direct naar inhoud van Artikel 9 Tuin - 2
Plan: Indischebuurt Noord
Plannummer: BP5080004
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP5080004-0003

Artikel 9 Tuin - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  • b. bijgebouwen ten dienste van het hoofdgebouw;
  • c. bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

9.2.1 Alle bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken' (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.

9.2.2 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;

bijgebouwen

  • c. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, waarbij boven de goothoogte mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m;

9.2.3 Andere bouwwerken
  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige 'benoemen ander bouwwerk' mag niet dan 3 m bedragen.

dakterras

  • c. een dakterras is toegestaan, mits:
    • 1. gesitueerd op een erker of op aan- en uitbouwen;
    • 2. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar en gebruiker van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
    • 3. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 4. privacyschermen op aan- en uitbouwen bouwen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
    • 5. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    • 6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 7. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    • 8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

oppervlakte bouwwerken

  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken (per bouwperceel) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
9.4 Afwijken van de bouwregels

aan- en uitbouw

  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2 onder a voor een aan- en uitbouw achter de achtergevelrooilijn tot een maximale diepte van 4,5 m met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil.

aan- en uitbouw in twee lagen

  • 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a voor het verhogen van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw achter de achtergevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:
    • a. de afstand tussen voor- en achtergevelrooilijn bedraagt minder dan 9 m;
    • b. de extra bouwlaag wordt niet hoger dan de goothoogte van de hoofdbebouwing;
    • c. de diepte van de extra laag bedraagt niet meer dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevelrooilijn;
    • d. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen bedraagt minimaal 18 m.

dakterrassen

  • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.3 onder c en toestaan dat een dakterras wordt gerealiseerd zonder toestemming van de eigenaar en of gebruiker van het belendende perceel, mits er binnen het bouwblok reeds een vergelijkbare situatie voorkomt welke met vergunning is gerealiseerd.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  • a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

parkeren

  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5 onder b en parkeren toestaan, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

  • 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    • a. de verkeerssituatie ter plaatse;
    • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.