direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoofddorp Lincolnpark Tweede Fase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Tussen Hoofdvaart, Spoorlaan, bedrijventerrein De President en de Bennebroekerweg ontstaat een bijzondere wijk: Lincolnpark. Deze wijk wordt een leefbare mix van wonen, werken, onderwijs en ontspanning. Lincolnpark wordt een toekomstbestendige wijk, innovatief en circulair en met betrokken en verantwoordelijke inwoners.

Haarlemmermeer kampt met woningtekort. Met de vaststelling van het nieuwe woonbeleid (Woonbeleidsprogramma Haarlemmermeer 2019-2025: Het verschil maken) is bepaald dat het tempo van de nieuwbouw fors moet worden versneld, dat er meer woningen moeten worden gebouwd, en dat het type woningen beter moet aansluiten bij de vraag. Het plangebied is in eigendom van de gemeente en in 2007 bestemd als onderdeel van het bedrijventerrein De President. Dit deel van het bedrijventerrein is, mede als gevolg van de economische crisis, nog niet gerealiseerd en is in gebruik als landbouwgrond. Door de grote behoefte aan woningen is besloten om in plaats van een bedrijventerrein een nieuwe woonwijk te realiseren op deze locatie. Lincolnpark maakt onderdeel uit van de ontwikkeling van Hoofddorp Zuid-Oost en is als deelproject opgenomen op de Essentiekaart De Parken (zie paragraaf 2.1.1.1).

De wijk, Lincolnpark, bestaat uit twee fases. De Eerste Fase bestaat uit 225 sociale huurwoningen. Dit deel is in 2020 opgeleverd. Het merendeel van de woningen en de benodigde voorzieningen wordt gerealiseerd in de Tweede Fase. In dit deel worden maximaal 1.800 woningen gerealiseerd samen met scholen, winkels en kleine bedrijven.

Duurzame en circulaire ambities staan centraal in Lincolnpark. De ambities verhouden zich niet alleen tot klimaattechnische duurzaamheid, maar ook sociale duurzaamheid. In het document Projectdoelstellingen Duurzame en Circulaire Wijk van de Toekomst, Lincolnpark Tweede Fase (april 2020) zijn deze doelstellingen verder uitgewerkt. Samenvattend zijn dit de doelen:

  • 1. Lincolnpark is energieneutraal
  • 2. Lincolnpark is sociaal duurzaam en inclusief
  • 3. Lincolnpark biedt een gezonde leefomgeving
  • 4. Lincolnpark is circulair
  • 5. Lincolnpark is klimaatbestendig, biodivers, flexibel en adaptief

Op verschillende manieren wordt invulling gegeven aan deze ambities. Zo wordt het gebied autoluw ingericht met een lage parkeernorm. Parkeren kan in de servicehub waar men ook gebruik kan maken van deelauto's. In het ontwerp van de wijk wordt rekening gehouden met wateropvang, door wadi's te creëren tussen de eilanden. De biodiversiteit wordt bevorderd door verschillende biotopen aan te leggen op elk eiland, met elk een ander karakter. Tevens wordt Lincolnpark verbonden met andere waardevolle groengebieden in de buurt, zoals PARK21 en de Toolenburgerplas.

De wijk zal bestaan uit verschillende eilanden met elk een ander karakter en typologie. Hierdoor kunnen verschillende soorten woningen gerealiseerd worden, welke diverse doelgroepen aanspreken, jong en oud, alleenstaand en gezin. In de structuur wordt rekening gehouden met veel ruimte voor langzaam verkeer, groen en ontmoetingsplekken. Dit heeft een positieve impact op de sociale structuur en leefbaarheid.

De gemeente Haarlemmermeer heeft in het stedenbouwkundig plan de hoofdlijnen van Lincolnpark geschetst (bijlage 4). In het beeldkwaliteitsplan worden de eisen beschreven met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit (bijlage 13). Voor de uitwerking van de wijk wil de gemeente samenwerken met marktpartijen om zo hun innovatiekracht te benutten. De kaders van het stedenbouwkundig plan zijn in dit bestemmingsplan vertaald, waarin mogelijkheden en ontwikkeling gestimuleerd worden en de ambities en doelen van Lincolnpark gewaarborgd blijven. Na vaststelling vormt dit de planologische basis voor de verdere ontwikkeling.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in het zuiden van Hoofddorp, tussen Hoofdvaart, Spoorlaan, bedrijventerrein De President (in ontwikkeling) en de Bennebroekerweg. Het plangebied maakt onderdeel uit van de ontwikkeling Lincolnpark en voorziet in de realisatie van de Tweede Fase van 1.800 woningen. Het gebied is ongeveer 30 hectare groot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0001.png"

Figuur 1.1: Luchtfoto van het plangebied, blauw omlijnd (bron: Luchtfoto, 2020)

1.3 Doel en planvorm

De doelstelling van het bestemmingsplan Hoofddorp Lincolnpark Tweede Fase is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor het plangebied zoals beschreven in paragraaf 1.2.

Het bestemmingsplan biedt de kaders voor de nieuwe woonwijk. Hierbij wordt een globale aanpak gehanteerd met directe bouwtitels. Dit biedt de mogelijkheid om de wijk de komende jaren gefaseerd te ontwikkelen, waarbij enerzijds genoeg flexibiliteit in het plan zit om in te kunnen spelen om maatschappelijke en economische veranderingen en anderzijds de rechtszekerheid in het plan is gewaarborgd. Het plan bestaat uit twee bestemmingen die elk het karakter en de mogelijkheden van het deel van het gebied weergeven. De hoofdverkeerswegen worden geregeld middels een aanduiding en maatvoeringen geven de maximale hoogten aan. Het maximum aantal woningen is voor het gehele plangebied vastgelegd op 1.800 wooneenheden.

1.4 Geldende bestemmingsplannen en regelingen

Het bestemmingsplan Hoofddorp Lincolnpark Tweede Fase/ vervangt – geheel of voor een gedeelte – de volgende bestemmingsplannen:

Plannaam   Vastgesteld   Onherroepelijk  
Hoofddorp De President   16-11-2006   13-04-2007  

Ter plaatse van het plangebied gelden verschillende bestemmingen. De voornaamste bestemming is 'Bedrijven'. De voor 'Bedrijven' aangewezen gronden zijn o.a. bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • b. ondersteunende bedrijven gericht op de dienstverlening aan bedrijven;
  • c. bedrijfsverzamelgebouwen;
  • d. een ambulancedienst;
  • e. een fitnesscentrum;
  • f. ter plaatse van de aanduiding (R) mede voor een restaurant;
  • g. één hotel;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen;
  • j. groenvoorzieningen en water.

Binnen het plangebied liggen gronden met de bestemming 'Verkeersdoeleinden', 'Groen' en 'Water'. Deze zijn bestemd voor de afwikkeling van verkeersstromen, groenvoorzieningen en waterlopen en waterpartijen ten behoeve van de waterhuishouding.

In het zuiden is een klein deel van de grond bestemd als 'Woonboerderij'. Hierdoor kan tijdelijk worden afgeweken van het gebruik t.b.v. de kerkgenootschap. Deze bestemming maakt hiermee wonen mogelijk.

Ter plaatse van het projectgebied geldt tevens een drietal paraplu bestemmingsplannen 'Parapluplan parkeerregels', 'Parapluplan Datacenters' en 'Parapluplan wonen' en het voorbereidingsbesluit 'Voorbereidingsbesluit biomassacentrales 2021'.

Plannaam   Vastgesteld  
Parapluplan parkeerregels   04-10-2018  
Parapluplan datacenters   22-10-2020  
Voorbereidingsbesluit biomassacentrales 2021   05-11-2020  
Parapluplan wonen   10-03-2020  

De regels uit het Parapluplan parkeerregels en het Parapluplan wonen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. Voor de functie wonen zijn voor het plangebied specifieke parkeernormen uitgewerkt in het Mobiliteitsplan (zie paragraaf 4.4.2 en bijlage 1).

1.5 Planproces

Een bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het voorontwerpbestemmingsplan wordt ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor advies voorgelegd aan Rijk, provincie, waterschap en andere overlegpartners. Binnengekomen reacties uit het wettelijk vooroverleg worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan kan eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar maken. De ingediende zienswijzen worden afgewogen in het vast te stellen bestemmingsplan.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Gedurende deze terinzagelegging kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6 Leeswijzer

Het tweede hoofdstuk van deze toelichting geeft een beeld van de bestaande situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid en de regelgeving en de invloed hiervan op het bestemmingsplan. Het vierde hoofdstuk gaat in op de nieuwe situatie met de te verwachten ontwikkelingen en de gewenste ruimtelijk-functionele structuur. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de onderzoeksgegevens en beperkingen. In het hoofdstuk zes komt de uitvoerbaarheid aan bod en in het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving huidige situatie

2.1 Ruimtelijke structuur

2.1.1 Ruimtelijke ontwikkelingen

Het plangebied is in 2007 bestemd als bedrijventerrein. Het geplande bedrijventerrein 'De President' is mede als gevolg van de economische crisis nog niet ontwikkeld. Het plangebied bestaat daarom feitelijk nog altijd uit agrarische grond. In de structuurvisie Hoofddorp 2030 is de mogelijkheid besproken om op het westelijk deel van 'De President' woningbouw te realiseren. Aangezien het huidige bestemmingplan is toegesneden op de ontwikkeling van een bedrijventerrein, is voor de ontwikkeling van Lincolnpark een nieuw bestemmingsplan nodig.

2.1.1.1 De Parken

De ontwikkeling Lincolnpark is onderdeel van een grote gebiedsontwikkeling, genaamd De Parken. Hiertoe behoren Tudorpark, Victoriapark, Lincolnpark, Nassaupark, Rooseveltpark en De President 1.2 en 2.0. De ruimtelijke visie gaat in op de opgaven op het gebied van woningbouw, voorzieningen, infrastructuur, duurzame gebiedsontwikkeling, water en groen. De Parken is bedoeld om de samenhang en relatie tussen de gebieden weer te geven om meerwaarde te creëren voor de ontwikkeling van het totale gebied. Op deze manier wordt de samenhang en de kwaliteit van het gehele gebied gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0002.png"Figuur 2.1: Overzicht van De Parken (bron: De Parken Essentiekaart Hoofddorp zuid oost, 2017)

2.1.2 Bebouwingsstructuur

Het plangebied bestaat uit agrarische grond en is onbebouwd. In het gebied is de polderverkaveling zichtbaar.

2.1.3 Ontsluitingsstructuur

In het plangebied zelf is geen ontsluitingsstructuur aanwezig. Het gebied wordt omringd door verschillende wegen, namelijk de Hoofdweg Oostzijde, Bennebroekerweg, Johan Enschedélaan en Spoorlaan. De Hoofdweg Oostzijde ligt langs de Hoofdvaart en is een lange lijn in de polder met bebouwing, die zich kenmerkt door een losse korrel met diverse bebouwingsvolumes. Oorspronkelijk werd deze bebouwing rondom een erf gesitueerd. De Johan Enschedélaan vormt de ontsluitingsroute voor Lincolnpark Eerste Fase.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0003.png"

Figuur 2.2: Ligging plangebied (bron: Ruimtelijke uitgangspunten Lincolnpark Tweede Fase, 2020)

2.1.4 Water- en groenstructuur

Het plangebied bestaat uit agrarische gronden die gekenmerkt worden door een verkavelingsstructuur met polderlinten die van noord naar zuid lopen en dwarslinten die van oost naar west lopen. De watergangen creëren verschillende vlakken. Zie figuur 2.3 voor een plattegrond van de bestaande watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0004.jpg"

Figuur 2.3: Bestaande watergangen (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

Lincolnpark Tweede Fase wordt omringd door waardevolle groengebieden. In het nieuwe ontwerp wordt de biodiversiteit vergroot en verbinding gemaakt met de omliggende gebieden (zie figuur 2.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0005.png"

Figuur 2.4: Lincolnpark als schakel naar andere ecologisch waardevolle gebieden (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

2.2 Functionele structuur

Het plangebied is bestemd als bedrijventerrein, maar maakt hier functioneel gezien geen onderdeel van uit. In het noordelijk gebied zijn bedrijven gevestigd. Het zuidelijk deel, waar Lincolnpark Tweede Fase wordt gerealiseerd, bestaat uit agrarische gronden. Aan de Bennebroekerweg staat een historische boerderij, de Hillegondshoeve, uit 1857. Dit is een van de eerste boerderijen die is gebouwd in de Haarlemmermeerpolder en is van groot sociaal-historisch belang. De boerderij maakt geen onderdeel uit van het plangebied.

Lincolnpark Tweede Fase ligt op de overgang van de stedelijke bebouwing van Hoofddorp. Dit open gebied wordt gekenmerkt door een typische rechthoekige polderverkaveling, waarbij de waterlopen en de infrastructuur in lange rechtstanden het landschap doorsnijden.

Direct ten zuiden van het plangebied wordt PARK21 ontwikkeld. Een park met ruimte voor sport en ontspanning, landbouw, innovatie, educatie en veel groen. Het park ligt tussen Hoofddorp en Nieuw Vennep en wordt 1.000 hectare groot. Zo is er genoeg ruimte voor iedereen om hier te ontspannen en te ontmoeten. Door de ligging tussen de twee plaatsen vormt het park een groene verbinding. Verschillende wandel- en fietspaden zorgen voor een goede en veilige verbindingen naar het park. Het eerste deelgebied is al aangelegd.

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten staan hierin centraal:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:

  • Combinaties van functies hebben voorrang op enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Tot het moment dat de Omgevingswet ingaat (verwacht 1 juli 2022) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie paragraaf 3.1.2). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zie paragraaf 3.1.3).

Toetsing

Duurzaamheid speelt een belangrijke rol in Lincolnpark Tweede Fase. De ontwikkeling is gebaseerd op vijf doelstellingen die bijdragen aan klimaatadaptatie, circulariteit, energietransitie en een gezonde leefomgeving. De wijk wordt ontwikkeld voor verschillende doelgroepen, zoals jongeren, ouderen, alleenstaanden en gezinnen. Werken en wonen worden afgewisseld, wat zorgt voor een leefbare dynamiek. De stedenbouwkundige structuur is adaptief, waardoor rekening kan worden gehouden met veranderende omstandigheden en (toekomstige) behoeften van bewoners en gebruikers. De ontwikkeling draagt hiermee bij aan de prioriteiten van de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staat een aantal onderwerpen waarvoor het Rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte regels stelt. Voor gemeente Haarlemmermeer is hierin van belang:

  • Toekomstige uitbreiding van het hoofdwegennet en hoofdspoorwegennet;
  • De ruimte reservering voor de parallelle Kaagbaan;
  • Zones onder hoogspanningsverbindingen worden gevrijwaard;
  • Aan de provincies is opgedragen om Natuurnetwerk Nederland (NNN) te beschermen;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament krijgen ruimtelijke bescherming;
  • Nationale landschappen, zoals het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, worden ruimtelijk beschermd;
  • Kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking en voor de bufferzones.

Toetsing

De regels uit het Barro hebben geen invloed op de beoogde ontwikkeling (zie figuur 3.1)

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0006.png"

Figuur 3.1: Uitsnede Barro (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, 2017) is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

De begrippen “bestaand stedelijk gebied” en “nieuwe stedelijke ontwikkeling” zijn opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro.

De 'behoefte' is de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar - looptijd van een bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De Ladder bepaalt niet voor welke regio de behoefte in beeld moet worden gebracht. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De afbakening van het onderzoeksgebied is dus afhankelijk van het beoogde programma in het bestemmingsplan.

De Ladder biedt de mogelijkheid om in geval van een globaal bestemmingsplan met uitwerkingplichten en/of wijzigingsbevoegdheden, in het moederplan te bepalen dat het Ladderonderzoek pas hoeft te worden verricht bij vaststelling van het uitwerkingsplan of het wijzigingsplan.

Conclusie

Dit bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De toetsing hiervan is opgenomen in paragraaf 3.2.18.

3.1.4 Luchthavenindelingbesluit Schiphol

De ruimtelijke consequenties van het rijksbeleid voor Schiphol zijn geformuleerd in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting.

De gemeente zorgt ervoor dat nieuwe inwoners in een zo vroegtijdig mogelijk stadium deugdelijk en objectief geïnformeerd worden over geluidsbelasting en mogelijke hinder door vliegtuiggeluid (of –uitstoot en kerosinegeur) door de aanwezigheid van de luchthaven Schiphol.

Toetsing

In paragraaf 5.11 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en de beperkingen van het LIB voor dit bestemmingsplan.

3.1.5 Nationaal waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan (2015) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Het Nationaal Waterplan gaat in op het robuust en toekomstgericht inrichten van het Nederlands watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. De volgende onderdelen komen in het plan naar voren:

  • De Deltabeslissingen (waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie); 
  • De Beleidsnota Noordzee;
  • De verankering van afspraken die betrekking hebben op water vanuit het Energieakkoord;
  • De Natuurvisie;
  • De Internationale Waterambitie;
  • De geactualiseerde plannen en maatregelenprogramma's om te voldoen aan de Europese eisen voor waterkwaliteit, overstromingsrisico's en het mariene milieu.

Het plan omvat een integrale benadering door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving.

Toetsing

Het Nationale Waterplan is niet van invloed op de ontwikkeling (zie figuur 3.2). Het plan houdt rekening met de waterhuishouding. In paragraaf 4.2.2 en 5.1 wordt hier verder op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0007.png"

Figuur 3.2: Uitsnede van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

3.1.6 Samen bouwen aan bereikbaarheid

Het Rijk werkt samen met de regionale partijen uit de MRA aan een programma “Samen bouwen aan bereikbaarheid”.

Het hoofddoel van het programma is: het versterken van de economie in de Metropoolregio Amsterdam door aanpak van urgente bereikbaarheidsopgaven,

  • met focus op deur-tot-deur bereikbaarheid van personen en goederen;
  • met prioriteit voor de economische toplocaties;
  • en in samenhang met de verstedelijkingsopgave.

Een van de programmalijnen heeft betrekking op het gebied tussen Amsterdam-Zuid en Hoofddorp. Dit gebied heeft alle potentie om uit te groeien tot dé internationale entree van Nederland. Het is nationaal en internationaal goed verbonden door een uitstekend ov-netwerk en via de luchthaven. Duurzame ontwikkeling van dit gebied - met een goede balans tussen wonen en werken, bereikbaarheid, voorzieningen, groen en internationale oriëntatie - is hierbij van belang.

De programmalijn Zuidwest Amsterdam-Schiphol-Hoofddorp (ZWASH) ontwikkelt de strategie om het gebied te transformeren tot dé internationale entree van Nederland. Het neemt hierbij alle uitdagingen en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van bereikbaarheid, verstedelijking, economie, leefbaarheid en duurzaamheid in ogenschouw.

Toetsing

De ontwikkeling bestaat uit een grootschalige stedelijke ontwikkeling waarbij maximaal 1.800 woningen en voorzieningen worden gerealiseerd. Lincolnpark wordt een dynamische wijk waar wonen en werken naast elkaar kan plaatsvinden. Het gebied is goed bereikbaar door zijn ligging vlakbij de A4 en de buslijn die langs de wijk loopt. Het centraal station van Hoofddorp is op 10 minuten fietsen bereikbaar. Vanaf hier is een snelle verbinding naar Amsterdam en Schiphol. Een verlaagde parkeernorm zorgt voor meer ruimte in de openbare ruimte voor spelen, ontmoeten en groen. In de wijk komen in totaal 9 servicehubs op maximaal 250 meter van mensen hun woning. Hierdoor hoeven mensen niet met hun auto de woonerven op te rijden, wat zorgt voor meer veiligheid en leefbaarheid bij de woningen. Op deze manieren draagt de ontwikkeling van Lincolnpark Tweede Fase bij aan de ambities van ZWASH.

3.1.7 Beleidnota mainport en metropool

Het Rijk heeft in samenwerking met de zogenaamde regiopartijen en de partijen uit de luchtvaartsector een beleidsnota (2016) opgesteld voor de Schipholregio. Deze beleidsnota is een uitwerking van het programma SMASH (Structuurvisie Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer) en is erop gericht de mainport Schiphol en haar regio te versterken en helderheid te bieden wat betreft de mogelijkheden voor de verdere ruimtelijke en infrastructurele ontwikkeling. De nota heeft de ambitie om de kracht en kwaliteiten van de regio verder uit te bouwen, de economische ontwikkeling van de regio en Schiphol te stimuleren en kansen en potenties in de regio beter te benutten. Daarnaast willen de partijen binnen de regio de verwachte woningbehoefte van 440.000 geschatte woningen accommoderen. De kracht en kwaliteit van de Schipholregio komt voort uit de compactheid ervan en haar diversiteit aan functies. De focus ligt hierbij op vier beleidsopgaven:

  • 1. Het versterken van de ruimtelijk-economische structuur
  • 2. Het ruimte bieden voor verstedelijking, kwaliteit van leefomgeving en leefbaarheid
  • 3. Het ruimte bieden voor verdere ontwikkeling van een veilige, concurrerende en duurzame luchtvaart in combinatie met een optimale netwerk- en mainportkwaliteit
  • 4. Meer en betere samenwerking tussen Rijk, regio, marktpartijen en luchtvaartsector

Toetsing

Mainport Schiphol en metropoolregio Amsterdam streven om in economisch opzicht tot de internationale top te blijven behoren. Economische groei is gediend bij een gebied met hoge woonkwaliteiten en leefbaarheid. De ontwikkeling van Lincolnpark Tweede Fase draagt bij aan duurzame, sociale en toekomstbestendige leefomgeving. Het voorziet in maximaal 1.800 woningen, wat aansluit bij de woningvraag. Hiermee sluit het initiatief aan bij de beleidsnota.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (2018) is het integrale provinciale beleidsplan voor de gehele provincie Noord-Holland. In deze visie staat beschreven hoe de provincie de ambities wil realiseren voor de belangrijkste ontwikkelingen die op ons afkomen:

  • Klimaatverandering
  • Overgang naar duurzame energie
  • Verdere verstedelijking
  • Bereikbaarheid
  • Gezonde leefomgeving
  • Economische transitie
  • Natuur en biodiversiteit

De hoofdambitie van de provincie is het vinden van een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Met de sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' heeft de provincie de regionale ruimtelijke consequenties van deze ontwikkelingen grotendeels juridisch verankerd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Inmiddels is de PRV in verschillende ronden gewijzigd en opnieuw vastgesteld (zie paragraaf 3.2.2).

Toetsing

Binnen de hoofdambitie zijn enkele deelambities opgesteld, waaronder klimaatadaptatie. De provincie vindt het essentieel om zich zoveel mogelijk te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering, zoals wateroverlast en hittestress. De structuur van de wijk wordt zo ingericht dat overtollig water opgevangen kan worden in wadi's, gelegen tussen de eilanden. Bij extreme regenval kan dit water afgevoerd worden naar de grotere watergangen. In het ontwerp van de wijk wordt veel groen toegevoegd. Dit neemt niet alleen extra water op, maar zorgt ook voor een koele en schaduwrijke omgeving.

Een andere ambitie is inspelen op de energietransitie. Lincolnpark wordt zoveel mogelijk energieneutraal ingericht. Daarbij wordt ingezet op circulariteit door de totale milieubelasting van de materialen te beperken.

Een derde ambitie is om de dynamiek in balans houden binnen de Metropoolregio Amsterdam. De toekomstige wijk creëert niet alleen maximaal 1.800 woningen, waarmee het bijdraagt aan de woningbehoefte, maar zorgt ook voor een leefbare werk- en woonomgeving. Het station van Hoofddorp ligt op ongeveer 10 minuten fietsen. Hiermee zijn ook Amsterdam en Schiphol goed bereikbaar.

3.2.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening Noord-Holland vervangt de bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid is daarbij van belang. De ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland.

 

Toetsing

Voor de ontwikkeling zijn de volgende aspecten relevant:

  • 1. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen;
  • 2. Klimaatadaptatie.

ad. 1 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • 2. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

De beoogde ontwikkeling zorgt voor het tegengaan van het woningtekort in Hoofddorp en de metropoolregio Amsterdam en draagt hiermee bij aan de Omgevingsverordening. De gronden zijn nu in het bestemmingsplan aangemerkt als 'Bedrijven', maar worden gebruikt voor agrarische doeleinden. Met het oog op de toekomstige woningbouw is op 27 maart 2018 door de gemeente Haarlemmermeer de grens van de bebouwde kom verplaatst van het kruispunt Spoorlaan/Van Heuven Goedhartlaan naar het kruispunt Spoorlaan/Nieuwe Bennebroekerweg. Hiermee is de maximumsnelheid verlaagt van 80 km/uur naar 50 km/uur. Conform de Wet geluidhinder zijn gebieden buiten de bebouwde kom buitenstedelijke gebieden. Hiermee is het gebied aan te merken als een binnenstedelijke locatie en sluit het aan bij de ambities van de ladder voor duurzame verstedelijking om binnenstedelijk te ontwikkelen. Verdere toetsing aan de ladder vindt plaat in paragraaf 3.1.3.

ad. 2 Klimaatadaptatie

Artikel 6.62 Klimaatadaptatie

  • 1. De toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico’s van klimaatverandering.
  • 2. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op:
    • a. wateroverlast;
    • b. overstroming;
    • c. hitte; en
    • d. droogte.
  • 3. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de in het tweede lid omschreven risico’s te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
  • 4. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het waterschap in wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt.

Lincolnpark Tweede Fase houdt op meerdere manieren rekening met klimaatadapatie. Wateroverlast wordt tegengegaan door in het ontwerp rekening te houden met de wateropvang en afwatering. Extra groen in de wijk draagt verder bij aan het tegengaan van wateroverlast en tevens hittestress. Een uitgebreide beschrijving van de klimaatadaptieve werking van de ontwikkeling wordt gegeven in paragraaf 4.2.

3.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2018) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad is een belangrijk instrument dat richting geeft aan één van de hoofdbelangen van de provincie: ruimtelijke kwaliteit. De Leidraad is bedoeld om inzichtelijk te maken welke landschappelijke en cultuurhistorische waarden van belang zijn. Daarnaast geeft het inzicht in de landschappelijke karakteristiek en biedt het inspiratie voor een duurzame ruimtelijk kwalitatieve inrichting van het landschap. De doel en de werking van de Leidraad zijn vastgelegd in de PRV en verder is de Leidraad bedoeld als handreiking, welke onderscheid maakt in 'rekening houden met' en 'betrekken bij'.

Toetsing

Het plangebied valt binnen het stedelijk gebied en ligt nabij het landelijk gebied, namelijk 'Droogmakerijenlandschap met verkavelingsrichting' en 'Park21/gepland groen' (zie figuur 3.3). Binnen het gebied moeten ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bijdragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek;
  • bijdragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Voor de structuur en opzet van Lincolnpark Tweede Fase wordt de verkavelingsstructuur gevolgd van het poldergrid. De stedenbouwkundige structuur in het deel van het plangebied dat grenst aan de Hoofdvaart houdt rekening met de gewenste open structuur van losstaande gebouwen (erven) aan de Hoofdvaart. Daarbij wordt de verbinding gezocht met omliggende groengebieden, zoals Park21 om op deze manier de biodiversiteit te vergroten en de leefbaarheid in het gebied te bevorderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0008.jpg"

Figuur 3.3: Overzichtskaart Haarlemmermeerpolder (bron: Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, 2018)

3.2.4 Strategisch beleidskader Economie

In het Strategisch Beleidskader Economie (2016) zijn de hoofdkeuzes gemaakt voor wat betreft de inzet van het provinciaal bestuur voor de regionale economie in Noord-Holland. De volgende missie voor het economisch beleid is geformuleerd: 'Wij maken ons sterk voor welvaart en welzijn in Noord-Holland door een duurzame, vernieuwende en ondernemende economie'. De begrippen 'duurzaam', 'vernieuwen' en 'ondernemend' zijn richtinggevende principes die worden toegepast op vijf economische thema's die vallen onder vestigingsklimaat (werklocaties, bereikbaarheid, arbeidsmarkt, innovatieklimaat en digitale infrastructuur) en op de agrosector en de internationale marketing en acquisitie van bedrijven. Deze vijf thema's zijn verder uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Economie (paragraaf 3.2.5).

3.2.5 Uitvoeringsagenda Economie 2016-2019

De Uitvoeringsagenda Economie (2016) is het uitvoeringsdeel van het Strategisch Beleidskader Economie. De Uitvoeringsagenda heeft de missie geformuleerd tot een doel, namelijk 'werken aan een aantrekkelijk, duurzaam en concurrerend vestigingsklimaat'. De Uitvoeringsagenda wil dit doel en de missie voor het economisch beleid bereiken door te zorgen voor:

  • aantrekkelijke en duurzame werklocaties;
  • goede bereikbaarheid;
    een veerkrachtige arbeidsmarkt;
  • een sterk innovatieklimaat;
  • uitstekende digitale infrastructuur;
  • aantrekken van internationale bedrijven;
  • een sterke en duurzame agrosector.

Toetsing

Lincolnpark Tweede Fase is een stedelijk ontwikkelingsproject waar een levendige mix wordt neergezet van wonen en werken. In het gehele gebied worden verschillende functies toegestaan, zoals bedrijven, horeca, commerciële dienstverlening, kantoren en praktijkruimte. Het Centrumgebied vormt hiermee het zwaartepunt van alle voorzieningen. Hier worden ook twee supermarkten, scholen en een sporthal mogelijk gemaakt. De wijk is gelegen op een aantrekkelijke locatie, dichtbij het station van Hoofddorp en de A4. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan aantrekkelijk en duurzame werklocaties en een goede bereikbaarheid.

3.2.6 Plabeka 3.0 - Ruimte voor werken in de MRA van morgen

Onder het platform bedrijventerreinen en kantoren - Plabeka - vindt regionale afstemming plaats over de kwaliteit en kwantiteit van werklocaties. Plabeka heeft tot doel om voldoende ruimte én kwaliteit van werkmilieus in de MRA te creëren, om zo bij te dragen aan de internationale concurrentiepositie van de MRA. De derde Uitvoeringsstrategie Plabeka (2017) laat zien dat mede onder invloed van schaalverkleining in het bedrijfsleven, digitalisering en verduurzaming er een toenemende populariteit is van meer gemengde multifunctionele gebieden. De toenemende vraag naar multifunctionele gebieden vertaalt zich in de Uitvoeringsstrategie onder meer in een flinke transformatieopgave voor zowel kantoren als bedrijventerreinen.

Toetsing

Lincolnpark Tweede Fase is een multifunctioneel gebied waarin werken en wonen hand in hand gaan. Dit draagt bij aan de ambities in het Plabeka 3.0 door in te spelen op de toenemende vraag naar multifunctionele gebieden.

3.2.7 Detailhandelsbeleid 2015-2020

In het Detailhandelsbeleid (2015) wil provincie Noord-Holland ruimte bieden aan de verdere ontwikkeling van detailhandel, om ook op langere termijn een vitale, dynamische en concurrerende structuur te huisvesten. De missie van de provincie is 'het versterken van de detailhandelstructuur in Noord-Holland'. Daarbij behoren de volgende drie hoofddoelstellingen:

  • een detailhandelstructuur die uitgaat van duurzaam ruimtegebruik;
  • een detailhandelstructuur die bijdraagt aan een vitale regionale economie;
  • een detailhandelstructuur die bijdraagt aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving.


De hoofddoelstellingen zijn vervolgens gespecificeerd in 6 beleidsdoelstellingen:

  • 1. Prioriteit geven aan hoofdwinkelgebieden;
  • 2. Voorkómen van extra leegstand;
  • 3. Internet-afhaalpunten bij voorkeur situeren in bestaande winkelcentra;
  • 4. Een vitale, dynamische en concurrerende detailhandelstructuur, ruimte geven aan kwaliteit;
  • 5. Primaire detailhandel bereikbaar op een aanvaardbare afstand;
  • 6. Detailhandel die bijdraagt aan aantrekkelijke binnensteden.


Toetsing

De beoogde ontwikkeling is een grootschalige stedelijk ontwikkelingsproject van circa 1.800 woningen in de Tweede Fase en 225 woningen in de Eerste Fase. In de wijk worden twee supermarkten en kleinschalige detailhandel mogelijk gemaakt. Dit draagt bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. Detailhandel in de wijk zorgt ervoor dat mensen makkelijk dichtbij hun huis boodschappen kunnen doen. Tevens zorgt een concentratie van detailhandel in het Centrumgebied voor leefbare openbare ruimte waar meer kans ontstaat op spontane ontmoetingen.

3.2.8 Ontwikkelingsperspectief circulaire economie

In het ontwikkelingsperspectief circulaire economie (2017) is beschreven hoe de provincie de transitie naar een circulaire economie wil versnellen. De provincie sluit hierin aan bij de ambitie van het Rijk: in 2030 de helft minder gebruik van primaire grondstoffen en in 2050 volledig over naar een circulaire economie. De kern van het ontwikkelingsperspectief bestaat uit 'creatiesporen'; participatietrajecten waarin iedereen die dat wenst via innovatieve en experimentele methoden wordt uitgenodigd om mee te werken aan een circulaire Noord-Hollandse economie. De provincie heeft per creatiespoor een aantal acties geformuleerd om dit proces zo goed mogelijk te ondersteunen en versnellen. Deze acties zijn uitgewerkt in de bijbehorende actieagenda.

3.2.9 Actieagenda circulaire economie

De actieagenda circulaire economie (2017) werkt zes 'creatiesporen' uit, welke moeten bijdragen aan het doel om in 2050 circulair te zijn. Deze creatiesporen zijn:

  • 1. Innovatie en ondernemerschap
  • 2. Ketenvorming
  • 3. Productie schone grondstoffen
  • 4. Ruimte
  • 5. Regelgeving
  • 6. Circulaire organisatie


Elk van deze 'creatiesporen' is uitgewerkt via een vaste structuur; (1) beleidsaanname, (2) acties, (3) rol en inzet, (4) partijen, (5) wat levert het op? En tot slot (6) de financiële inzet. Onder acties wordt bijvoorbeeld verstaan:

  • Circulaire innovatieprogramma's organiseren
  • Experiment digitaal uitwisselingsplatform voor grondstoffen uitvoeren
  • Ruimtelijk plan voor toekomstige behoefte biomassa
  • Onderzoek naar circulair inkopen, bouwen en beheren
  • MKB loket inrichten voor knellende regels
  • Logistiek ruimtelijke consequenties van circulaire economie onderzoeken

Toetsing

Eén van de ambities van Lincolnpark Tweede Fase is: 'Lincolnpark is circulair'. Dit betekent dat Lincolnpark wordt gerealiseerd met een beperkte inzet van materialen. De waarde van deze materialen blijft behouden tijdens en na het gebruik. De totale milieubelasting van deze materialen wordt geminimaliseerd. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij de actieagenda en het ontwikkelperspectief.

3.2.10 Beleidsagenda Energietransitie 2016-2020

De Beleidsagenda Energietransitie (2016) is opgesteld met als uitgangspunt een bijdrage te leveren aan het behalen van de doelstellingen van het Rijk bij de Klimaattop in Parijs. Uiteindelijk is het doel voor de provincie een volledig duurzame energievoorziening in 2050. De beleidsagenda kent drie beleidslijnen:

  • 1. Energie besparen
  • 2. Duurzame energie opwekken
  • 3. Warmte en koude


Daarbij zijn er twee doorsnijdende thema's die in elk van de beleidslijnen een belangrijke rol spelen, namelijk: op weg naar een nieuw energiesysteem en innovatie. Tot slot geldt een aantal randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden om met het beleid successen te boeken. Dit zijn: Ruimtelijke impact, participatie en communicatie, financiering en monitoring.

Toetsing

Lincolnpark wordt energieneutraal ingericht, wat betekent dat evenveel energie wordt opgewekt als dat er wordt gebruikt. De materialen en grondstoffen die worden gebruikt in Lincolnpark, zijn circulair en hebben een zo laag mogelijke milieubelasting. Er worden zoveel mogelijk bio-based en/of hoogwaardige hergebruikte materialen gebruikt. In de buitenruimte is plaats voor ontmoeting, groen, speelplekken, water, car-sharing, gedeelde (moes)tuinen en energieopwekking. Daarbij ondersteunt Lincolnpark de transitie naar een circulaire economie door de toepassing van business- of financieringsmodellen die het bereiken van duurzame en circulaire doelstellingen bevorderen.

3.2.11 Programma Natuurontwikkeling 2019-2023

Het programma natuurontwikkeling (2018) is één van de uitvoeringsprogramma's onder de provinciale omgevingsvisie. In dit programma beschrijft de provincie de fysieke projecten die worden uitgevoerd om biodiversiteit in Noord-Holland te vergroten en de natuur- en cultuurlandschappen beleefbaar te maken voor bewoners en bezoekers van de provincie. Voor de Haarlemmermeer zijn de volgende projecten van belang:

  • PARK21
  • Groene AS Bovenlanden
  • Groene AS Aalsmeer
  • Houtrakpolder
  • Groene Uitweg: Stelling van Amsterdam-Nieuwe Hollandse Waterlinie

Toetsing

Ecologie vormt een belangrijke basis voor de inrichting en leefbaarheid van Lincolnpark. Het vormt het karakter van de eilanden en verhoogt het woonplezier. Het Lincolnpark is onderdeel van een groter netwerk van groenblauwe ruimten met ecologische waarde. De inrichting en de beplanting van het Lincolnpark dient het netwerk te verbinden en verrijken. Hierin wordt verbinding gezocht met PARK21


afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0009.png"

Figuur 3.4: Lincolnpark als schakel naar andere ecologisch waardevolle gebieden (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

3.2.12 Provinciaal Meerjarenprogramma groen 2018-2022

Het Provinciaal Meerjarenprogramma Groen (PMG, 2017) bevat alle projecten die bijdragen aan doelstellingen van de Agenda Groen (vastgesteld door de Provinciale Staten, d.d. 11-03-2013):

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN): gronden binnen de NNN die nog geen natuur zijn verwerven, inrichten als natuur en in beheer brengen;
  • Natura 2000 en Programmatische Aanpak Stikstof (PAS): het realiseren van instandhoudingsdoelen middels de daarvoor te nemen fysieke maatregelen;
  • Verbindend groen: het aanleggen van natuurbruggen en natuurverbindingen door de gehele provincie, zodat soorten zich makkelijker kunnen verplaatsen. Hiertoe behoort ook het koppelen van de aanleg van natuurverbindingen aan de realisatie van infrastructurele projecten;
  • Natuurcompensatie: compenseren van verlies van natuur- en landschapswaarden bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • Recreatieve verbindingen: het vergroten en verbeteren van de beleefbaarheid en recreatieve toegankelijkheid van de provinciale groenstructuur.


Het PMG staat een aantrekkelijke groene woon-, werk- en leefomgeving voor en geeft daar voor een groot deel uitvoering aan door natuur aan te leggen en te beschermen, natuur te beheren en mensen te betrekken bij de natuur. De combinatie van de groene en blauwe (water) structuur is daarbij een belangrijk aspect.


Toetsing

Groen-blauwe structuren vormen het fundament voor de inrichting van Lincolnpark. Een uitgebreide omschrijving daarvan is te vinden in paragraaf 4.2.

3.2.13 Provinciale Woonvisie 2010-2020

Voldoende woningen in 2020, afgestemd op de behoeften van de inwoners van Noord-Holland. Dat is de doelstelling van de provinciale woonvisie (2010). Er is gebrek aan betaalbare huur- en koopwoningen voor starters, jongeren, senioren en zorgvragers. De woonconsument van vandaag neemt geen genoegen meer met zomaar een woning. Doel van de visie is om te komen tot een betere afstemming tussen vraag en aanbod. Samen met de regio's zijn vier Regionale afstemmingsprogramma's (RAP's) ontwikkeld met duidelijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma's.

Toetsing

De balans tussen vraag en aanbod van de woonvoorraad is getoetst in de ladder, zie paragraaf 3.1.3.

3.2.14 Samenwerkingsagenda wonen 2016-2020

De portefeuillehouders Wonen van de 15 gemeenten die tot en met 2016 de Stadsregio Amsterdam vormden, hebben opdracht gekregen een regionale woonvisie op te stellen. Daarbij zijn 10 opgaven voor regionale samenwerking geformuleerd:

  • Bevorderen van de woningbouwproductie om tegemoet te komen aan de snelgroeiende Woningbehoefte en om de prijzen niet te snel te laten stijgen. Doel is om 20.000 woningen naar voren te halen in de periode 2016-2020.
  • Zo veel mogelijk locaties versnellen, naar voren halen en te zorgen voor meer harde plancapaciteit.
  • Aanvullend op de huidige locaties nieuwe plekken voor woningbouw zoeken, vooral in binnenstedelijk gebied. Transformatie en benutten van leegstand spelen hierin een belangrijke rol.
  • Bevorderen van het aanbod middensegment huur. Er is behoefte aan minimaal 5.000 woningen in het middensegment huur tot prijsgrens €900.
  • Werken aan een gezonde woningmarkt. Doel is een 'complete metropool', met aanbod in de verschillende woonmilieus, prijssegmenten en type woningen.
  • Op basis van inzicht in de positie van de verschillende doelgroepen te sturen op de ontwikkelingen in het aanbod en de voorraad van 'betaalbare' woningen. Een belangrijk toetspunt hierbij is de spreiding van de sociale voorraad en de beschikbaarheid over de regio, naar deelregio.
  • De sociale voorraad beter te benutten door doorstroming te stimuleren en te zorgen voor meer flexibiliteit.
  • Investeringen in duurzaamheid bevorderen.
  • Zorgen voor een toegankelijke, rechtvaardige en transparante verdeling van sociale huurwoningen. Streven is woningzoekenden één etalage voor sociale huurwoningen te bieden.
  • Samen met de corporaties en marktpartijen te werken aan oplossingen om de grote Huisvestingsopgave van vergunninghouders te realiseren. Dit moet niet leiden tot verdringing van 'reguliere' woningzoekenden.


Om aan deze doelen te werken voeren de samenwerkende gemeenten de volgende activiteiten uit:

  • Het in beeld brengen van de vraag door woningmarktonderzoek, ook in kwalitatieve zin.
  • Het in beeld brengen van het aanbod. Met de jaarlijkse Monitor Plancapaciteit die de Stadsregio en Provincie Noord-Holland samen laten uitvoeren, wordt de geplande woningbouwlocaties en de voorgenomen programmering bijgehouden. Ook participeert de Stadsregio in de Monitor Woningproductie, die de nieuwbouwproductie voor de MRA en de gehele Noordvleugel monitort.
  • Het agenderen van de versnellingsopgave. Zo effectief mogelijk gebruik van binnenstedelijke locaties, in het bijzonder transformatielocaties, heeft nadrukkelijk de aandacht de komende jaren.
  • Het inzetten van marketing en communicatie over wonen en nieuwbouw.
  • Het stimuleren van de realisatie van middeldure huur.
  • Het opstellen van een Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) 2016-2020 in opdracht van de provincie Noord-Holland. Met deze regionale samenwerkingsagenda legt de Stadsregio de basis voor het RAP. Vanuit een gezamenlijke strategie wordt gestreefd naar creëren van een woningaanbod dat past bij de kwaliteiten van regio en gemeenten en aansluit op de vraag.
  • Het organiseren van de regionale afstemming over nut en noodzaak van woningbouwplannen in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking en gemeenten hierin ondersteunen ten behoeve van woningbouw buiten bestaand stedelijk gebied om aan de vereisten te voldoen vanuit de ladder voor duurzame verstedelijking.

Toetsing

De balans tussen vraag en aanbod van de woonvoorraad is getoetst in de ladder, zie paragraaf 3.1.3.

3.2.15 Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020

Eind 2016 heeft de voormalige Stadsregio Amsterdam het Regionaal Actieprogramma Stadsregio Amsterdam 2016-2020 (RAP, 2016) aangeboden aan de provincie Noord-Holland. Dit actieprogramma was geënt op het samenwerkingsprogramma van de gemeenten (Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt 2016-2020) en gericht op nieuwbouw, betaalbare voorraad en woonruimteverdeling. In overeenstemming met de samenhang op de woningmarkt in deze regio is de volgende indeling in marktregio's gemaakt:

  • Plannen voor de deelregio Zaanstreek-Waterland worden getoetst aan de behoefte in de marktregio Zaanstreek-Waterland inclusief Amsterdam.
  • Voor plannen in Amstelland-Meerlanden is de marktregio het gebied Amstelland-Meerlanden inclusief Amsterdam.
  • Voor plannen in Amsterdam is de gehele stadsregio te beschouwen als marktregio.


In het RAP hebben de gemeenten hun gezamenlijke inzet beschreven voor de versnelling van de woningbouw en is een kwantitatieve en kwalitatieve prognose van de woningbehoefte opgenomen per marktgebied in drie scenario's. Dit ten behoeve van de beschrijving van de behoefte aan binnenstedelijke woningbouw. Ten behoeve van buitenstedelijke plannen is een handleiding ontwikkeld met daarin nadere analyses en bouwstenen, waarin is aangegeven in welke milieus en marktsegmenten de behoefte niet volledig binnenstedelijk kan worden opgevangen en hoe daarvoor een goede onderbouwing kan worden gemaakt. De Provincie Noord-Holland heeft hierover aangegeven explicieter in beeld te willen hebben wat de buitenstedelijke plannen voor de komende periode zijn en nogmaals goed te kijken wat de binnenstedelijke potentie is voor woningbouw. De gevraagde aanvullingen zowel ten aanzien van het regionale woningbouwprogramma als beleidsmatige onderwerpen op het gebied van wonen, zijn in de vorm van een oplegger bij de RAP 2016-2020 gevoegd.

Toetsing

De balans tussen vraag en aanbod van de woonvoorraad is getoetst in de ladder, zie paragraaf 3.1.3.

3.2.16 Beleidsregel wonen en vliegen

De beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol (2017) stelt dat de toelichting van een bestemmingsplan dat woningbouw binnen een 20 Ke-contour mogelijk maakt, de volgende onderdelen bevat:

  • Een weergave en beschrijving van de exacte ligging van de woningbouwlocatie in het beperkingen gebied;
  • Een beschrijving van de huidige geluidssituatie op die woningbouwlocatie;
  • Een beschrijving van de verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidssituatie op de woningbouwlocatie;
  • Een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de belangen die met de beoogde woningbouw zijn gemoeid, waaronder de actuele behoefte waarin de woningbouw voorziet;
  • Een slotconclusie over de bevindingen naar aanleiding van de onderwerpen bedoeld in de voorgaande punten.

In aanvulling op het eerste lid, kan bij de te maken afweging de gecumuleerde geluidsbelasting van vliegtuiglawaai worden betrokken.

In aanvulling op de in het eerste en tweede lid genoemde beschrijvingen, wordt als uitgangspunt gehanteerd dat in het geval maatregelen worden getroffen om geluidsbelasting dan wel geluidhinder te verminderen, de toelichting een beschrijving van die maatregelen en de afweging die daaraan te grondslag ligt, bevat.

Toetsing

De onderbouwing van de woningbouwontwikkeling wordt gemotiveerd in paragraaf 5.11.

3.2.17 Watervisie 2021

De inzet van het provinciaal waterbeleid is om Noord-Holland nog mooier, bedrijviger en veiliger maken. Daarbij moet er een impuls uitgaan voor de leefomgevingskwaliteit en/of het vestigingsklimaat. Waterproblemen worden aangepakt wanneer er al gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Voor gemeente Haarlemmermeer speelt met name het vinden van toekomstbestendige oplossingen voor de schoon- en zoetwaterproblematiek.

Voor waterveiligheid wordt uitgegaan van: veilige dijken en duinen (laag 1 en ook de belangrijkste); een waterrobuuste ruimtelijke inrichting van overstromingsgevoelige gebieden (laag 2) en een op overstromingsrampen toegesneden calamiteitenorganisatie (laag 3). Deze meervoudige benadering van waterveiligheid wordt “meerlaagsveiligheid” genoemd.

Op de kaart Overstromingsrisico Noord-Holland zijn de overstromingsgevoelige gebieden indicatief aangegeven. De provincie maakt nog duidelijk welke gemeenten tot het overstromingsgevoelige gebied worden gerekend en in hun bestemmingsplannen duidelijk moeten maken hoe rekening wordt gehouden met het overstromingsrisico. In ieder geval wordt Schiphol als gevoelig gebied gekenmerkt. Daarbij is “waterrobuust inrichten” het uitgangspunt: het zodanig inrichten van overstromingsgevoelig gebied dat bij een overstroming de kans op slachtoffers klein is en de economische schade beperkt blijft. Er is nauwelijks overstromingsrisico vanuit de Noordzee, omdat deze kust voor het merendeel door brede duinen wordt beschermd.

Toetsing

In de inrichting van Lincolnpark wordt rekening gehouden met het creëren van een waterrobuuste omgeving. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 4.2.2 en 5.1.

3.2.18 Woonakkoord Amstelland-Meerlanden 2021-2025

Het Woonakkoord Amstelland-Meerlanden 2021-2025 (28 mei 2021) is een bestuurlijk akkoord tussen de provincie Noord-Holland en de zes gemeenten in de regio Amstelland-Meerlanden (hierna: AM): gemeente Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel en Uithoorn.
De ambities uit het woonakkoord passen binnen het gemeentelijk beleid zoals vastgelegd in het Woonbeleidsprogramma 2019-2025, en binnen het provinciale woonbeleid zoals vastgelegd in de Woonagenda 2020-2025 en de Omgevingsregeling NH2020.

De provincie en AM-gemeenten stellen in het Woonakkoord de volgende prioriteiten:

  • We verbinden ons aan versnelling van de woningbouwrealisatie met een betaalbaar, aantrekkelijk en duurzaam woonaanbod voor verschillende doelgroepen;
  • We willen de bestaande betaalbare woningvoorraad beter benutten;
  • Als er knelpunten zijn in de samenwerking, dan maken we die zoveel mogelijk bespreekbaar – en werken we samen aan een oplossing;
  • Samen sterk in de regionale samenwerking: waar mogelijk trekken we als partners op – binnen AM en de MRA en naar het Rijk. Ieder vanuit eigen rol en verantwoordelijkheid.

Bij het woonakkoord zijn twee kaarten en de lijst met nieuwbouwlocaties gevoegd, zoals door de gemeenten in Noord-Holland en de Metropool Regio Amsterdam aangegeven in de monitor plancapaciteit 2020. In 2021 actualiseren alle gemeenten hun plancapaciteit. Ook twee onderzoeken van RIGO Research en Advies die een beschrijving geven van de woningmarkt en de woningbehoefte in de AM-gemeenten, zijn onderdeel van het Woonakkoord.

De behoefte aan extra woningen doet zich voor in alle prijsklassen, zowel huur als koop. Maar betaalbare woningen zijn een belangrijk aandachtspunt.

Voor Haarlemmermeer is afgesproken de woningbouw te versnellen. Het is daarbij essentieel dat de provincie mee investeert in de bereikbaarheid van Hoofddorp. Ook heeft de gemeente aan de provincie om ondersteuning gevraagd bij het project Lincolnpark in Hoofddorp bij onderzoek naar kansen om tot verdichting en een duurzame stadswijk te komen. De inmiddels uitgevoerde verdichtingstudie heeft aangetoond dat de bouw van maximaal 1.800 woningen in het plangebied Lincolnpark Tweede Fase mogelijk is. In net bestemmingsplan worden daarom maximaal 1.800 woningen mogelijk gemaakt.

Woningbehoefte

De geraamde extra woningbehoefte in de periode 2020 tot 2030 is voor de regio AM 18.580 woningen. Het huidige tekort is hierin niet meegerekend. Dit getal is dus te zien als de minimale behoefte.

De plannen van de gemeenten in deze regio voorzien op dit moment in ongeveer 38.000 woningen tussen 2020 en 2030. Dit zijn zowel plannen waarvan de planologische procedure is afgerond (harde plancapaciteit), als plannen die nog in voorbereiding zijn of genomen moeten worden (zachte plancapaciteit). Het aandeel van Haarlemmermeer is hierin ongeveer 14.500 woningen. Ook als een deel van de plannen afvalt of wordt uitgesteld, lijken er voldoende plannen te zijn om in de extra woningbehoefte te voorzien en wellicht nog wat extra te bouwen om de druk te verlichten. De opgave ligt dan ook vooral op het 'hard' maken van de zachte plannen en uiteindelijk het daadwerkelijk realiseren van de voorgenomen plannen.

Doel is het versnellen van de woningbouwrealisatie met een betaalbaar, aantrekkelijk en duurzaam woonaanbod voor verschillende doelgroepen. Onder 'betaalbare woningen' verstaan we sociale huurwoningen en middeldure woningen.

In de plannen op dit moment voor de regio als geheel (zowel harde als zachte plannen) wordt voor de periode tussen 2020 en 2030 voorzien in bijna 10.000 sociale huurwoningen. Daarmee kan worden voorzien in de extra behoefte aan sociale huurwoningen bij een scenario met gunstige economische omstandigheden en bij een scenario met gemiddelde economische omstandigheden. Daarin is het aandeel sociale huurwoningen 3.100 woningen (ongeveer 15%) respectievelijk 4.500 woningen (ongeveer 20%) binnen de extra woningbehoefte. In ongunstige economische omstandigheden kan die behoefte oplopen tot bijna 8.000 sociale huurwoningen (ongeveer 35%).

In alle scenario's betreft de extra behoefte aan middeldure koopwoningen (waarbij RIGO een bovengrens van €279.000,- hanteert) in de periode tussen 2020 en 2030 ongeveer 6.000 woningen. De behoefte aan het middeldure huurwoningen is in de drie economische scenario's beperkt, met 400 tot 1.200 woningen. Deze twee segmenten zijn uit oogpunt van woonlasten/betaalbaarheid op zekere hoogte uitwisselbaar.

Het accent in de extra woningbehoefte ligt in vergelijking met de bestaande woningvoorraad meer op de kleinere woningen, met name in de huursector. Vooral in het ongunstig economisch scenario is dit het geval. Bij het gunstiger economisch scenario neemt de behoefte aan zowel grote als kleine (tot 60 m²) koopwoningen toe. Er blijft behoefte aan extra eengezinswoningen. Steeds meer bestaande eengezins-koopwoningen zullen worden bewoond door ouder wordende niet-gezinnen doordat kinderen uit huis gaan, terwijl er ook nog tal van jonge (aanstaande) gezinnen worden gevormd die (net als jonge gezinnen in het verleden) ook zo 'n woning willen. Om hieraan te kunnen (blijven) voldoen zou meer bouwruimte beschikbaar moeten zijn. Het is daarom van belang om te proberen senioren te verleiden hun eengezinswoning te verruilen voor een geschikt appartement, zodat er meer doorstroming komt. Hoe meer eengezinswoningen er uit de woningvoorraad vrij komen, des te minder hoeven er te worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0010.png"

Figuur 3.5: openbare plancapaciteit 2020-2030 regio Amstelland-Meerlanden (bron: https://www.plancapaciteit.nl/map.do d.d. 2020)

Laddertoets

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Het gaat hierbij zowel om fysiek ruimtebeslag als de wijziging of toevoeging van functies. In geval van globale bestemmingen, zoals de bestemming 'Gemengd', moet de laddertoets formeel gaan over de maximale planologische mogelijkheden.

Toetsing

Conform de systematiek en de relevante jurisprudentie van de Ladder is het noodzakelijk om de behoefte te onderbouwen van de woningbouwontwikkeling en de verschillende commerciële voorzieningen. De behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht worden aangetoond. De kwantitatieve behoefte betreft het aantal voorzieningen en de omvang hiervan. De kwalitatieve behoefte betreft specifieke segmenten waarin de behoefte zich concentreert.

Behoefte

Woningbouwontwikkeling

Haarlemmermeer is een groeigemeente. Binnen de Metropoolregio Amsterdam heeft Haarlemmermeer een flinke woningbouwopgave toebedeeld gekregen. Naar verwachting neemt in de periode 2018-2035 het aantal inwoners in de gemeente toe van 147.400 tot 174.400 inwoners. De vraag concentreert zich voor een aanzienlijk deel in Hoofddorp. Om aan deze vraag te kunnen voldoen, worden diverse grote woningbouwplannen ontwikkeld. Met name in het centrum, rondom het station (Hyde Park) en in de zuidrand van Hoofddorp (De Parken) worden nieuwe wijken ontwikkeld. Lincolnpark is één van de nieuwe wijken die in de zuidrand van Hoofddorp wordt gebouwd om aan de grote vraag te kunnen voldoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0011.png"

Figuur 3.6: Bevolkingsomvang Haarlemmermeer en jaarlijkse groeipercentages (bron: gemeente Haarlemmermeer)

De aangegeven bestaande grote woningbehoefte geeft de urgentie aan van het realiseren van woningen. Er is onvoldoende harde planvoorraad (woningbouwtitels in bestemmingsplannen) om in de grote behoefte aan woningen te kunnen voorzien. Dit geldt zowel voor de gemeente als de regio. Dit betekent dat er nog voldoende ruimte is voor het vaststellen van harde plancapaciteit. Voorliggend bestemmingsplan maakt maximaal 1.800 woningen mogelijk. De wijk wordt gefaseerd ontwikkeld. Het werkelijke aantal te bouwen woningen kan afwijken, maar bedraagt niet meer dan 1.800 woningen.

In de Monitor Plancapaciteit is Lincolnpark Tweede Fase nog opgenomen met een aantal van 800 woningen en de status 'locatie in visie' (bron: https://www.plancapaciteit.nl/map.do). Dit aantal is gebaseerd op de eerste globale plannen voor Lincolnpark. De uitgevoerde verdichtingsstudie heeft aangetoond dat in het plangebied ruimte is voor 1.800 woningen. Dit aantal wordt in de planmonitor verwerkt nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden over het bestemmingsplan.

In het kader van het Woonakkoord Amstelland-Meerlanden 2021-2025 (28 mei 2021) is onderzoek gedaan naar de woningbehoefte in Amstelland-Meerlanden (bron: RIGO Research en Advies, De woningbehoefte in Amstelland-Meerlanden, 20 december 2020). Uit het onderzoek blijkt dat de komende jaren een grote behoefte bestaat aan nieuwe woningen in alle segmenten en prijsklassen. De behoefte aan extra woningen doet zich voor in alle prijsklassen, zowel huur als koop. Onder ongunstige economische omstandigheden (tegenspoed) kan de behoefte aan extra sociale huurwoningen oplopen tot bijna 8.000 woningen. Onder gunstige omstandigheden (voorspoed) blijft de behoefte aan extra sociale huurwoningen beperkt. In dat laatste geval is er vooral behoefte aan koopwoningen in alle prijsklassen. De behoefte aan meer vrije sector huurwoningen is in alle scenario's beperkt. In de praktijk zien we evenwel dat dit segment een alternatief kan zijn voor goedkopere koopwoningen, waaraan ook nog extra behoefte gaat ontstaan. Deze twee segmenten (vrije sector huur tot € 1.009 en koopwoningen tot € 279.000) zijn tot op zekere hoogte uitwisselbaar, althans uit oogpunt van woonlasten/betaalbaarheid voor woningzoekenden zonder eigen vermogen.

Gezien de vergrijzing is het wellicht verrassend te constateren dat er nog volop behoefte gaat ontstaan aan extra eengezinswoningen. Dit komt omdat de komende tien jaar veel huishoudens in de lege-nestfase belanden en vervolgens als ouder stel of alleenstaande in het eengezinshuis blijven wonen, waar ze de afgelopen decennia massaal zijn ingetrokken. Vooral in koopwoningen treedt deze verschuiving op; eengezins-huurwoningen hebben reeds een sterk vergrijsd bewonersbestand. Steeds meer bestaande eengezins-koopwoningen zullen worden bewoond door ouder wordende niet-gezinnen, terwijl er ook nog tal van jonge (aanstaande) gezinnen worden gevormd die (net als jonge gezinnen in het verleden) ook zo'n woning wensen.

De geraamde additionele netto woningbehoefte voor de regio Amstelland-Meerlanden bedraagt 18.850 woningen tot 2030. Dit moet gezien worden als een minimumbehoefte: het gaat om de netto uitbreidingsbehoefte, ofwel de woningbehoefte die er tot 2030 bij komt, nog los van de huidige spanningen op de markt ('huidige woningtekort') Woonakkoord Amstelland-Meerlanden 2021-2025). De woningbouw in Lincolnpark draagt bij aan het vervullen van deze behoefte. Lincolnpark wordt gefaseerd ontwikkeld. Dit betekent dat het programma kan worden bijgestuurd naar de actuele vraag en behoefte aan woningen. Uitgangspunt voor Lincolnpark Tweede Fase is een verdeling 30% sociaal, 20% midden en 50% duur.

Bestaand stedelijk gebied

Conform lid twee van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient te worden gemotiveerd of de beoogde ontwikkeling plaatsvindt binnen het bestaand stedelijk gebied. In het kader van duurzaam ruimtegebruik wordt de behoefte waarin de ruimtelijke ontwikkeling voorziet bij voorkeur opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte 'in te vullen', een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.

De definitie van het 'bestaand stedelijk gebied' is vastgelegd in artikel 1.1.1, lid 1 van het Bro en luidt als volgt: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

De beoordeling of een locatie is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied hangt af de omstandigheden van het geval: enerzijds wordt gekeken naar de specifieke ligging, de feitelijke situatie en de aard van de omgeving. Anderzijds is ook het vigerend planologisch-regime van belang.

Het project betreft een binnenstedelijke herontwikkeling in Hoofddorp, hetgeen bevestigd wordt door Provincie Noord-Holland. De gronden zijn in de huidige situatie reeds onherroepelijk bestemd als bedrijventerrein. Er is dus sprake van bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

De ontwikkeling voorziet in de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. Verder vindt de ontwikkeling plaats binnen het bestaand stedelijk gebied en voldoet daarmee aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

Commerciële voorzieningen en Bedrijfsruimte

In dit bestemmingsplan zijn commerciële voorzieningen, bedrijven en kantoren voorzien. Voor deze ontwikkelingen is door Stec groep een onderzoek gedaan naar de marktruimte en de trends binnen Haarlemmermeer. Hieruit volgt een kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. Hieronder zijn de conclusies uit dit document opgenomen. Voor een uitgebreidere toelichting zie bijlage 18.

Commerciële voorzieningen

Binnen de ontwikkeling Lincolnpark bestaat een kwantitatieve behoefte aan detailhandel. Er bestaat marktruimte voor de toevoeging van twee supermarkten die complementair zijn aan elkaar. In totaal is er ruimte voor maximaal 2.600 m² wvo supermarktruimte. Hierbij wordt gedacht aan bijvoorbeeld een fullservice supermarkt en een discount/merkendiscounter. Voor de fullservice supermarkt gaan we uit van circa 1.300

tot 1.400 m² wvo en voor de discounter circa 1.000 tot 1.200 m² wvo. Daarnaast kan het dagelijkse aanbod nog worden aangevuld met een aantal kleine speciaalzaken. Indicatief is er ruimte voor met 500 tot 800 m² wvo overig dagelijks aanbod. Er is een beperkte ruimte voor niet-dagelijks aanbod zoals een boekhandel of een klein warenhuis (zoals een Blokker). Binnen een nieuw te ontwikkelen centrum is gewenst dat er meerdere commerciële voorzieningen bij elkaar worden gevestigd. Hierdoor kan er beperkt afgeweken worden van ruimtevraag als dit ten goede komt van de leefbaarheid en diversiteit van het winkelcentrum.

Naast het toevoegen van detailhandel wordt er ook nagedacht over de (beperkte) toevoeging van kleinschalige en wijkverzorgende horeca. Volgens de resultaten uit het onderzoek van Stec groep is er ruimte. De gemeente Haarlemmermeer beschikt - in aantallen – over relatief weinig horecagelegenheden. Per 10.000 inwoners zijn er in Haarlemmermeer 15,4 horecagelegenheden. In Nederland zijn er gemiddeld 24 horecagelegenheden per 10.000 inwoners. Met inachtneming van de reeds geplande ontwikkelingen in Hoofddorp is er ruimte voor circa 1000 m² vvo aan horeca gelegenheden zoals een cafetaria, een broodjeszaak, afhaal restaurant en café/lunchroom (Stec groep, 2022).

De leegstand van dagelijkse winkels en horeca is binnen Hoofddorp voornamelijk gefocust in het centrum. In de buurtcentra vinden voornamelijk mutaties plaats en zien we zelf een kleine groei van de winkelruimte.

Bedrijfsruimte

Kleine bedrijven, dienstverleners en andere commerciële en maatschappelijke functies krijgen een steeds belangrijkere functie ter ondersteuning van woon- en winkelgebieden. Ze zorgen voor sfeer en worden gebruikt als ontmoetings- en werkplek. De nabijheid van voorzieningen is voor een goed woon- en leefklimaat van groot belang. Voor de toekomstbestendigheid, vitaliteit en leefbaarheid van wijken en buurten is een mix van functies van groot belang.

Voor het marktonderzoek voor de bedrijfsruimte heeft Stec ingezoomd op het overgangsgebied. Dit gebied bestaat uit deelgebieden Lincolnbuurt, het gemixte woongebied en het gemixte werkgebied. Een deel van Lincolnbuurt en het gemixte woongebied zijn onderdeel van Lincolnpark Tweede Fase. Zie voor een weergave van het overgangsgebied figuur 3.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0012.png"

Figuur 3.7: Deelgebieden Lincolnpark en bedrijventerrein de President, inclusief overgangsgebied (bron: Stec Groep, februari 2022)

De gemeente Haarlemmermeer is onderdeel van de regio Amstelland-Meerlanden. Op dit regionale schaalniveau is de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen bepaald (Bureau Buiten, 2019). Hieruit volgt dat de toekomstige vraag naar kleinschalige bedrijfsruimte in Haarlemmermeer ongeveer 90.000 m² bvo bedraagt tot 2040. De kleinschalige bedrijfsruimte in het overgangsgebied voorziet in de behoefte aan bedrijfsruimte met een hoogwaardige uitstraling. Het gaat bijvoorbeeld om moderne verzamelpanden of kantoorachtige bedrijfsruimte. Afgaand op bovenstaande behoefteberekeningen is er in potentie ruimte voor zo'n 20.000 à 30.000 m² bvo kleinschalige bedrijfsruimte. Naast bedrijfsruimte is er in het overgangsgebied ook ruimte voor (kleinschalige) kantoren. Uit het onderzoek blijkt dat voor dit gebied een vraag is naar 5.000 tot 6.000 m² vvo kleinschalige kantoorruimte (tot 500 m² vvo) en nog eens 5.000 tot 6.000 m² vvo voor kantoorruimtes (van 500 tot 1.500 m²).

In een wijk zoals Lincolnpark Tweede Fase is naast detailhandel, horeca, bedrijfs- en kantoorruimte ook ruimte voor commerciële dienstverleners. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kapper, schoonheidssalon, stomerij of ambachten zoals een lijstenmakerij, stoffeerderij of kledingreparatie. Deze diensten maken veelal gebruik van zogenaamde 'praktijkruimtes'. Door de toevoeging van woningen en groei van het aantal inwoners ontstaat er een behoefte aan circa 1.500 tot 2.000 m² bvo. Dit is op basis van praktijkruimtes van 80 tot 120 m² bvo en een enkele uitschieter met een groter ruimte beslag (Stec groep, 2022).

Uit onderzoek is gebleken dat de beoogde ontwikkeling niet te realiseren is door het her-invullen van leegstaande panden. Dit komt voornamelijk door de groeiende vraag naar zowel kantoor-, bedrijfsruimte in en rond Hoofddorp (Stec groep, 2022).

Conclusie

De ontwikkeling voorziet in de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. Verder vindt de ontwikkeling plaats binnen het bestaand stedelijk gebied en voldoet daarmee aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040

Op 3 maart 2022 is de Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040 vastgesteld. De ambitie is dat Haarlemmermeer groeit naar 200.000 inwoners in 2040. Daarbij moet het een aantrekkelijke plek zijn om te wonen en werken, voor nu en in de toekomst. De omgevingsvisie helpt om zuinig en zorgvuldig met de ruimte in Haarlemmermeer om te gaan. Ze beschrijft ambities en doelen voor verschillende thema's en zet de koers voor 2040, dit betekent:

  • blijven inzetten op het fysiek en sociaal verbonden zijn met elkaar en de omgeving;
  • gebruik blijven maken van onze grote variatie en diversiteit in landschappen en kernen;
  • ons blijven positioneren als attractieve ontmoetingsplaats.

Dit lezen we terug in vier verhaallijnen:

  • 1. Wonen waar dorp en stad samenkomen

De dorpen in de gemeente worden gewaardeerd om hun kleinschaligheid en voorzieningen op loopafstand. Het zijn gezellige woongebieden waar je elkaar tegenkomt op straat. Dit moet zo blijven. De grotere kernen worden wat meer 'stads' gemaakt doordat hier meer woningen en voorzieningen bijkomen.

  • 2. Economisch krachtig en divers

Haarlemmermeer is economisch sterk door de luchthaven en Amsterdam ligt dichtbij. De gemeente streeft naar meer economische diversiteit door zich te richten op andere bedrijven en aantrekkelijk te blijven voor ondernemers, bijvoorbeeld door goed openbaar vervoer en veilige en toekomstigerichte bedrijventerreinen.

  • 3. Ontspannen in het buitengebied

Het gebied buiten de kernen is waardevol om te ontspannen, sporten, wandelen, fietsen of varen. De gemeente zet het groen en buitengebied in om de openheid tussen de kernen te waarborgen. Bijvoorbeeld met de ontwikkeling van PARK21 tussen Hoofddorp en Nieuw-Vennep.

  • 4. Slim en stevig verbonden met onze netwerken

Netwerken, zoals wegen, leidingen en energie, zijn belangrijk voor de toekomst van Haarlemmermeer. Ze zijn belangrijk voor dee bereikbaarheid en het functioneren van de gemeente, maar kunnen ook overlast veroorzaken. Daarom worden ze gebundeld om zo overlast te beperken en ruimte te winnen.

Daarnaast zijn er ook sociale netwerken tussen mensen. Deze zijn belangrijk voor de sociale cohesie en metale gezonheid. De gemeente zet daarom in op aantrekkelijke pleinen en andere ontmoetingsplekken.

Haarlemmermeer is in te delen in vijf gebieden Noord, Hoofddorp, West, Zuid en Oost en Nieuw-Vennep. Per gebied is gekeken naar diverse wensen en behoeften. Dit heeft geresulteerd in gebied specifieke opgaven. Daarnaast worden ambities en uitgangspunten van verschillende onderwerpen beschreven, zoals economie, luchtvaart, wonen, landschap en schone energie, die gelden voor heel Haarlemmermeer.

Toetsing

De gemeente streeft naar 'stadse' kernen waar verschillende functies samenkomen, zoals wonen, werken en ontspanen. Lincolnpark Tweede Fase wordt vanuit deze gedachte ontwikkeld door naat woningen ook een levendig voorzieningencentrum te ontwikkelen en met servicehubs voorzieningen samen te brengen in wijken.

Daarnaast wordt Lincolnpark Tweede Fase ingericht op basis van principes van duurzaamheid en circulariteit. Hierin is niet alleen aandacht voor het klimaattechnische aspect, maar ook voor sociale duurzaamheid. De betrokkenheid van bewoners, bedrijven en instellingen wordt gestimuleerd. Het woningaanbod sluit aan bij diverse woonbehoefte en leefstijlen. Daarbij faciliteert de openbare ruimte ontmoetingen en gezondheid.

Bij de ontwikkeling van de wijk is daarnaast samengewerkt met ondernemers en inwoners over verschillende thema's, zoals duurzaamheid.

Op de kaart van de omgevingsvisie is het plangebied aangemerkt als mix van centrum dorps, stedelijk centrum en stedelijk plus (figuur 3.8). In de wijk krijgen verschillende delen een ander karakter waardoor er een diversiteit van woonmilieus ontstaat. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij de ambities uit de omgevingsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0013.png"

Figuur 3.8: Omgevingsvisiekaart Haarlemmermeer met plangebied rood omcirkeld (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

3.3.2 Deelstructuurvisie Hoofddorp

Het doel van de Deelstructuurvisie Hoofddorp 2030 is het bieden van een actueel juridisch en planologisch kader voor de ruimtelijk bestaande situatie, de huidige ontwikkelingen en de gewenste toekomstige ontwikkelingen in hun onderlinge samenhang (voor de periode tot 2030).

Hoofddorp is de grootste kern van de gemeente Haarlemmermeer. Er gebeurt en verandert veel. Met het opstellen van een Ontwerp Deelstructuurvisie geeft de gemeente aan wat ze van belang achten voor de toekomstige ontwikkeling van Hoofddorp. Deze Deelstructuurvisie gaat over de inrichting van de ruimte in Hoofddorp. Daarbij staat de mens centraal. Een goede ruimtelijke inrichting draagt immers bij aan de sfeer, de bereikbaarheid en de mogelijkheden voor onderling contact, en daarmee aan het welbevinden van mensen en het versterken van de economie.

De Deelstructuurvisie is het toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen in Hoofddorp. Aan de hand van dit document geeft de gemeente de komende jaren – samen met inwoners, bedrijven, maatschappelijke groeperingen en andere overheden – invulling aan de ruimtelijke inrichting van Hoofddorp, op een manier die past bij de veranderingen die zich in de samenleving voltrekken.

Ruimte voor mensen

En het gaat niet alleen om ruimte voor water, stenen, asfalt en groen, het gaat ook om de mensen die in Hoofddorp wonen en verblijven. De inrichting van de ruimte beïnvloed of mensen met plezier hier wonen en werken. In een straat, een buurt of een bedrijvengebied waarin ze zich thuis voelen. En met voorzieningen die het leven veilig en plezierig maken. Die condities kunnen variëren van een goed verlicht fietspad door het park tot goede toegangswegen, een divers winkelaanbod, aantrekkelijke bedrijvenparken en groen en water om te recreëren. Daardoor blijft Hoofddorp ook aantrekkelijk voor mensen en bedrijven om in de gemeente te investeren. Door huizen te kopen, bedrijfsruimte te huren en door actief en betrokken deel te nemen aan de vormgeving van een plezierige samenleving voor iedereen.

Ruimte voor onvoorspelbare ontwikkelingen

De visie op de toekomst van Hoofddorp kan nooit helemaal vast worden gelegd. Elke dag gebeuren er overal in de wereld dingen die niemand heeft kunnen voorspellen. Kijk naar de effecten van economische crisis. De visie moet daarom ook ruimte bieden voor onvoorspelbare ontwikkelingen. Om geen speelbal te worden van die ontwikkelingen, is het wel zaak om als gemeente duidelijk de richting aan te geven die ze voor ogen hebben.

Toetsing

In Hoofddorp wil de gemeente Haarlemmermeer de komende jaren 5.000 tot 11.000 woningen bouwen. Hierin wordt gestreefd naar diversiteit in woonmilieus en het combineren van functies. Het zuiden van Hoofddorp, inclusief Lincolnpark, is hierin aangewezen als mogelijk woningbouwlocatie. De woningnood vraagt om verdere verdichting en meer gestapelde woningbouw.

Lincolnpark Tweede Fase is onderdeel van Hoofddorp Zuid. Hier worden de komende jaren ruim 3.500 woningen gebouwd. Om dit mogelijk te maken dient vooral de verkeersstructuur aangepakt te worden, zoals de aanleg van een HOV-lijn, het verbreden van de Spoorlaan en een verdubbeling van de Bennebroekerweg, met aansluiting op de A4. In het gebied dient ook een integrale wijkvoorziening te komen. Lincolnpark Tweede Fase houdt rekening met deze eisen. De wijk is opgenomen in Essentiekaart De Parken waarin de samenhang en relatie tussen de gebieden wordt gewaarborgd, waaronder op het aspect verkeer. In het noorden wordt een centrumgebied ontwikkeld.

3.3.3 De Parken Essentiekaart Hoofddorp Zuid Oost

In Hoofddorp Zuid Oost vinden veel ontwikkelingen plaatst. Naast Lincolnpark worden in de wijken Tudorpark en Nassaupark woningen en voorzieningen gerealiseerd. Park21 vormt een nieuw recreatiegebied voor zowel Hoofddorp als Nieuw-Vennep. De Parken is bedoelt om de samenhang en relatie tussen de gebieden weer te geven om meerwaarde te creëren voor de ontwikkeling van het totale gebied. Op deze manier wordt de samenhang en de kwaliteit van het gehele gebied gewaarborgd. In de ruimtelijke visie wordt ingegaan op de opgaven op het gebied van woningbouw, voorzieningen, infrastructuur, duurzame gebiedsontwikkeling, water en groen.

Voor Lincolnpark wordt voornamelijk de verbinding gezocht door aandacht te besteden aan de randgebieden van de wijk, namelijk de Hoofdvaartzone, Bennebroekerweg en de Parkzone. Op die manier wordt gezocht naar een coherent geheel voor het De Parken.

3.3.4 Verdichtingsvisie

Het aantal woningen, voorzieningen en werklocaties neemt de komende jaren flink toe in de gemeente Haarlemmermeer. Zo komen er 20.000 woningen bij. Om het landschap om de kernen heen te beschermen en samenhang te creëren is een verdichtingsvisie opgesteld. Samen met de bewoners en andere belanghebbenden wordt hierin bepaald waar en hoe Haarlemmermeer de komende jaren kan groeien.

In oktober 2021 is de concept-verdichtingsvisie gepresenteerd. In deze concept-Verdichtingsversie zijn de tijdens de participatie opgehaalde reacties verwerkt. Op het moment van schrijven van dit bestemmingsplan ligt de concept-Verdichtingsstudie ter inzage. Als alles volgens planning verloopt, wordt de Verdichtingsvisie begin 2022 door de gemeenteraad vastgesteld.

3.3.5 Kaders klimaatbeleid 2008-2020

In deze nota zijn de kaders voor toekomstig klimaatbeleid vastgelegd. Algemene doelstelling van het klimaatbeleid is

  • 1. een reductie van de CO2-uitstoot in 2020 van 30 procent ten opzichte van 1990 en
  • 2. de realisatie van 20 procent duurzame energie in 2020.

Bij de ontwikkeling en uitvoering van het klimaatbeleid/energiebeleid wordt de trias energetica aangehouden als leidend principe:

  • 1. Beperking van de energievraag;
  • 2. Opwekking noodzakelijke energie door gebruikmaking van duurzame energiebronnen;
  • 3. Indien nodig dient de opwekking van de resterende noodzakelijke energie door middel van gebruikmaking van fossiele brandstoffen, zo efficiënt en zo schoon mogelijk te geschieden.

Het klimaatbeleid is uitgewerkt in tien thema's. Per thema is aangegeven wat de beoogde CO2-reductie of beoogde realisatie van duurzame energie binnen dat thema is. De thema's zijn:

  • Gemeentelijke gebouwen, bestaand en nieuwbouw;
  • Bestaande woningen;
  • Nieuwbouw woningen;
  • Bestaande bedrijven;
  • Agrarische bedrijven/ Glastuinbouw;
  • Nieuwe bedrijven;
  • Verkeer en vervoer;
  • Windenergie;
  • Overige duurzame energie;
  • Interne milieuzorg.

Daarnaast zijn twee randvoorwaarden benoemd voor het realiseren van de doelstellingen binnen de thema's. Zo zal de cultuur en de kennis binnen de gemeentelijke organisatie moeten zorgdragen voor voldoende draagvlak. Verder zal het Natuur- en milieucentrum Haarlemmermeer als expertisecentrum fungeren en bijdragen aan klimaatbewustwording en actiebereidheid tot energiezuinig en op duurzaamheid gericht gedrag bij zowel burgers als bedrijven. De uitwerking van thema's en randvoorwaarden zal resulteren in een nog te schrijven gemeentelijk plan van aanpak.

Toetsing

Voor Lincolnpark Tweede Fase zijn hoge ambities gesteld ten aanzien van duurzaamheid en circulariteit. Deze ambities zijn vertaald in projectdoelstellingen voor duurzaamheid en circulariteit en worden beschreven in paragraaf 4.2. De lage parkeernorm en uitbreiding van het OV-netwerk dragen bij aan het reduceren van de CO2-uitstoot.

3.3.6 Programmatische aanpak energietransitie Haarlemmermeer

In de Programmatische aanpak energietransitie Haarlemmermeer staat vastgesteld hoe de gemeente Haarlemmermeer haar energievraag wil verminderen en hoe de productie van duurzame energie kan worden opgesteld. Dit om te voldoen aan de klimaatdoelstellingen van een reductie van broeikasgassen van 49%, naar uiteindelijk nul emissies in 2050. In figuur 3.9 zijn de hoofdlijnen van het beleid beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0014.jpg"

Figuur 3.9: Hoofdstructuur programma energietransitie (bron: Programmatische aanpak energietransitie Haarlemmermeer, juli 2019)

Toetsing

Energieneutraliteit en duurzaamheid staan centraal in Lincolnpark Tweede Fase. De doelen voor de wijk zijn:

  • 1. Lincolnpark is energieneutraal
  • 2. Lincolnpark is sociaal duurzaam en inclusief
  • 3. Lincolnpark biedt een gezonde leefomgeving
  • 4. Lincolnpark is circulair
  • 5. Lincolnpark is klimaatbestendig, biodivers, flexibel en adaptief

Het energiegebruik wordt in Lincolnpark beperkt door middel van technische, financiële en organisatorische maatregelen. De nodige energie wordt uit hernieuwbare bronnen op duurzame wijze opgewekt. Ter voorkoming van overbelasting van het elektriciteitsnet wordt een uitwisseling van energie tussen energiebronnen in Lincolnpark en het elektriciteitsnet gereguleerd. Daarbij wordt het systeem flexibel en aanpasbaar ingericht, zodat als bij een toename van het aantal woningen en/of voorziening gemakkelijk kan worden opgeschaald.

De andere doelen zijn verder uitgewerkt in paragraaf 4.2.

3.3.7 Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer (2018)

Het aantal inwoners en ondernemers groeit zowel in Haarlemmermeer als in de regio. De druk op de verkeers- en vervoersnetwerken zal daardoor toenemen. Daarnaast zet de groei van de verkeersstromen van en naar de luchthaven de bereikbaarheid van de Multimodale Knoop Schiphol onder druk.

Uitganspunt voor de Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer 2018 is dat de reiziger zelf het beste bepalen met welke vervoersmiddel hij zijn reis kan maken. De visie zal worden gevolgd door een nieuwe meerjarige investeringsagenda waarbij overgebleven Deltaplanprojecten (uit het voorgaande verkeersbeleid) en middelen worden meegenomen en heroverwogen. Ook worden investeringen beter afgestemd met beheer- en onderhoudsplannen en zullen bereikbaarheidseffecten gemonitord blijven worden.

In de Mobiliteitsvisie zijn de volgende ambities opgenomen:

  • a. Vrijheid van bewegen en vrijheid om een vervoermiddel te kiezen;
  • b. Ruimte voor innovatie voor het 'nieuwe bewegen';
  • c. Een efficiënt en flexibel mobiliteitssysteem: klaar voor de toekomst; door een slimme fasering, wat nodig is wordt aangelegd, ruimte voor toekomstige uitbreiding wordt gereserveerd. Uitgangspunt is 'eerst bewegen, dan bouwen';
  • d. Bestaande knelpunten in het netwerk oplossen;
  • e. Mobiliteit met oog voor de leefomgeving; overlast zoveel mogelijk beperken.
  • f. Veilig bewegen;
  • g. Evenwichtige ontwikkeling op de juiste plek, met de juiste functies;
  • h. Mobiliteit in en door Haarlemmermeer: gedeeld belang van gemeente, regio, rijk en bedrijfsleven;
  • i. Faciliteren van schone en stille mobiliteit;
  • j. Monitoring en indicatoren.

De mobiliteitsvisie benoemt vervolgens een aantal thema's waarvoor doelstellingen zijn benoemd. De thema's zijn:

  • 1. Netwerken verknopen
  • 2. Auto
  • 3. Goederenvervoer
  • 4. Openbaar vervoer
  • 5. Fiets
  • 6. Voetgangers
  • 7. Verkeersveiligheid
  • 8. Parkeren

Hieronder zijn de relevante thema's uitgewerkt:

Openbaar vervoer

Het doel is een qua reistijd, kosten en comfort aantrekkelijk hoogwaardig openbaar vervoer. Dat de vervoerder een grote vrijheid om het netwerk en de dienstregeling in te richten binnen het door de Vervoerregio Amsterdam opgelegde Programma van Eisen heeft hierin resultaat. Voor de bereikbaarheid van kleine kernen en het bereiken van bepaalde doelgroepen wordt onderzocht of vraaggericht OV een oplossing kan bieden.

Fiets

Onder andere door het toenemend gebruik van de E-fiets, is het nodig het huidige fietsnetwerk lokaal maar ook regionaal op te waarderen. Snelfietsroutes dienen te worden verbeterd.

Voetgangers

Voetpaden hebben verschillende doeleinden; speeldomein van kinderen, ontmoetingsruimte voor buurtgenoten en verkeersfunctie om van A naar B te komen. In woonwijken hebben voetgangers langs 50km en 30km-wegen een eigen verkeersruimte nodig. Toegankelijkheid van deze ruimte is van belang. Daar waar schakels ontbreken worden voetpaden aangelegd.

Strategisch parkeerbeleid 

De nota Strategisch autoparkeerbeleid Haarlemmermeer (2017) maakt integraal onderdeel uit van de Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer. Met het Strategisch autoparkeerbeleid Haarlemmermeer willen we bereiken dat voorzien wordt in de parkeerbehoefte en dat overlast door onbedoeld gebruik van parkeergelegenheden wordt voorkomen. Om voldoende parkeergelegenheid voor doelgroepen te faciliteren, werkt de gemeente met parkeernormen, als onderdeel van het autoparkeerbeleid. Het autoparkeerbeleid heeft als doel de parkeercapaciteit optimaal te verdelen; “de juiste parkeerder op de juiste plaats”.

Netwerkstudie

Samen met de provincie Noord-Holland en de Vervoerregio Amsterdam heeft de gemeente een netwerkstudie opgesteld. Deze geeft een verdieping op de Mobiliteitsvisie.

Toetsing

Lincolnpark wordt opgezet volgens het STOMP-principe en is het domein van langzaam verkeer, zoals voetgangers en fietsers. Auto zijnin de woonvelden te gast. In de verkeersstructuur wordt ingezet op wandel- en fietspaden die actieve mobiliteit bevorderen. Het gebied sluit aan op snelle en comfortabele fietsroutes naar het station en centrum. Parkeren vindt plaatst in de servicehubs. Dit zorgt voor minder auto's in de wijk, wat de veiligheiden leefbaarheid vergroot. In deze hubs is het ook mogelijk om gebruik te maken van deelauto's. Door het parkeren in hubs zal de auto voor korte verplaatsingen niet de eerste optie zijn. Ook hierdoor wordt de actieve mobiliteit bevorderd, de parkeernorm voor het gebied kan daarom lager zijn dan in andere wijken in Hoofddorp. De ontwikkeling draagt hiermee bij aan meerdere ambities van duurzaamheid, mobiliteitstransitie en gezondheid.

3.3.8 Woonbeleidsprogramma 2019-2025: Het verschil maken

Op 23 december 2019 heeft de gemeenteraad het 'Woonbeleidsprogramma 2019-2025: Het verschil maken' vastgesteld. De visie, ambities en keuzes zijn hierin vastgelegd. In het programma ligt de focus op de diversiteit van het woningaanbod, de actuele woonbehoeftes en de aantallen woningen.

In de uitvoeringsagenda worden een viertal pijlers beschreven:

  • 1. Divers aanbod door middel van nieuwbouw
  • 2. Vitale en kwalitatief goede woningvoorraad in wijken en kernen
  • 3. Beschikbaarheid van betaalbare woningen
  • 4. Goede huisvesting aandachtsgroepen

Door in te zetten op nieuwbouw kan de woningvoorraad vergroot worden. Er wordt ingezet op een groter aanbod voor starters.

Toetsing

In Lincolnpark Tweede Fase worden maximaal 1.800 woningen gebouwd. Dit is een toename van de huidige woningvoorraad. Door de diversiteit van de deelgebieden ontstaat er een divers woonaanbod voor verschillende doelgroepen en leefstijlen. Er worden woningen gerealiseerd in zowel het lage, midden als hoge segment.

3.3.9 Woonagenda (2015)

Het aandeel van 30% voor sociale huur wordt gemeentebreed gerealiseerd, echter niet meer in elk individueel woningbouwplan, maar vanuit het oogpunt van een gedifferentieerde bevolkingsopbouw en voornamelijk in plannen van enige omvang.

Particulier opdrachtgeverschap wordt een volwaardig onderdeel van de woningbouw in

Haarlemmermeer.

Sinds de Woonvisie Haarlemmermeer in 2012 is vastgesteld, is er veel veranderd. Met de Woonagenda (2015) wordt naast de nog steeds geldende Woonvisie een verdieping gegeven van het gemeentelijk volkshuisvestelijk beleid. Hierbij zijn vier speerpunten:

  • 1. Relatie gemeente en corporatie: Sturingsmogelijkheden richting woningbouwcorporaties worden beter benut, bijvoorbeeld nieuwe prestatieafspraken.
  • 2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid sociale huursegment. Er komen nieuwe afspraken over het aanbod sociale huurwoningen: minstens een nader te bepalen percentage van de vrijkomende sociale huurwoningen wordt weer als sociale huurwoning verhuurd en er komen nieuwe maatregelen ten aanzien van urgenties en bijzondere doelgroepen.
  • 3. Wonen en zorg: Haarlemmermeerders die zorg behoeven moeten langer zelfstandig thuis (kunnen) blijven wonen.
  • 4. Woningbouwontwikkeling in de nieuwe woningmarkt: De nieuwe woningmarkt geen vooraf bepaald percentage in de programmering. Er wordt gekozen voor een gerichte inzet per segment.

Toetsing

Lincolnpark Tweede Fase zet in op een aandeel sociale huurwoningen. Dit sluit aan bij de woonagenda, waarin als oplossing voor de toegankelijkheid en betaalbaarheid van het sociale segment wordt ingezet op het verruimen van het aanbod.

3.3.10 Economisch Perspectief 2030

Het Economisch Perspectief 2030 geeft richting aan het versterken van de economische structuur van de gemeente Haarlemmermeer. De koers en ambitie in de interactie met belanghebbenden voor de komende jaren wordt aangegeven in de vorm van een strategisch denkkader. De gemeente is zich bewust van de ontwikkelingen, de kansen én onzekerheden om ons heen die hierop van invloed zijn. Wanneer factoren in de omgeving veranderen, vindt de gemeente het belangrijk dat zich optimaal daarop aanpassen en open en flexibel in haar beleid en handelen te zijn. Intensieve samenwerking met andere overheden, ondernemers en bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en onderwijs- en kennisinstellingen is cruciaal voor een gemeenschappelijke en samenhangende economische agenda en strategie voor Haarlemmermeer.

De economie van Haarlemmermeer ziet zich geplaatst voor belangrijke ontwikkelingen.

Politieke, economische, technologische en maatschappelijke veranderingen volgen elkaar in rap tempo op, zowel op internationaal, nationaal en lokaal niveau. De manier van denken en handelen van de gehele samenleving wordt hierdoor beïnvloed. De samenhangende opgaven van Economisch Perspectief 2030 geeft aan hoe de gemeente Haarlemmermeer hierop inspeelt:

Het beleid en strategie richt zich op:

  • het vergroten van de weerbaarheid van de economie;
  • het verbeteren van het toekomstbestendig vermogen van de samenleving vanuit het principe van duurzame economische ontwikkeling;
  • het vergroten en benutten van de innovatiekracht;
  • het vergroten van de ondernemingskracht van inwoners, ondernemers, instellingen en bedrijven;
  • het benutten van de stedelijke dynamiek;
  • het bevorderen van sociale cohesie.

De opgaven geven richting aan de concrete handelingsstrategieën. De handelingsstrategieën geven invulling aan ons handelen toegespitst op economische vraagstukken, zoals bijvoorbeeld schaarste van ruimte, grondstoffen en energie alsook het stimuleren van innovatie, ondernemerschap en werkgelegenheid.

Economisch Perspectief 2030 past in een dynamische gemeente als Haarlemmermeer. Een gemeente die durft vooruit te kijken en tegelijkertijd met de voeten in de klei staat en de blik naar buiten richt. De inspanningen vanuit de gemeente moeten bijdragen aan het welzijn en de welvaart van onze inwoners, instellingen, bedrijven en ondernemers.

Deze opgaven en handelingsstrategieën vormen tezamen het antwoord op de centrale vraag van Economisch Perspectief 2030: 'Wat is de strategisch-economisch positionering en profilering van de gemeente Haarlemmermeer om de ambities op het gebied van leven, leren en werken te realiseren en welke strategieën passen daarbij voor de verschillende beleidsvelden?'

Toetsing

Lincolnpark Tweede Fase voorziet in een Centrum waar verschillende voorzieningen en bedrijvigheid samenkomen. Daarbij wordt in de rest van de wijk passende bedrijvigheid toegestaan. Dit creëert levendigheid in de wijk en wakkert de ondernemingskracht van inwoners, ondernemers, instellingen en bedrijven aan. Een vitaal centrumgebied in combinatie met bedrijvigheid in de wijk brengt mensen samen en bevordert sociale cohesie.

3.3.11 Beleid voor commerciële voorzieningen gemeente Haarlemmermeer; regels en ruimte (2019)

Het Beleid voor commerciële voorzieningen Haarlemmermeer; regels en ruimte is opgesteld om in te kunnen spelen op ruimtelijke-economische ontwikkelingen en trends in een dynamische markt. Commerciële voorzieningen dragen bij aan de leefbaarheid in de gemeente en zorgen voor werkgelegenheid. In het beleid zijn drie pijlers opgesteld:

  • Pijler A: Concentratie in toekomstige centra;
  • Pijler B: Stimuleren van kwaliteit en diversiteit in de voorzieningencentra;
  • Pijler C: Basis op orde in alle centra.

In pijler B wordt ingezet op de diversiteit en het stimuleren van functiemenging in centrumgebieden. Openbare ruimte moeten aantrekkelijk worden ingericht om zo ontmoeting en verblijf te bemoedigen. Pijler C zet in op de basis van de centra, door te richten op schoon, heel en veilig, goede bereikbaarheid en duurzaamheid en energieneutraliteit.

Toetsing

In Lincolnpark Tweede Fase wordt een centrumgebied ontwikkeld met een mix van detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Dit gebied is centraal gelegen aan de Hoofdweg Oostzijde, zodat het niet alleen goed bereikbaar is voor de bewoners van Lincolnpark, maar ook voor de omliggende wijken. De twee grote pleinen worden onderling verbonden. In de rest van de wijk worden ook commerciële voorzieningen toegestaan om functiemenging te creëren.

3.3.12 Archeologiebeleid Haarlemmermeer 2020-2030

Met de aanpassing van de Monumentenwet is de gemeente verantwoordelijk voor de wijze waarop rekening wordt gehouden met archeologie. Het archeologiebeleid beschrijft de visie en de ambities van de gemeente op archeologie en erfgoed.

Het plangebied is aangemerkt als 'Waarde archeologie 3' conform de archeologische beleidskaart. Dit betekent dat er een onderzoeksverplichting geldt bij bodemingrepen groter dan 10.000 m² en dieper dan 40 cm. Op basis van de archeologische verwachtingskaart is de archeologische verwachting aangemerkt als laag. In paragraaf 5.4 wordt het aspect archeologie nader onderzocht en kan geconcludeerd worden dat het opnemen van een regime in het bestemmingsplan niet nodig is.

3.3.13 Kom in beweging! Speelruimte in de gemeente Haarlemmermeer

Buitenspelen is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Door te spelen ontwikkelen kinderen motorische, cognitieve, sociale, creatieve en emotionele vaardigheden die belangrijk zijn om deel te nemen aan de samenleving. Buitenspelen is gezond, draagt bij aan de sociale contacten in de buurt en biedt spelmogelijkheden die binnen niet mogelijk zijn. Daarnaast draagt goede speelruimte bij aan een beweegvriendelijke leefomgeving voor iedereen. De komende jaren streven we naar een betere verdeling van speelruimte. Speelruimte waar het fijn is om te spelen, die toegankelijk is voor een brede doelgroep, die uitnodigt tot samenspelen, bewegen en ontmoeten en die geschikt is voor het omgaan met de extremen in het klimaat. Dit speelruimteplan schetst de speerpunten voor het toekomstig beleid. De gemeente Haarlemmermeer richt zich daarbij op vijf thema's: 

  • 1. de speelbuurt: een beproefd model als uitgangspunt voor een goede verdeling van speelruimte; 
  • 2. de beweegvriendelijke leefomgeving; 
  • 3. vergroenen van de speelruimte; 
  • 4. de inclusieve speelruimte; 
  • 5. participatie. 

Toetsing

Doordat in Lincolnpark wordt uitgegaan van een langere parkeernorm en parkeren voornamelijk plaatsvindt in de parkeerhubs ontstaat er veel ruimte in de openbare ruimte voor buitenspelen. De autoluwe wijken zorgen voor een veilige omgeving waar kinderen niet alleen op de speelplaatsen, maar overal in de wijk veilig kunnen spelen en ontdekken. In elke wijk komen kleinschalige voorzieningen in de vorm van klim- en speeltoestellen en zitgelegenheden. Het programma dat meer specifieke voorzieningen en ook meer ruimte vraagt, zoals een uitgebreide speeltuin of een trapveldje, is op specifiek aangewezen locaties in het plan ingepast. Op die manier is er voor elke leeftijd en elk kind een plek om veilig te ontdekken en spelen.

Hoofdstuk 4 Nieuwe situatie

4.1 Visie op het plangebied

Lincolnpark bestaat uit een grootschalige gebiedsontwikkeling waar in twee fases zo'n 2.000 woningen worden gebouwd. De Eerste Fase is in 2020 gerealiseerd. De Tweede Fase vormt het grootste deel van de ontwikkeling en voorziet in ongeveer 1.800 woningen. Dit past binnen de ambitie om Hoofddorp te laten ontwikkelen tot een grotere, meer levendige stad waar wonen, werken en voorzieningen meer gemengd worden. De gemeente heeft de ambitie om in de gehele gemeente minimaal 20.000 woningen te bouwen. In Hoofddorp zal het aantal inwoners toenemen met ongeveer 24.000 personen. Dit betekent dat ook in Hoofddorp meer woningen moeten worden gebouwd.

Lincolnpark is een wijk met een groen en waterrijk karakter. De Haarlemmermeerse polderverkaveling vormt hier de basis voor de opzet van de wijk. Hierdoor ontstaan verschillende eilanden waarop elk een ander karakter gerealiseerd kan worden. Dit maakt het mogelijk om een diversiteit aan woningen te creëren voor verschillende doelgroepen. In de wijk worden verschillende voorzieningen gedeeld, wat de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de bewoners vergroot.

Duurzaamheid speelt een belangrijke rol in Lincolnpark. De wijk wordt toekomstbestendig, innovatief en circulair ingericht. De wijk wordt klimaatbestendig ingericht, waarbij rekening wordt gehouden met droogte, wateroverlast en hittestress. Tijdens het bouwen wordt slim gebruik gemaakt van grondstoffen en producten die hergebruikt kunnen worden en de energie die in de toekomst nodig is wordt zoveel mogelijk duurzaam opgewekt.

4.2 Visie op duurzaamheid

Duurzaamheid speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van Lincolnpark. Hierin wordt niet alleen aandacht besteed aan klimaattechnische duurzaamheid, maar ook sociale duurzaamheid. Lincolnpark Tweede Fase is gebaseerd op een vijftal doelstellingen:

  • 1. Lincolnpark is energieneutraal: In Lincolnpark wordt evenveel energie opgewekt als dat er wordt gebruikt;
  • 2. Lincolnpark is sociaal duurzaam en inclusief: De betrokkenheid van bewoners, bedrijven en instellingen bij hun leefomgeving wordt gestimuleerd. De wijk is geschikt voor mensen met diverse woonbehoefte en leefstijlen. De fysieke, programmatische en sociale structuur en inrichting van de wijk nodigt uit tot ontmoeting;
  • 3. Lincolnpark biedt een gezonde leefomgeving: De opzet, inrichting en materiaalgebruik van de leefomgeving draagt bij aan de gezondheid van haar bewoners en bezoekers;
  • 4. Lincolnpark is circulair: Lincolnpark wordt gerealiseerd met een beperkte inzet van materialen. De waarde van deze materialen blijft behouden tijdens en na het gebruik. De totale milieubelasting van deze materialen wordt geminimaliseerd;
  • 5. Lincolnpark is klimaatbestendig, biodivers, flexibel en adaptief: De stedenbouwkundige structuur, gebouwen en buitenruimte zijn klimaatbestendig, adaptief en bieden ruimte aan een robuust en biodivers ecosysteem. Op deze wijze wordt rekening gehouden met de veranderende (interne en externe) omstandigheden en (toekomstige) behoeften van bewoners en gebruikers.

Energieneutraal

Het energiegebruik wordt in Lincolnpark beperkt door middel van technische, financiële en organisatorische maatregelen. De nodige energie wordt uit hernieuwbare bronnen op duurzame wijze opgewekt. Ter voorkoming van overbelasting van het elektriciteitsnet wordt een uitwisseling van energie tussen energiebronnen in Lincolnpark en het elektriciteitsnet gereguleerd. Daarbij wordt het systeem flexibel en aanpasbaar ingericht, zodat als bij een toename van het aantal woningen en/of voorziening gemakkelijk kan worden opgeschaald.

Sociaal duurzaam en inclusief

De sociale cohesie wordt op verschillende manieren bevorderd. Het mentale eigenaarschap van bewoners en gebruikers over hun leefomgeving wordt gestimuleerd. Daarbij nodigt de opzet en inrichting van de leefomgeving uit tot ontmoeting. Door wonen en werken te combineren wordt een leefbare wijk gecreëerd. De zelfredzaamheid van bewoners en levensloopbestendigheid van wonen wordt gestimuleerd door zowel naar de lange als korte termijn te kijken en de openbare ruimte in te richten voor mensen met een beperking. De wijk krijgt een eigen herkenbare, aantrekkelijke identiteit als duurzaam gebied. Dit kan tevens worden ingezet voor educatieve doeleinden.

Gezonde leefomgeving

De opzet en inrichting van de wijk stimuleert gezond gedrag, door lichamelijke beweging te stimuleren, de luchtkwaliteit te verbeteren en hittestress tegen te gaan. Bij de materiaalkeuze wordt gekozen voor materialen en grondstoffen die geen nadelige gevolgen hebben voor de gezondheid. De inzet op duurzame mobiliteit zorgt daarbij voor een gezondere leefomgeving en vergroting van de leefbaarheid.

Circulair

De materialen en grondstoffen die worden gebruikt zijn circulair en hebben een zo laag mogelijke milieubelasting. Er wordt gebruik gemaakt van bio-based en/of hoogwaardig hergebruikte materialen. Daarbij ondersteunt Lincolnpark de transitie naar een circulaire economie door de toepassing van business- of financieringsmodellen die het bereiken van duurzame en circulaire doelstellingen bevorderen.

Klimaatbestendig, biodivers, flexibel en adaptief

Lincolnpark gaat op meerdere manieren om met het klimaat. De inrichting zorgt ervoor dat de negatieve gevolgen van hitte, regenval en droogte worden beperkt. De openbare ruimte, gebouwen en inrichting van de wijk versterken en vergroten de biodiversiteit. Daarbij zorgen de stedenbouwkundige structuur en de gebouwen voor flexibiliteit en adaptatie. Zo kunnen makkelijk veranderingen worden doorgevoerd, bijvoorbeeld aan de gebouwen, zonder dat ingrijpende verbouwingen nodig zijn.

4.2.1 Ecologie

Lincolnpark is onderdeel van een groter netwerk van groenblauwe ruimten met ecologische waarden. De inrichting en beplanting van de wijk dient dit netwerk te verbinden en verrijken. In Lincolnpark is gekozen voor drie verschillende natuurlandschappen: Rietlanden, Elzenrijk en Parkbos. Hierbij worden verschillende maaivelden toegepast, zodat verschillende typologieën ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0015.png"

Figuur 4.1: De drie natuurlandschappen (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

Rietland

Het Rietland is het laagst gelegen landschap en hierdoor ook het meest nat. Het heeft het karakter van een open rietlandschap met als hoofdboomsoort Zwarte els. Verder komen Schietwilgen, Zachte berk en sporadisch Zomereik voor.

Elzenrijk

Het Elzenrijk is het centrale eiland met een minder open ruimte en minder riet. Hier zijn meer struiken, zoals de Eenstijlige meidoorn, Hazelaar en Sleedoorn.

Parkbos

De meest droge groeiplaats is op het Parkbos. Hier ontstaat een droog Essen-Iepenbos.

Door de verschillen in landschappen kan op elke plek andere beplanting groeien. Hierdoor ontstaat op elk eiland een unieke biotoop. Dit draagt bij aan de verhoging van de biodiversiteit.

4.2.2 Water

Water vormt een essentieel onderdeel van Lincolnpark. Het vormt het karakter van de verkavelingstructuur die wordt gehanteerd en vergroot de leefbaarheid in de wijk. Lincolnpark wil positief omgaan met het water. Daarom is de structuur erop gericht om zoveel mogelijk regenwater via de verharding op de eilanden naar het oppervlaktewater en op de wadi's af te voeren.

Door het profiel van de eilanden hebben de wegen een waterafvoerend karakter en voeren het water naar de dichtstbijzijnde wadi. Tussen de eilanden worden waterdrempels geplaatst om een systeem van stroomgebieden te creëren. Hierdoor wordt een ophoping van regenwater in de wadi's beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0016.jpg"

Figuur 4.2: Waterstructuur (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

4.3 Ruimtelijke structuur

Het plangebied bestaat grofweg uit drie gebieden: een gemengd centrumgebied, een gemengd woon-werk gebied, en meerdere woongebieden. Het karakter van deze gebieden wordt gekenmerkt door de functies die mogelijk zijn. In het centrumgebied is de grootste diversiteit aan voorzieningen. Het gebied wordt gestructureerd door twee pleinen, welke zijn ingericht voor langzaam verkeer, maar wel bereikbaar zijn voor hulpdiensten. Parkeren kan in één van de twee servicehubs.

Het Parkbos wordt een gemengd woon-werkgebied en verbindt het bedrijventerrein De President 1.2 / 2.0 met het centrum. Kleine bedrijven in de plint op de begane grond zorgen voor een levendige verbinding.

De woongebieden zijn onderverdeeld in eilanden: Erven, Rietlanden en Elzenrijk. Elk eiland heeft haar eigen karakter met wisselende dichtheden en type woningen. Een gedetailleerde beschrijving en meer impressies zijn te vinden in bijlage 4 Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0017.png"

Figuur 4.3: Impressie overzicht wijken Lincolnpark Tweede Fase (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

Erven

Eiland Erven bestaat uit vier kleinere erven, gescheiden door poldervaarten of wadi's. Onderling worden ze met elkaar gekoppeld. De erven hebben het karakter van boerenerven en de woningen worden gesitueerd rondom een erf, waar ook de entrees van de woningen liggen. De erven worden autovrij en ingericht voor langzaam verkeer. Parkeren kunnen bewoners in de twee servicehubs grenzend aan de Schoolstraat. De erven worden onderhouden door de bewoners zelf. Hierdoor kunnen ze ook zelf beslissen hoe zij het erf willen inrichten voor gezamenlijke activiteiten. Vergoening vindt vooral plaats rondom de randen, maar ook op het erf zelf. Dit zorgt voor koele, schaduwrijke plekken in de zomer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0018.png"

Figuur 4.4: Impressie van Erven (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

Rietlanden

Rietlanden is geïnspireerd op het landschap van veenafgravingen. Het landschap is open en de structuur van de bebouwing versterkt deze openheid door een losse schikking van de volumes. Dit gebied bestaat uit twee eilanden die onderling met elkaar zijn verbonden. Aan de woonstraten wordt kleinschalige bebouwing geplaatst van 2-4 lagen met daartussen groene collectieve ruimte. De woongebouwen staan los in het groen en worden met een informeel pad gekoppeld aan de woonstraat. Rondom elk woongebouw is een zone van circa 3 meter met buitenruimtes. Tussen de gebouwen worden collectieve buitenruimte gecreëerd met moestuinen en speel- en ontmoetingsplekken. Bewoners en bezoekers kunnen parkeren in de servicehub. Hierdoor is het mogelijk om de woonstraten autoluw in te richten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0019.png"

Figuur 4.5: Impressie van Rietlanden (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

Elzenrijk

Elzenrijk heeft een wat grootschaliger karakter dan Rietlanden en Erven. De beplanting is dichter en de gebouwen zijn hoger en groter. Langs de verbindingen tussen de eilanden zijn sport- en speelplekken geordend. Aan de Schoolstraat worden twee servicehubs geplaatst.

Parkbos

Het eiland Parkbos is het dichstbebouwde eiland. Het bestaat uit twee gebieden. Het gebied aan de Dorpsstraat vormt de verbinding met het Centrum en de Mixzone. Hier zijn de plinten gevuld met commerciële ruimte, met daarboven woningen. Het gebied grenzend aan Lincolnpark Eerste Fase neemt deze structuur over en bestaat uit een mix van rijwoningen en urban villa's. De verbinding met de Eerste Fase wordt gemaakt door aan te sluiten op de twee hubs.

4.4 Functionele structuur

In het plangebied worden maximaal 1.800 woningen gerealiseerd. Elk eiland heeft haar eigen karakter met verschillende dichtheden en typologieën woningen. De meeste voorzieningen zullen in het Centrum gesitueerd worden, ongeveer 23.000 m2 bvo aan voorzieningen. In combinatie met woningen komen hier twee supermarkten, detailhandel, horeca, praktijkruimten, kleinschalige kantoren, twee scholen en sport.

De Dorpstraat vormt de verbinding tussen het centrumgebied (voorzieningen cluster) en het gemixt werkgebied ten zuidoosten van Lincolnpark. Hier worden voorzieningen in de plint gecombineerd met erboven woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0020.jpg"

Figuur 4.6: Indicatie van de verschillende deelgebieden op plankaart (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, september 2021)

4.4.1 Verkeersstructuur

In de basis is de wijk opgebouwd uit twee hoofdwegen waar de eilanden op aangesloten zijn. Horizontaal loopt de Schoolstraat en verticaal verbindt de Dorpsstraat de Spoorlaan met de Hoofdweg Oostzijde. De wijk wordt ingericht volgens het STOMP-principe. Stappen (voetganger), Trappen (fietsen), Openbaar vervoer, Mobilty As a Service (vervoer op afroep) en Privé auto worden in deze volgorde van belangrijkheid ingezet. Hiermee kan optimaal ingezet worden op de ambitie om een duurzame woonwijk te creëren. Dit uit zich onder meer in het autoluwe karakter van de wijk. De woningen zijn tot aan de voordeur te bereiken voor voetgangers en fietsers.

De fiets kan reeds gebruik maken van de hoofdfietsroute langs de Hoofvaart. Daarnaast wordt de wijk verbonden met een nieuw fietspad dwars door het plangebied dat Park21 met het centrum/station. Op en tussen de eilanden wordt volop ruimte gecreëerd voor langzaam verkeer. Er is een fijnmazig netwerk van verbindingen voor de voetganger met een ruim palet aan typen ruimten: erven, speelstraten, pleintjes, bruggen. Het netwerk is aantrekkelijk, schaduwrijk en stimuleert wandelen en ontmoeten. Met twee nieuwe bruggen over de Hoofdvaart wordt de wijk voor langzaam verkeer verbonden met de overige Parken en de daar gelegen voorzieningen. Dit verbindt deze wijken en Lincolnpark goed met de aanwezige openbaar vervoerverbinding.

Fietsen wordt binnen de wijk gefaciliteerd en daarbij wordt rekening gehouden met snelle en comfortabele fietsroutes naar het station, centrum en Park21. De Dorpstraat is een 30 km/u weg waar fietsers en automobilisten naast elkaar kunnen rijden. Op de Schoolstraat wordt het verkeer mogelijk gescheiden en kan het profiel als 30 km/uur of als 50 km/uur worden ingericht. Op de Hoofdvaart Oostzijde rijden bussen.

 

Op de Hoofdweg Oostzijde wordt de mogelijkheid onderzocht een HOV lijn in te passen met een hoge frequentie (elke 5 minuten een bus). Het NS-station is op 10 minuten fietsen bereikbaar.

In de wijk zijn negen servicehubs beoogd. Bewoners vinden hier hun vervoersmiddelen voor deelmobiliteit en kunnen hier hun privéauto stallen. Ook het bezoek parkeert in de servicehubs. Deze hubs zijn makkelijk vanaf de hoofdwegen te bereiken, om vervolgens te voet verder de wijk in te gaan. De privéauto staat hierdoor op enige afstand van de woning. Deze en andere maatregelen die ook beschreven worden in het Mobiliteitsplan dat voor het gebied is opgesteld, zorgen ervoor dat bewoners minder afhankelijk zijn van de auto. De parkeernorm voor de woningen kan hierdoor omlaag. Dit draagt bij aan het duurzame karakter van de wijk.

De servicehubs hebben een belangrijke rol in Lincolnpark. Ze zorgen voor minder autoverkeer in de wijk, doordat mensen hun auto op een centraal punt kunnen parkeren. Tegelijkertijd zijn ze een aanjager van collectiviteit en zorgt het voor ontmoeting tussen bewoners. Het delen van auto's wordt gestimuleerd en in de grotere hubs wordt deelmobiliteit aangeboden.

De servicehubs bevinden zich altijd op maximaal 250 meter van mensen hun woning. Minder validen kunnen hun auto voor de deur parkeren en bij incidenteel gebruik, zoals boodschappen afgeven of verhuizen, is het ook mogelijk om de auto even voor de deur neer te zetten. Voor hulpdiensten en vuilophaal zijn alle woningen bereikbaar. Pakketten worden afgeleverd bij de servicehubs.

Het gebied is vanuit de omgeving goed bereikbaar. De centrale voorzieningen zijn geplaatst aan de Hoofdweg Oostzijde. Dit is vooral van belang voor de bovenwijkse voorzieningen, zoals de scholen en sporthal. Zo ontstaan geen verkeersproblemen in de wijk en worden de gebruikers van de voorzieningen die niet in de wijk wonen doelgericht naar het centrumgebied geleid, zodat ze niet de wijk door hoeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0021.png"

Figuur 4.7: Impressie van de autoverkeerstructuur met de servicehubs (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

4.4.2 Parkeerstructuur

Lincolnpark wordt een levendig stedelijk woon- en werkgebied met een aantrekkelijke openbare ruimte. Duurzaamheid, gezondheid en circulariteit zijn hierbij kernbegrippen en uitgangspunten voor alle ontwerpprincipes.

Voor personenvervoer wordt het STOMP-principe aangehouden. Dit geeft de volgorde van modaliteiten aan: Stappen (voetganger) – Trappen (fiets) – Openbaar Vervoer – MaaS (Mobility as a service - waaronder deelauto) – Privéauto. Op deze wijze stimuleert de leefomgeving om zoveel mogelijk gebruik te maken van duurzame en gezonde mobiliteitswijzen.

Dat betekent dat lopen en fietsen aantrekkelijke vervoerswijzen zijn voor de korte afstanden. De nodige voorzieningen zijn in de buurt en er zijn aantrekkelijke loop- en fietsroutes naar de belangrijkste bestemmingen buiten de wijk. Deelmobiliteitoplossingen bieden mogelijkheden voor het gebruik van een e-bike of een bakfiets.

Dankzij het uitgebreide HOV-netwerk van Haarlemmermeer is het openbaar vervoer een logische keuze voor het vervoer naar bijvoorbeeld Schiphol, Amsterdam en Leiden. Er zijn verschillende first- en last mile oplossingen beschikbaar om de reis naar de nabijgelegen busstations en treinstations aantrekkelijk te maken.

Met deelauto's krijgen bewoners van Lincolnpark toegang tot automobiliteit. In het verlengde van deze mobiliteitsmaatregelen kiest de gemeente voor relatief lage parkeernormen voor auto's. Hiervoor zetten we aanvullend verschillende middelen in:

  • Parkeren op afstand in parkeerhubs. De auto is een goed alternatief voor langere afstanden, zonder dat de auto voor elke rit wordt ingezet.
  • Door het clusteren van parkeervoorzieningen kan het dubbelgebruik van de plaatsen gemaximeerd worden.
  • Het aanbieden van deelmobiliteit waardoor bewoners minder afhankelijk zijn van het bezit van een auto.

Met het toepassen van deze maatregelen is een gemiddelde parkeernorm van 1,1 haalbaar voor Lincolnpark. Dit is onderbouwd in het mobiliteitsplan voor Lincolnpark (bijlage 1). De parkeernorm is als volgt opgebouwd:

Tabel 4.1: berekend aantal parkeerplaatsen met een duurzame mobiliteitsstrategie, exclusief eventuele toepassing deelauto’s (bron: Mobiliteitsplan Lincolnpark Tweede Fase, april 2022)

Functie   Referentie handboek   Omvang   Parkeer-norm   Bezoekers-
deel parkeer- norm  
# parkeer-
plaastsen bewoners  
# parkeer-
plaatsen bezoekers  
Sociale huur woningen   Huurhuis, sociale huur   325 woningen   1,3   0,3   325   98  
Middeldure woningen   Koop, etage, midden   366 woningen   1,5   0,3   439   110  
Dure woningen   Koop, tussen/hoek   892 woningen   1,6   0,3   1.160   268  
Totaal     1.583   1,5     1.924   476  

In verband met de mogelijke komst van een HOV-halte op korte afstand van het plangebied, staat in het mobiliteitsplan ook een tabel voor de situatie met HOV-halte.

Tabel 4.2: berekend aantal parkeerplaatsen voor woningen met een duurzame mobiliteitsstrategie binnen een straal van 400m van een HOV halte, exclusief eventueel gebruik van deelauto’s (bron: Mobiliteitsplan Lincolnpark Tweede Fase, april 2022)

Functie   Referentie handboek   Omvang   Parkeer-norm   Bezoekers-
deel parkeer- norm  
# parkeer-
plaastsen bewoners  
# parkeer-
plaatsen bezoekers  
Sociale huur woningen   Huurhuis, sociale huur   325 woningen   0,9   0,3   195   98  
Middeldure woningen   Koop, etage, midden   366 woningen   1,1   0,3   293   110  
Dure woningen   Koop, tussen/hoek   892 woningen   1,2   0,3   803   268  
Totaal     1.583   1,1     1.291   476  

Daarnaast wordt een maximum percentage van 31% toegestaan voor het vervangen van bewonersparkeerplaatsen door deelauto's.

Het autobezit en -gebruik staat niet vast. Voorkomen moet worden dat er overlast in omliggende wijken ontstaat. Door de clustering van parkeren wordt zoekverkeer voorkomen en de gerealiseerde voorzieningen optimaal benut. Lincolnpark wordt niet in één keer gebouwd, de bouwperiode duurt naar verwachting meer dan 5 jaar. Wanneer blijkt dat in de eerste volgende fases de parkeernorm duidelijk te laag is, kunnen de latere plandelen rekening houden met een hogere norm. Loopafstanden maken het over het algemeen niet aannemelijk dat automobilisten in grote aantallen buiten de wijk gaan parkeren. Mocht dit laatste wel gebeuren bevat het strategisch parkeerbeleid van de gemeente verschillende mogelijkheden om omliggende (woon)wijken te beschermen, te denken valt aan het instellen van een parkeerregime in de vorm van een blauwe zone of betaald parkeren. Bij het invoeren van een parkeerregime kunnen bewoners en ondernemers in de betreffende wijk een ontheffing/vergunning verkrijgen voor het parkeren. Bewoners en ondernemers van Lincolnpark komen hiervoor niet in aanmerking.

Hoofdstuk 5 Onderzoek en beperkingen

5.1 Water

5.1.1 Wet- en regelgeving

Europese Kaderrichtlijn Water

De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren. Hiermee wordt beoogd vervuiling te voorkomen en te beperken, duurzaam gebruik van water te bevorderen, het aquatische milieu te beschermen en te verbeteren en de effecten van overstromingen en droogte in te perken. De algemene doelstelling is om een goede milieutoestand te bereiken voor alle wateren.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Waterbeheerplan 5 2016-2021

In het “Waterbeheerplan 5 2016 – 2021” staat samen werken aan water centraal. Opdat nu en in de toekomst in dit deel van Nederland onder zeeniveau gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden. Het Hoogheemraadschap van Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Die toekomst wordt mede bepaald door trends in klimaat en maatschappij en de noodzaak om op duurzame wijze met onze omgeving om te gaan. De verwachte toename van neerslag en droogte, bodemdaling, verzilting, zeespiegelrijzing en de verdergaande verstedelijking, leggen een steeds grotere druk op het watersysteem. De hoofdambitie is schoon water en droge voeten. Dit wordt bereikt door:

  • Beschermen tegen overstromingen vanuit zee, de rivieren en het regionale watersysteem door een aanpak in drie lagen (meerlaagse veiligheid): preventie, adviseren over het beperken van de gevolgen van overstromingen (gevolgbeperking), en voorbereiden op een calamiteit.
  • Zorgen voor schoon en gezond water dat past bij de verschillende functies in een gebied.
  • Optimaliseren van de verwerking van het afvalwater en hergebruiken van de grondstoffen uit afvalwater.
  • Zorgen voor voldoende water: niet te veel en niet te weinig, passend bij het gebruik.

Riolering en afkoppelen

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afval- en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Keur Rijnland 2020

De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.

Het uitgangspunt van de Keur Rijnland 2020 is 'ja, tenzij': in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen, is dit nader uitgewerkt.

Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030

De Strategische Samenwerkingsagenda Haarlemmermeer-Rijnland (verder Waterplan) is een samenwerkingsdocument tussen de gemeente en het hoogheemraadschap. Het geeft de situatie en problemen weer van het hele watersysteem (oppervlaktewater, hemelwater, grondwater en afvalwater) in Haarlemmermeer. Het stelt doelen met betrekking tot de riolering, het oplossen van infrastructurele knelpunten en nemen van maatregelen. Het Waterplan heeft onder andere als ambitie:

  • het scheiden van vuil afvalwater en schoon regenwater;
  • het tijdelijk bergen van water om extreme neerslag op te vangen;
  • afvalwater als bron te gebruiken waaruit afvalstoffen en energie gewonnen kunnen worden. Haarlemmermeer past bijvoorbeeld innovatieve ontwikkelingen toe bij het inzamelen van afvalwater zoals riothermie, het winnen van warmte uit afvalwater.

In het Waterplan worden ook grondwatermaatregelen beschreven, omdat deze een belangrijke link hebben met de rest van het watersysteem, zoals oppervlaktewater en de ruimtelijke inrichting. Daarnaast is er in het verleden onvoldoende aandacht besteed aan grondwater, waardoor een inhaalslag nodig is om aan de zorgplicht te voldoen.

De maatregelen die genomen moeten worden om de doelstellingen voor het watersysteem te bereiken zijn verzameld in het uitvoeringsprogramma van het Waterplan. De financiering van deze maatregelen komt uit verschillende bronnen, waaronder het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).

Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2019

De gemeente is op grond van de Wet milieubeheer verplicht periodiek een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen om invulling te geven aan haar zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP bevat rioleringsbeleid en een overzicht van alle aanwezige rioleringsvoorzieningen, inclusief de actuele toestand ervan en de te verwachten vervangingsperioden. Ook geeft het plan inzicht in de wijze waarop de riolering wordt beheerd, welke effecten er zijn voor het milieu en hoe het beheer wordt gefinancierd.

De gedachten vanuit de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030, Proeftuin klimaatbestendige stad en het integraal Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030 zijn ook van toepassing op het gemeentelijke riolerings- en grondwaterbeleid. De rode draad in het beleid is dat de gemeente streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem.

Het GRP geeft basis de planning van nieuwe aanleg, plannen om vuiluitworp te reduceren en plannen voor beheer en onderhoud voor de komende vijf jaar, met een doorkijk naar de verdere toekomst. Bij nieuwbouw en verbouw is het gescheiden aanbieden van het afvalwater en het hemelwater het uitgangspunt. Voor nieuwbouwwijken en grotere reconstructiegebieden wordt uitgegaan van een zwaardere ontwerpnorm voor het rioolstelsel, waardoor zwaardere regenbuien minder snel overlast veroorzaken. Om overlast door grondwater te voorkomen voorziet het GRP in de aanleg van drainage in vijf wijken: Rijsenhout-Zuid, Pax, Graan voor Visch (Hoofddorp), Linquenda, Welgelegen (Nieuw-Vennep), en het uitvoeren van grondwatermaatregelen in Zwanenburg.

Vanuit het Bestuursakkoord Water heeft de gemeente verdere invulling gegeven aan een verbetering van de samenwerking met omliggende gemeenten en met het Hoogheemraadschap van Rijnland.

5.1.2 Onderzoek

Huidige situatie

Het plangebied ligt in het zuiden van Hoofddorp, tussen Hoofdvaart, Spoorlaan, bedrijventerrein De President en de Bennebroekerweg. Het gebied is ongeveer 30 hectare groot en bestaat momenteel uit akkerland, grasland, verharding en oppervlaktewater. Het gebied ligt in de Haarlemmerpolder en is omgeven door een ringvaart.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de bodemkaart bestaat de grond in het plangebied uit zavel met homogeen profiel. Met betrekking tot grondwater is er sprake van grondwatertrap VII. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) schommelt tussen 80 en 140 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt op 120 centimeter onder maaiveld. Het maaiveld ligt op circa 4,4 meter -NAP.

Het plangebied Lincolnpark is onderdeel van twee peilvakken. Het noordelijke deel is onderdeel van peilvak GH-140.33 (vak 33) met een vast peil van NAP -5,72. Het zuidelijke deel is onderdeel van peilvak GH-140.05.1 (vak 5.1) met een zomerpeil van NAP -6,02 m en een winterpeil van NAP -6,27 m. Het gebied ten zuiden van de Johan Enschedélaan binnen Lincolnpark is niet ontwikkeld tot bedrijventerrein, maar deels wel op het peil van NAP -5,72 m.

Waterkwantiteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0022.jpg"

Figuur 5.1: Uitsnede Legger hoogheemraadschap van Rijnland met het plangebied rood omlijnd

Conform de Legger van het hoogheemraadschap van Rijnland zijn in het plangebied watergangen in de categorie 'overig' aanwezig. Daarnaast grenst het plangebied ten westen en zuiden aan primaire watergangen, zie figuur 5.1. Binnen deze beschermingszones gelden conform de Keur van Hoogheemraadschap van Rijnland beperkingen voor bouwen en aanleggen ter bescherming van en om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. De watergang aan de zuidzijde, aan de Bennebroekerweg, is een Natuurnetwerk Nederland verbindingszone

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is momenteel niet bebouwd of aangesloten op het rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van de ontwikkeling Lincolnpark en voorziet in de realisatie van de Tweede Fase van 1800 woningen en voorzieningen.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem. Er wordt door Rijnland en gemeente onderzocht of hoeverre het mogelijk is om voor het plangebied een apart peilvak te realiseren met een hoger en flexibel peil. Hierbij wordt er gestreefd naar een situatie waarbij er in de natte perioden water kan worden vastgehouden waardoor minder inlaat hoeft plaats te vinden gedurende de droge perioden. De uitkomst van dit onderzoek staat nog niet vast.

Waterkwantiteit

Voor het plangebied waren de oorspronkelijke plannen om een bedrijventerrein te ontwikkelen. Voor dit plan is een waterhuishoudingsplan en notitie compensatie opgesteld. Nu de plannen veranderd zijn naar het realiseren van woningen, voorzieningen en (groene) openbare ruimte zijn ook de waterboekhouding en notitie watercompensatie geactualiseerd. De notitie watercompensatie is in bijlage 5 toegevoegd, de waterboekhouding in bijlage 6. De waterbalans voor de beoogde ontwikkeling is te vinden in bijlage 11.

Eerder gegraven water ter compensatie van De President

Als onderdeel van het herzien bestemmingsplan De President heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland opgemerkt dat er destijds onvoldoende oppervlaktewater aanwezig was binnen het projectgebied De President Eerste Fase. Om dit te corrigeren is de centrale watergang binnen het plangebied verbreed, de locatie van deze watergang is in figuur 5.2 oranje omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0023.png"

Figuur 5.2: In oranje gearceerd centrale watergang die is verbreed

Dit lijkt erop te duiden dat de watergang die in 2003 is gegraven binnen het plangebied Lincolnpark Tweede Fase ten behoeve van De President fase 1-III vervroegd is gegraven, maar uiteindelijk nog niet is gebruikt als watercompensatie voor het oorspronkelijke en huidige plangebied De President of het plangebied Lincolnpark. Dit is weergegeven in het geel in figuur 5.3 en betreft circa 1.311 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0024.png"

Figuur 5.3: Oppervlaktewater binnen het projectgebied Lincolnpark Tweede Fase met in het geel het gedeelte dat beschikbaar is voor compensatie voor de beoogde ontwikkeling

Het water is derhalve 'vooruit gegraven' aan de verwachte ontwikkeling van het bedrijventerrein, maar doordat de ontwikkeling van het bedrijventerrein uitliep is deze waterberging volgens de beleidsregels van Rijnland inmiddels verjaard aangezien het water meer dan vijf jaar geleden is aangelegd. Met het Hoogheemraadschap is overleg geweest om het in 2003 gerealiseerde compensatiewater alsnog mee te laten tellen als nieuw water en af te zien van de beleidsregel van verjaring.

Eisen compensatie

Met de beoogde ontwikkeling is er sprake van verharding, waarvoor gecompenseerd moet worden. De volgende eisen uit de keur van Hoogheemraadschap van Rijnland zijn daaraan verbonden:

  • Wanneer het aanleggen van verharding binnen een projectgebied in fasen wordt uitgevoerd, als onderdeel van een groter samenhangend project, dan is de totale omvang van het eindproject bepalend voor het te compenseren verhard oppervlak
  • Minimaal 15 % van toename verharding moet worden gecompenseerd in open water of alternatieve waterbergingsvoorziening - Compensatie in oppervlaktewater wordt in vierkante meters berekend. Voor alternatieve waterberging is een bergingscapaciteit van minimaal 55l/m2 verharding van toepassing
    • 1. Alternatieve waterberging heeft een afvoer van maximaal 0,6l/uur/m²
    • 2. Als de toename in verhard oppervlak groter is dan 5 ha, dan wordt maximaal 20 % van de toename in verhard oppervlak gecompenseerd in alternatieve waterberging
  • Bij de aanleg van nieuwe woonwijken vanaf 10 of meer woningen, tellen de nog onverharde tuinen voor 50 % mee als verharding - In overleg met Hoogheemraadschap Rijnland kan de getelde percentage verharding in tuinen aangepast worden mits maatregelen genomen worden om dit ten alle tijden te waarborgen
  • De compensatie mag bestaan uit aantoonbaar extra gegraven water in de vijf jaar direct voorafgaand aan de melding van de toename van verharding. Compensatie van de brede watergang langs de oostelijke grens van het projectgebied betreft een volume op basis van een breedte van 30 m. Overige meters in breedte aan de oostelijke oever van de watergang kunnen gebruikt worden als onderdeel van de watercompensatie voor Lincolnpark. Dit betreft 1.311 m2 (betreft het gele vlak in figuur 5.3). De gemeente Haarlemmermeer zal een verzoek indienen bij HHR Rijnland om deels van het oppervlaktewater binnen het plangebied Lincolnpark Tweede Fase te kunnen gebruiken als compensatie.
  • Compenserend oppervlaktewater of alternatieve bergingsvoorzieningen moeten vooraf of gelijktijdig met de aanleg van de verharding worden gegraven
  • Dempingen van oppervlaktewater moeten voor minimaal 100 % gecompenseerd worden
  • Lijnvormige verharding die niet wordt voorzien van een hemelwaterafvoer (zoals fietspaden), waar water niet versneld afvoert op het oppervlaktesysteem, neerslag volledig infiltreert in de bodem en deze neerslag (via hemelwaterafvoeren of oppervlakkige afvoer) niet versneld wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater hoeven niet gecompenseerd te worden mits de afstand tot een naastgelegen watergang meer dan of gelijk aan 1 m is
    • 1. Hierbij wordt met infiltratie 'het in de bodem brengen van water' verstaan
    • 2. Als infiltratie en vertraagd afvoer van water naar het oppervlaktewater niet mogelijk is langs de aan te leggen lijnvormige verharding en directe afstroming plaatsvindt naar het oppervlaktewater, dan telt deze mee aan het te compenseren verhard oppervlak
  • Als gebruik wordt gemaakt van halfopen verharding waar neerslag volledig in de bodem infiltreert, hoeft deze niet te worden gecompenseerd. Dit is wel afhankelijk van de bodemopmaak
  • Water wat ter compensatie wordt aangelegd moet verbonden zijn met het bestaande watersysteem, er moet een circulair watersysteem ontstaan
  • Doodlopende watergangen worden vermeden
  • Duikers mogen niet langer dan 10 m zijn. Indien noodzakelijk voor verkeersfunctie, de toegankelijkheid van het perceel of het noodzakelijk verbinden van watergangen (verbindingsduiker) dan kan de maximale lengte tot 15 m worden vastgesteld
  • Geen bochten in duikers
  • Ronde duikers hebben een diameter van minimaal 600 mm doorsnede en maximaal 1000 mm doorsnede
  • Bij het aanleggen van een duiker mag de watergang niet breder dan 8 m zijn
  • De afstand tussen de aan te leggen duiker tot een naastgelegen duiker, brug of stuw moet minimaal 5 m bedragen
  • Duikers moeten 1/3 lucht en 2/3 deel water ten opzichte van het zomerpeil hebben
  • Voor een hoofdwatergang geldt een minimale aanleg diepte van 1,10 m, waterbodem breedte van 0,40 m en een watergang breedte van 7 m op de waterspiegel van het winterpeil. De Hoofdvaart en Bennebroekertocht zijn hoofdwatergangen. Al het andere oppervlaktewater zijn overige watergangen
  • Het graven van zowel hoofd- als overige watergangen mag uitsluitend plaatsvinden als het graven geen toename in (zilte) kwel veroorzaakt, de toename in kwel de waterboekhouding niet verstoort en de waterbodem niet opbarst

Berekening compensatie voor toename in verharding

Voor de berekening van de watercompensatie is een tabel opgesteld waarin alle oppervlaktes wat betreft verhard, onverhard en te compenseren zijn weergegeven. In deze berekening is uitgegaan dat het waterschap instemt dat het in 2003 aangelegd water meegerekend mag worden voor compensatie. In de onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de huidige en toekomstige verharding. Deze tabel is tevens in bijlage 11 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0025.jpg"

Figuur 5.4: Overzicht tabellen huidige en toekomstige verhardingen en compensatieopgave

Voor de gehele ontwikkeling dient 371 m2 gecompenseerd te worden voor gedempte watergangen en 21.010 m2 voor de verharding van oppervlakte. De gedempte watergangen dienen gecompenseerd te worden door oppervlaktewater, compensatie voor verharding van oppervlakte kan door middel van het aanleggen van oppervlaktewater en/of door alternatieve waterberging. Er is 242 m3 aan alternatieve waterberging beoogd waarmee er nog 17.608 m2 aan te compenseren verhard oppervlak resteert. Wanneer er geen alternatieve waterberging wordt aangelegd, maar de verharding middels oppervlaktewater zal worden gecompenseerd is het minimale te compenseren oppervlakte 22.444 m2 benodigd. In het plangebied is er 26.741 m2 oppervlaktewater beschikbaar voor compensatie waarmee wordt voldaan aan de eisen vanuit het waterschap. Mocht de watergang van circa 1.311 m2 uit figuur 5.3 niet gebruikt worden voor compensatie, is er alsnog voldoende oppervlaktewater beschikbaar voor compensatie om te voldaan aan de eisen vanuit de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Waterveiligheid

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Deze vallen ook niet in het plangebied.

Voorkomen wateroverlast

In Nederland is het beleid 'vasthouden, bergen, afvoeren'. Het regenwater wordt eerst zoveel mogelijk lokaal vast gehouden, dan geborgen in oppervlaktewater of andere bergvoorzieningen en pas als dit niet mogelijk is, wordt het regenwater afgevoerd. De structuur van de waterstromen in het plangebied is erop gericht zoveel als mogelijk regenwater via de verharding op de eilanden eerst naar wadi's af te voeren. De wegen op de eilanden hebben derhalve een waterafvoerend karakter. Het water wordt naar de dichtstbijzijnde wadi gebracht welke zich tussen twee eilanden bevindt. Zo wordt voorkomen dat de bebouwing wateroverlast ondervindt en wordt de waterinfiltratie tussen de eilanden versterkt. Dit heeft ook een positieve impact tijdens de droogteperiodes: het overtollige water uit de wadi's wordt naar het oppervlaktewater van het park afgevoerd.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Voor waterkwaliteit is daarnaast gekeken naar het Waterhuishoudingsplan Bedrijventerrein De President (2001). Hier is gekeken naar het watersysteem binnen het hele gebied waarvan Lincolnpark Tweede Fase onderdeel van is.

  • De waterkwaliteit wordt gestabiliseerd door onder andere toepassing van natuurvriendelijke oevers en/of helofytenfilters en met voldoende breedte en diepte van waterpartijen.
  • Inlaat van water uit de polderboezem met slechte kwaliteit is beperkt. Het chloride gehalte in het vak is daardoor veel lager dan in de polderboezem
  • Water binnen het gebied laten circuleren om stagnatie te voorkomen
  • De watergangen zijn zo veel mogelijk ingericht met natuurvriendelijke oevers en vooroevers waardoor het optreden van algenbloei vermindert

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
5.1.3 Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn onderzocht voor het plangebied. Hieruit blijkt dat er gecompenseerd dient te worden voor de toename van verharding van 22.444 m2 inclusief het dempen van watergangen. In het plangebied is er 26.741 m2 oppervlaktewater beschikbaar voor compensatie waarmee wordt voldaan aan de eisen vanuit het waterschap. Er wordt een water-inclusieve omgeving gerealiseerd. Hiermee heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.2 Bodem

5.2.1 Wet- en regelgeving

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek, eventueel aangevuld met een bodemonderzoek, bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet bodembescherming

In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe projecten op het gebied van natuur, wonen en industrie. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het Bbk staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Uitgangspunt in de bijbehorende normstelling is de directe relatie tussen de chemische bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem, gebaseerd op een risicobenadering. In situaties met een gering risico gelden daarom beperkte regels en minder strenge normen dan in situaties met meer risico's.

Gemeentelijke Nota Bodembeheer

Haarlemmermeer probeert zoveel mogelijk een afweging te maken op basis van feitelijke risico's. De Nota Bodembeheer (2020) biedt een praktische richtlijn aan de gemeentemedewerkers, adviesbureaus, aannemers en andere bodemintermediairs hoe in Haarlemmermeer het beste met vrijkomende grond en baggerspecie kan worden omgesprongen, waarbij aan zaken als gezond verstand, kostenbesparing, milieuwinst en voldoen aan geldende wet- en regelgeving veel aandacht is besteed.

Een instrument dat inzicht geeft in de bodem is de bodemkwaliteitskaart, waarin honderden bodemonderzoeken uit de periode 2014-2019 zijn ingevoerd, afkomstig van onverdachte locaties (niet-brongerelateerde verontreinigingen) en is een berekening uitgevoerd van de bodemkwaliteit in de diverse bodemkwaliteitszones. Ondanks toegenomen bedrijvigheid in de polder voldoet de diffuse bodemkwaliteit in het grootste deel van het gebied wat betreft de stoffen uit het standaard stoffenpakket nog altijd aan de Achtergrondwaarde (schoon). Deze grond is in principe geschikt om - onder voorwaarden - overal zonder onderzoek te hergebruiken (zone 1). Een klein gedeelte van het gebied heeft een bodemkwaliteit die voldoet aan de kwaliteitsklasse wonen of industrie. In deze zones geldt in principe het generieke beleidskader. In enkele deelgebieden voldoet het generieke kader niet en is gebiedsspecifiek beleid vastgesteld; dit zijn Schiphol Trade Park en Park21.

5.2.2 Onderzoek

Voor de beoogde ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 7. Het doel van het onderzoek is het vastleggen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit en het beoordelen of de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. De gestelde hypothese, dat geen verontreiniging wordt verwacht boven de 95- percentielwaarden als opgenomen in de bodemkwaliteitskaart, is bevestigd. Er zijn hooguit lichte verhogingen aan kobalt, kwik, zink, olie en/of PAK in de bovengrond aangetoond. In de ondergrond zijn hooguit lichte verhogingen aan kobalt, kwik, PAK en/of olie aangetoond. De verhogingen komen overeen met de vastgestelde achtergrondconcentraties uit de bodemkwaliteitskaart, waarbij de lichte verhogingen aan minerale olie en PAK in de boringen 181/182/187/189/191 toegeschreven kunnen worden aan diffuse belasting van het wegverkeer.

De gestelde hypothese, dat in de bovengrond lichte verhogingen aan bestrijdingsmiddelen (OCB) kunnen worden verwacht, is bevestigd. Er zijn lichte verhogingen aan hexachloorbenzeen, som DDD, som DDT, som drins en som chloordaan aangetoond.

In het grondwater zijn hooguit lichte verhogingen aangetoond.

Deellocatie 1 is in verband met de aanwezigheid van asfalt en/of menggranulaat niet conform de NEN5740 onderzocht. Ter plaatse zijn minder boringen verricht, geen peilbuizen geplaatst en minder analyses uitgevoerd. Derhalve kan ten aanzien van deze deellocatie hooguit een indicatieve uitspraak worden gedaan. Gezien de recente aanleg van het asfalt en menggranulaat en de korte periode (2008-2011) waarin het terrein in gebruik is geweest ten behoeve van Cultuurgebouw 'De Meerse', worden echter geen andere verontreinigingen verwacht dan nu aangetoond. Aanbevolen wordt om alsnog een onderzoek conform de NEN5740 uit te voeren als de verhardingen zijn verwijderd.

Indicatief getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de grond over het algemeen aan klasse Achtergrondwaarde, behoudens het zand in de bovengrond van boringen 215 en 216 (M19), de klei in de ondergrond van boring 129A (M32), en de klei in de bovengrond van boringen 181/182/187/189/191 (M16). Deze grond voldoet indicatief aan klasse Wonen of Industrie. De klei in de ondergrond van boring 184 (M18) is indicatief niet toepasbaar o.b.v. minerale olie.

5.2.3 Conclusie

De onderzoeksresultaten vormen geen belemmeringen voor de beoogde woonbestemming.

5.3 Flora en fauna

5.3.1 Wet- en regelgeving

Sinds 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet. Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. Deze wet neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Dat is niet alleen van belang vanwege het feit dat Nederland is gehouden tot nakoming van zijn internationale verplichtingen, maar ook, omdat de Europese regelgeving een hoog beschermingsniveau van de natuur verzekert, hoger dan de bescherming die vóór de totstandbrenging van de Europese kaders werd geboden door de nationale wetgeving. De taken en verantwoordelijkheden worden in het wetsvoorstel zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. Eén van de verantwoordelijkheden van de provincie is Natuurnetwerk Nederland, een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden.

 

Een belangrijk criterium in de wet is 'gunstige staat van instandhouding van een soort'. Daarvan is sprake als:

  • uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en
  • het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en
  • er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden.
5.3.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming - stikstof

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0026.png"

Figuur 5.5: Natura 2000-gebieden ten opzichte van het plangebied (rood omcirkeld)

Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid bevindt zich op circa 7 kilometer van het plangebied. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied bevindt zich op circa 15 meter.

Gebruiksfase

In het kader van het bestemmingsplan is een berekening uitgevoerd door TAUW met de versie van AERIUS (versie 2021) voor de ontwikkeling Lincolnpark Tweede Fase. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8. Hierbij is voor de gebruiksfase een berekening uitgevoerd voor de beoogde situatie en voor de referentiesituatie.

In de berekening voor de beoogde situatie wordt voor Lincolnpark Tweede Fase een stikstofdepositiebijdrage van 0,01 mol/ha/jaar worden berekend op Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Wanneer echter de referentiesituatie (bemest akkerland) wordt meegenomen in de berekeningen (dit wordt ook aangeduid met de term 'interne saldering') wordt netto een bijdrage van 0,00 mol/ha/jaar berekend. Door gebruik te maken van interne saldering met de huidige emissies door bemesting, geen belemmering voor het vaststellen van het plan.

Negatieve effecten voor de stikstofgevoelig habitat- en leefgebieden op Natura 2000-gebieden kunnen daarmee worden uitgesloten en het aspect stikstofdepositie vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van het plan.

Aanlegfase 

De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) is per 1 juli 2021 in werking getreden. Als gevolg daarvan zijn alle (tijdelijke) bouw- en sloopwerkzaamheden en werkzaamheden voor het aanleggen, veranderen en verwijderen van een werk vrijgesteld van natuurvergunningsplicht voor het aspect stikstofdepositie. Een eventuele toename in stikstofdepositie ten gevolge van de aanlegfase van het plan vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van het (bestemmings)plan.

Soortenbescherming - ecologie

Voor de beoogde ontwikkeling is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd, zie bijlage 9. Uit dit onderzoek blijkt het volgende.

Het plangebied bevat mogelijk foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen, vaste rust- en verblijfplaatsen van kleine marterachtigen en essentieel foerageergebied van vogels met jaarrond beschermde nesten. Binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden is een potentieel jaarrond beschermd nest aanwezig. Foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen kunnen tijdens de werkzaamheden verloren gaan. Vaste rust- en verblijfplaatsen van de bunzing, hermelijn en de wezel kunnen tijdens de werkzaamheden verloren gaan en individuen kunnen worden verstoord en gedood. Essentieel foerageergebied van vogels met jaarrond beschermde nesten kan tijdens de werkzaamheden verloren gaan. Het potentieel jaarrond beschermde nest kan tijdens de werkzaamheden worden aangetast en individuen van de boomvalk, ransuil, slechtvalk, sperwer en de torenvalk kunnen worden verstoord. Algemene amfibieën, vissen en zoogdieren in het projectgebied kunnen tijdens de werkzaamheden worden gedood. In het projectgebied kunnen nesten van algemene broedvogels verloren gaan en worden verstoord tijdens de werkzaamheden.

Tijdens grondverzet kunnen er mogelijk individuen van algemene amfibieën en zoogdieren worden gedood. Hiervoor geldt een meldplicht bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord, omdat er gebruik wordt gemaakt van de provinciale vrijstelling.

Voor het plangebied is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen, vaste rust- en verblijfplaatsen van kleine marterachtigen en foerageergebied van vogels met jaarrond beschermde nesten, zie bijlage 12. Gedurende het onderzoek zijn er geen individuen van de kerkuil of de ransuil in het plangebied waargenomen. In het plangebied zijn geen territoria en jaarrond beschermde nesten van de boomvalk, buizerd, havik, slechtvalk, sperwer en de torenvalk waargenomen en zijn er geen beschermde functies van de bunzing, hermelijn en de wezel aangetroffen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van essentieel foerageergebied en essentiële vliegroutes van vleermuizen. Een ontheffing op verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming wordt niet noodzakelijk geacht.

De werkzaamheden kunnen in het actieve seizoen van vleermuizen (globaal april – november) mogelijk foeragerende individuen van vleermuizen verstoren. Het is daarom aan te bevelen nachtelijke verlichting tot een minimum te beperken, om verstoring van aanwezige individuen van vleermuizen te voorkomen.

Het is in het algemeen wenselijk om de werkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels (met name akker- en weidevogels) uit te voeren (globaal maart – augustus), om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen. Deze periode is niet leidend. Indien broedgevallen ten tijde van de werkzaamheden aanwezig zijn mogen deze niet worden verstoord of vernietigd.

Tijdens grondverzet kunnen er mogelijk individuen van algemene amfibieën en zoogdieren worden gedood. Hiervoor geldt een meldplicht bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord, omdat er gebruik wordt gemaakt van de provinciale vrijstelling.

5.3.3 Conclusie

Uit de stikstofberekeningen blijkt dat er geen sprake is van depositie op Natura 2000-gebieden.

5.4 Cultuurhistorie en archeologie

5.4.1 Wet- en regelgeving

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt zes wetten op het gebied van cultureel erfgoed en sorteert hiermee voor op de komende Omgevingswet. Door de wetten te bundelen en een aantal regels te vernieuwen is de wetgeving minder versnipperd. In de Erfgoedwet staat onder andere wat cultureel erfgoed is, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt. De Erfgoedwet gaat over de bescherming van het cultureel erfgoed. Er is ook erfgoed in ruimtelijke ordening (de leefruimte om ons heen). Hoe Nederland daarmee omgaat staat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

In het gemeentelijke archeologiebeleid Haarlemmermeer 2020-2030 (2020) wordt het archeologiebeleid van de gemeenten Haarlemmerliede en Spaarnwoude samengevoegd. De beleidsvisies worden op elkaar aangesloten zodat een goede balans kan worden gevonden tussen een goede omgang met archeologisch erfgoed en andere maatschappelijke belangen. De archeologische beleidskaart, archeologische verwachtingskaart en monumentenkaart maken inzichtelijk wat de archeologische verwachting van gebieden is en waar monumenten zich bevinden.

5.4.2 Onderzoek

Cultuurhistorische waarden

In het plangebied bevinden zich geen monumenten.

Archeologische waarden

Er is een bureauonderzoek genaamd “Bureauonderzoek naar de archeologische waarde van plangebied De President te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer” uitgevoerd in 2016. Dit onderzoek is als bijlage 2 bij de toelichting gevoegd.

Het volledige plangebied is in dat onderzoek meegenomen. Uit het bureauonderzoek volgt dat een verkennend booronderzoek uitgevoerd moet worden indien binnen het plangebied bodemingrepen plaats vinden die dieper reiken dan 6 m onder het maaiveld. Echter, ook het ondergrondmodel Geotop van de Geologische Dienst Nederland-TNO is geraadpleegd op 31 juli 2018. Een verticale doorsnede van het plangebied op basis van dat model is als bijlage 15 toegevoegd aan de toelichting. Het plangebied ligt ongeveer tussen de 1.8 en 3 kilometer afstand op de x- as. Bewoning uit de steentijd kan worden verwacht op het pleistocene dekzand. Dit is in het ondergrondmodel aangeduid als licht gele laag. Op dit dekzand is basisveen gevormd (bruin op de doorsnede). De aanwezigheid van basisveen is een indicatie dat het dekzand nog intact is. Na de vorming van het basisveen 'verdrinkt' het landschap door de zeespiegelstijging. Er ontstaan getijdegeulen die door de krachtige stroming diep kunnen insnijden in de ondergrond. Dit is ook in het plangebied gebeurd. In de doorsnede is te zien dat de mariene afzetting (in groen en blauw) de basisveenlaag en het dekzand hebben doorsneden. Hierdoor zijn gave archeologische vindplaatsen niet meer te verwachten waardoor het opnemen van een regime in het bestemmingsplan niet nodig is.

5.4.3 Conclusie

De archeologische verwachting binnen het plangebied is laag. Uit het onderzoek blijkt dat het opnemen van een regime in het bestemmingsplan niet nodig is. Het aspect archeologie vormt derhalve geen belemmering voor het plan.

5.5 Geluid

5.5.1 Wet- en regelgeving

Wegverkeer

In de Wet geluidhinder is bepaald dat het bevoegd gezag bij vaststelling van een bestemmingsplan de wettelijke grenswaarden in acht moet nemen. Toetsing aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Wet geluidhinder vindt plaats per weg. Het geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeer dient op de gevels van nieuwe (of te wijzigen) woningen in de geluidszone van een weg te voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting . Deze bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan de gemeente een hogere grenswaarde toestaan, de zogenaamde "Hogere waarde". De Hogere waarde mag enkel worden verleend indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat bron-, overdrachts- of gevelmaatregelen om het geluidsniveau terug of onder de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting te brengen niet mogelijk is. Aan de Hogere waarde is een maximum verbonden. Voor de nieuwbouw van woningen in binnenstedelijke situaties is dit 63 dB en in buitenstedelijke situaties is dit 53 dB. Deze niveaus zijn na aftrek van de correctie conform artikel 110g van de Wet geluidhinder.

Spoorweglawaai

In de Wet geluidhinder (Wgh) en de Wet milieubeheer (Wm) staan regels om spoorweglawaai te verminderen en te voorkomen. Ook brengt de overheid elke 5 jaar landelijk het geluid van treinverkeer in kaart.

Industrielawaai

Op basis van artikel 40 van de Wet geluidhinder kunnen (delen van) industrieterreinen worden aangewezen als gezoneerd industrieterrein met een zonegrens. Dit betreft industrieterreinen waarop zich gronden bevinden die zijn aangewezen voor mogelijke vestiging van zogenaamde "zware lawaaimakers" als genoemd in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. De op 1 januari 2007 geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen – vastgelegd in eerder genomen besluiten – blijven gelden.

Luchtverkeerslawaai

Op grond van artikel 8.30a van de Wet luchtvaart stelt de minister elk vijfde kalenderjaar een geluidsbelastingkaart vast. Die heeft betrekking op de geluidsbelasting (overdag (Lden) en 's nachts (Lnight) veroorzaakt door de luchthaven op woningen en bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen categorieën van andere geluidgevoelige gebouwen.

5.5.2 Onderzoek

In opdracht van de gemeente Haarlemmermeer is onderzoek verricht naar de geluidssituatie op de locatie Lincolnpark Tweede Fase, zie bijlage 10. De locatie bestaat uit 5 deelgebieden die elk apart behandeld zullen worden. De deelgebieden op de onderzoekslocatie zijn geluidsbelast vanwege de Nieuwe Bennebroekerweg, Bennebroekerweg, Hoofdweg-Oost, Hoofdweg-West, de Johan Enschedélaan/Maria Tesselschadelaan en het interne wegennet (zie figuur 5.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0027.png"

Figuur 5.6: Deelgebieden binnen het bestemmingsplan (bron: Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen, juni 2021)

Er geldt een verhoogde waarde vanwege de Bennebroekerweg, Nieuwe Bennebroekerweg en Hoofdweg-West van ten hoogste 49 dB, voor de Hoofdweg-Oost is dit maximaal 56 dB en voor de Johan Enschedélaan en de interne wegen maximaal 51 dB. Om op flexibele wijze woningbouw mogelijk te maken wordt geadviseerd om deze waarden als hogere waarde vast te stellen. Op de locaties waar wegen samenkomen is in beperkte mate sprake van cumulatie van geluidsbronnen. Luchtvaartlawaai speelt een belangrijke rol in het gebied.

Voor te ontwikkelen woningen met een verhoogde geluidsbelasting is het gangbaar om, uit oogpunt van een gezond woon- en leefklimaat, een geluidsluwe gevel (geluidsbelasting gelijk of lager dan de voorkeurswaarde van 48 dB) te eisen. Geadviseerd wordt om dat uitgangspunt ook voor deze situatie te hanteren. Daarnaast wordt geadviseerd om in uitzonderingsgevallen met een afwijkingsbesluit ook woningen te kunnen realiseren die geen geluidsluwe gevel hebben, het gaat dan om een afwijking van maximaal 15% van het totale woningbestand.

Overal wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG publicatie. Aangeraden wordt om bij invulling van het gebied ook voor de functies die in het gebied gerealiseerd worden goed te kijken of deze ontwikkelingen passen binnen de richtafstand uit de VNG publicatie. Zo niet, dan is gedetailleerd akoestisch onderzoek noodzakelijk. Daarnaast beperkt de ontwikkeling de bedrijfsvoering van het spooremplacement niet. Voor de Meerkerk en het Lucky24 Casino is dit niet duidelijk, aangezien er geen geluidseisen in de vergunningen zijn opgenomen. Hiermee kunnen negatieve effecten uitgesloten worden voor het aspect geluid.

5.5.3 Conclusie

Uit de rekenresultaten blijkt dat het gebied zich goed leent voor woningbouwontwikkeling, daarbij zijn wel hogere waarden nodig. Omdat luchtvaartlawaai een maatgevende rol speelt in de hinderbeleving, is het zaak dat overige geluidsbronnen zoveel als mogelijk worden beperkt om zo de woon- en leefkwaliteit zo goed als mogelijk te waarborgen. Geadviseerd wordt om in dat kader bron- en overdrachtsmaatregelen te overwegen en in het ontwerp aandacht te schenken aan een gunstige lay-out en optimale indeling van de woningen. De gecumuleerde geluidsbelasting is nergens hoger dan 65 dB.

Bij ontwikkeling van het gebied wordt aangeraden altijd te opteren voor tweezijdig georiënteerde woningbouw, waarmee het mogelijk is voor nagenoeg alle woningen een geluidsluwe zijde te creëren. Mocht dat niet overal mogelijk zijn wordt geadviseerd om tot voor maximaal 15% van de woningen af te wijken van de eis voor een geluidsluwe gevel. Het valt aan te raden om bij de uitvraag voor invulling van de gebieden deze te beoordelen op geluidskwaliteit.

Op 16 november 2021 (2021-0000419) heeft het college het ontwerpbesluit 'Besluit Hogere grenswaarde Wet geuidhinder ten behoeve van bestemmingsplan Hoofddorp Lincolnpark Tweede Fase' vastgesteld (bijlage 16) . Het ontwerpbesluit heeft van 29 december 2021 tot en met 8 februari 2022 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Het college heeft de hogere grenswaarden vastgesteld.

5.6 Lucht

5.6.1 Wet- en regelgeving

Wet luchtkwaliteit

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit. De hoofdlijnen van deze wet zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De luchtregelgeving is uitgewerkt in een aantal AMvB's en Ministeriële Regelingen.

Wet Milieubeheer

In bijlage II van de Wet milieubeheer zijn voor de volgende stoffen grenswaarden voor de concentratie in de buitenlucht opgenomen: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), koolmonoxide (CO). Uit metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat aan de grenswaarden voor benzeen, zwaveldioxide, lood en koolmonoxide al geruime tijd in (nagenoeg) geheel Nederland wordt voldaan. In de Nederlandse situatie leveren alleen de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) problemen op in relatie tot de wettelijke normen.

De wijze waarop het aspect luchtkwaliteit in acht genomen dient te worden bij planvorming is geregeld in artikel 5.16 en 5.16a van de Wet milieubeheer. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Grenswaarden uit bijlage II van de Wet milieubeheer worden niet overschreden, of
  • Per saldo verbetert de luchtkwaliteit of blijft tenminste gelijk, of
  • Het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit (aan concentratie PM10 en NO2)'', of
  • Het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In aanvulling op het bovenstaande toetsingskader stelt de AMvB 'Gevoelige Bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' dat bij de voorgenomen realisering van gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgingshuizen en dergelijke, op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen, moet worden onderzocht of op die locaties sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor PM10 en/of NO2. Blijkt uit het onderzoek dat sprake is van zo'n (dreigende) overschrijding, dan mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Als het echter gaat om de uitbreiding van een bestaand gebouw of een door het gebouw vervulde functie, dan is een eenmalige toename van ten hoogste tien procent van het rechtens toegestane aantal personen dat op de desbetreffende locatie verblijft, toegestaan. Het maakt voor de vestiging van gevoelige bestemmingen niet uit of het deel uitmaakt van 'niet in betekenende mate' projecten of 'in betekenende mate' projecten. De AMvB 'Gevoelige Bestemmingen' moet in beide gevallen worden nageleefd.

5.6.2 Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van maximaal 1.800 woningen en voorzieningen, leidt tot een toename van verkeer van 13.100 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) wanneer er geen maatregelen worden genomen die het gebruik van de fiets en openbaar vervoer stimuleren. Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1%. Uit de nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 5,07 µg/m³ en van fijn stof van 1,94 µg/m³ (zie figuur 5.7). Beide toenames zijn boven 1,2 µg/m³. Het project draagt hierdoor mogelijk in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0028.png"

Figuur 5.7: NIBM-tool

Via de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl), die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, is bekeken hoe hoog de concentraties luchtverontreinigende stoffen ter plaatse van het plangebied zijn. De dichtstbijzijnde toetspunten liggen aan de Hoofdweg, ten westen van het plangebied. In figuur 5.8 is de ligging weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0029.png"Figuur 5.8: Maatgevende toetspunt nabij het plangebied (bron: NSL-monitoringstool)

In tabel 5.1 zijn de achtergrondconcentraties ter plaatse van de Hoofdweg weergegeven en is getoetst of in 2020 aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan. Er is uitgegaan van de hoogste achtergrondconcentratie ter plaatse van de maatgevende weg.

Tabel 5.1: Toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer

Stofcategorie   Maximale planbijdrage 2020 (µg/m3)
volgens
NIBM rekentool  
Hoogste achtergrond
concentratie (µg/m3) 2020 (Rijkswaterstaat)  
Maximaal optredende
concentratie 2020(µg/m3)  
Grenswaarde Wm
(µg/m3)  
NO2   5,07   19,48   24,55   40  
PM10   1,94   17,68   19,62   40  
PM2,5   1,94   10,19   12,13   25  

Uit tabel 5.1 blijkt dat wanneer de maximale planbijdrage bij de concentraties luchtverontreinigende stoffen worden opgeteld in 2020, er alsnog aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan ter plaatse van de maatgevende weg Hoofdweg. Omdat direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Ook nemen door gebruikmaking van steeds betere technieken de achtergrondconcentraties luchtverontreinigende stoffen jaarlijks af.

5.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Wet- en regelgeving

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid voor de omgeving van een inrichting met gevaarlijke stoffen en/of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens de Wet ruimtelijke ordening getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarden voor het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen gedefinieerd als: "de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Denk hierbij aan risico's van onder andere tankstations met LPG, gevaarlijke stoffen -opslagplaatsen en ammoniakkoelinstallaties.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen is geregeld via de “Wet Basisnet”, een stelsel van wetten en regels. Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Hierin wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog ze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.

In de gemeente Haarlemmermeer zijn daarnaast routes voor het transport van gevaarlijke stoffen vastgesteld.

In aanvulling op de landelijke wet- en regelgeving kent de gemeente Haarlemmermeer ook eigen externe veiligheidsbeleid. Specifiek gaat het om regels over de aanvaardbaarheid en verantwoording van het groepsrisico. Een belangrijke richtsnoer is onder andere dat objecten met niet- of met beperkt zelfredzame personen buiten het invloedsgebied van een risicobron worden geprojecteerd.

Daarnaast biedt risicokaart.nl inzicht in risicosituaties in de leefomgeving. Dit instrument kan gebruikt worden als informatievoorziening om te helpen bij het voorkomen, bestrijden en beperken van de gevolgen van rampen en zware ongevallen.

5.7.2 Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0030.png"

Figuur 5.9: Uitsnede risicokaart met het plangebied blauw omlijnd (bron: www.risicokaart.nl)

Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er in de omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, het water of door buisleidingen met een externe werking.

Ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich een risicovolle inrichting. Het betreft Baptistengemeente De Meerkerk waar opslag van 5.000 liter propaan in een bovengrondse tank plaatsvindt. De PR-contouren vallen deels over het plangebied heen. In dit gedeelte is water beoogd en zal er geen bebouwing plaatsvinden.

Ten oosten vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A4 op een afstand van circa 2,5 kilometer. Het invloedsgebied reikt niet tot het plangebied. Het groepsrisico hoeft niet berekend of verantwoord te worden.

Beleidsnota Samen Gezond in Kennemerland

Door GGD Kennemerland is een gezondheidsbeleid 2021-2028 opgesteld, zie bijlage 17. De grootste gezondheidswinst is te behalen uit de leefstijl factoren. Om hierin verandering te brengen zijn fundamentele keuzes nodig die dwars door domeinen en sectoren zichtbaar zijn. Brede maatschappelijk coalities die zich tegelijkertijd richten op een zo scherp mogelijk focus. Van draagvlak en de gezamenlijke intrinsieke wil om tot een verbetering te komen, tot en met het implementeren van de in deze nota opgenomen succesfactoren voor effectief gezondheidsbeleid.

Naast bevorderende factoren voor de gezondheid gaat het ook om beschermdende factoren, waaronder het verminderen van (milieu)belasting. Tegelijkertijd zal aan bepalende knoppen gedraaid moeten worden die samenhangen met de leefsituatie. Gezondheidsachterstanden hangen namelijk ook samen met onder andere armoede, opleiding en laaggeletterdheid. Er zijn fundamentele keuzes nodig om hierin verandering teweeg te brengen. Daadkracht, gezamenlijke ambitie en actie zijn nodig om ervoor te zorgen dat de groepen waar de meeste gezondheidswinst te behalen is, vanuit een betere uitgangspositie gezonder kunnen gaan leven. Ook leefstijlthema's komen aan bod in de memo. Met deze nota is de meerwaarde dat er gecoördineerd en gestructureerd wordt gewerkt aan het bevorderen van de gezondheid van de inwoners in Kennemerland. Alle gezondheidsvraagstukken hangen daarin met elkaar samen. Succes is alleen te halen waneer alle partijen de overtuiging hebben dat gezondheidswinst te realiseren is en dat de effectiviteit afhankelijk is van zowel draagvlak als uitvoering.

5.7.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.8 Geur

Het algemene uitgangspunt van het Nederlandse geurbeleid is het voorkomen van nieuwe hinder. Als er geen hinder is, hoeven er geen maatregelen getroffen te worden. De mate van hinder die nog acceptabel is moet worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan op grond van de Wet milieubeheer.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling vormt geen heurhinder. Op circa 300 meter ten zuiden van het plangebied bevindt zich een paardenhouderij. Vanuit de Wet geurhinder en veehouderij geldt een vaste afstand van 100 meter buiten de bebouwde kom en 50 meter binnen de bebouwde kom. Hier wordt ruim aan voldaan. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het plan.

5.9 Licht

Strikte normen voor kunstmatige verlichting in de vorm van afstandsbepalingen zijn er niet. De regelgeving richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Specifiek voor bestemmingsplannen is voor sommige activiteiten Hoofdstuk 7 Milieueffectrapportage Wm van toepassing. Bijvoorbeeld voor grote projecten waarbij lichthinder kan ontstaan, is kunstmatige verlichting een van de milieuaspecten waarop het een en ander moet worden afgewogen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan (auto)wegen, grote oppervlakten met kassen, grote woningbouw projecten, stadsontwikkelingsprojecten of industriegebieden.

De kern van het rijksbeleid ten aanzien van licht is dat donkerte hoort tot een van de kernkwaliteiten van het landschap onder het kopje belevingskwaliteit. Het rijksbeleid is gericht op het in beeld brengen, realiseren en veiligstellen van de gewenste leefomgevingkwaliteit door het terugdringen van verstoring door activiteiten op het platteland (geluid, licht, stank). Ook worden het gebruik van energiezuinige (straat)verlichting bij gemeenten en provincies bevorderd met behoud van kwaliteit en (verkeers)veiligheid.

5.9.1 Onderzoek

Voor het plangebied zijn er geen beperkingen voor wat betreft lichthinder. De locatie is onderdeel van de bebouwde kom. Gelet op de omliggende bebouwing en verkeersfuncties is er geen sprake van verstoring richting het buitengebied.

5.9.2 Conclusie

Het aspect licht vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.10 Bedrijven en milieuhinder

Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Door middel van milieuzonering dient een ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals wonen). De VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering (2009) geeft richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden. Deze afstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming die bedrijven/milieubelastende activiteiten toestaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het ruimtelijk plan mogelijk is. In 2019 is de Milieuzonering nieuwe stijl opgesteld. Dit rapport is vooruitlopend op de omgevingswet opgesteld en kan worden toegepast voor het reguleren van bedrijven in bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte, echter blijft de handreiking uit 2009 nog van kracht.

5.10.1 Onderzoek

In de beoogde situatie worden woningen en voorzieningen gerealiseerd. Hiermee worden milieugevoelige en milieuhinderlijke functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In het gebied bevinden zich voornamelijk woningen en een bedrijventerrein, waardoor de omgeving grotendeels getypeerd kan worden als 'rustige woonwijk '. In het 'centrum' gedeelte van het plangebied is een aantal voorzieningen beoogd, hierdoor kan dit gedeelte van het plangebied gezien worden als 'gemengd gebied'.

Milieugevoelige functies

Ten oosten van het plangebied bevindt zich bedrijventerrein De President. Het bedrijventerrein is zo opgedeeld in verschillende milieucategorieën dat er wordt voldaan aan de richtafstanden. Dit geldt niet voor het gedeelte van het bedrijventerrein dat ten oosten van het plangebied op korte afstand is gelegen. In dit gedeelte van het bedrijventerrein zijn bedrijven uit milieucategorie 3.2 toegestaan. Hierbij hoort een richtafstand van 100 meter in een rustige woonwijk en 50 meter in gemengd gebied. Hier wordt niet aan voldaan. Hiervoor wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Ten westen bevinden zich twee agrarische bestemmingen op minimaal 30 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Op een afstand van circa 88 meter bevindt zich een sportfunctie. Aan de richtafstand van 50 meter wordt hier ruim aan voldaan. Ten zuiden van het plangebied is een sauna toegestaan. Dit valt volgens de VNG-brochure onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied. De afstand tot het plangebied bedraagt 30 meter. Er wordt aan de richtafstand voldaan.

Milieuhinderlijke functies

In het plan worden voorzieningen als een school, supermarkt en sporthal in het centrumgedeelte gerealiseerd. Dit gedeelte kan gezien worden als gemengd gebied waardoor 1 stap terug in de richtafstanden gedaan kan worden. Een supermarkt valt in milieucategorie 1 uit de VNG-brochure en mag in gemengd gebied naast woningen gerealiseerd worden. Scholen hebben een richtafstand van 10 meter en sporthallen een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Aan deze richtafstanden wordt niet voldaan. Het maatgevende aspect bij beide voorzieningen is geluid. Aan de richtafstanden tot de andere eilanden van het plangebied wordt voldaan.

Uit het akoestisch onderzoek (bijlage 10) blijkt dat de ontwikkeling de bedrijfsvoering van het spooremplacement niet beperkt. Voor de Meerkerk en het Lucky24 Casino is dit niet duidelijk, aangezien er geen geluidseisen in de vergunningen zijn opgenomen. Gezien de ruime afstand tot de woningen in het plangebied is te verwachten dat gebruikelijke bedrijfsactiviteiten zonder hinder of beperkingen mogelijk zijn.

Op de andere eilanden worden voorzieningen mogelijk gemaakt zoals kleinschalige kantoorruimtes , praktijkruimte en servicehubs. De milieuhinder van deze activiteiten is laag waardoor deze naast woningen gerealiseerd kunnen worden.

5.10.2 Conclusie

Er wordt niet voldaan aan de richtafstanden voor de school en sporthal. Voor de woningen in de omgeving moet aandacht worden besteed aan het akoestisch onderzoek om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen. In het overige deel van het gebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en er worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering.

5.11 Luchtvaartverkeer

5.11.1 Wet- en regelgeving

Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) bevat ruimtelijke maatregelen op rijksniveau die verband houden met de luchthaven Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchthavenluchtverkeer. Tezamen vormen deze besluiten een uitwerking van hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart.

5.11.2 Onderzoek

Het LIB legt het beperkingengebied en het luchthavengebied vast. Indien het plangebied gelegen is binnen het beperkingengebied gelden beperkingen met het oog op veiligheid en geluid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten in overeenstemming zijn met het LIB. Het gaat hierbij om afwegingen die moeten worden gemaakt met betrekking tot externe veiligheid, hoogtebeperkingen, beperkingen bij het toelaten van functies (bestemmingen), het voorkomen van geluidhinder en het voorkomen van het aantrekken van vogels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0031.png"Figuur 5.10: Beperkingengebied afwegingsgebied geluid en externe veiligheid (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Een deel van het plangebied bevindt zich in de LIB 5 contour waardoor een nadere onderbouwing noodzakelijk is, zie figuur 5.10. De onderbouwing is opgenomen in bijlage 14. Hieruit blijkt dat er sprake is van een significante toename in het aantal personen en daarmee eventuele slachtoffers. De kans dat precies hier een vliegtuig neerstort is echter derhalve klein, dat dit geen reden is om van de ontwikkeling af te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0032.png"

Figuur 5.11: Maatgevende kaart toetshoogtes (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Vanuit het LIB zijn er tevens hoogtebeperkingen opgelegd op het plangebied. De verschillende zoneringen zijn in figuur 5.11 weergegeven waarbij de hoogtebeperkingen variëren van 41 meter in het noorden tot 54 meter in het zuidwesten. Deze hoogtebeperkingen worden niet overschreden.

5.11.3 Conclusie

Het aspect luchtvaartverkeer vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.12 Kabels, leidingen en telecommunicatie installaties

5.12.1 Wet- en regelgeving

In een ruimtelijk plan dienen planologisch relevante leidingen te worden opgenomen. Deze kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik in de omgeving. Planologisch relevant zijn hoofdnutsvoorzieningen, zoals waterleidingen, aardgasleidingen, hoogspanningsleidingen, afvalwaterleidingen, en dergelijken. Indien dergelijke leidingen in het plangebied voorkomen zullen deze als zodanig bestemd moeten worden, inclusief de afstand die vrijgehouden moet worden van bebouwing ter bescherming van de leiding.

5.12.2 Onderzoek

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

5.12.3 Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.13 Explosieven

In de Nederlandse bodem zitten nog veel conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Bij het opsporen en ruimen van conventionele explosieven (CE's) is de openbare orde en veiligheid het bepalende uitgangspunt. De burgemeester is op grond van artikel 172 van de Gemeentewet belast met de handhaving daarvan. De beslissing om in een concrete situatie al dan niet over te gaan tot het opsporen en ruimen van een CE is dus de bevoegdheid van de burgemeester. In een CE-verdacht gebied is grondroerende partij verplicht een explosieven onderzoek uit te voeren in het kader van 'veilige werkomgeving en veiligheid voor derden en de omgeving'. Er geldt geen verplichting om over te gaan tot opsporing en ruiming. Dit hangt af van het concrete geval en dat wordt vooral beoordeeld in relatie tot het huidige en toekomstige gebruik van het gebied.

5.13.1 Onderzoek

Voor alle ontwikkelingen binnen de gemeente Haarlemmermeer waarbij grondverzet noodzakelijk is, dient bij de gemeente geïnformeerd te worden naar de mogelijke aanwezigheid van van CE.

De gemeente Haarlemmermeer heeft voor haar gehele grondgebied, met uitzondering van Schiphol, een onderzoek laten doen naar aanwezigheid van CE.

Uit de CE-bodembelastingkaart gemeenten Haarlemmermeer en Haarlemmerliede en Spaarnwoude blijkt dat het plangebied onverdacht is voor CE.

5.13.2 Conclusie

Het plangebied is op basis van de gemeentelijke CE bodembelastingkaart onverdacht voor CE.

5.14 Milieueffectrapportage

Milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r. De Wm is een kaderwet waarin de uitgangspunten van het milieubeleid staan beschreven. In het Besluit m.e.r. staat wanneer een m.e.r. moet worden toegepast. Het besluit bevat bijlagen, waaronder de C- en D-lijst. Door middel van deze lijsten kan bij het opstellen van een ruimtelijk plan worden beoordeeld of het plan een ontwikkeling omvat die een m.e.r.-(beoordelings)plicht kent. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit de C- en D-lijst geldt een m.e.r.-plicht respectievelijk m.e.r.-beoordelingsplicht. Als een voorgenomen ontwikkeling activiteiten bevat zoals opgenomen in de D-lijst van het besluit m.e.r. (kolom 1), maar beneden de drempelwaarden in deze lijst ligt (kolom 2), dan is er een vormvrije m.e.r.-beoordeling mogelijk.


Er dient bij elke m.e.r.-vorm een aanmeldnotitie te worden opgesteld. In overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit wordt beoordeeld of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Overigens moet daarnaast worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben, waarbij naast de drempelwaarden ook de omstandigheden ter plaatse worden betrokken. Dit in verband met het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 15 oktober 2009 (C-225/08).

Bij een m.e.r.-plicht dient een milieueffectrapportage gemaakt te worden en bij een m.e.r.-beoordelingsplicht dient een afweging te worden gemaakt door het bevoegd gezag of een m.e.r. opgestart zal moeten worden.

5.14.1 Onderzoek

Gezien de omvang van het project wordt de ontwikkeling gezien als een stedelijke ontwikkelingsproject (categorie D 11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.). De drempelwaarden van deze categorie worden overschreden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aangesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte omvat van 200.000 m2 of meer. Met de ontwikkeling worden 1.800 woningen mogelijk gemaakt. Het plan maakt echter onderdeel uit van Lincolnpark waar in totaal 2.025 woningen gerealiseerd zullen worden. Omdat dit boven de grens van 2.000 woningen uitkomt, dient na te worden gegaan of er sprake zal zijn van gevolgen op het milieu. Op basis hiervan is een vormvrije aanmeldingsnotitie opgesteld.

5.14.2 Conclusie

Uit de m.e.r.-notitie blijkt dat het plangebied niet is gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het college besloten heeft op 16 november 2021 (2021.0002508) dat geen mer nodig is. Na dit besluit is de stikstofberekening aangepast in verband met een update van de Aeriustool. Omdat dit niet leidt tot andere resultaten, is er geen aanleiding het merbeoordelingsbesluit te heroverwegen.

5.15 Verkeer

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Voor de gebiedsontwikkeling 'Lincolnpark Tweede Fase' wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen (Handboek parkeernormen gemeente Haarlemmermeer 2018). Op basis van het mobiliteitsplan van Goudappel (bijlage 1) wordt onderbouwd dat het plangebied voldoet met een lagere parkeernorm voor de woningen. Dit mobiliteitsplan is door het college vastgesteld als aanvullend parkeerbeleid specifiek voor deze wijk.

Ontsluiting  

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied ligt in het de zuidoost hoek van Hoofddorp en is onderdeel van de ontwikkeling De Parken in Hoofddorp-Zuid. Het plangebied wordt afgekaderd door de Hoofdweg Oostzijde, Bennebroekerweg en de Johan Enschedélaan. Via deze wegen zijn binnen circa 5 minuten zowel Hoofddorp centrum als de A4 te bereiken. De bereikbaarheid van het plangebied per gemotoriseerd verkeer is daarmee goed. Op basis van de gemeentelijk parkeernormen en de bijpassende verkeersgeneratiekencijfers (CROW-publicatie 381) is de globale verkeersgeneratie berekend. Per etmaal zijn circa 13.100 motorvoertuigbewegingen te verwachten, indien de wijk zonder stimulerende maatregelen voor alternatief vervoer en conform het gemeentelijk parkeerbeleid wordt opgebouwd. Voor de ontwikkeling in Lincolnpark is echter een duurzaam mobiliteitsplan opgesteld (zie bijlage 1). Dit plan bevat een aanpak en de onderbouwing om voor Lincolnpark uit te gaan van een levendig en duurzaam stedelijk woon- en werkgebied met een aantrekkelijke openbare ruimte. Dit wordt gerealiseerd door verschillende initiatieven, zoals het inzetten van het STOMP-principe. Dit staat voor Stappen (voetganger), Trappen (fietser), Openbaar vervoer, MaaS (deelauto) en Privéauto. Op deze wijze stimuleert de leefomgeving om zoveel mogelijk gebruik te maken van duurzame en gezonde mobiliteitswijzen en wordt eigen autobezit en autoverplaatsingen teruggedrongen. Wanneer de maatregelen uit het mobiliteitsplan worden in acht worden genomen, worden er circa 2.500 motovoertuigbewegingen per etmaal minder verwacht. Op basis van de teruggedrongen verkeersgeneratie (13.100-2.500 = 10.600 mvt/etmaal), zoals beschreven in het mobiliteitsplan heeft Goudappel berekend dat het verkeer als gevolg van de ontwikkeling van Lincolnpark Tweede Fase goed kan worden afgewikkeld op de omliggende infrastructuur (bijlage 3). Hierbij uitgaande van het voorgestelde ontwerp voor de nieuwe ontsluiting met kruispunt aan de Nieuwe Bennebroekerweg/Rijnlanderweg.

Het kruispunt Bennebroekerweg - Rijnlanderweg komt als knelpunt naar voren in verschillende verkeersstudies. Naar verwachting zal dit knelpunt op de lange termijn opgelost worden door de realisatie van de Duinpolderweg. Vanwege de woningnood is het echter belangrijk om op de korte termijn effectieve maatregelen te treffen om de hiervoor genoemde ontwikkelingen te kunnen realiseren. Goudappel heeft daarom een verkeersonderzoek uitgevoerd naar de korte termijn maatregelen voor het kruispunt Bennebroekerweg - Rijnlanderweg (bijlage 20).

In het verkeersonderzoek is naar voren gekomen dat kruispunt Bennebroekerweg – Rijnlanderweg maatgevend en overbelast is in 2030 bij de ontwikkelingen in Lincolnpark. De ontwikkelingen van Lincolnpark kunnen dus niet worden uitgevoerd zonder dat kruispunt Bennebroekerweg – Rijnlanderweg worden aangepakt, waarmee een voldoende verkeersafwikkeling wordt behouden. In een losse notitie is een analyse uitgevoerd of de ontwikkeling van twee middelbare scholen en een sporthal met kantine wel gerealiseerd kan worden, zonder dat het kruispunt overbelast raakt (bijlage 19). De verkeerstoename ten gevolge van de scholen en sporthal met kantine heeft geen significante bijdrage op de verkeersafwikkeling op het kruispunten Bennebroekerweg – Spoorlaan en de Bennebroekerweg – Rijnlanderweg. Het laatstgenoemde kruispunt zit in de huidige situatie wel aan de verkeerskundige grenzen en richting de toekomst is de verkeersafwikkeling zonder aanpassingen op het kruispunt niet meer te garanderen.

Openbaar vervoer

Op de Nieuwe Bennebroekerweg en op de Hoofdvaart Oostzijde rijden bussen. Op de Nieuwe Bennebroekerweg wordt een halte gerealiseerd en op de Hoofdvaart Oostzijde wordt de mogelijkheid onderzocht een HOV lijn in te passen met een hoge frequentie (elke 5 minuten een bus). Het NS station is op 10 minuten fietsen bereikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0033.png"

Figuur 5.12: OV-bereikbaarheid plangebied (bron: Mobiliteitsplan Goudappel, 2021)

Parkeren 

In het gemeentelijke parkeerbeleid (Handboek parkeernormen Haarlemmermeer, 2018) schrijft de gemeente voor de gemiddelde woning in de categorie rest bebouwde kom een parkeernorm van 1,4 – 2,2 voor. In de autonome situatie (zonder maatregelen) zou dit betekenen dat er (volgens de voorbeelduitwerking van het Stedenbouwkundig plan) ongeveer 2.805 parkeerplaatsen benodigd zijn in Lincolnpark. Dit aantal betreft zowel parkeerplaatsen voor de bewoners als bezoekers van de woningen. De parkeerplaatsen in Lincolnpark Tweede Fase worden gebouwd in de vorm van gebouwde servicehubs. Om gezonde manieren van vervoer te stimuleren staan de servicehubs op de grens van de maximale loopafstand vanaf locatie. Bezoekers en bewoners worden namelijk kritischer op het autogebruik voor korte ritten op het moment dat zij iets verder moeten lopen naar hun auto. Wel staat de auto dichtbij genoeg om het gebruik van een auto niet onaangenaam te maken voor bewoners die de auto echt nodig hebben (Mobiliteitsplein Goudappel, bijlage 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGHfdLincolnpark2-C001_0034.png"

Figuur 5.13: Parkeervoorzieningen Lincolnpark Tweede Fase (bron: Mobiliteitsplan Goudappel, 2021)

Met het toepassen van de eerder beschreven maatregelen om het autobezit- en gebruik terug te dringen, zoals is opgenomen in het mobiliteitsplan in bijlage 1, is een gemiddelde parkeernorm van 1,2 per woning haalbaar voor Lincolnpark (gebaseerd op 1.583 woningen en 1.893 parkeerplaatsen specifiek voor woningen). Deze norm is lager dan gebruikelijk, maar sluit goed aan bij het mobiliteitsplan van Lincolnpark en de ambitie van de gemeente. De onderbouwing van de parkeerberekening met toepassing van reducties en dubbelgebruik is opgenomen in het mobiliteitsplan in bijlage 1. Mocht het mobiliteitsplan in de toekomst niet naar behoren te werken en het autogebruik toch hoog blijft, dan kunnen de servicehubs opgehoogd worden waarmee er voldaan wordt aan de reguliere parkeernorm van de gemeente Haarlemmermeer.

Conclusie 

Door middel van de gemeentelijke maatregelen voor het opwaarderen van de ontsluiting richting de A4 kan het toekomstige verkeer als gevolg van Lincolnpark Tweede Fase goed worden afgewikkeld op de omliggende infrastructuur. Hierbij uitgaande van toepassing van de reductie van het autogebruik met 20% op basis van het voorgestelde mobiliteitsplan. Op basis van de huidige parkeerberekening, zoals opgenomen in bijlage 1, voldoet het bestemmingsplan aan de voorgestelde lagere parkeernormen voor Lincolnpark Tweede Fase.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

De gronden zijn in eigendom van de gemeente en worden via een tender verkocht aan een ontwikkelaar. Onderdeel van deze tender is het sluiten van een koop- en ontwikkelovereenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar, waarin afspraken worden gemaakt over het kostenverhaal en eventuele aanvullende regels en/of een fasering. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig. Bovendien is er sprake van een economisch uitvoerbaar plan. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van bewoners en andere belanghebbenden. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan een breed gedragen en haalbaar bestemmingsplan. De reacties uit zowel de zienswijzenperiode worden voorzien van een beantwoording en afgewogen in het bestemmingsplan.

6.2.1 Participatie

De kernboodschap van het participatiebeleid (2014) is: “Kennis en mensen verbinden, door meedenken, meepraten en meebeslissen over zaken die spelen in de leefomgeving te stimuleren én ruimte te bieden aan initiatieven vanuit de samenleving”.

Lincolnpark moet een duurzame wijk worden. Dit doet de gemeente niet alleen, maar samen met marktpartijen en bewoners. Om beter invulling te kunnen geven aan deze duurzaamheidsambitie heeft de gemeente samen met marktpartijen en mensen die nu al duurzaam wonen gesproken.

Huidig bestemmingsplan (circa 2007)

Over het voorliggend bestemmingsplan is van te voren gesproken in een participatiesessie. Hierin is de bestemming bedrijventerrein besproken en de maximale bouwhoogtes van de Hoofdvaartzone en het achterliggende middengebied.

Structuurvisie 2012/2013

In de structuurvisie Haarlemmermeer 2030 heeft participatie plaatsgevonden over de nieuwe woonbestemming in het gebied Lincolnpark.

Essentiekaart De Parken (2017)

Voor het opstellen van de essentiekaart De Parken heeft in relatie tot Lincolnpark Tweede Fase participatie plaatsgevonden over de uitwerking van de structuurvisie. Hierin zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden besproken en is verfijning aangebracht in de bouwhoogtes (15 meter Hoofdvaartzone met een hoger accent bij Calatravabrug) en dichtheden.

Marktconsultatie 2018 en bewonersconsultatie 2018

In 2018 is een marktconsultatie gehouden met een brede afvaardiging van bedrijven: ontwikkelaars, bouwbedrijven, installateurs, ontwerpers en financiers. Tijdens deze consultatie zijn verschillende onderwerpen aan bod gekomen, zoals rollen en samenwerking, proces en uitvraagprocedure, projectinhoud en economische perspectieven. Ook is er met mensen gesproken die nu al duurzaam wonen. Hier kwamen verschillende ideeën naar boven, zoals een groene uitstraling van de wijk, initiëren van bewonersinitiatieven en deelmobiliteit.

Vaststelling grondexploitatie, projectdoelstellingen, ruimtelijke uitgangspunten

Op 3 september 2020 heeft de raad unaniem het raadsvoorstel “Gebiedsontwikkeling Lincolnpark Tweede Fase” vastgesteld, waarin de ruimtelijke uitgangspunten en grondexploitatie zijn uitgewerkt.

Mede op basis van de marktconsultatie zijn de projectdoelstellingen voor Lincolnpark Tweede Fase verder uitgewerkt. De vijf functionele doelen zijn een mix van maatregelen en innovaties, die marktpartijen zelf willen aanbieden. Deze doelstellingen hangen samen met duurzaamheid en zijn verder uitgewerkt in paragraaf 4.2.

6.2.2 Resultaten wettelijk vooroverleg

Een voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de rijksoverheid, de provincie en het waterschap. Niet in alle gevallen is het echter nodig een voorontwerpbestemmingsplan voor te leggen aan provincie en rijk. Alleen als er rijks- of provinciale belangen in het geding zijn is vooroverleg nodig.

Concreet zijn de volgende instanties verzocht uiterlijk 31 augustus 2021 op het plan te reageren: 

  • Provincie Noord-Holland
  • Rijkswaterstaat
  • Schiphol
  • Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
  • Ministerie van Defensie
  • Hoogheemraadschap van Rijnland
  • Stadsregio Amsterdam
  • Veiligheidsregio Kennemerland
  • Gasunie
  • Tennet
  • Prorail
  • Connexxion
  • Regionale Adviescommissies Detailhandel
  • Kennisplatform EIA
  • Liander
  • NFM Erfgoedadvies
  • Gemeente Bloemendaal
  • Gemeente Heemstede
  • Gemeente Hillegom
  • Gemeente Lisse
  • Gemeente Teylingen
  • Gemeente Kaag en Braassem
  • Gemeente Amstelveen
  • Gemeente Aalsmeer

Liander, Tennet, Gasunie, Gemeente Kaag en Braassem, Gemeente Amstelveen en Gemeente Aalsmeer hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben over het plan.

NFM Erfgoedafvies heeft aangegeven dat in het plan geen regels omtrent archeologie hoeven te worden opgenomen.

Prorail heeft in reactie aangegeven dat In hoofdstuk 5.5 Geluid de verantwoording (en akoestisch onderzoek) met betrekking tot Railverkeerslawaai en Industrielawaai (het emplacement) ontbreekt. ProRail verzoekt om de verantwoording hiervoor op te nemen en zodra het akoestisch onderzoek gereed is ProRail te voorzien van een exemplaar.

Reactie: In het voorontwerp-bestemmingsplan was het akoestisch onderzoek inderdaad nog niet opgenomen. Dit onderzoek was op dat moment nog gaande. In het ontwerp-bestemmingsplan is het akoestische onderzoek opgenomen en verwerkt. Een exemplaar van het onderzoek is nagezonden aan Prorail, zoals verzocht.

Met het Hoogheemraadschap van Rijnland is naast toezending in het kader van 3.1.1. Bro ook doorlopend overleg in het kader van de Watertoets. Ook na indiening van de vooroverlegreactie zijn en worden overleggen gevoerd. Het Hoogheemraadschap van Rijnland geeft in zijn schriftelijke reactie aan dat na bestudering van het (concept) voorontwerpbestemmingsplan Lincolnpark Tweede Fase, en met name de water gerelateerde aspecten, men geen bezwaar heeft tegen de planontwikkelingen. Wel zijn nog een aantal aanpassingen en aanvullingen van de waterparagraaf in het bestemmingsplan benodigd:

  • a. Er is nog geen toestemming van het college van Dijkgraaf en Heemraden om af te wijken van de Keur en het water dat in 2003 gegraven is mee te tellen als compensatiewater. Hierover wordt wel wat aangegeven in het bestemmingsplan, maar het is niet herleidbaar om welk water het gaat. Ook staat niet beschreven wat de gevolgen zijn als voor dit water niet afgeweken mag worden van de Keur van Rijnland.
  • b. In hoofdstuk 5.1 Waterkwantiteit zou ik graag meer inzicht willen hebben in de veranderingen in het watersysteem in het gebied en de beoogde toename verharding met de bijbehorende compensatie. Nu wordt alleen de compensatie beschreven, maar niet de 'aanleiding'. Een tabel geeft op een snelle manier inzicht in de water-opgaves die er liggen. De compensatie die nu beschreven is is niet toetsbaar omdat er niet ingegaan wordt op de compensatie-regels (Keur met 15%, rekenregel alternatieve waterberging (55 liter per m² verharding) en beperking inzet alternatieve waterberging bij grote gebeidsontwikkelingen). Daarnaast ontbreekt de beschrijving met de v.
  • c. Bodem en grondwater Hoofdstuk 5.1.2 (p 59) : 4e bullet is een rare zin. Een hoger peil betekent dat kwel wordt teruggedrongen. Niet 'omdat'.
  • d. Voorkomen wateroverlast: Hier ontbreekt de trap Vasthouden, bergen en dan pas afvoeren. Middels de wadi-structuur die jullie aanleggen, blijven jullie eerst water vasthouden voordat je het afvoert. Dat blijkt nu niet uit deze paragraaf. Juist het tegengestelde lijkt het want eerst wordt oppervlaktewater genoemd en daarna pas wadi.
  • e. Bij de bijlage waterboekhouding ontbreekt de waterbalans.
  • f. Ook wil ik er op wijzen dat voor de water gerelateerde aspecten de Keur (Waterwet) van Rijnland alsmede bijbehorende uitvoeringsregels geldt dat deze van toepassing zijn, zoals ze gelden op het moment van uitvoering en niet zoals ze nu beschreven staan in het bestemmingsplan. 

Reactie:

  • a. Het verzoek om het in 2003 gegraven water mee te tellen als compensatiewater is geruime tijd geleden ingediend bij het Hoogheemraadschap. Gemeente Haarlemmermeer is in afwachting van een (positief) besluit hierover. Om vaart te houden in dit proces wordt regelmatig ambtelijk en bestuurlijk overleg gevoerd. Specifiek ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan wordt onder verwijzing naar paragraaf 5.2.1 en de waterbalans opgemerkt dat in Lincolnpark Tweede Fase ook zonder compensatiewater sprake is van ruim voldoende watercompensatie.
  • b. De tabel Waterbalans van 15 juni 2021 is als bijlage 11 als onderdeel van de Waterboekhouding bij de toelichting in het plan opgenomen. De betreffende stukken waren in het voorontwerp-bestemmingsplan als bijlage 5 en 6 opgenomen bij de toelichting. Mogelijk zijn deze gemist. In de tabel wordt het gevraagde inzicht gegeven. De tabel dient te worden gelezen in combinatie met verstrekte toelichtende notities van 12 maart 2021 (Tauw) en 21 april 2021 (Tauw). Daarin is de gevraagde vertaling van het beleid naar deze situatie in het plangebied toegelicht. Het laatste deel van de reactie is niet volledig.
  • c. Omdat inmiddels van Rijnland is vernomen dat instelling van een flexibel peil voor het gehele peilvak 33 onmogelijk is, wordt inmiddels met Rijnland verkend of er voor het plangebied Lincolnpark Tweede Fase wel een afwijkend peil (al dan niet flexibel) kan worden ingesteld. Hierover hebben we in de toelichting van het Ontwerp bestemmingsplan een opmerking geplaatst.
  • d. In de tekst is verduidelijkt dat vasthouden van het water de eerste trap is.
  • e. De Waterbalans was als een aparte bijlage 6 in de toelichting van het voorontwerp opgenomen. In het ontwerp bestemmingsplan is dit bijlage 11.
  • f. De tekst is aangepast in de toelichting.

Veiligheidsregio Kennemerland heeft een gezamenlijk advies gegeven met de GGD en GHOR. Deze reactie bevat hoofdzakelijk adviezen voor de uitvoering van het plan. Waar van toepassing zijn de adviezen van de Veiligheidsregio, GGD en GHOR verwerkt in de toelichting. Specifiek ten aanzien van het aspect Externe Veiligheid is aangegeven dat in de huidige situatie in of in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen gesitueerd zijn. Het is dan ook niet noodzakelijk om maatregelen te treffen om de risico's te beperken en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en hulpverlening te vergroten.

Provincie Noord-Holland heeft het volgende aangegeven: in bestemmingsplan Lincolnpark Tweede Fase wordt het mogelijk gemaakt een nieuwe woonwijk met maximaal 1800 woningen en enkele bijbehorende voorzieningen te realiseren aan de rand van Hoofddorp tussen de Bennebroekerweg, Hoofdweg en de Johan Enschedélaan. Dit plan vervangt het eerder gemaakte bestemmingsplan 'De President' (onherroepelijk 2007-04-17) waarin nog sprake van een volledige invulling als bedrijventerrein. Gezien de terugloop in de vraag naar bedrijventerreinen en de oplopende vraag naar woningen is herbestemming van het nog niet ontwikkelde terrein een logische keuze. Aangezien het terrein volgens de kaartviewer behorende bij de omgevingsverordening NH2020 is uitgeknipt uit het landelijke gebied, kan dit beschouwd worden als een binnenstedelijke ontwikkeling. Een extra advies vanuit de ARK (Ambtelijke Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit) of de ARO (Adviescommissie Ruimtelijke Ordening) is derhalve niet van toepassing.

Vanuit mobiliteitsoogpunt heeft de provincie Noord-Holland de volgende vragen en of opmerkingen:

  • a. De modal shift van auto naar fiets en OV wordt actief ingezet. Dat is positief. Maar hoe gaat de gemeente om met de mobiliteitstoename en de effecten van modal shift? Aandachtspunt is dat 19% verlaging van het reguliere autogebruik een flink groter percentage stijging van het OV- en fietsgebruik tot gevolg heeft (resp. 26% en 33%). Het fiets- en OV-netwerk moet wel kunnen voldoen aan deze groei. Let wel, het betreft 13.100 nieuwe verplaatsingen. Dit is onvoldoende inzichtelijk. Daarbij is tevens onvoldoende uitgewerkt hoe de nieuwe bewoners en gebruikers van de werklocaties worden ontmoedigd de auto te gebruiken. Dit heeft gevolgen voor de ontwikkeling van de bereikbaarheid over o.a. provinciaal netwerk, zoals voor de provincie en projectpartners onvoorziene nieuwe aansluitingen op de Nieuwe Bennebroekerweg en N520. Hier is nader overleg nodig.
  • b. Is er daarnaast ook rekening gehouden met de andere grote woningbouw- en RO-plannen in de naaste en verdere omgeving die ieder een mobiliteitstoename veroorzaken? Dit is onvoldoende duidelijk. Er is tevens onvoldoende duidelijk hoe de financiering is geregeld voor de aanpassingen op de (provinciale) infrastructuur.
  • c. De toetsing op de gemeentelijke mobiliteitsvisie is mager en gaat niet in op alle elementen. Daarnaast is er nog geen toetsing op geluid.

Reactie:

  • a. In de planvorming wordt nadrukkelijk rekening gehouden met extra fietsverbindingen en een flinke verbetering voor het openbaar vervoer. In het plan zitten twee langzaamverkeersverbindingen over de Hoofdvaart naar het westen. Hiermee wordt Lincolnpark goed verbonden met de andere nieuwe parken met woningbouw in het zuiden van Hoofddorp. Voor het noordzuid verkeer gaan we uit van een goede verbinding tussen Park21 via Lincolnpark naar het centrum/station van Hoofddorp. De verkenning naar deze route zal nog dit jaar starten.

Op termijn zal Lincolnpark ontsloten worden met de HOV-lijn Noordwijk Schiphol. In 2021 is aangetoond dat er voldoende vervoerswaarde is voor deze nieuwe lijn met de geplande ontwikkelingen in Haarlemmermeer. In de tussentijd kan de huidige lijnvoering eventueel met een kleine upgrade het gebied ontsluiten. Wanneer de metro vanuit Amsterdam naar Hoofddorp wordt doorgetrokken ontstaat ook voor de bewoners in Lincolnpark een hoogwaardiger openbaar vervoer product.

  • b. Ja, hier is rekening mee gehouden. In het gehanteerde gemeentelijke model zitten alle projecten die in het prognosejaar (2030 in dit geval) voorzien zijn.

De voor het project Lincolnpark Tweede Fase benodigde aanpassingen op de provinciale weg N520 zijn geraamd en opgenomen in het projectbudget en daarmee geborgd.

  • c. In de toelichting zijn de teksten met betrekking tot de mobiliteitsvisie aangevuld en geactualiseerd. Het akoestisch onderzoek is gereed gekomen na het wettelijk vooroverleg en verwerkt in het ontwerp-bestemmingsplan.

De overige gevraagde partijen hebben geen vooroverlegreactie gegeven.

6.2.3 Zienswijzen en ambthalve aanpassingen

Het ontwerpbestemmingsplan Hoofddorp Lincolnpark Tweede Fase is op 28 december 2021 bekendgemaakt en heeft vanaf 29 december 2021 gedurende zes weken ter visie gelegen. Tevens zijn de volgende overlegpartners geïnformeerd: Provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap van Rijnland. In deze periode kon iedereen zienswijzen indienen bij de gemeenteraad.

Er zijn 14 zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen zijn alle binnen de termijn ingediend en zijn daarom ontvankelijk. De zienswijzen hebben tot een aantal aanpassingen geleid in de toelichting, zoals bijvoorbeeld het actualiseren van de stikstofberekening. Veel zienswijzen gingen over de voorgenomen verkeersaanpassingen van de kruising Bennebroekerweg/Rijnlanderweg.

In deze procedure gaat het echter om het bestemmingsplan Hoofddorp Lincolnpark Tweede Fase. Uit de verkeersonderzoeken blijkt dat een aanpassing van de kruising Rijnlanderweg / Bennebroekerweg noodzakelijk is om de doorstroming van het verkeer op de Bennebroekerweg te verbeteren. Welke aanpassing dat is, is echter geen onderdeel van de bestemmingsplanprocedure. De motivering en de belangenafweging daaromtrent is dus ook geen onderdeel van het bestemmingsplan, maar onderdeel van het verkeersbesluit. Tegen dat besluit is in een afzonderlijke procedure bezwaar mogelijk.

Wel is in de regels van het bestemmingsplan een voorwaarde opgenomen dat woningen en bedrijven pas gebruikt mogen worden, als de genoemde kruising zodanig is aangepast dat de doorstroming voldoende is.

Tevens zijn er diverse ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Het gaat dan om actualisaties en technische aanpassingen. Zo zijn de stikstofberekening en het mobiliteitsplan geactualiseerd, is het vaststellen van de Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040 verwerkt en is het paraplubestemmingsplan Wonen doorgevoerd in de regels.

De zienswijzen, de beantwoording daarvan en de ambtshalve aanpassingen staan in de Nota van zienswijzen, te vinden onder het vaststellingsbesluit.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Opzet regels en verbeelding

De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.

Op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke gegevens ingetekend. Er wordt onderscheid gemaakt in (dubbel)bestemmingen en aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. De op de verbeelding opgenomen bestemmingen zijn in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door deze standaarden wordt de kleur en de codering van de bestemmingen bepaald. De bestemmingen zijn op het renvooi weergegeven in alfabetische volgorde. Elke op de verbeelding weergegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsregel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt en bebouwd mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen in samenhang met de regels, geven duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • De 'Inleidende regels', bestaande uit een begrippenlijst en regels met betrekking tot de 'wijze van meten';
  • De 'Bestemmingsregels', die in dit bestemmingsplan te onderscheiden zijn in regels voor 'gewone', rechtstreekse bestemmingen en dubbelbestemmingen;
  • De 'Algemene regels' die in principe betrekking hebben op alle bestemmingen die in het plangebied voorkomen;
  • De 'Overgangs- en slotregels' die bestaan uit het overgangsrecht (voor bestaande bouwwerken en bestaand gebruik dat van het bestemmingsplan afwijkt) en de naam waaronder het bestemmingsplan moet worden aangehaald.

7.2 Inleidende regels

Het eerste hoofdstuk bevat inleidende regels. In artikel 1 is een aantal in de regels gehanteerde begrippen gedefinieerd. In artikel 2 is de wijze van meten vastgelegd met betrekking tot de verschillende hoogte en oppervlakte van gebouwen.

7.3 Bestemmingsregels

7.3.1 Bestemmingen
7.3.1.1 Gemengd

In het noorden van het plangebied zijn de gronden bestemd met de bestemming 'Gemengd'. Dit is het centrumgebied van Lincolnpark. Verschillende voorzieningen zijn hier geclusterd, waaronder detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en sport. Wonen wordt binnen deze bestemming boven de voorzieningen mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming is een aanduiding 'gemengd' aangebracht om de voorzieningen hoofdzakelijk te clusteren langs de Dorpstraat. Hier zijn ook aanvullende functies mogelijk, namelijk bedrijven, commerciële dienstverlening, kantoren en praktijkruimte. Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsuitoefening is binnen de gehele bestemming toegestaan. Binnen de bestemming worden twee servicehubs mogelijk gemaakt. Hier is parkeren het hoofdgebruik en is daarnaast ruimte voor commerciële en maatschappelijke dienstverlening, praktijkruimte, kleinschalige kantoren en horeca tot en met categorie 1, wijkondersteunende voorzieningen en nutsvoorzieningen.

Op de kruising met de Hoofdweg Oostzijde en Johan Enschedélaan is een bouwhoogte van 23 meter toegestaan. Langs de Hoofdweg Oostzijde wordt een bouwhoogte van 15 meter toegestaan. Richting het woongebied is dit 25 meter.

7.3.1.2 Woongebied

De overige gronden in het plangebied hebben de bestemming 'Woongebied'. Deze gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor wonen. Binnen drie bouwvlakken zijn gebouwen toegestaan. Hiertussen zijn met de aanduiding 'verkeer' wegen mogelijk met een dubbele rijstrook en maximum snelheid van 30 of 50 km/uur. Binnen de aanduiding 'gemengd' worden de voorzieningen geclusterd, zodat een strook ontstaat met het voorzieningencluster in de bestemming 'Gemengd'. Hier zijn bedrijven, horeca, commerciële dienstverlening, kantoren en praktijkruimte toegestaan. Binnen de gehele bestemming zijn ook aan huis verbonden beroepsuitoefeningen toegestaan. Er worden daarbij zeven servicehubs toegestaan waar parkeren het hoofdgebruik is, met ruimte voor commerciële en maatschappelijke dienstverlening, praktijkruimte, kleinschalige kantoren en horeca tot en met categorie 1, wijkondersteunende voorzieningen en nutsvoorzieningen. Langs de Hoofdweg Oostzijde geldt een bouwhoogte van 15 meter en in de rest van de bestemming is deze 25 meter.

Woningen aan de zijde van bedrijventerrein De President mogen alleen worden gebouwd indien voldaan wordt aan de VNG richtafstanden. In de bouwregels is hiervoor de specifieke bouwaanduiding 'voorwaardelijke verplichting' voor opgenomen.

7.4 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele plangebied en alle andere regels in het bestemmingsplan. Ook de parkeerregels zijn opgenomen in dit hoofdstuk. In deze regel wordt dynamisch verwezen naar het geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer en naar de afwijkende parkeernormen uit het mobiliteitsplan, die prevaleren boven het reguliere parkeerbeleid. Dit heeft tot gevolg dat, indien in het kader van het bestemmingsplan gebouwd kan worden, op basis van het bestemmingsplan altijd het op dat moment actuele geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer gehanteerd moet worden bij het verlenen van de benodigde omgevingsvergunning.

7.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een bouwvergunning is verleend, worden gebouwd zolang de afwijking maar niet wordt vergroot en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd.

Ook het gebruik van gronden en de daarop staande opstellen dat – op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt – afwijkt van de gegeven bestemming, is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voortgezet of gewijzigd in een ander gebruik, zolang de afwijking van het bestemmingsplan niet wordt vergroot.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

7.6 Handhaafbaarheid

Het bestemmingsplan is het juridisch instrument om te bepalen welke ruimte voor welke bouw- en gebruiksactiviteiten aangewend mag worden. In dit bestemmingsplan zijn voorschriften opgesteld waarbij het bestaande gebruik van gebouwen en bouwwerken in principe het uitgangspunt vormt. Dit betekent dat de huidige situatie in regels is vastgelegd. Het handhavingsbeleid is erop gericht dat deze regels ook worden nageleefd. Het bestemmingsplan bindt zowel burgers als de gemeente en is dan ook de basis voor handhaving en handhavingsbeleid.

Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde manier aan het plan gehouden te worden.

Met deze oogmerken is in het bestemmingsplan allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van de regels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter de mogelijkheden om in de praktijk toe te zien op de naleving van het bestemmingsplan. Onder handhaving wordt niet alleen het repressief optreden verstaan, maar ook preventie en voorlichting. Repressief optreden bestaat uit toezicht en opsporing en in het verlengde daarvan – na afweging van belangen waaronder de effectiviteit van optreden – correctie, bestaande uit sancties en maatregelen. De sancties en maatregelen kunnen bestaan uit het stilleggen van activiteiten, aanschrijvingen, bestuursdwang, strafrechtelijk optreden en de dwangsom. Preventief handelen bestaat uit voorlichting en vooroverleg voor het indienen van een aanvraag om een vergunning en voorts het weigeren van de vergunning en eventuele afwijkingen.