoningen kleiner dan 25 m2 is in de regels, behorende bij dit bestemmingsplan, vastgelegd.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren. Hiermee wordt beoogd vervuiling te voorkomen en te beperken, duurzaam gebruik van water te bevorderen, het aquatische milieu te beschermen en te verbeteren en de effecten van overstromingen en droogte in te perken. De algemene doelstelling is om een goede milieutoestand te bereiken voor alle wateren.
Waterwet (Ww)
De Ww regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Ww de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Ww blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Ww zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.
Waterbeheerplan 5 2016-2021
In het "Waterbeheerplan 5 2016 - 2021" opgesteld door het Hoogheemraadschap van Rijnland staat samen werken aan water centraal. Opdat nu en in de toekomst in dit deel van Nederland onder zeeniveau gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden. Het Hoogheemraadschap van Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Die toekomst wordt mede bepaald door trends in klimaat en maatschappij en de noodzaak om op duurzame wijze met onze omgeving om te gaan. De verwachte toename van neerslag en droogte, bodemdaling, verzilting, zeespiegelrijzing en de verdergaande verstedelijking, leggen een steeds grotere druk op het watersysteem. De hoofdambitie is schoon water en droge voeten. Dit wordt bereikt door:
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afval- en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Keur Rijnland 2020
De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.
Het uitgangspunt van de Keur Rijnland 2020 is 'ja, tenzij': in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen, is dit nader uitgewerkt.
Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030
De Strategische Samenwerkingsagenda Haarlemmermeer-Rijnland (verder Waterplan) is een samenwerkingsdocument tussen de gemeente en het hoogheemraadschap. Het geeft de situatie en problemen weer van het hele watersysteem (oppervlaktewater, hemelwater, grondwater en afvalwater) in Haarlemmermeer. Het stelt doelen met betrekking tot de riolering, het oplossen van infrastructurele knelpunten en nemen van maatregelen. Het Waterplan heeft onder andere als ambitie:
In het Waterplan worden ook grondwatermaatregelen beschreven, omdat deze een belangrijke link hebben met de rest van het watersysteem, zoals oppervlaktewater en de ruimtelijke inrichting. Daarnaast is er in het verleden onvoldoende aandacht besteed aan grondwater, waardoor een inhaalslag nodig is om aan de zorgplicht te voldoen.
De maatregelen die genomen moeten worden om de doelstellingen voor het watersysteem te bereiken zijn verzameld in het uitvoeringsprogramma van het Waterplan. De financiering van deze maatregelen komt uit verschillende bronnen, waaronder het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).
Gemeentelijk Rioleringsplan 2021-2023
De gemeente is op grond van de Wm verplicht periodiek een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen om invulling te geven aan haar zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP bevat rioleringsbeleid en een overzicht van alle aanwezige rioleringsvoorzieningen, inclusief de actuele toestand ervan en de te verwachten vervangingsperioden. Ook geeft het plan inzicht in de wijze waarop de riolering wordt beheerd, welke effecten er zijn voor het milieu en hoe het beheer wordt gefinancierd.
Op basis van Stedenbouwkundig plan van MVRDV/Van Dijkenco, versie 1.10 d.d. 24 mei 2018 en het bijbehorende Hyde Park VO Openbare Ruimte van december 2021, heeft Civilink het rapport ‘Watertoets Bouwplan Hyde Park Hoofddorp’ (27 januari 2022) opgesteld (zie Bijlage 11). De navolgende waterparagraaf is het resultaat van deze watertoets. De watertoets is uitgevoerd voor het gehele plangebied van Hyde Park.
In het kader van de nieuw aan te leggen woonwijk in de gemeente Haarlemmermeer worden in deze paragraaf de waterhuishoudkundige gevolgen beschreven.
Vanuit de waterbeheerder, Hoogheemraadschap van Rijnland (HHVR), gelden uitgangspunten
waaraan toekomstige ontwikkelingen moeten voldoen. De volgende uitgangspunten (uit de Keur) zijn relevant voor de ruimtelijke inrichting van Hyde Park:
Daarnaast zijn er in afstemming met het HHvR aanvullende afspraken gemaakt:
De beschrijving van de huidige situatie, toekomstige situatie en effecten van het plan op het watersysteem worden in onderhavige waterparagraaf behandeld.
Huidige situatie
Algemeen
Het onderzoeksgebied beslaat circa 20 hectare. Binnen en rondom het onderzoeksgebied liggen zowel primaire als secundaire oppervlaktewateren (figuur 5.1, paragraaf 5.1.3). Daarnaast vindt peilregulering plaats middels 1 stuw (gelegen ten westen van het onderzoeksgebied ter hoogte van het Saturnuspad). Iets verder stroomafwaarts ligt nog een gemaal in de Kagertocht (deze primaire watergang ligt stroomafwaarts vanaf de stuw gezien). Rondom en in het onderzoeksgebied liggen acht duikers, waarvan 3 duikers binnen de projectgrens liggen. Het oppervlaktewater stroomt via de stuw richting het westen af.
Veiligheid en waterkeringen
Het onderzoeksgebied bevindt zich niet in de buurt van een kern- en beschermingszone van een primaire of regionale waterkering. De dichtstbijzijnde kering is een regionale waterkering en bevindt zich op grote afstand (>1.500 m) van het onderzoeksgebied.
Waterkwantiteit
Oppervlaktewater
Het plangebied kent een polderboezemsysteem, het streefpeil bedraagt NAP -5,87 m. Het plangebied watert af op de Kagertocht, een primaire watergang. Het plangebied ligt volledig binnen één peilgebied: Haarlemmermeerpolder - vak 28.
Grondwater
Om inzicht te krijgen in de heersende grondwaterstanden zijn meetgegevens in de omgeving van het onderzoeksgebied opgevraagd uit het DINOloket van TNO. De freatische grondwaterstand zal door opbolling boven het oppervlaktewater streefpeil van NAP -5,87 m uitkomen (bron: leggerkaart Hoogheemraadschap van Rijnland). Op basis van data uit het geraadpleegde ‘Lozingsparameters grondwater’3, ligt de freatische grondwaterstand in het onderzoeksgebied tussen NAP -5,27 m en NAP -5,69 m. De gemiddelde gemeten grondwaterstand ligt op circa NAP -5,53 m.
De stijghoogte in het eerste watervoerend pakket is bepaald met behulp van de isohypsen uit de REGIS-I kartering (15 maart 1995). Deze kaart is gebaseerd op regionale gegevens en kan afwijken van de werkelijke waarde. Op basis van het isohypsenpatroon wordt de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket geschat op circa NAP -5,5 m.
Grondwateroverlast
Er zijn geen grondwateroverlast problemen bekend in het onderzoeksgebied. Het voorkomen van slecht doorlatende lagen (klei) in de ondergrond kan de mogelijkheid om hemelwater te infiltreren sterk negatief beïnvloeden. In het onderzoeksgebied zijn op verschillende locaties kleihoudende lagen aanwezig. In de gebieden die als kleilaag of veenlaag zijn aangegeven is infiltratie niet mogelijk.
Waterkwaliteit en ecologie
Het onderzoeksgebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied of nabij een drinkwaterwinning. Hierdoor gelden er geen beperkingen vanuit de bescherming van een drinkwaterwinning (zoals bijvoorbeeld het gebruik van een Warmte-Koude-Opslag-Systeem (WKO- Systeem)).
Binnen het onderzoeksgebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Dit is natuur die afhankelijk is van bepaalde grondwaterstanden en van een specifieke waterkwaliteit. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur of Natura 2000-gebieden.
Afvalwatering en riolering
In de huidige situatie is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig. Op basis van de overzichtskaart afvalwater van HHvR ligt er geen afvalwaterpersleiding welke in beheer is bij HHvR in of nabij het onderzoeksgebied. Het aanwezige hemelwaterafvoer-stelsel (HWA) voert rechtstreeks af naar het oppervlaktewater, zonder zuiverende voorziening. Het HWA-stelsel wordt gebruikt voor afvoer van regenwater wat op verharding en dakoppervlak valt.
Beheer en onderhoud
Het openbaar beheerd gebied (zoals bruggen en riolering) wordt onderhouden en beheerd door de gemeente Haarlemmermeer. De aanwezige leggerwatergangen en leggerkunstwerken in en rondom het onderzoeksgebied worden beheerd en onderhouden door het HHvR, tenzij er afspraken zijn gemaakt met de gemeente Haarlemmermeer over onderhoudsverplichting door de gemeente.
Functioneren watersysteem in relatie tot klimaatbestendigheid
Bij zowel de gemeente als het HHvR is navraag gedaan naar het huidige watersysteem. Hieruit is naar voren gekomen dat het systeem goed functioneert in de huidige situatie. Er zijn geen knelpunten bekend. Wel dient het systeem klimaatbestendig te worden ingericht, waarbij een doorkijk naar 2050 gedaan moet worden.
Toekomstige situatie
Algemeen
De toekomstig aan te leggen panden worden voldoende hoog aangelegd, zodat bij maximaal toelaatbare waterstanden geen wateroverlast of schade op zal treden. De panden welke gebouwd worden in fase A krijgen een vloerpeilhoogte van NAP -3,90 en NAP -4,00 m. De panden in fase B en fase C krijgen een vloerpeil tussen NAP -3,90 m en NAP -4,30 m. Het vloerpeil van de panden is gerelateerd aan het aflopende wegpeil in het onderzoeksgebied. De weg- en vloerpeilen zijn aangegeven in het Verkavelingsplan van Civilink, 1714701-T36 d.d. d.d. november 2019.
Energie uit oppervlaktewater
In het gebied wil men gebruik gaan maken van het water als bron voor energie. De woningen worden duurzaam geklimatiseerd door middel van warmtepomptechniek in combinatie met een collectief bodemenergiesysteem (WKO) en energie uit oppervlaktewater (EOW). Woningbouw heeft een structureel hogere behoefte aan warmte dan aan koude. Om jaarrond voldoende warmte beschikbaar te hebben wordt gedurende de zomerperiode warmte uit het oppervlaktewater onttrokken en opgeslagen in deWKO. Voor het project Hyde Park wordt minimaal 1, maar mogelijk 2 EOW-systemen gerealiseerd om voldoende warmte te kunnen onttrekken aan het oppervlaktewater.
Veiligheid en waterkeringen
Het toekomstige onderzoeksgebied heeft geen nadelige gevolgen voor waterveiligheid en waterkeringen door de grote afstand (>1.500 m) tot de dichtstbijzijnde waterkering.
Waterkwantiteit
Voor het aspect waterkwantiteit is een analyse gedaan van de oppervlakken water en verharding in de huidige situatie en hoe dit verandert naar de toekomstige situatie. Hierbij is voor de toekomstige situatie gebruikt gemaakt van het Voorlopig ontwerp van Van Dijkenco d.d. december 2021 en dit is verder aangevuld met diverse wijzigingen bij de ontwikkeling van de woonblokken. De huidige situatie is in kaart gebracht aan de hand van openbaar beschikbare data zoals ondergronden en luchtfoto’s.
Voor het bepalen van de oppervlakken zijn de volgende uitgangspunten aangehouden:
Onderstaande tabel geeft een overzicht hoe de oppervlakken uit de figuren in deze paragraaf zijn meegenomen.
Voor de wateropgave is eerst gekeken naar de toename in verharding. Op basis hiervan is bepaald hoe groot de wateropgave is. Vervolgens is bekeken hoeveel nieuw water er in de toekomstige situatie is opgenomen om vast te kunnen stellen of aan de wateropgave is voldaan.
Fase A+B
Waterberging en wateropgave
Er is sprake van een toename in verhard oppervlak (+66 m2). In de huidige situatie is het verhard oppervlak 94.650 m2. In de toekomstige situatie zal het verhard oppervlak toenemen tot 114.487 m2 waarvan 94.716 m2 moet worden gecompenseerd en waarvan 19.771 m2 is ingericht als alternatieve waterberging. Voor een gedetailleerde weergave zie bijlage 3 tekening “Waterbalans” van bijlage 11 "Watertoets".
Doordat het verhard oppervlak toeneemt, geldt er een compensatieplicht ten behoeve van de toename in nieuw verhard oppervlak van 15 %. Dit houdt in dat 15 % van de toename verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden met nieuw te graven oppervlaktewater. Voor fase A en B samen komt dit neer op een wateropgave van 10 m2 nieuw oppervlaktewater. In het ontwerp is in fase A en B samen een toename van water opgenomen van 1.076 m2. Dit betekent dat in het voorlopig ontwerp een overcompensatie aan water zit van 1.066 m2 in deze fase.
In onderstaande zijn de oppervlakten voor fase A en B tezamen weergegeven voor zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie.
Fase A+B+C
Waterberging en wateropgave
Er is sprake van een toename in te compenseren verhard oppervlak (+310 m2). In de huidige situatie is het verhard oppervlak 112.918 m2. In de toekomstige situatie zal het verhard oppervlak toenemen tot 138.023 m2 waarvan 113.228 m2 moet worden gecompenseerd en waarvan 24.795 m2 is ingericht als alternatieve waterberging. Voor een gedetailleerde weergave zie bijlage 3 tekening “Waterbalans” van bijlage 11 "Watertoets".
Doordat het verhard oppervlak toeneemt, geldt er een compensatieplicht ten behoeve van de toename van nieuw verhard oppervlak van 15 %. Dit houdt in dat 15 % van de toename verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden met nieuw te graven oppervlaktewater. Voor fase A, B en C samen komt dit neer op een wateropgave van 47 m2 nieuw oppervlaktewater. In het ontwerp is in fase A, B en C samen een toename van water opgenomen van 1.561 m2. Dit betekent dat in het voorlopig ontwerp een overcompensatie aan water zit van 1.514 m2 in deze fase.
Fase A+B+C+X
Waterberging en wateropgave
Er is sprake van een toename in te compenseren verhard oppervlak (+2.088 m2). In de huidige situatie is het verhard oppervlak 134.463 m2. In de toekomstige situatie zal het verhard oppervlak toenemen tot 161.346 m2 waarvan 136.551 m2 moet worden gecompenseerd en waarvan 24.795 m2 is ingericht als alternatieve waterberging. Voor een gedetailleerde weergave zie bijlage 3 tekening “Waterbalans” van bijlage 11 "Watertoets".
Doordat het verhard oppervlak toeneemt, geldt er een compensatieplicht ten behoeve van de toename van nieuw verhard oppervlak van 15 %. Voor fase A, B, C, en X samen komt dit neer op een wateropgave van 313 m2 nieuw oppervlaktewater. In het ontwerp is in fase A, B, C en X samen een toename van water opgenomen van 1.561 m2. Dit betekent dat in het voorlopig ontwerp een overcompensatie aan water zit van 1.248 m2 in deze fase.
Bij fase X wordt de inrichting gebaseerd op het gemiddelde kengetal verharding, groen en water van fasen A, B en C ten opzichte van het totale oppervlak van fase C (waarbij de binnentuinen als onverhard zijn meegerekend omdat deze een eigen waterberging krijgen), zodat een doorkijk ontstaat voor toekomstige ontwikkelingen en het effect op de waterhuishouding. Het totale oppervlak van fase X bedraagt 29.546 m2. Met deze oppervlakten en de gemiddelde kengetallen van fase A, B en C wordt de inrichting van fase X bepaald. Omdat in de huidige situatie in fase X geen oppervlaktewater aanwezig is, is er ook geen water om uit te breiden. Daarom wordt ervan uitgegaan dat er geen nieuw water aangelegd wordt in deze fase.
Waterkwaliteit en ecologie
De functies die in het onderzoeksgebied worden beoogd beïnvloeden de kwaliteit van het grondwater niet negatief. Bij bebouwing worden geen uitlogende of milieubelastende materialen gebruikt. Er komen geen nieuwe vervuilende functies in het onderzoeksgebied.
Het oppervlaktewatersysteem wordt op enkele locaties vergroot om de toename aan verharding te compenseren. Grotere wateroppervlakken warmen minder snel op in de zomer. Dit is positief voor de waterkwaliteit.
In de huidige situatie zijn veel oevers in het gebied voorzien van een harde beschoeiing. Diverse watergangen worden natuurvriendelijk ingericht met rietzones wat positief is voor de waterkwaliteit.
In het project wordt energie uit oppervlaktewater gebruikt ten behoeve van klimatisering van de woningen. Voor dit systeem is inmiddels een vergunning verleend.
Naast het duurzaam onttrekken van warmte hebben de WKO/EOW systemen de volgende voordelen op het watersysteem in de directe omgeving:
Ten behoeve van het EOW-systeem dienen binnen het onderzoeksgebied enkele voorzieningen aangelegd te worden in het watersysteem: een stuw, inlaatpunt en uitlaatpunt. Daarnaast wordt een bestaande stuw hierbij benut.
De toepassing van de zuidwestelijke EOW is sterk afhankelijk van de balans in het WKO-systeem. Indien blijkt dat vanuit de energiebalans deze zuidwestelijke EOW niet gerealiseerd zal worden zullen alternatieve verbetermaatregelen nodig zijn om de waterkwaliteit te borgen. De toepassing van bijvoorbeeld een fontein is dan een mogelijk en voor gemeente en Hoogheemraadschap van Rijnland acceptabel alternatief.
Afvalwater en hemelwater
Het afvalwater en hemelwater worden afgevoerd via riolering. In de toekomstige situatie blijft de riolering bestaan uit een gescheiden stelsel. Waar gebruik gemaakt kan worden van bestaande riolering wordt deze gehandhaafd, en waar nieuwe riolering of vervanging van riolering nodig is wordt nieuwe riolering aangelegd.
Afvalwater
Bij nieuwbouw dient, volgens het gemeentelijk rioleringsplan, het afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden te worden4. Het afvalwater wordt reeds gescheiden aangeboden. Volgens Hoogheemraadschap van Rijnland is geen verbeterd gescheiden stelsel noodzakelijk waarbij de ‘first- flush’ alsnog naar de RWZI gaat.
In het rioleringsplan van gemeente Haarlemmermeer is voor dit gebied het volgende opgenomen:
In de toekomstige situatie wordt het bedrijvendeel in gebied Beukenhorst West voor een groot deel ontwikkeld tot woningbouwlocatie. Daarbij wordt op dit moment uitgegaan van maximaal 4.000 te realiseren appartementen. Dit aantal is nog niet definitief en is dus nog aan wijzigingen onderhevig. Op basis van het Rioleringsplan van Civilink, versie 1.1 d.d. 14 december 2018 wordt een DWA belasting verwacht van circa 143 m3/h.
Hemelwater
Uit het rioleringsplan wordt geconcludeerd dat:
“Het bestaande HWA-stelsel in Beukenhorst West voert rechtstreeks af naar oppervlaktewater, zonder zuiverende voorziening. Het bestaande HWA-stelsel wordt voor een deel gehandhaafd en wordt uitgebreid in de nieuwe situatie met een Drainagetransport-riolering. Op het stelsel voert de openbare ruimte af, en eventueel panden die niet aan open water liggen. Panden die aan open water grenzen, worden beoogd rechtstreeks af te voeren naar oppervlaktewater. Om de belasting op het oppervlaktewatersysteem te beperken worden de binnentuinen van panden deels onverhard uitgevoerd."
Voor een verdere verdieping van de toekomstige riolering (afvalwater en hemelwater) met bijbehorende dimensies en capaciteit wordt doorverwezen naar het Rioleringsplan van Civilink. Het HWA stelsel in het gebied is dusdanig ontworpen dat beperkt water op straat wordt berekend. Aanvullend op de gangbare ontwerpnormen is de water op straat situatie getoetst met een bui zoals gehanteerd in de stresstest van de gemeente Haarlemmermeer. Deze bui zal niet leiden tot overlast in panden.
Beheer en onderhoud
Bij het vergroten van bestaande waterpartijen moet rekening gehouden worden met toekomstig beheer en onderhoud van het water. Hiervoor moet langs het water een strook vrij gehouden worden als onderhoudsstrook. Bij primaire watergangen moet de onderhoudsstrook 5 m breed zijn en bij overige wateren volstaat een onderhoudsstrook van 2 m breed. In het onderzoeksgebied komen alleen overige wateren voor waarbij een 2 m brede strook volstaat.
Volgens de “Legger” van HHvR voert het HHvR het onderhoud aan de watergangen uit met een maaiboot. Op dit onderhoud zijn de genoemde waterpeilen van invloed evenals de volgende kunstwerken:
Klimaatbestendigheid
Het watersysteem functioneert naar behoren in de huidige situatie. In het kader van de klimaatveranderingen, is het noodzakelijk de openbare ruimte klimaatrobuust in te richten. Hiervoor zijn de volgende uitgangspunten van toepassing.
Opvang piekbuien
In delen waar de openbare ruimte niet grenst aan oppervlaktewater worden onder andere de groenstroken ingericht als potentiële berging voor water. Deze groenstroken krijgen een slokop naar het HWA riool voor situaties waarbij de aanvoer de bergende capaciteit van de groenstroken overtreft.
De inrichting is dusdanig dat bij optreden van water op straat een afstroming ontstaat van gebouwen af richting oppervlaktewater, groenstroken of andere locaties waar geen schade kan ontstaan. Extra aandacht wordt daarbij besteed aan ingangen van parkeergarages, waar middels maaiveldinrichting wordt voorkomen dat water binnen kan stromen.
Natuurlijke afwatering
Daar waar mogelijk wordt in het gebied rechtstreeks en oppervlakkig afgevoerd naar oppervlaktewater. Dit principe wordt toegepast op de locaties waar een watergang is gelegen direct naast een verhardingsbaan.
Natuurvriendelijke oevers
Daar waar een watergang of –waterpartij grenst aan een groenstrook/-zone, wordt het talud zoveel mogelijk natuurvriendelijk aangebracht.
Peilfluctuaties
Voor de toekomstbestendigheid van het watersysteem in de Haarlemmermeer, dient het waterpeil in de toekomst tot 20 cm te kunnen zakken of stijgen. Met een streefpeil van -5,87 m NAP betekent dit dat het waterpeil kan fluctueren tussen de -6,07 m NAP en -5,67 m NAP.
De mogelijke peilfluctuatie hebben wel gevolgen voor de bestaande duikers en te handhaven kunstwerken. De duikers worden niet vervangen, en bij peilfluctuaties hebben deze geen optimale hoogteligging meer. Verder heeft de bestaande (te handhaven) verkeersbrug tussen de Jupiterstraat en Neptunusstraat (KW03-20) bij een peilverhoging geen doorvaarthoogte meer van 1,0 m.
Blok 3-4 wordt volgens afspraken met het Hoogheemraadschap van Rijnland ontwikkeld en uit de waterparagraaf volgen geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Rondom hoge gebouwen kan windhinder optreden. Er kan sprake zijn van verhoogde windsnelheden, die het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam kunnen maken. Op grond van onderzoek (computeranimatie of windtunnelonderzoek) kan vooraf worden vastgesteld of bij een bepaald stedenbouwkundig ontwerp windhinder zal optreden en zo ja, welke maatregelen kunnen worden getroffen om windhinder te voorkomen of te beperken. Ter voorkoming van windhinder kunnen maatregelen worden genomen in de openbare ruimte of aan het gebouw zelf.
Middels voorliggend bestemmingsplan wordt een grotere bouwhoogte toegestaan dan in de bestaande situatie het geval is. De maximale bouwhoogte is gesteld op 43 meter. Daarmee is sprake van hoogbouw.
Op 2 februari 2018 is door DPA Cauberg Huygen is in samenwerking met Actiflow BV voor het plangebied ‘Hyde Park’ te Hoofdorp een windstudie conform NEN 8100:2006 uitgevoerd op basis van berekeningen met Computational Fluid Dynamics (CFD). Kavel 3-4 is daarin opgenomen.
Figuur 5.17. Beoordeling windcomfort conform NEN 8100
Berekeningsresultaten kort samengevat:
Het windonderzoek uis uitgevoerd op basis van het stedenbouwkundig plan voor geheel Hyde Park. Rondom blok 3-4 is over het algemeen een windklimaat dat valt binnen de klassen A t/m C. Voor de zuidzijde van blok 3-4, geldt op de hoek een windklimaat D/E. Bij de verdere uitwerking van het definitieve ontwerp kunnen daar verbeteringen aangebracht worden ten behoeve van het windklimaat. Voor het bestemmingsplan levert het windklimaat onderzoek geen belemmeringen op.
Binnen Nederland worden er geen formele eisen gesteld aan de bezonning van woningen of andere bouwwerken. Gemeenten zijn dus vrij om hun eigen eisen te stellen aan de bezonning. Wel bestaan er de zogenaamde 'lichte' en 'strenge' TNO-norm voor bezonning van woonkamers. Deze vinden hun oorsprong in het woonwaarderingsstelsel uit 1962. Volgens de lichte TNO-norm is er sprake van een voldoende bezonning bij tenminste 2 mogelijke bezonningsuren/dag in de periode van 19 februari t/m 21 oktober (gedurende 8 maanden) ter plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam. Volgens de strenge TNO-norm is er sprake van een goede bezonning bij tenminste 3 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 21 januari t/m tot 22 november (gedurende 10 maanden) ter plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam. Gemeenten met eigen bezonningseisen hebben deze meestal gebaseerd op de lichte TNO-norm.
Door MVRDV is op 28 januari 2022 een bezonningsstudie (zie Bijlage 15 Bezonningsstudie) uitgevoerd. Hierbij is getoetst aan de ‘lichte’ TNO-norm. Deze ‘lichte’ TNO-norm vereist ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari – 21 oktober (gedurende 8 maanden ) in het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam.
De bezonningsstudie toont aan dat op de gevels van de gebouwen aan de Kruisweg minimaal 3 uur zon valt. Hiermee wordt voldaan aan de ‘lichte’ TNO-norm.
Bezonning vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan Hyde Park blok 3-4.
De Wro stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.
In het geval van voorliggend bestemmingsplan waarmee de bouw van blok 3-4 gerealiseerd kan worden is het kostenverhaal anderszins verzekerd door het afsluiten van een anterieure overeenkomst.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van bewoners en andere belanghebbenden. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan een breed gedragen en haalbaar bestemmingsplan. Bij het vooroverleg met de reguliere overlegpartners worden daarom ook de dorps- en wijkraden van het plangebied betrokken. De reacties uit zowel het vooroverleg als de zienswijzenperiode worden voorzien van een beantwoording en afgewogen in het bestemmingsplan.
Tussen mei 2017 en mei 2018 hebben betrokkenen bij Hoofddorp-Centraal, andere omwonenden en andere belangstellenden hun mening kunnen geven over de plannen in ontwikkeling voor Hyde Park. Direct omwonenden waren kritisch over de plannen van Hyde Park. De hoogte, bezonning, dichtheid, stedelijkheid, drukte, parkeerdruk en verkeersdrukte waren de belangrijkste onderwerpen. Na een aantal overleggen met de Kruiswegbewoners, is het aantal bouwlagen op diverse plekken met drie tot vier bouwlagen verminderd ten opzichte van het initiële plan.
De laatste jaren wordt vooral aandacht besteed aan de communicatie met de omgeving over het vervolg van het proces, de sloop- en bouwwerkzaamheden. Deze omgevingscommunicatie gaat over het werk in uitvoering in Hyde Park (gebouwen en openbare ruimte): slopen en bouwen. De direct omwonenden, (zakelijke)gebruikers en passanten van Beukenhorst-West weten wat er gebeurt (op hoofdlijnen) en bij wie ze moeten zijn met vragen, ideeën of klachten. Het betreft de planning van de sloop, bouw, mijlpalen, veiligheid, omleidingen Connexxion, enz. Dat verloopt via Hyde Park. Informatie met wegafsluitingen en omleidingen worden ook door gemeente Haarlemmermeer gecommuniceerd.
In februari 2021 heeft Hyde Park Hoofddorp B.V. een intentieovereenkomst gesloten met studentenhuisvester Duwo voor de realisatie van ca. 500 studentenwoningen. Een persbericht hierover is in februari 2021 door diverse media opgepikt.
In nieuwsbrieven van de gemeente en op de website is eind 2021 gecommuniceerd over de komst van studentenwoningen in Hyde Park op de locatie van blok 3.4.
Op 28 februari 2022 heeft het bestuur van de Vereniging Maak Beukenhorst Mooi (MBM) kennis kunnen nemen van de plannen en heeft het bestuur een toelichting gekregen van Hyde Park Hoofddorp B.V.
Een voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de rijksoverheid, de provincie en het waterschap. Niet in alle gevallen is het echter nodig een voorontwerpbestemmingsplan voor te leggen aan provincie en rijk. Alleen als er rijks- of provinciale belangen in het geding zijn is vooroverleg nodig. In voorliggende geval heeft gemeente Haarlemmermeer ervoor gekozen het plan aan het Hoogheemraadschap voor te leggen. Zo is de Watertoets op 27 januari 2022 aangeboden alleen aan het Hoogheemraadschap van Rijnland.
PM
PM
De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.
Op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke gegevens ingetekend. Er wordt onderscheid gemaakt in (dubbel)bestemmingen en aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. De op de verbeelding opgenomen bestemmingen zijn in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door deze standaarden wordt de kleur en de codering van de bestemmingen bepaald. De bestemmingen zijn op het renvooi weergegeven in alfabetische volgorde. Elke op de verbeelding weergegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsregel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt en bebouwd mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen in samenhang met de regels, geven duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Het eerste hoofdstuk bevat inleidende regels. In artikel 1 is een aantal in de regels gehanteerde begrippen gedefinieerd. In artikel 2 is de wijze van meten vastgelegd met betrekking tot de verschillende hoogte en oppervlakte van gebouwen.
Wonen
Het plangebied bestaat uit appartementengebouwen. Deze woningen zijn bestemd als ‘Wonen – Gestapeld’ waarbij het hoofdgebouw binnen het bouwvlak valt. Binnen de woonbestemmingen is het toegestaan om een beroep dan wel bedrijf aan huis in en bij de woning te hebben. Dit gebruik dient wel ondergeschikt te zijn aan de primaire functie wonen in het hoofdgebouw. Om dat objectief te begrenzen, zijn maten opgenomen. Ook mag het gebruik niet leiden tot een voor de woonomgeving onaanvaardbare situatie wat betreft geluid, verkeersveiligheid en parkeerdruk. Daarnaast zijn bijzondere bepalingen op genomen ten aanzien van ondergeschikte voorzieningen, de overkluizing ter plaatse van het bestaande water en het aandeel onverhard oppervlakte in de binnentuin.
In het plan worden geen dubbelbestemmingen opgenomen.
In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele plangebied en alle andere regels in het bestemmingsplan. Ook de parkeerregels zijn opgenomen in dit hoofdstuk. In deze regel wordt dynamisch verwezen naar het geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer. Dit heeft tot gevolg dat, indien in het kader van het bestemmingsplan gebouwd kan worden, op basis van het bestemmingsplan altijd het op dat moment actuele geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer gehanteerd moet worden bij het verlenen van de benodigde omgevingsvergunning. Ondanks dat de parkeervoorzieningen voor Blok 3-4 niet op eigen terrein gerealiseerd worden, maar in een parkeergarage buiten het kavel van Blok 3-4 zullen op basis van het geldende parkeerbeleid parkeerplaatsen gereserveerd worden.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een bouwvergunning is verleend, worden gebouwd zolang de afwijking maar niet wordt vergroot en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd.
Ook het gebruik van gronden en de daarop staande opstellen dat - op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt - afwijkt van de gegeven bestemming, is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voortgezet of gewijzigd in een ander gebruik, zolang de afwijking van het bestemmingsplan niet wordt vergroot.
Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan is het juridische instrument om te bepalen welke ruimte voor welke bouw- en gebruiksactiviteiten aangewend mag worden. In dit bestemmingsplan zijn voorschriften opgesteld waarbij het bestaande gebruik van gebouwen en bouwwerken in principe het uitgangspunt vormt. Dit betekent dat de huidige situatie in regels is vastgelegd. Het handhavingsbeleid is erop gericht dat deze regels ook worden nageleefd. Het bestemmingsplan bindt zowel burgers als de gemeente en is dan ook de basis voor handhaving en handhavingsbeleid.
Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde manier aan het plan gehouden te worden.
Met deze oogmerken is in het bestemmingsplan allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van de regels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter de mogelijkheden om in de praktijk toe te zien op de naleving van het bestemmingsplan. Onder handhaving wordt niet alleen het repressief optreden verstaan, maar ook preventie en voorlichting. Repressief optreden bestaat uit toezicht en opsporing en in het verlengde daarvan - na afweging van belangen waaronder de effectiviteit van optreden - correctie, bestaande uit sancties en maatregelen. De sancties en maatregelen kunnen bestaan uit het stilleggen van activiteiten, aanschrijvingen, bestuursdwang, strafrechtelijk optreden en de dwangsom. Preventief handelen bestaat uit voorlichting en vooroverleg voor het indienen van een aanvraag om een vergunning en voorts het weigeren van de vergunning en eventuele afwijkingen.