direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kleiperk e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.bpKleiperk-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Aanleiding

1.1 Algemeen

De gemeente Edam-Volendam is bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren.

Eén van de nieuwe bestemmingsplannen betreft het gebied Kleiperk.


De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is het kunnen beschikken over een adequate planologische regeling, waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd. De bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied zijn in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd en onderhavig bestemmingsplan is voornamelijk conserverend.

Nieuwe ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Ontwikkelingen waarvoor reeds een planologische procedure is doorlopen en/of waarvoor een vergunning is verleend, zijn als 'bestaande situatie' opgenomen in dit bestemmingsplan.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het Kleiperk is een buitendijks gebied nabij de Haven van Volendam, gelegen ten oosten van de oude kom van Volendam en in het verlengde van het zuidelijk deel van de Markermeerdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.bpKleiperk-vg01_0001.png"

Afbeelding 1: luchtfoto oude kom Volendam (Bron:luchtfoto J. Tuijp, www.luchtfotoshop.nl)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan vigeert het bestemmingsplan "Oud Volendam" uit 1998.

Onderhavig bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 1998 en vervolgens goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland d.d. 27 oktober 1998.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding met bijbehorende planregels en bijlagen, alsmede een toelichting op het plan.

Deze toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken.

In hoofdstuk 1 is de aanleiding van het plan beschreven en aangegeven op welk gebied dit bestemmingsplan van toepassing is. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt de voor het plan relevante beleidsuitspraken van rijk, provincie en regio en vanzelfsprekend het eigen gemeentelijke beleid. Vervolgens is in hoofdstuk 4 een inventarisatie van de verschillende omgevingsaspecten opgenomen met daarbij een omschrijving van de voor het plan aanwezige specifieke factoren. Daarbij is ook het van toepassing zijnde beleid vermeld.

In hoofdstuk 5 zijn de bestemmingen beschreven zoals ze in de regels zijn opgenomen. Tevens zal in dit hoofdstuk meer uitgebreid worden stilgestaan bij het 'Planologische Erfgoedregime'. Verder is in hoofdstuk 6 kort stilgestaan bij de economische- en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Tot slot worden in hoofdstuk 7 respectievelijk de overlegreacties en zienswijzen behandeld.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Plangebied in ruimer verband

Het Kleiperk is een buitendijks gebied nabij de Haven van Volendam, gelegen ten oosten van de oude kom Volendam en in het verlengde van het zuidelijke deel van de Markermeerdijk. Het wereldberoemde hotel Spaander staat op dit buitendijkse gebied.

De kom van Volendam ligt in de gemeente Edam-Volendam, dat wil zeggen in het noordoosten van de regio Waterland. De gemeente Edam-Volendam bestaat uit twee kernen die de afgelopen jaren aan elkaar gegroeid zijn. In deze gemeente hebben de kernen van Edam en Volendam elk hun karakteristiek en hun cultuurhistorische waarden. Beiden zijn belangrijke toeristische trekpleisters.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Toen het Purmermeer in 1622 droogviel ontstond er overbevissing in het Amsterdamse IJ, zodat de buitenvisserij op de Zuiderzee toenam. De haven bij de Pieterman werd al spoedig te klein en datzelfde gold voor de aanlegplaats bij het Volendamse vishuisje waar Eustatius Spaander vanaf januari 1659 de botbelasting inde. Toen aan het eerste verzoek om de aanleg van een haven in 1650 geen gehoor werd gegeven werd dat in 1657 en '58 herhaald. Na de opening van de protestante kerk in 1658 werd in 1661 de eerste palenhaven aangelegd. Nadat deze haven door stormvloeden rond 1700 danig was vernield werd het paalwerk in 1710 hersteld waarbij de haven tevens werd vergroot. Ook werd in het midden bij het vishuisje de zogenaamde botkaai iets verlengd. Vanaf 1730 werd het houtwerk van de palen voortdurend aangetast door de paalworm, zodat in 1783 werd besloten om het paalwerk te vervangen door een aarden dam.

De toenmalige Noorderhaven - nu de parkeerplaats van Spaander - ondervond veel hinder van de instromende slib. In 1868 werd dan ook besloten om dat deel van de haven op te geven door de botkaai te verlengen tot het Havendijkje. De slib kon blijven toestromen zodat uiteindelijk het Kleipark of Kleiperk ontstond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.bpKleiperk-vg01_0002.jpg"

Afbeelding 2: situatie rond de Haven Volendam in 1868

Op deze afbeelding staat de haven van Volendam afgebeeld volgens de situatie in 1868 met in het midden het toen aangelegde Havendijkje. Links de voormalige Noorderhaven (nu parkeerterrein) en uiterst rechts de "lege ruimte" waar toen nog grond lag, maar waar in 1883 de Zuiderhaven is aangelegd.

ond 1850 werden aan de dijkzijde daarvan de eerste woningen gebouwd, die vanwege de vloed op palen werden gebouwd. Al gauw kreeg dit buurtje - waar sinds 1854 het café en logement van Pieter Steur stond - de naam Palenbuurt. Omdat de vissersvloot gestaag bleef groeien kreeg Leendert Spaander - sinds 1881 eigenaar van de zaak van Pieter Steur - het lumineuze idee om de Zuiderhaven aan te leggen en de uitgebaggerde grond te benutten om het Kleipark op te hogen. Het werk werd gegund aan het baggerbedrijf van zijn aanstaande zwager Jacob Kraayeveld uit Sliedrecht.

Op de plaats van het voormalige 'vishuisje' - waar nu het terras is van café de Boer - verscheen in 1884 een post- en telegraafkantoor en tegenover het havengat kwam een nieuwe (houten) visafslag. Zo ontstond de nieuwe haven en het latere parkeerterrein, dat tot de afsluiting in 1932 maar ook nog later en vooral tijdens de watersnood van 1916 menigmaal onderliep. Het grasveld werd vroeger benut om kleren te bleek te leggen, zeilen te verven en niet te vergeten als speel- en kermisterrein. Toen de garage op de dijk ontoereikend werd voor de auto's kwam het Kleiperk in gebruik als parkeerterrein hetgeen nog steeds het geval is.

2.3 Beschrijving plangebied

2.3.1 Havengebied

Het havengebied is uit historisch oogpunt een waardevol gebied dat opgebouwd is uit een ongeplande aaneenrijging van individuele, over het algemeen kleine panden langs de Haven en delen van het Noord- en Zuideinde. Achter deze bebouwing ligt op een lager niveau kleinschalige bebouwing aan straten en gemeenschappelijke erfjes. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de RK Vincentius a Paulo Kerk (1882), aan de westkant door de Meerzijde, Dril, Havenstraat en Aalstraat en aan de zuidkant door het HK Stolpkerkje.

Het Kleiperk is zoals gezegd een stukje buitendijks gebied dat direct grenst aan de noordzijde van de haven.

2.3.2 Noordeinde

Ten noorden van het gebied van de Haven ligt het Noordeinde. De bebouwing langs het Noordeinde ligt aan de binnenkant van de dijk. Het karakter van het Noordeinde is in vergelijking met die van het Zuideinde veel opener van karakter. De bebouwing aan de dijkzijde bestaat overwegend uit één bouwlaag met een dwarskap. Aan de landzijde is sprake van een dubbele bouwlaag.

Aan de overzijde van dit gedeelte van de dijk, d.w.z. aan de oostzijde ligt het Kleiperk met zijn eigen bebouwing, die overwegend een bedrijfsfunctie heeft. Met name het samenstel aan bebouwing dat onderdeel uitmaakt van hotel Spaander is daarbij dominant.

2.3.3 Kleiperk

Het plangebied, het gebied dat wordt aangeduid als het Kleiperk is buitendijks gebied, gelegen naast de haven van Volendam.

Het plangebied wordt begrensd door de Markermeerdijk, het Noordeinde aan de noordkant, in het oosten door de Gouwzee, in het zuiden wordt de grens bepaald door het Havendijkje en tenslotte aan de westkant door de Haven.

Op het Kleiperk bevindt zich een aantal gebouwen met overwegend bedrijfsfuncties, dat inmiddels vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol is. Voor dit samenstel aan gebouwen is daarom een cultuurhistorische beschrijving opgesteld, die hierna in hoofdstuk 5 nader zal worden besproken.

2.4 Functionele analyse Oude Kom Volendam

Het plangebied wordt vooral gekenmerkt door de aanwezigheid van bedrijvigheid, die zich richt op het toerisme.

Horeca is ruim vertegenwoordigd: het beroemde hotel Spaander en brasserie Cathrien. Verder bevinden zich diverse winkels in het gebied.

Hier en daar bevinden zich bovenwoningen, zoals de appartementen boven Cathrien, Aan de naar het water gekeerde zijde van het plangebied bevindt zich een parkeerterrein.

Dit parkeerterrein wordt momenteel ontsloten via het Noordeinde en het Havendijkje. Wanneer definitief wordt besloten tot de realisering van een afrit direct vanaf het Noordeinde naar het parkeerterrein achter Spaander, dan krijgt dat zijn beslag door middel van een afzonderlijke planologische procedure.

2.5 Doelstelling planregeling

De primaire doelstelling van dit bestemmingsplan is het behoud van de huidige stedenbouwkundige structuur van het Kleiperk in samenhang met het behouden en versterken van de cultuurhistorische waarde daarvan. Dit betekent dat sprake is van een overwegend consoliderend bestemmingsplan, waarin vooral de bestaande bouwmogelijkheden worden gerespecteerd c.q. de bestaande bebouwing positief is bestemd en waarbij weinig of geen nieuwe bouwmogelijkheden zijn opgenomen.

In de planregels is hieraan vervolgens uitvoering gegeven door zowel de rooilijnen vast te leggen door middel van bouwvlakken voor de hoofdbebouwing, als mede het vastleggen van de maximum goot- en bouwhoogten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees en rijksbeleid

3.1.1 Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater,
kustwateren en grondwater te beschermen om:

  • a. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  • b. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  • c. het aquatische milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
  • d. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

Deze Europese Kaderrichtlijn Water moet onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en derhalve ook van het ruimtelijk beleid. In dit verband wordt verwezen naar het Nationaal Bestuursakkoord Water, dat op 25 juni 2008 onder in verband met de implementatie van deze richtlijn is geactualiseerd. In dit akkoord zijn de inspanningen beschreven om de waterhuishouding tegen de achtergrond van de richtlijn en de nieuwe klimaatscenario's op orde te brengen en te houden. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Europese Kaderrichtlijn Water.

3.1.2 Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de beheerplannen voor de stroomgebieden.

In het waterplan wordt het IJsselmeergebied beschreven als het grootste zoetwaterbekken van Nederland. In totaal is ruim 30% van Nederland direct of indirect afhankelijk van watervoorziening uit het IJsselmeer en Markermeer-IJmeer. Klimaatverandering leidt ertoe dat in de zomer de beschikbaarheid van zoet water in het IJsselmeergebied afneemt door meer verdamping en door geringere (rivier)wateraanvoer, terwijl de vraag naar zoet water toeneemt door langduriger droogteperiodes en een toenemende verzilting. Ook het beoogde herstel van de zoet-zoutovergang in de Zuidwestelijke Delta genereert extra vraag naar zoet water. Het IJsselmeergebied wordt daardoor in de toekomst steeds belangrijker in de nationale zoetwatervoorziening. Om deze veilig te stellen, moet het peilregime te zijner tijd worden aangepast. Ook de kwaliteit van het beschikbare water moet goed zijn. De opgave voor de zoetwatervoorziening geldt voor het IJsselmeer en het Markermeer-IJmeer. In het Markermeer-IJmeer is de opgave om randvoorwaarden te scheppen voor een robuust ecosysteem dat ontwikkelingen mogelijk maakt.

De uitwerking van de beleidskeuzen en de daaruit voortvloeiende activiteiten worden in het kader van of in nauwe afstemming met de relevante deelprogramma's van het Deltaprogramma uitgevoerd. Het gaat hierbij met name om de generieke deelprogramma's Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening, en de gebiedsgerichte deelprogramma's Waddengebied, IJsselmeergebied en Kust. Multifunctionele inrichting Afsluitdijk. Voor het IJsselmeergebied wordt gestreefd naar het versterken van de strategische zoetwaterfunctie. Daarnaast wordt onderzoek verricht naar optimale peilstijging i.r.t. veiligheid en zoetwater, inrichting, fasering en consequenties voor IJsselmeer en omgeving

Het bestemmingsplan gaat uit van behoud van de bestaande situatie, behoud van het bestaande wateroppervlakte en behoud van de primaire waterkering. Er zijn in dit bestemmingsplan geen nationale belangen op het gebied van water in het geding.

3.1.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid, zoals dat eerder onder meer was neergelegd in voornoemde nota Ruimte is nodig gebleken, enerzijds omdat de daarin opgenomen vertrekpunten gedateerd zijn en anderzijds omdat er meer behoefte bestaat aan integratie van beleid. Dit initiatief heeft geleid tot de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De SVIR geeft een kader waarin ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden zijn. In deze structuurvisie schetst het Rijk een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR is een aantal ambities vermeld voor de lange termijn (2040) met betrekking tot concurrentiekracht, leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid en daarnaast wordt ingegaan op de doelstellingen, belangen en opgaven (tot 2028).

Deze ambities zijn door vertaald naar 3 hoofddoelstellingen voor de middellange termijn op rijksniveau: "concurrerend", "bereikbaar" en "leefbaar & veilig". Om die doelstellingen van het Rijk te concretiseren zijn zgn. onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft daarvoor primair verantwoordelijk te zijn. Niettemin wordt van de decentrale overheden en marktpartijen verwacht dat zij hun bijdragen leveren aan de realisatie van deze nationale opgaven. Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Voor het plangebied zijn de belangen 9 en 10 van toepassing, namelijk "Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling" en "Ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale, unieke cultuurhistorisch en natuurlijke kwaliteiten".

In onderhavig bestemmingsplan zullen beide belangen uitvoerig aan bod komen.

3.1.4 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 1 oktober 2012 wordt aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening een aantal onderwerpen toegevoegd. Voor dit bestemmingsplan is vooral titel 2.12 "IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)" relevant. In titel 2.12 worden eisen voor het IJsselmeergebied gegeven als het gaat om uitbreidingsruimte. Voorgeschreven wordt dat bestemmingsplannen geen nieuwe bebouwing of landwinning mogelijk maken. Uitzonderingen worden gemaakt voor o.a. Amsterdam, Almere en Lelystad voor concreet omschreven projecten. Dit bestemmingsplan voorziet niet in genoemde ontwikkelingen en is in overeenstemming met het Barro.

3.1.5 Rijksmonumenten en modernisering monumentenbeleid

In de gemeente Edam-Volendam zijn door de rijksoverheid 178 rijksmonumenten aangewezen; 3 in Volendam en 175 in Edam. Binnen het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten.

De modernisering van het monumentenbeleid wordt nader behandeld en toegelicht in hoofdstuk 5 bij de bespreking van het 'Planologisch Erfgoedregime'.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 Kwaliteit door veelzijdigheid

De Structuurvisie Noord-Holland 2040 'Kwaliteit door veelzijdigheid' is vastgesteld op 21 juni 2010 en op 3 november 2010 in werking getreden. Het nieuwe beleid is onderverdeeld in drie provinciale hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provinciale sturing richt zich op bovenlokale en regionale belangen.

Voor voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten stuurt de provincie met name aan om bestaande locaties te intensiveren en herstructureren, naast het zoeken naar nieuwe locaties voor bedrijven. Dit zijn locaties binnen 'bestaand bebouwd gebied'. Bereikbaarheid gaat een rol spelen in de locatiekeuze voor nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld werklocaties (duurzame bereikbaarheid).

Nieuwe ontwikkelingen buiten 'bestaand bebouwd gebied' beoordeelt de Provincie Noord-Holland op grond van het aantonen van nut en noodzaak, de mogelijkheden of onmogelijkheden voor verdichting of transformatie en de provinciale eisen aan ruimtelijke kwaliteit (o.a. het Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie), maar ook op de (on)mogelijkheden van het faciliteren van de ontwikkeling vanuit het watersysteem.

Op het gebied van cultuurhistorie zorgt de provincie dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen (Landschaps-DNA) van de verschillende landschappen.

De provincie zet zich ook in om de biodiversiteit van de natuur te vergroten en het realiseren van zoveel mogelijk natuur. Kern van het natuurbeleid is de veiligstelling en de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en nationale parken, Natura 2000 gebieden en weidevogelleefgebieden. Verder staat het groen, met name rondom de steden, onder druk. De provincie vindt een goede toegankelijkheid van recreatief groen voor haar bewoners en bezoekers belangrijk, zowel voor de leefbaarheid als voor het vestigingsklimaat.

In het algemeen zet de provincie zich in op het bevorderen van binnen- en buitenlands bezoek aan Noord-Holland. Ze zet in op het ontwikkelen van een compleet samenhangend netwerk van recreatieve verbindingen (wandelpaden, lange afstand wandelroutes, fietspaden, landelijke lange afstand fietsroutes, een regionaal fietsknooppunten netwerk en tot slot het vaarwegennetwerk. In de landschappen die onderdeel uitmaken van de Metropool Amsterdam wordt ingezet op voldoende recreatiemogelijkheden en de bereikbaarheid hiervan.

De bescherming tegen overstroming en wateroverlast wordt gewaarborgd door het versterken van de waterkeringen en het aanwijzen van ruimte voor waterberging. Waterberging gebeurt voornamelijk fijnmazig, maar waar nodig wordt dit integraal aangepakt in combinatie met woningbouw, recreatie of natuur.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie Noord-Holland

De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is vastgesteld op 21 juni 2010. Deze verordening schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheerverordeningen moet voldoen.

Het gaat hierbij vooral om de doorwerking van het in de provinciale structuurvisie vastgelegde beleid. De provinciale ruimtelijke verordening is daarvoor bij uitstek het aangewezen instrument om die doorwerking te realiseren via algemene regels omtrent de inhoud voor onder meer bestemmingsplannen.

Ten aanzien van een aantal onderwerpen zijn algemene regels gesteld, die zich specifiek richten op de provincie ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze manier komen rijksregels "getrapt" in bestemmingsplannen terecht.

De provinciale verordening is nadien herzien bij besluit van 23 mei 2011, 15 november 2011, 17 december 2012 en laatstelijk op 19 maart 2013, onder meer naar aanleiding van wetswijzigingen en de aanpassing van de kaart van de ecologische hoofdstructuur.

Bij de provincie Noord-Holland gaat het met betrekking tot de ruimtelijke ordening om de volgende beleidsonderdelen:

  • bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
  • rijksbufferzones;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • nationale landschappen (waar onder de stelling van Amsterdam en Laag Holland);
  • het kunst fundament;
  • het regionaal watersysteem.

3.2.3 Landschap en cultuurhistorie

De provincie wil landschap en cultuurhistorie meer verankeren in de ruimtelijke ontwikkeling. Informatie over landschap en cultuurhistorie is daarom in 2011 samengebracht in de nieuwe 'Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie'.

De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en cultuurhistorie en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten, archeologische verwachtingen en molens, militaire structuren en historische dijken.

De kaart is een geografische uitwerking of verbeelding van de Leidraad landschap en cultuurhistorie en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW).

De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten, archeologische verwachtingen en molens, militaire structuren en historische dijken.

Voor het Kleiperk is de Markermeerdijk een belangrijk cultuurhistorische element. De voormalige zeedijk begrenst het plangebied aan de westzijde. Deze dijk is een provinciaal monument.

3.2.4 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De Structuurvisie van de provincie Noord-Holland en de provinciale ruimtelijke verordening Noord-2009 zijn op 21 juni 2010 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de structuurvisie en beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen.

Gemeenten zijn wettelijk verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen voldoende rekening te houden met de te verwachte archeologische waarden en de bekende archeologische waarden (conform artikel 38a van de Monumentenwet). Onderhavig bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Voor zover sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is in de planregels met onderhavig aspect rekening gehouden.

3.2.5 Provinciale monumenten

Binnen het plangebied bevinden zich op dit moment geen gebouwen met de status van provinciaal monument. De Noorder IJ- en Zeedijken, waaronder de Markerkeerdijk, zijn evenwel beschermd op grond van de provinciale monumentenverordening Noord-Holland. De Noorder IJ- en Zeedijken moeten worden behouden, en wel het totale ensemble van het dijklichaam, buitendijkse landen, het oude tracé van de dijk, de wielen en de kleiputten.

Vanwege de herkenbaarheid van de dijk in het open landschap is handhaving van een brede open zone aan weerszijden van de dijk gewenst. Dijkversterking en - verzwaring dient op een zorgvuldige en cultuurhistorische wijze verricht te worden.

3.2.6 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met karakter)

Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken.

Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijke gebied te bewaren vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringen van woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame, vitale regio met een herkenbaar eigen karakter.

In de regiovisie zijn overigens verder geen nieuwe initiatieven beschreven, die een nadere uitwerking vragen in onderhavig bestemmingsplan.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Edam-Volendam 2020-2040

Bij besluit van 26 februari 2009 heeft de gemeenteraad een Structuurvisie vastgesteld. Deze Structuurvisie geeft een beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2020 met een doorkijk naar de lange termijn (2040).

De geformuleerde speerpunten van beleid voor het plangebied zijn:

  • behoud en versterking;
  • attractiviteit en toeristische trekkracht van het gebied;
  • ontwikkeling van beleidskader voor respectievelijk het waterfront van het Kleiperk, rand van Haven-zuid en de relatie tussen de dijk en het Europaplein;
  • verkeerssituatie in het gebied gedurende het toeristenseizoen;
  • verbeteren en versterken van de detailhandelsfunctie in het gebied centrumgebied.


De ontwikkeling van het genoemde beleidskader bij de derde bullet valt buiten de reikwijdte van onderhavig bestemmingsplan. Het gaat daarbij onder meer over de mogelijkheid van de realisatie van een buitendijkse kade voor het afmeren van riviercruiseschepen en een hotel.

Deze ontwikkelingen vergen en eigen beleidskader waarin de verschillende ruimtelijke deelaspecten nader tegen elkaar kunnen worden afgewogen.

Tevens geeft deze gemeentelijke Structuurvisie input voor de actualiseringoperatie van de bestemmingsplannen. Een groot deel van het plangebied is via het Beeldkwaliteitsplan gekenschetst als 'cultuurhistorisch waardevol stads- en dorpsgebied'. In paragraaf 3.3.5 zal nader op dit aspect worden ingegaan.

3.3.2 Beeldkwaliteitsplan Oud Volendam

De gemeenteraad heeft op het raadplein van 25 september 2008 ingestemd met het concept Beeldkwaliteitsplan Oud Volendam (versie 2, d.d. 19 augustus 2008; zie Bijlage 1) en het daarbij behorende Schetsboek. Het beeldkwaliteitsplan is als ´onderlegger´ gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en het bestemmingsplan Oude Kom Volendam 2012 en bij gelegenheid van de vaststelling van dit laatste bestemmingsplan op 17 oktober 2013 is tevens het beeldkwaliteitsplan vastgesteld.

Door middel van een kaart zijn de aanbevelingen uit het beeldkwaliteitsplan samengevat. Deze aanbevelingen zijn slechts richtinggevend. Deze aanbevelingen zijn vervolgens bij het opstellen van dit bestemmingsplan na een beoordeling op perceelniveau geheel of gedeeltelijk overgenomen. Hierbij zijn bestaande rechten in acht genomen. Daarnaast is ten behoeve van het behoud van de wisselende goot- en bouwhoogte, de bestaande maatvoering uit het bestemmingsplan Oud Volendam aangehouden.

In het beeldkwaliteitsplan is gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak. Het Kleiperk behoort tot het gebied ´Havengebied en Doolhof´ en is omschreven als een uit historisch oogpunt waardevol gebied. In de loop der tijd heeft echter een schaalvergroting plaatsgevonden die gestart is met de vergroting van Brasserie Cathrien met een extra bouwlaag. Ook is bij nieuwbouw vaak sprake van een andere detaillering met balkons, loggia´s, erkers en andere materialisering. Dit heeft afbreuk gedaan aan het consistente en oorspronkelijke beeld. Voor deze aspecten zijn dan ook nadere eisen opgenomen in de welstandsnota.

3.3.3 Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Edam-Volendam 2013

Doordat er veel waarde wordt gehecht aan de bescherming van ons erfgoed is het wenselijk daar iets tegenover te stellen. Veelal is het verlenen van subsidie een zeer goed middel. Niet alleen wordt de eigenaar tegemoet gekomen in de kosten, maar ook worden eigenaren gestimuleerd hun pand goed te bewaren. Om uitvoering te kunnen geven aan dit proces is de subsidieverordening gemeentelijke monumenten Edam-Volendam 2013 opgesteld. Deze verordening voorziet in de normen en criteria voor het verstrekken van subsidie voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten.

3.3.4 Welstandsnota

Het welstandsbeleid van de gemeente Edam-Volendam is neergelegd in de Welstandsnota, die bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. Op dit moment wordt gewerkt aan een actualisering van deze welstandsnota. Bij deze actualisatie is de systematiek en terminologie van de nota aangepast aan de Wet algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Daarnaast is de begrenzing van de welstandsgebieden in overeenstemming gebracht met de begrenzing van de gebieden in de bestemmingsplannen. De geactualiseerde welstandsnota heeft in december gedurende zes weken voor inspraak ter inzage gelegen. Binnenkort zal de nota worden voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. De geactualiseerde welstandsnota kent voor het centrum van Volendam de volgende twee deelgebieden:

  • gebied B1, Oud Volendam - attentiegebied;
  • gebied B2, Oud Volendam.

Datgene wat op grond van een bestemmingsplan mogelijk is of wordt toegestaan, kan niet door welstandscriteria worden tegen gehouden. De architectonische vormgeving valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief in de welstandsnota geregeld.

Voor zover er bebouwingsmogelijkheden zijn opgenomen in het bestemmingsplan en daarvoor de vergunningplicht geldt, is een toets aan het welstandsbeleid noodzakelijk.

Vanuit welstandsbeleid is er in voorliggend bestemmingsplan een beperkte regeling opgenomen voor balkons, loggia's en dakkapellen. De nadere detaillering van de uitwerking van deze bouwmogelijkheid heeft zijn beslag gekregen en de nieuwe welstandsnota.

3.3.5 Erfgoedverordening Gemeente Edam-Volendam 2010

Bij raadsbesluit van 24 november 2011 is de 'Erfgoedverordening Gemeente Edam-Volendam 2010' vastgesteld.

Onderhavige erfgoedverordening regelt de status van gemeentelijke monumenten via het bestemmingsplan. Naast een vergunning-procedure ingevolge de Wabo voor rijksmonumenten wordt het bestemmingsplan als instrument gebruikt om het gemeentelijk cultureel erfgoed te beschermen.

Dit cultuurgoed krijgt via een dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams Erfgoed' (WR-EV) een vaste positie binnen het bestemmingsplan.

Hierdoor worden de ruimtelijke kwaliteiten op het gebied van cultuurhistorie, architectuur- historie en landschap integraal bewaakt. Het nieuwe aan dit planologische erfgoedregime is, dat het systeem ontwikkelingsgericht is vanwege duidelijke richtlijnen voor toekomstig gebruik en dat er een koppeling wordt gemaakt met de Erfgoedverordening.

Mede hierdoor wordt er als het ware een koppeling gelegd tussen de Wet ruimtelijke ordening, Monumentwet c.q. de daarvan afgeleide regeling en de Woningwet en Wabo, zodat een dekkend, meer integraal regime ontstaat. Daarnaast wordt het vergunningsvrij bouwen binnen het cultureel erfgoed beperkt, doordat in de begripsbepalingen van genoemde erfgoedverordening en bestemmingsplan de reikwijdte van het begrip 'gemeentelijke monument' is uitgebreid.

Het voordeel van een dergelijk systeem is, dat door de koppeling van het bestemmingsplan aan de Erfgoedverordening een integrale bescherming mogelijk is in plaats van de traditionele fragmentarische en objectgerichte aanpak (in plaats van een gebiedsgerichte benadering).

In de Erfgoedverordening zijn gradaties in beschermingsniveau opgenomen.

Zo worden de verschillende beschermingsgradaties onderscheiden:

  • karakteristiek waardevol bouwwerk;
  • beeldbepalend bouwwerk;
  • stolp;
  • waardevol cultuurhistorisch element;
  • cultuurhistorisch attentiegebied.


Het gemeentelijke Monumentenbeleid van Edam-Volendam wordt daarmee beheerst door:

  • de Monumentennota met een gemeentelijke Cultuurwaarden kaart;
  • de eerder genoemde Erfgoedverordening;
  • de uitwerking in het bestemmingsplan, zoals dat schematisch is weergegeven onder paragraaf 5.4.2 van deze toelichting.

3.3.6 Detailhandelsstructuurvisie c.a.

De Detailhandelsstructuurvisie voor de gemeente is in 2007 vastgesteld en geeft inzicht in de opbouw van de detailhandel, zowel kwantitatief als kwalitatief en qua branchering.

Het winkelaanbod in Edam-Volendam is kleiner, dan gemiddeld verwacht mag worden in stedelijke gebieden met eenzelfde aantal inwoners. Het is van belang dat het centrum van Volendam zijn functie als winkelgebied behoudt en waar mogelijk wordt versterkt.

In het plangebied bevinden zich diverse winkels en horecagelegenheid. De winkels zijn met name gericht op de toerist.

Wat in zijn algemeenheid geldt voor het centrum van Volendam, geldt in principe ook hier.

In de Detailhandelsstructuurvisie van 2007 zijn de uitgangspunten benoemd, die als leidend worden beschouwd voor het te voeren detailhandelsbeleid: dagelijkse boodschappen als fundament; versterking van de modisch-recreatieve functie; en ten slotte het beter benutten van de toeristische potentie.

Als ruimtelijke aandachtspunt om de structuur van Volendam te verbeteren is in het distributieplanologisch onderzoek in november 2011 gedefinieerd: de Versterking van de functie deelgebied Europaplein en omgeving.

Het centrum van Volendam moet vooral worden versterkt op het gebied van functies voor de lokale bevolking. Momenteel voorziet vooral het deelgebied Europaplein en omgeving in de behoefte voor de eigen inwoners. Van belang is dat de versterking van het centrum vooral op deze locatie wordt gefocust wat betreft de toevoeging van nieuwe winkelmeters. Voor de locatie Kleiperk is uitbreiding van het aantal winkelmeters niet in beeld.

Voorts is een ruimtelijk aandachtspunt het beter aan elkaar verbinden van de deelgebieden binnen het centrum van Volendam. Het deelgebied Europaplein en omgeving sluit momenteel niet goed aan op het deelgebied voor de toeristen aan de Haven en de Julianaweg bij de Zeestraat. Van belang is dat de deelgebieden in het centrum optimaal op elkaar aansluiten en er een zo compact mogelijke structuur ontstaat. Dit uitgangspunt is ook van belang voor het Kleiperk, doch het gebiedje zelf vervult geen rol bij de aansluiting van de verschillende deelgebieden. Ontwikkelingen in het centrumgebied van Volendam zelf kunnen wel tot een verbetering van de aansluiting van het Kleiperk op de overige deelgebieden leiden, evenals de versterking van de parkeerfunctie in het centrum.

3.3.7 Nota bestemmingsregeling Horeca-activiteiten 2011

De 'Nota bestemmingsregeling Horeca-activiteiten 2011' is besproken op het raadsplein van 26 mei 2011 en daarna als beleidsdocument vastgesteld en na bekendmaking in werking getreden.

Deze notitie bevat beleidsregels voor hoe de komende jaren, in planologisch juridische zin, met de verschillende horeca-activiteiten dient te worden omgegaan.

In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de specifieke, primaire horeca en anderszijds de zogenaamde 'ondersteunende horeca-activiteiten' bij onder meer detailhandel en andere bestemmingen.

De categorie indeling voor de verschillende horeca-inrichtingen binnen de gemeente vindt zijn grondslag in een 'standaard' Staat van Horeca-activiteiten behorende bij deze beleidsnota. Onderhavige categorie indeling is vervolgens overgenomen in een specifieke Staat van Horeca-activiteiten, die als Bijlage 1 onderdeel uitmaakt van de planregeling van dit bestemmingsplan.

3.3.8 Terrassenbeleid

Het nieuwe terrassenbeleid is door het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 29 mei 2012 vastgesteld.

In dit beleid zijn in aanvulling op de APV regels met betrekking tot horecaterrassen opgenomen. Dat wil zeggen dat de gemeente het verzoek om een terrasvergunning ingevolge de APV nader beoordeelt en afweegt tegen de aspecten "veiligheid en openbare orde".

Ingevolge dit bestemmingsplan zijn terrassen uitsluitend binnen de bestemming 'Horeca' en ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' toegestaan. Alle bestaande terrassen zijn middels deze functieaanduiding positief bestemd. Voor eventuele toekomstige horecaterrassen is onder de algemene afwijkingsregels een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, mits dit terras geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonende met zich meebrengt en op basis van de APV een terrasvergunning kan worden verleend.

De aanvraag om een terrasvergunning wordt vervolgens getoetst aan dit terrassenbeleid en dit beleid is dus medebepalend voor de toelaatbaarheid van dit terras (anders dan strijdig gebruik).

3.3.9 Nota Parkeerfonds Edam-Volendam en GVVP

Bij besluit van 31 maart 2011 heeft de raad ingestemd met de Nota Parkeerfonds Edam-Volendam. Na bekendmaking is deze nota in werking getreden. Een centraal uitgangspunt in deze beleidsnota van de gemeente Edam-Volendam is, dat elke nieuwe ontwikkeling in beginsel zelf heeft te voorzien in zijn eigen parkeervraag. Dit betekent dat wanneer een nieuw initiatief extra parkeervraag geneert, de initiatiefnemer hierin zelf heeft te voorzien en daarvan de kosten voor zijn rekening dient te nemen.

Dit kan door zelf de nodige (extra) parkeervoorzieningen (al dan niet ondergronds) te realiseren of die anderszins (elders) op een aanvaardbare wijze te compenseren.

Wanneer dit niet mogelijk is en er een claim wordt gelegd op (extra) parkeervoorzieningen in de openbare ruimte, dan wordt een dergelijke initiatief thans nog slechts gehonoreerd, voor zover een initiatiefnemer bereid is een financiële bijdrage te leveren aan de dekking van de noodzakelijke kosten van de nieuw, extra aan te leggen (openbare) parkeervoorzieningen.

Voorts wordt op dit moment gewerkt aan het opstellen van een gemeentelijk verkeer- en vervoersplan (GVVP). In dit plan is het beleid voor de verschillende vervoerswijze, parkeren, leefbaar- en verkeersveiligheid gepresenteerd. Vervolgens zal de vertaling van dit beleid tot concrete uitvoeringsmaatregelen stap voor stap ter hand worden genomen.

Onderhavig bestemmingsplan is een overwegend conserverend bestemmingsplan. Binnen het plangebied zijn geen plannen of verkeersmaatregelen met ruimtelijke consequenties opgenomen, waarmee in de planregeling rekening moet worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Beleidstoets en onderzoek

4.1 Natuur- en ecologietoets

De ecologische waarden van het bebouwde gebied van het Kleiperk betreffen voornamelijk de oudere bebouwing waarin beschermde vleermuizen kunnen verblijven. Tevens worden in het gebied broedvogels verwacht waaronder een tweetal jaarrond beschermde soorten (Huismus en Gierzwaluw) die ook afhankelijk zijn van de oudere bebouwing. De omliggende wateren van het Kleiperk kunnen als leefgebied dienen voor de beschermde Bittervoorn. De met stenen verzwaarde oeverzone van het Markermeer is geschikt voor de beschermde Rivierdonderpad.

Het Kleiperk grenst aan Natura2000-gebied Markermeer & IJmeer. Plannen en projecten die van invloed kunnen zijn op in dit gebied beschermde waarden zijn daarmee toetsingsplichtig. Dit gebied is tevens opgenomen in de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) grote wateren.

4.1.1 Gebiedsbescherming

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe, meer grootschalige voorzieningen of ruimtelijke ingrepen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter waardoor kan worden geconcludeerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan geen (significante) invloed zal hebben op de beschermde waarden van het Natura2000-gebied.

4.1.2 Soortenbescherming

De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het vogelbroedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Als (ingrijpende bouw)werkzaamheden worden gepland dient voorafgaand daaraan specifiek onderzoek te worden uitgevoerd naar verblijvende vleermuizen en (jaar rond) beschermde broedvogels. Het betreft dan voornamelijk de oudere bebouwing. In het onderzoek naar vleermuizen kan het wenselijk zijn alle gebiedsfuncties hierbij te betrekken.

Bij ontwikkelingen binnen het kader van dit bestemmingsplan, waarbij vis gedood of verstoord kan worden, dient voorafgaand daaraan onderzoek te worden uitgevoerd naar beschermde vissoorten. Hierbij is ook inbegrepen het werken aan de oeverbescherming van het Markermeer.

In opdracht van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft EcoGroen Advies BV in maart 2010 een rapport uitgebracht: 'Flora- en faunaonderzoek Dijkversterking Edam - Amsterdam', een inventarisatie van natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet.

Het onderzoeksgebied - dat zich uitstrekt van de dijk van Edam tot Amsterdam - is van belang voor tal van juridisch zwaarder beschermde soorten van tabel 2 en 3 uit de Flora- en faunawet. Specifiek gaat het in het Markermeer en watergangen in open verbinding met het Markermeer (Polder IJdoorn, nabij Amsterdam en het buitendijkse terrein net ten zuiden van Volendam) en om Rivierdonderpad en Kleine modderkruiper. De dijk zelf is van belang als leefgebied van Ringslang en voor een groot aantal - overigens niet beschermde - korstmossen van de Rode Lijst. Binnendijks gelegen rietlanden vormen belangrijk leefgebied van Noordse woelmuis en Waterspitsmuis en er zijn tevens belangrijke groeiplaatsen voor Rietorchis aanwezig.

Binnendijks gelegen sloten zijn van belang voor Kleine modderkruiper en Bittervoorn en de stenige oeverzone van enkele binnendijks gelegen meren vormen leefgebied van Rivierdonderpad. Aanwezige binnendijks gelegen graslanden zijn van groot belang voor weidevogels.

In het uitgebreide onderzoek dat heeft plaatsgevonden is ter plaatse of in de nabijheid van het bestemmingsplangebied geen van de genoemde soorten aangetroffen.

4.2 Cultuurhistorische toets

4.2.1 Relatie Cultuurhistorische Waardenkaart

De Provincie Noord-Holland heeft met het project 'Cultuurhistorische Waardekaart Noord-Holland' de aanwezige cultuurhistorische waarden van Noord-Holland in kaart gebracht en voorzien van een aantal basisgegevens. Deze CHW is inmiddels vervangen door de leidraad landschap en cultuurhistorie. Voor het overige ten aanzien van dit onderwerp wordt kortheidshalve verwezen naar paragrafen 3.2.3 en 3.2.4.

4.2.2 Archeologie

Door de gemeente is in samenwerking met Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland (SCENH) een beleidsnota archeologie opgesteld.

Op de bij deze beleidsnota behorende kaart met de indeling naar archeologiegebieden is het gehele plangebied als 'donker blauw' aangeduid. Dat wil zeggen dat voor deze categorie geldt dat bij grondroerende werkzaamheden in plannen met een oppervlakte van 2.500 m2 of groter, en die dieper reiken dan 40 cm beneden het maaiveld, er rekening gehouden dient te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

In de planregeling zal met dit aspect rekening worden gehouden, door hiervoor een verbodsbepaling, ontheffingsmogelijk en/of een onderzoekverplichting op te nemen.

Onderhavig bestemmingsplan is consoliderend. In dit plan is geen rekening gehouden met ontwikkelingen, zodat verder archeologisch onderzoek achterwege is gebleven.

4.3 Milieutoets

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

In de bestemmingsplannen van de gemeente is steeds gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering uit 2009. Bij bestaande situaties kan worden afgeweken van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten.

In het plangebied zijn verschillende bedrijfsactiviteiten aanwezig, waaronder horeca, detailhandel, maar geen locaties met een specifieke bedrijfsbestemming.

Om die reden wordt in deze paragraaf niet dieper op dit aspect ingegaan.

4.3.2 Bodemaspecten

De functie en de kwaliteit van de bodem wordt afgeleid van de op grond van het Besluit bodemkwaliteit opgestelde Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctie- klassenkaart gemeente Edam-Volendam 2013 (www.edam-volendam.nl).

Het gebied van het Kleiperk is op de bodemkwaliteitskaart ingedeeld in de Bodemkwaliteitszone "Oud Volendam en Purmer". Zowel de Bodemfunctie- als de Bodemkwaliteitsklasse is "Wonen".


Bodemkwaliteitskaart

De bodemkwaliteitskaart geeft een verwachting van de bodemkwaliteit voor onverdachte locaties. Op basis van de bodemkwaliteitskaart wordt voor het plangebied van Kleiperk de volgende bodemkwaliteit verwacht:

  • bovengrond licht verontreinigd;
  • ondergrond licht verontreinigd.


Spoedlocaties

In het plangebied van het Kleiperk zijn geen locaties aanwezig die zijn opgenomen in de lijst van spoedlocaties van de provincie Noord-Holland (www.noord-holland.nl, status december 2012). Dat betekent dat er binnen het te bestemmen gebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend zijn, die vanwege hun urgentie in verband met humane en/of verspreidingsrisico's met spoed gesaneerd dienen te worden.


Uitgevoerde onderzoeken

Binnen het plangebied zijn de afgelopen jaren diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Op de website www.bodemloket.nl is een overzicht van uitgevoerde bodemonderzoeken in het te bestemmen gebied op te vragen.

Voor het Kleiperk geldt dat de huidige bodemkwaliteit geen belemmeringen vormt voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan. Voor het overgrote deel betreft het immers de bestaande situatie. Bij (nieuwe) bouwactiviteiten waarbij in de bodem wordt geroerd of sprake is van een functiewijziging dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd, dat voldoet aan de eisen zoals gesteld in de gemeentelijke bouwverordening. Uit te voeren grondverzet dient daarbij te voldoen aan het gemeentelijk beleid zoals vastgelegd in de Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctie- klassenkaart gemeente Edam-Volendam 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.bpKleiperk-vg01_0003.png"

Afbeelding 3: Uitsnede van de bodemkwaliteitskaart en bodemfunctieklassenkaart Edam-Volendam

4.3.3 Externe veiligheid

De wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid is in een aantal besluiten vastgelegd.

Op basis van de Risicokaart (www.risicokaart.nl) bevinden zich geen inrichtingen, buisleidingen of transportroutes gevaarlijke stoffen binnen of aansluitend aan het plangebied.

Mede door het conserverend karakter van het plan kan geconcludeerd worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.

4.3.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen is neergelegd in hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel is van kracht sinds november 2007 en wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' (Wlk) genoemd.

Het gaat hierbij om de componenten zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) zijn de grenswaarden van concentraties in de buitenlucht voor deze componenten opgenomen.

Voor het grootste gedeelte van Nederland kan worden gesteld dat vanuit de luchtkwaliteit gezien enkel stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) relevant zijn.

Om de luchtkwaliteit te verbeteren in de delen van Nederland waar die (nog) niet voldoet is op grond van hoofdstuk 5 (Wm) een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld. De gemeente is een van de deelnemers van het deelprogramma Regionale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Noordvleugel (RSL).

Het doel van deze programma's is om te voldoen aan de normen voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Om de voortgang van dit verbeterprogramma te volgen is aan het NSL een monitoringsprogramma verbonden. Aan de hand van de Monitoringsrapportage 2012 kan gesteld worden dat de gemiddelde concentratie stikstofdioxide en fijn stof dalend is maar dat plaatselijk zich nog overschrijdingen voordoen. De overschrijdingen van de concentraties van fijn stof komen voornamelijk voor in gebieden met een hoge achtergrondconcentratie in combinatie met lokale bronnen. Overschrijdingen van stikstofdioxide doen zich vooral voor op locaties in de Randstad met veel verkeer.

Op basis van de rapportage kan ook gesteld worden dat de luchtkwaliteit zowel in de gemeente Edam-Volendam als in omliggende gemeentes (ruim) voldoet aan de normen net als in voorgaande jaren. (Zie www.pbl.nl , Publicaties - onderwerpen - Luchtverontreiniging).

4.3.5 (Plan)m.e.r.-plicht

HHet Besluit m.e.r. regelt de werkingssfeer van het instrument milieueffectrapportage en geeft aan aan welke concrete activiteiten een m.e.r.-(beoordelings)plicht is gekoppeld, dan wel voor welke plannen of programma's een plan-MER gemaakt moet worden.


M.e.r.-plicht

In het Besluit m.e.r. is een lijst opgenomen met de plannen en projecten waarvoor een m.e.r. moet worden opgesteld (onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r.).

In sommige gevallen (onderdeel D) is niet direct helder of een MER moet worden gemaakt; er is dan eerst een m.e.r.-beoordeling nodig om dit te bepalen. M.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waardoor een MER nodig is. Als dat zo is moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen.


Plan-m.e.r.-plicht

Het is verplicht om voorafgaand aan de vaststelling van bepaalde plannen een milieu-effectrapport op te stellen (een zogenoemd plan-MER). Het gaat daarbij om plannen die betrekking hebben op activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Het conserverende karakter van het bestemmingsplan Kleiperk leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een (plan)-m.e.r.-plicht. Er hoeft geen MER of een plan-MER te worden opgesteld.

4.3.6 Verkeerslawaai

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van woonerven en 30 km/uur wegen. De geluidzone van wegen met een toegestane snelheid hoger dan 30 km/uur is 200 meter in stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen een zone van wegen met een snelheid hoger dan 30 km/uur.


30 km/uur gebieden

De 30 km/uur wegvakken binnen het plangebied hebben geen wettelijke geluidzone en vallen niet onder de wettelijke normering. Echter, voor een goede ruimtelijke ordening dient ook de geluidbelasting van het verkeer op niet gezoneerde wegen te worden beschouwd.

In 2011 is door de gemeenteraad besloten om het (doorgaande) autoverkeer op het Noordeinde en de Haven via het Havendijkje richting het parkeerterrein achter hotel Spaander gedeeltelijk af te sluiten. De afsluiting is van kracht van 1 april tot 1 november tussen 11.00 en 23.00 uur. Tijdens de afsluiting is het plangebied enkel bereikbaar voor (lokale) pashouders.

Binnen het plangebied bevinden zich meerdere woningen - voornamelijk boven de detailhandels en horeca inrichtingen - langs de Haven. Door het conserverende karakter van dit bestemmingsplan en de hiervoor beschreven verkeersmaatregel zal het verkeer in en om het plangebied niet toenemen en het verkeerslawaai gelijkblijven of afnemen. Om die reden staat de mogelijke geluidbelasting van het verkeer in om nabij het plangebied niet in de weg aan de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.3.7 Watertoets

Het buitendijks gelegen gebied Kleiperk is onderdeel van het hoofdwatersysteem. In het kader van de Waterwet is Rijkswaterstaat Midden-Nederland het bevoegde gezag voor het waterstaatkundig beheer van dit gebied. Dat betekent dat in aanvulling op het vereiste van een Omgevingsvergunning ook een Watervergunning nodig kan zijn dan wel dat een melding voorgeschreven is t.b.v. bepaalde ingrepen/handelingen. Bijvoorbeeld als nieuwe gebouwen op het onbebouwde deel van het plangebied worden opgericht. In dat geval is ook titel 2.12 uit het Barro van toepassing. Het voorliggende bestemmingsplan heeft overigens een conserverend karakter en is niet gericht op ontwikkelingen.

Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. Bij nieuwe ontwikkelingen dient aan het aspect water een steeds groter worden belang te worden toegekend.

De gevolgen van de aanwijzing van het Markermeer, waar de Gouwzee onderdeel van uitmaakt, als bedreigend buitenwater zijn reeds geregeld in het geldende bestemmingsplan: voor de toekomstige situatie is de beschermingszone overeenkomstig de Legger (onderdeel van de keur op de waterkeringen van het Hoogheemraadschap) in het bestemmingsplan vastgelegd.

Al in een vroeg stadium van voorbereiding van het bestemmingsplan voor het Kleiperk heeft vooroverleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap.

De wensen van het Hoogheemraadschap voor dit conserverend bestemmingsplan zijn daarbij geïnventariseerd en hiermee is in het ontwerp rekening gehouden.

Met name van belang acht het Hoogheemraadschap het opnemen van een dubbelbestemming ten behoeve van de dijk(zone).

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen. Ook wordt in dit hoofdstuk de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan aangegeven en wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde systematiek.

Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard. Het plan geeft actuele regels voor bebouwing en gebruik waarbij de bestaande situatie met de daarbij behorende rechten uitgangspunt is. Voor zover uitvoering van het bestemmingsplan een gemeentelijke taak is, ligt deze vooral op het vlak van beheer en handhaving van de regelingen.

Bij het opstellen van de bestemmingen en de bestemmingsplanregels zijn een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke indeling en redactie nagestreefd. De inhoud en de methodiek zijn volgens 'De Standaard vergelijkbare bestemmingplannen' (SVBP 2012) en de landelijke standaard voor het digitaal uitwisselbare en raadpleegbare plan.

5.2 Opzet planregels

De regels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels, waarin onder meer de begripsbepalingen, dat wil zeggen wat in dit hoofdstuk onder bepaalde begrippen wordt verstaan.
Daarnaast zijn de meetvoorschriften opgenomen, waarin de wijze van meten die in dit plan moet worden gehanteerd, is aangegeven.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels, waarin de op de verbeelding aan de gronden gegeven bestemmingen zijn verklaard, is bepaald waarvoor deze mogen worden gebruikt, wat hierop mag worden gebouwd en in welke vorm.

Hoofdstuk 3: Algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregeling, algemene bouw-,
gebruiks-, aanduidings-, afwijkings-, wijzigings- en procedureregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregel.

Naast de bestemmingsplanregeling gelden nog (vele) andere wettelijke regelingen voor het gebied. Deze wettelijke regelingen hebben veelal een geheel ander doel dan het bestemmingsplan. Dit betekent dat deze wetgeving naast het bestemmingsplan blijft bestaan en van toepassing is. Het bestemmingsplan laat deze wettelijke regelingen derhalve onverlet.

Een en ander betekent in de praktijk dat bij het opstellen van het bestemmingsplan bezien dient te worden in hoeverre er ruimtelijk relevante wetgeving is, die van invloed kan zijn op de inrichting van het bestemmingsplan. Het kan daarbij zijn dat een bepaalde handeling, hoewel het bestemmingsplan deze handeling toelaat, op grond van deze wetgeving niet toelaatbaar is of dat voor die handeling eerst nog een ontheffing noodzakelijk is.

De bestemmingen die in het plangebied zijn opgenomen, worden hieronder nader beschouwd.

5.3 Bestemmingen

Gemengd (Artikel 3)

Binnen deze bestemming is detailhandel met daaraan ondergeschikt ondersteunende horeca en dienstverlening, uitsluitend in de eerste bouwlaag toegestaan.

Om van ondersteunende horeca te kunnen spreken is onder de algemene gebruiksregels een aantal criteria geformuleerd, waaraan moet worden voldaan.

Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak volgens de op de verbeelding opgenomen maatvoering. Buiten het bouwvlak zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' uitsluitend luifels toegestaan.

Het Beeldkwaliteitsplan 'Oud Volendam', dat is opgenomen in Bijlage 1 van deze plantoelichting geeft aan dat balkons en loggia´s aan de straatzijde afbreuk doen aan het Volendams beeld van vlakke gevelwanden. De gemeentelijke monumentencommissie ziet de vlakke gevelwanden in de oude kom ook als een 'kwaliteit', die behouden dient te blijven. Balkons en loggia´s doen afbreuk aan een consistent en oorspronkelijk beeld. Voor alle gebouwen met de bestemming 'Gemengd' of 'Horeca' zijn dan ook uitsluitend balkons in de vorm van een 'Frans balkon' toegestaan.


Horeca (Artikel 4)

Uitgangspunt voor het plangebied is de bestaande horecabedrijven als zodanig te bestemmen. De grootste concentratie van horecabedrijven bevindt zich aan de Haven. Aan de hand van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de planregels, wordt binnen de bestemming horeca een onderscheid gemaakt tussen lichte, middelzware en zware horeca. Bij de categorie lichte horeca gaat het om bedrijven die in beginsel alleen overdag en ´s avonds zijn geopend. Vanwege de openingstijden veroorzaken dergelijke bedrijven slechts beperkte hinder voor omwonende en hun omgeving.

De middelzware horeca heeft betrekking op de bedrijven die normaal gesproken ook ´s nachts of delen daarvan geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor de omgeving en omwonenden kunnen veroorzaken.

De hoogste categorie is categorie 3 oftewel 'zware horeca'. Dat zijn bedrijven, die voor een goed functioneren ook ´s nachts geopend moeten zijn, in de regel grote aantallen bezoekers trekken en daardoor grote(re) hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen.

Binnen de bestemming 'Horeca' is het verstrekken van maaltijden en/of dranken in principe uitsluitend toegestaan op één bouwlaag, zijnde de eerste bouwlaag, gemeten vanaf het peil. Bij hotel Spaander is sprake van horeca-activiteiten op meer dan één bouwlaag, te weten de hotelfunctie.

Op het perceel, plaatselijk bekend Haven 17 (hotel Spaander) is overeenkomstig de bestaande situatie ter plaatse van de pub horeca tot en met categorie 2a toegestaan. Voor het overige deel is de aanduiding 'horeca van categorie 1d' neergelegd waarmee hotel / restaurant in combinatie met zaalverhuur is toegestaan.

Brasserie Cathrien op het adres Haven 35 valt wegens het oppervlak van de voorziening in horecacategorie 1c en is daarom op de planverbeelding aangeduid met de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1c'.

Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak volgens de op de verbeelding opgenomen maatvoering. Ook binnen de bestemming 'Horeca', zijn ten behoeve van deze functie uitsluitend balkons in de vorm van een 'Frans balkon' toegestaan.


Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 5)

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden betreffen het openbare verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Binnen deze bestemming zijn tevens toegestaan, parkeer-, groen-, nuts- en speelvoorzieningen, kunstwerken en reclame-uitingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan. Binnen het plangebied komt het regelmatig voor dat met name winkels aan hun voorgevel een luifel hebben gerealiseerd buiten het bouwvlak boven openbare gronden. Doordat uitsluitend bouwwerk ten behoeve van de bestemming zijn toegestaan past een dergelijk luifel niet binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' Door middel van een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de planregels ten behoeve van een dergelijke luifel, met inachtneming van een aantal criteria.

Wonen (Artikel 6)

Dit artikel regelt de voornamelijk bestaande woningen en de daarbij behorende erven. De gedetailleerde woonbestemming heeft een bouwvlak, waarin het hoofdgebouw is toegestaan. Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn ondergebracht onder het begrip 'bijbehorende bouwwerken' en mogen worden gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak. De gezamenlijke oppervlakte hiervan, buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van het achtererfgebied (zij- en achtertuin) tot een maximum van 40 m². Bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen over een diepte van 2,5 m over de volle gevelbreedte van de woning worden gebouwd. Daarachter is een breedte van maximaal 50% van de gevelbreedte toegestaan. De maximale bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3m.

Een bouwhoogte van 3m voor bijbehorende bouwwerken is een beperking ten opzichte van het voormalige bestemmingsplan Oud Volendam. In het bestemmingsplan Oud Volendam was een goothoogte van 3m opgenomen, waarbij de dakhelling tussen de 50 en 60 graden moest liggen.
De mogelijkheid voor het realiseren van een kap op een bijbehorend bouwwerk tot een hoogte van maximaal 5m is in het nieuwe bestemmingsplan uitsluitend mogelijk via de afwijkingregels van het bestemmingsplan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het straat- en bebouwingsbeeld en de sociale veiligheid. Zo ontstaat een nader afwegingsmoment ter bescherming van de gebruikswaarde van eventuele belendende panden en ter bescherming van de kwaliteit van de omgeving.

Aan-huis-verbonden beroepen worden bij recht toegestaan tot een oppervlakte van 20m², mits voldaan wordt aan een bperkt aantal voorwaarden. Eventueel kan ten behoeve van specifieke situaties worden afgeweken van de planregels voor een aan-huis-verbonden beroep tot een maximale oppervlakte van 35m².

In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Vrije beroepen vallen zonder discussie dan ook onder de definitie ´aan-huis-verbonden beroep´ van dit bestemmingsplan. Onder de definitie van ´aan-huis-verbonden beroep´ is expliciet aangegeven dat de uitoefening van horeca- en detailhandelactiviteiten of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten niet onder deze definitie vallen. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt vervolgens wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten verstaan. Dit zijn ondermeer de schoonheidsspecialisten, de kapsalons, de nagelstudio´s, manicure, pedicure en sportmasseur en hiermee gelijk te stellen activiteiten.

Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend mogelijk via de afwijkingsregels, tot een maximale oppervlakte van 20m², met inachtneming van ondermeer de volgende criteria:

  • het ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. De bedrijfsfunctie mag de woonfunctie niet overheersen. Daarom geldt een maximum van 20m² ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf. De woonfunctie dient als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd te blijven.
  • er mag geen enige vorm van horeca, detailhandel of groothandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.
  • de persoon die de activiteit uitoefent dient tevens een bewoner van het huis te zijn. Er mogen daarnaast geen personen worden ingehuurd voor ondersteunende werkzaamheden.
  • het geen nadelige invloed heeft op het verkeer. De noodzakelijke aanvullende parkeervoorzieningen voor de activiteit en als gevolg van de activiteit (bezoekers/laden en lossen) dienen op eigen terrein te worden gesitueerd. De activiteit mag geen duidelijk waarneembare nadelige invloed hebben op de verkeerssituatie ter plaatse. Er mag geen directe overlast ontstaan door een toename van verkeersbewegingen en parkerende bezoekers of leveranciers.
  • geen publiekgericht karakter en onbelemmerde en onbeperkte toegang van publiek. Bij het werken met klanten die op afspraak komen, ontbreekt dit ´publieke´, dat wil zeggen onbelemmerd toegankelijke karakter. Hierbij wordt onder beperkt cliëntenbezoek uitgegaan van maximaal 2 cliënten tegelijk.
  • reclame-uitingen aan de woning zijn niet toegestaan.


Naast de mogelijkheid tot het vestigen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf voorziet de planregeling ook in een mogelijkheid tot het vestigen van een bed & breakfast uitsluitend in het hoofdgebouw, met inachtneming van een aantal voorwaarden.

Ook bij woningen geldt als hoofdregel, balkons uitsluitend in de vorm van een 'Frans balkon'.
Via de algemene afwijkingsregels kan het bevoegd gezag hiervan afwijken en omgevingsvergunning verlenen voor een balkon aan de zij- of achterzijde van een woning, met inachtneming van een aantal criteria.

Indien bij een woning een hoogteverschil bestaat ten opzichte van het maaiveld, kan het bevoegd gezag op basis van de algemene afwijkingsregels tevens afwijken van de planregels, en omgevingsvergunning verlenen voor de bouw van een steg, met inachtneming van een aantal genoemde criteria.

Waarde - Archeologie (Artikel 7)

Op zowel de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als de Cultuurhistorische Waardekaart (CHW) van de provincie Noord-Holland maakt (een groot deel van) het plangebied deel uit van een archeologisch monument van hoge archeologische waarden (AMK: monumentnummer 14649). Het gaat hierbij om de historische kern van Edam, zoals vastgesteld op basis van kaartmateriaal uit de eerste helft van de 19de eeuw.

Ter bescherming van deze toegekende archeologische waarde is een zgn. dubbelbestemming conform de SVBP 2008 noodzakelijk. Zowel op de verbeelding als in de planregels is dit tot uitdrukking gebracht. Centraal uitgangspunt daarbij is dat bouwinitiatieven eerst mogelijk zijn, nadat op basis van voldoende onderzoek is aangetoond dat mogelijke archeologische waarden niet worden teniet gedaan en/of voldoende zeker worden gesteld.

Door de gemeente is in samenwerking met Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland een beleidsnota archeologie opgesteld. Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geldt in dit bestemmingsplan een archeologieregime van de vierde categorie. Bij grondroerende werkzaamheden in plannen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter, die dieper reiken dan 40 cm beneden het maaiveld, dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden.


Waarde - Edams-Volendams Erfgoed (Artikel 8)

De Erfgoedverordening Gemeente Edam-Volendam 2010 is de wettelijke basis voor het zgn. Edams-Volendams Erfgoed. In bedoelde Erfgoedverordening Gemeente Edam-Volendam 2010 wordt een koppeling gemaakt met het bestemmingsplan. De panden of objecten met de aanduiding 'karakteristiek waardevol bouwwerk', 'beeldbepalend bouwwerk', 'stolp', 'waardevol cultuurhistorisch element' of 'cultuurhistorisch attentiegebied', worden in deze erfgoedverordening nader gedefinieerd en ingedeeld. Voorts dienen zij als gemeentelijk monument te worden aangemerkt, voor zover zij op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan zijn aangemerkt als objecten om onder de beschermende werking van de planregels te worden gebracht.

Ter uitvoering van deze systematiek is het bestemmingsplan dus het instrument dat wordt gebruikt om de (gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende panden daadwerkelijk te beschermen. Door het opnemen van een 'dubbelbestemming' wordt deze bescherming via de planregels nader ingevuld wat qua bouw- en gebruiksmogelijkheden is toegestaan. Voor de bouwwerken die op de verbeelding onder deze 'dubbelbestemming' zijn gebracht is een cultuurhistorisch rapport opgesteld, waarin deze bescherming nader is gerechtvaardigd en gemotiveerd. Binnen die 'dubbelbestemming' is in lijn met de eerder aangehaalde Erfgoedverordening een aantal verschillende beschermingsgradaties opgenomen, te weten:

  • karakteristiek waardevol bouwwerk;
  • beeldbepalend bouwwerk;
  • stolp;
  • waardevol cultuurhistorisch element;
  • cultuurhistorisch attentiegebied.

Tijdens het onderzoek naar de cultuurhistorische beschermingswaardigheid van alle waardevolle objecten binnen het plangebied is een eerste indruk/waardering in kaart gebracht van de onderhoudsstaat van alle objecten. Vervolgens is op basis van een nauwkeurige inspectie de onderhoudsstaat van alle objecten beschouwd en vastgelegd. Aan de hand van dit onderzoek is geconcludeerd, dat alle gemeentelijke monumenten zich voldoende kunnen handhaven, zodat het de bescherming van de cultuurhistorische waarde niet in de weg staat.


Waterstaat - Waterkering (Artikel 9)

De bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is toegekend aan de gronden omdat ze een functie hebben als primaire waterkering. De dubbelbestemming heeft tot doel de belangen van de waterkering te beschermen. In de regels is bepaald dat mag worden gebouwd ten dienste van de waterkering en ten dienste van de andere gegeven bestemming.

5.4 Planologisch erfgoedregime

5.4.1 Modernisering monumentenzorg

In november 2009 is de rijksoverheid met de modernisering van de monumentenzorg van start gegaan. Deze beleidsontwikkeling is door de nieuwe regering verder opgepakt en het kabinetstandpunt hieromtrent is verwoord in de kamerbrief van 15 juni 2011 'Kiezen voor karakter, visie erfgoed en ruimte'.

Als gevolg van dit voornemen zal er de komende jaren in de monumentenzorg veel veranderen. In beginsel gaat het daarbij om drie grote veranderingen:

  • cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening;
  • krachtiger en eenvoudiger regels;
  • herbestemmen van monumenten die hun functieverliezen.

De aanleiding voor deze modernisering is dat het huidige instrumentarium (Monumentenwet) stamt uit het begin van de vorige eeuw en inmiddels ontoereikend is. Ook het denken over de omgang met monumenten is de afgelopen decennia sterk veranderd. Kenmerken daarbij zijn van 'object-gericht' naar meer 'gebiedsgericht' en van 'behoud' naar 'behoud door ontwikkeling'.

Bij de implementatie en uitvoering van dit rijksbeleid is een voorname rol weg gelegd voor de gemeenten.

De gemeenten zullen deze rol oppakken en zich daarbij moeten bedienen van het instrumentarium, dat daarvoor beschikbaar is. Naast de reguliere verordende bevoegdheid brengt deze beleidsontwikkelingen met zich mee, dat gemeenten andere instrumenten inzetten om enerzijds de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening mee te wegen en anderzijds te kunnen komen tot een gebiedsgerichte aanpak.

Vanwege onder meer deze aspecten wordt er landelijk steeds meer voor gekozen om het bestemmingsplan als ruimtelijk ordeningsinstrument bij uitstek te gebruiken om deze modernisering van de monumentenzorg mede vorm te geven.

5.4.2 Gemeentelijke monumentenbeleid nader beschouwd

Het gemeentelijke monumentenbeleid van de gemeente Edam-Volendam is nog volop in beweging en ontwikkeling. In de gemeente Edam-Volendam zijn door de rijksoverheid 178 rijksmonumenten aangewezen; 3 in Volendam en 175 in Edam.

Mede vanuit deze traditie is het denken over het cultureel erfgoed in de oude kom van Volendam de laatste jaren gewijzigd. Dit vanuit het besef dat men in bepaalde delen van dit gebied van Volendam over -in cultuurhistorisch opzicht- zeer waardevolle objecten beschikt (bouwwerken en gebouwen) of clusters daarvan, al dan niet in combinatie met openbare, publieke buitenruimten (zoals bruggen, straatjes, pleintjes, stegen, trapopgangen, watergangen of combinaties daarvan), die afzonderlijk of juist in hun onderlinge samenhang beschermingswaardig zijn.

Als gevolg hiervan heeft het gemeentelijk beleid zich de laatste paar jaar verder ontwikkeld tot een meer omvattend instrumentarium, waarmee wordt beoogd:

  • een verdergaande bescherming te bieden aan de verschillende cultuurhistorische objecten binnen het plangebied;
  • aansluiting te vinden bij de opgave die voortvloeit uit het rijksbeleid ter zake van de modernisering van de monumentenzorg.

Meer schematisch is het gemeentelijk beleid en daaraan gekoppelde instrumentarium als volgt opgezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.bpKleiperk-vg01_0004.jpg"

5.4.3 Planologisch erfgoedregime en het plangebied

Met het begrip 'Planologisch Erfgoedregime' wordt geduid op het instrumentarium, zoals dat is neergelegd in de Erfgoedverordening en de uitwerking daarvan in het onderhavig bestemmingsplan. Zoals hiervoor al is toegelicht heeft die uitwerking zijn beslag gekregen in de planregeling door middel van het opnemen van een dubbelbestemming.

In de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan is dit nader tot uiting gebracht door eveneens, specifieke bouwaanduidingen met bijbehorende toevoegingen.

In het Kleiperk bevinden zich 2 gemeentelijke monumenten. Dat zijn respectievelijk het prachtige hotel-restaurant Spaander (Haven 17) en de oude rokerij (Havendijkje 1).

De beschrijvingen van deze monumenten maakt als Bijlage 6 deel uit van de regels van het bestemmingsplan.

5.5 Staat van Horeca-activiteiten

In Bijlage 1 van de planregels is een overzicht opgenomen van de toelaatbare horeca-activiteiten binnen het plangebied. Deze toegelaten horeca-activiteiten zijn opgenomen in de 'Staat van Horeca-activiteiten'.

5.6 Handhaving

De gemeente Edam-Volendam acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteiten binnen het plangebied te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaving zijn:

  • de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners mogen verwachten dat de regels gehandhaafd worden;
  • handhaving gaat oneigenlijk gebruik en daarmee achteruitgang van de kwaliteit van de woonomgeving tegen; een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit in stand te houden en te verbeteren;
  • niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke voorschriften werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid aan; het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

In dit bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Ook zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsregels duidelijke criteria verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Het voorliggende bestemmingsplan kent een aantal aspecten die ook in het kader van de handhaving bijzondere aandacht vragen. Het gaat daarbij met name om het nieuwe regime voor de gemeentelijke monumenten, de ruime erfbebouwingsregeling, de regeling voor balkons en het gebruik van panden voor ondersteunende horeca.

In paragraaf 5.4 is het planologisch erfgoedregime beschreven voor wat betreft de gemeentelijke monumenten. Dit planologisch erfgoedregime is vertaald in Artikel 8 Waarde - Edams-Volendams Erfgoed. Voor zover wordt geconstateerd dat in afwijking hiervan wordt gebouwd zal hier bestuursrechtelijk tegen moeten worden opgetreden.

De bouwmogelijkheden ten aanzien van het achtererfgebied weerspiegelen het huidige beleid van de gemeente. Nieuwe afwijkingen zullen consequent worden gehandhaafd.

In het bestemmingsplan opgenomen regime, ten aanzien van ondersteunende horeca is op basis van een aantal criteria bepaald, wanneer gesproken kan worden van 'ondersteunende' horeca. Indien bij horeca-activiteiten, binnen een bestemming anders dan 'Horeca', niet wordt voldaan aan de genoemde criteria, is sprake van gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Dit zal leiden tot het inzetten van een handhavingstraject.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan 'Kleiperk e.o.' is geheel een beheerplan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Het plan betreft een herziening van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. Aan deze actualisering zijn voor de gemeente geen financiële consequenties verbonden.

Voor de verschillende objecten die betrokken zijn bij het gemeentelijke monumentenbeleid is een risico-analyse voor de mogelijkheid van planschade opgesteld. De uitkomst hiervan is dat het financiële risico voor de gemeente beperkt is, zeker ook wanneer het totale aantal objecten in ogenschouw wordt genomen. Het vorenstaande houdt in dat het beleidsvoornemen om deze panden extra te beschermen met de vaststelling van dit bestemmingsplan kan worden geëffectueerd. Waar in een enkel individueel geval mogelijk sprake is van schade, dan bestaat daartoe een aparte geëigende procedure en verordening om die schade vergoed te krijgen.

Het vaststellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan is derhalve overbodig. Voorts is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Als gevolg van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient overleg plaats te vinden met (overheids)instanties die mogelijk een belang hebben in of bij het plangebied. De gemeente heeft deze instanties het ontwerpbestemmingsplan verstrekt met het verzoek inhoudelijk te reageren op hetgeen hierin staat vermeld.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

7.1 Lijst instanties Bro-overleg

  • 1. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;
  • 2. Rijkswaterstaat IJsselmeergebied;
  • 3. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

7.2 Ingekomen zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan Kleiperk e.o. heeft vanaf vrijdag 30 augustus 2013 tot en met donderdag 10 oktober 2013 voor iedereen ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijke of mondelinge zienswijzen naar voren te brengen. Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn 3 (schriftelijke) zienswijzen van zowel burgers als instanties ingekomen.

Overzicht ingediende zienswijzen

Nr.     Perceel     Zienswijzen ingekomen     Opmerking    
1     Geheel plangebied   24 oktober 2013   Niet ontvankelijk    
2     Haven 5   10 oktober 2013   Ontvankelijk    
3     Haven 17   19 september 2013   Ontvankelijk    

Zienswijze 1 

Ontvankelijkheid 

De zienswijze is op 24 oktober 2013 ingediend. Dat is buiten de termijn van de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan en derhalve niet ontvankelijk.

Samenvatting inhoud zienswijze

In de toelichting paragraaf 4.3.7. Watertoets en in de regels artikel 9 Waterstaat – waterkering wordt terecht gesteld dat deze bestemming in het bestemmingsplan wordt opgenomen.Op de site van Ruimtelijke Plannen ontbreekt de dubbelbestemming waterkering echter op de Verbeelding. Het hoogheemraadschap verzoekt daarom om deze zonering alsnog op te nemen op de verbeelding.

Beoordeling gemeente 

De constatering is juist. Zoals ook uit de planregels en -toelichting blijkt voorziet het bestemmingsplan wel in deze dubbelbestemming, maar is het ontbreken van de weergave daarvan op de planverbeelding een technische (digitale) onvolkomenheid. Bij publicatie van het vastgestelde bestemmingsplan zal zich dit niet voordoen.

Conclusie 

Aan het gestelde in de zienswijze is tegemoet gekomen. Het betreft geen wijziging van het plan, maar het herstellen van een technische (digitale) onvolkomenheid

Zienswijze 2

Ontvankelijkheid

De zienswijze is binnen de termijn van de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan ingediend en derhalve ontvankelijk.

Samenvatting inhoud zienswijze 

Belanghebbende verzoekt om aanpassing van de voorgevelrooilijn in het bestemmingsplan ter plaatse van Haven 5, door verschuiving daarvan richting de straat over een afstand van 2,5 meter. De overweging van belanghebbende is dat er wel een verspringing blijft ten opzichte van de percelen Haven 3 en 7-9, maar dat een betere benutting van het pand/de panden mogelijk wordt en een betere bevoorrading.

Beoordeling gemeente

De bewuste verspringing van de rooilijn draagt bij aan het informele karakter van de stedelijke ruimte/het straatprofiel. Het gelijktrekken van de rooilijn is dan ook niet een vanzelfsprekendheid. Een ander verloop van de rooilijn zal stedenbouwkundig beargumenteerd moeten worden binnen een in te dienen bouwplan en zou in dat geval nader moeten worden beoordeeld.

Conclusie 

Deze zienswijze is ontvankelijk, maar noopt niet tot aanpassing van het plan.

Zienswijze 3

Ontvankelijkheid

De zienswijze is binnen de termijn van de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan ingediend en derhalve ontvankelijk.

Samenvatting inhoud zienswijze 

Belanghebbende is het niet eens met de bevindingen uit de inventarisatie van MSP, daarin staan fouten en onwaarheden. Verzocht wordt om de inventarisatie te herzien.

Beoordeling gemeente 

Deze zienswijze is terecht. Op basis van een contra expertise is de beschrijving herzien.

De beschrijving is opgenomen in een bijlage die onderdeel uitmaakt van de plantoelichting en heeft geen relatie met de planverbeelding en de planregels.

Conclusie 

Deze zienswijze is ontvankelijk en leidt tot aanpassing van de plantoelichting door vervanging van de beschrijving in de bijlage. Dit noopt niet tot aanpassing van planverbeelding of planregels.