direct naar inhoud van Regels
Plan: Kleiperk e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.bpKleiperk-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Kleiperk e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.0385.bpKleiperk-vg01 van de gemeente Edam-Volendam;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

het verlenen van diensten of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder mede begrepen consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;

1.6 aan-huis-verbonden beroep

de uitoefening van een (vrij) beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, waaronder niet begrepen de uitoefening van horeca en detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de aldan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 balkon

open uitbouw met balustrade aan een verdieping van een gebouw;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bed en breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, welke ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw, of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één of meer personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.14 beeldbepalend bouwwerk

een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarde, dat wil zeggen een cultuurhistorische waardestelling met een score van 8 tot en met 13 punten, en waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in het als Bijlage 6 toegevoegde cultuurhistorische rapport ´Rapport inventarisatie´, als gemeentelijk monument bescherming geniet in gevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams Erfgoed';

1.15 bestaand
  • a. ten aanzien van bouwwerken:

een bouwwerk, dat:

    • 1. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is;
    • 2. na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  • b. ten aanzien van gebruik:
    • 1. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwhistorisch onderzoek

een onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van een gebouw of ensemble met een nadruk op de fysieke samenstelling, conform de ´Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek´ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

1.22 bouwlaag

het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

het bedrijfsmatig verrichten van diensten gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.28 contra-expertise

een deskundig advies met daarin een afweging van de cultuurhistorische waarde ten opzichte van de bouwtechnische staat van het object, zoals aangegeven in een bouwhistorisch onderzoek;

1.29 cultureel erfgoed

alle materiële getuigenissen uit het verleden die de samenleving van belang vindt om te conserveren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren;

1.30 cultuurhistorisch attentiegebied

een gebied gekenmerkt door een ruimtelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarde, zoals omschreven in de als bijlage 2 tot en met 5 toegevoegde 'Cultuurhistorische verkenning´, en dat bescherming geniet in gevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams Erfgoed';

1.31 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.32 cultuurhistorische waardestelling

een toegekende samenhangende waardestelling op het gebied van algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, toegekend aan een zaak en/of object en/of gebied vastgelegd in het als bijlage bij de regels toegevoegde rapport Cultureel Erfgoed Kleiperk e.o.Inventarisatie, met als mogelijke uitkomst na beoordeling:

  • a. een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarden: een uitkomst c.q. score van 14 tot en met 20 punten (karakteristiek waardevol bouwwerk);
  • b. een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarden: een uitkomst c.q. score van 8 tot en met 13 punten (beeldbepalend bouwwerk);
  • c. een bouwwerk met een lage cultuurhistorische en/of archtiectonische waarden zonder specifieke status: een uitkomst c.q. score van 0 tot en met 7 punten;
1.33 cultuurhistorisch rapport

onderzoek waarin de algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectonische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikhistorie zijn geïnventariseerd en vastgelegd en waarvan op basis van het puntensysteem op de onderdelen 7 tot en met 20 van het cultuurhistorisch rapport een score haalbaar is van 0 tot en met 20 punten;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.36 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voorzover de bestemming die inrichting niet verbiedt;

1.37 evenementen

periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten, kermissen, circussen en andere vertoningen;

1.38 frans balkon

een hekwerk voor een naar binnen draaiend deel, dat tot de vloer loopt, op een verdieping van een gebouw;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.41 horecabedrijf

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en conform de toegestane categorien zoals nader omschreven in de in de Bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;

1.42 karakteristiek waardevol bouwwerk

een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarden, dat wil zeggen een cultuurhistorische waardestelling met een score van 14 tot en met 20 punten, en waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in de als Bijlage 1 bij de regels Staat van Horeca-activiteiten, als gemeentelijk monument bescherming geniet in gevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams Erfgoed';

1.43 loggia

een buitenruimte welke zich bevindt binnen het gevelvlak van het hoofdgebouw;

1.44 luifel

een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;

1.45 maaiveld

de hoogte van het bouwperceel ter plaatse, dan wel; de hoogte van het afgewerkte bouwperceel ter plaatse na het verlenen van een omgevingsvergunning;

1.46 nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijke, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.47 ondergronds bouwen

bouwen onder het maaiveld met minimaal 0,4 m;

1.48 ondersteunende horeca

een horeca-activiteit in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming 'Horeca' heeft, en waar men in het verlengde van de hoofdactiviteit als nevenactiviteit (kleine) eet- en/of drinkwaren kan consumeren en men daarvoor moet betalen;

1.49 overkapping

een bijbehorend bouwwerk, dat bestaat uit een dakconstructie zonder eigen wanden;

1.50 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.51 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.52 prostitutiebedrijf

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.53 puntensysteem en maximale score cultuurhistorisch rapport
Nr   Omschrijving   Toelichting   Maximale score  
7   Functie   Van belang vanwege cultuurhistorische aspecten vanwege het (voormalige) gebruik.   1 punt  
8   Bouwjaar   Hierbij is gekozen als ‘peildatum’ objecten vóór of na 1960 (ouder dan 50 jaar of niet.   2 punten  
9   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege de architectonische gaafheid van het exterieur   1 punt  
10   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege een bepaalde stijl of bouwtrant.   1 punt  
11   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege bijzondere esthetische kwaliteiten (zoals gevelindeling, bijzondere detaillering, materiaal en/of kleurgebruik etc.)   4 punten  
12   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege een unieke (bouw)techniek of (bouw)type.   1 punt  
13   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege een bekende architect en/of de plaatselijke, regionale en/of landelijke architectuurgeschiedenis.   1 punt  
14   Stijl/gaafheid   Van belang vanwege de oorspronkelijkheid of de bijzonderheid van (een onderdeel van) het exterieur.   1 punt  
15   Historisch belang   Van belang vanwege het feit dat het object samen met andere delen of objecten (gebouwen, hekwerken, entree, tuin) een karakteristiek historisch complex of historisch stedenbouwkundig structuur vormt.   1 punt  
16   Historisch belang   Van belang vanwege het feit dat het object als onderdeel van een historisch gegroeid stedelijk gebied, lint of landelijk gebied daarin beeldbepalend is.   1 punt  
17   Historisch belang   Van belang vanwege de bijzondere betekenis van het object voor het aanzien van een streek, stad, dorp of wijk (oriëntatiepunt)   1 punt  
18   Historisch belang   Van belang vanwege het feit dat het object deel uitmaakt van een gebied met een grote continuïteit, waardoor het historische patroon van verkaveling, wegen en waterlopen goed geconserveerd is gebleven.   1 punt  
19   Historisch belang   Van belang vanwege de historische herinneringen verbonden aan het object in de ruimste zin van het woord (feiten, gebeurtenissen, eigenaren/bewoners, beroepen etc.)   2 punten  
20   Historisch belang   Van belang vanwege een plaatselijke, regionale of landelijke historische ontwikkeling (op sociaal, cultureel, technisch, bestuurlijk, economisch gebied etc.)   2 punten  
  Waardestelling gehele object   20 punten  

1.54 recreatie

bedrijfsmatig uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport-, educatie, toerisme of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.55 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.56 staat van horeca-activiteiten

Staat van Horeca-activiteiten die als Bijlage 1 deel uitmaakt van de regels;

1.57 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zetgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.58 verkoopvloeroppervlak

de oppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten;

1.59 waardevol cultuurhistorisch element

objecten en bouwwerken, niet zijnde gebouwen, met cultuurhistorische waarde, zoals omschreven in het als Bijlage 6 toegevoegde Rapport inventarisatie, en die als gemeentelijk monument bescherming genieten in gevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams Erfgoed';

1.60 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.61 werk

een constructie geen gebouw zijnde;

1.62 woning

een gebouw bestaande uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de bouwhoogte van een antenne-installatie:
  • a. ingeval van een vrijstaande antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde antenne-installatie: het hoogste punt van de antenne-installatie;
2.3 de bouwhoogte van balkon- en dakterrashekken:

tussen het hoogste punt van het balkon- respectievelijk het dakterrashek en de bovenkant van de balkonvloer/het dak.

2.4 de bouwhoogte van schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen:

tussen het hoogste punt van de schoorsteen, antenne of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen en de plaats van het dak waar dit bouwwerk is aangebracht;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het peil:
  • a. voor het hoofdgebouw binnen een bouwvlak: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
  • b. voor het hoofdgebouw gelegen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwvlak;
  • c. voor een bouwwerk binnen en buiten het bouwvlak gebouwd aan het hoofdgebouw: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het bouwvlak;
  • d. voor een bouwwerk binnen en buiten het bouwvlak gebouwd aan een hoofdgebouw gelegen aan een dijk: de gemiddelde hoogte van het terrein zoals ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was ter plaatse van het bouwwerk;
  • e. overige bouwwerken die vrijstaand zijn gebouwd: het maaiveld;
2.10 de vloeroppervlakte:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580

2.11 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel met daaraan ondergeschikt ondersteunende horeca, verkoop uitsluitend op de eerste bouwlaag, gemeten vanaf peil;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. wonen, met aan-huis-verbonden beroepen, uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag, met uitzondering van toegangen en bergingen;

met de daarbij behorende,

  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Bouwregels voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. hoofdgebouwen worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens.
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' dient een vrije hoogte van minimaal 2,5 m, gemeten vanaf van het maaiveld en de onderkant van de overbouwing, aanwezig te zijn.
  • e. loggia's ten behoeve van wonen zijn uitsluitend toegestaan mits er geen balkon of dakterras mogelijk is.

3.2.3 Bouwregels Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' zijn uitsluitend luifels toegestaan waarbij de bouwhoogte van de luifel ten hoogste 0,3m mag bedragen boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • b. balkons zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een 'frans balkon';
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erfafscheidingen;
    • 2. 2 m voor erfafscheidingen, voor zover gelegen in het achtererfgebied;
    • 3. 5 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 6 m voor vlaggenmasten;
    • 6. 1,2 m voor balkon- en dakterrashekken;
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder b voor het bouwen van een balkon aan de voorgevel, anders dan een 'frans balkon', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het balkon zich bevindt ter hoogte van de eerste verdiepingsvloer;
  • b. indien geen luifel onder het balkon is gesitueerd, dient tussen de onderkant van het balkon en het maaiveld een vrije hoogte van minimaal 2,5 m aanwezig te zijn;
  • c. niet boven openbare- of voor verkeer bestemde gronden mag worden gebouwd;
  • d. indien geen luifel onder het balkon is gesitueerd, mag het balkon maximaal 1 m diep zijn.

3.5 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen binnen de functie wonen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

    • 1. de vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    • 2. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 3. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 4. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    • 5. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 3.5 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen binnen de functie wonen tot een maximale vloeroppervlak van 35 m², met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf;
  • e. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. het gebruik dient vanuit milieuhygienisch oogpunt inpasbaar te zijn;
  • h. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
  • i. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. horeca tot en met categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1c', en voor zover het gaat om het verstrekken van maaltijden en/of dranken uitsluitend op één bouwlaag, zijnde de eerste bouwlaag, gemeten vanaf het peil;
    • 2. horeca tot en met categorie 2a van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a', en voor zover het gaat om het verstrekken van maaltijden en/of dranken uitsluitend op een bouwlaag, zijnde de eerste bouwlaag, gemeten vanaf het peil;
    • 3. horeca van categorie 1d van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie 1d', ten behoeve van een hotel/restaurant in combinatie met zaalverhuur voor regulier gebruik ten behoeve van feesten en partijen.
  • b. wonen, met aan-huis-verbonden beroepen, uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag, met uitzondering van toegangen en bergingen en met inachtneming van het bepaalde onder 4.4;
  • c. magazijnen en opslagplaatsen;

met de daarbij behorende,

  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. terrassen;
  • f. erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Bouwregels voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. hoofdgebouwen worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens.
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. de dakhelling mag niet meer dan 60 graden en niet minder dan 50 graden bedragen;
  • e. loggia's ten behoeve van wonen zijn uitsluitend toegestaan, mits er geen balkon of dakterras mogelijk is.

4.2.3 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' zijn uitsluitend luifels toegestaan waarbij de bouwhoogte van de luifel ten hoogste 0,3m mag bedragen boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • b. balkons zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een 'frans balkon';
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erfafscheidingen;
    • 2. 2 m voor erfafscheidingen voor zover gelegen in het achtererfgebied;
    • 3. 5 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 6 m voor vlaggenmasten;
    • 6. 1,2 m voor balkon- en dakterrashekken;
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b voor het bouwen van een balkon aan de voorgevel, anders dan een 'frans balkon', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het balkon zich bevindt ter hoogte van de eerste verdiepingsvloer;
  • b. indien geen luifel of serre onder het balkon is gesitueerd, dient tussen de onderkant van het balkon en het maaiveld een vrije hoogte van minimaal 2,5 m aanwezig te zijn;
  • c. niet boven openbare- of voor verkeer bestemde gronden mag worden gebouwd;
  • d. indien geen luifel of serre onder het balkon is gesitueerd, mag het balkon maximaal 1 m diep zijn.

4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. met betrekking tot het gebruik wonen is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a', uitsluitend wonen toegestaan in de vorm van een bedrijfswoning en in aantal niet meer dan één;
  • b. met betrekking tot het gebruik zaalverhuur is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie 1d', uitsluitend zaalverhuur toegestaan in de eerste bouwlaag, gemeten vanaf het peil, en de daaronder gelegen kelder.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 4.4 onder a voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen tot een maximale vloeroppervlak van 35m², met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. het gebruik dient vanuit milieuhygienisch oogpunt inpasbaar te zijn;
  • h. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
  • i. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ´overkapping´, mede voor een overkapping;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. reclame-uitingen;
  • i. water;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende,

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bijbehorende bouwwerken, uitsluitend ter plaats van de aanduiding 'overkapping';
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Bouwregels voor bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd als zijnde een overkapping ter plaatse van de aanduiding 'overkapping', met een maximum bouwhoogte van 3,50 m.

5.2.3 Bouwregels voor bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:

  • a. 4 m voor speelvoorzieningen;
  • b. 3 m voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 5.2 ten behoeve van de bouw van een luifel aan op aangrenzende gronden gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de luifel mag ten hoogste 1 m bedragen;
  • b. de hoogte van de luifel mag ten hoogste 0,25m bedragen, alsmede de randen van de luifel;
  • c. de vrije hoogte tussen het maaiveld en de onderkant van de luifel dient minimaal 2,5 m te bedragen;
  • d. de afstand tot de rijweg, niet zijnde het trottoir, dient minimaal 0,6 m te bedragen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. een bed & breakfast;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt,

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende,

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2 Bouwregels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwen worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. per bouwvlak mag het aantal woningen niet meer of minder bedragen dan het aantal dat aanwezig was op het moment van ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan of wanneer het een bouwvlak betreft waar nog geen woning aanwezig was mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  • e. de dakhelling mag niet meer dan 60 graden en niet minder dan 50 graden bedragen;
  • f. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van het bouwvlak;
  • g. ondergronds bouwen mag in één bouwlaag tot een maximale verticale diepte van 3,5 m.

6.2.3 Bouwregels voor bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het achtererfgebied;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van het achtererfgebied met een maximum van 40 m²;
  • c. de bouwhoogte mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de breedte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 50% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c mogen bestaande kappen op bijbehorende bouwwerken gehandhaafd blijven;

6.2.4 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. balkons zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een ´frans balkon´;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 m voor erfafscheidingen, tenzij gericht naar het openbaar gebied binnen het cultuurhistorisch attentiegebied, waarbij een maximum bouwhoogte van 1 m geldt;
    • 2. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 3. 5 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 6 m voor vlaggenmasten;
    • 6. 1,2 m voor balkon- en dakterrashekken;
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.  

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde onder 6.2.3 onder c voor de bouw van een kap op een bijbehorend bouwwerk tot een bouwhoogte van maximaal 5 m en een goothoogte van maximaal 3 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de sociale veiligheid.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 6.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven is niet toegestaan;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20m²;
    • 2. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 3. detailhandelactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 4. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    • 5. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  • c. de uitoefening van een 'bed & breakfast' is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woning dient in overwegende mate haar woonfunctie te behouden;
    • 2. het gebruik van 'bed & breakfast is uitsluitend in het hoofdgebouw toegestaan;
    • 3. het gebruik van 'bed & breakfast' dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is een personeel in dienst heeft;
    • 4. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
    • 5. maximaal 45% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw mag ten behoeve van een 'bed & breakfast' in gebruik zijn;
    • 6. ´bed & breakfast' mag aan maximaal 10 personen worden aangeboden;
    • 7. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
    • 8. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning, en het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid niet is toegestaan;
    • 9. er mogen geen andere horeca-activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van logies en ontbijt.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.5 voor:

  • a. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlak van aan-huis-verbonden bedrijven in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20m²;
    • 2. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 4. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 5. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf;
    • 6. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is en geen personeel in dienst heeft;
    • 7. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.
    • 8. bedrijfsactiviteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wabo of andere milieuwetgeving zijn niet toegestaan;
    • 9. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 10. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen tot een maximale vloeroppervlak van 35m², met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 3. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    • 4. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    • 5. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning;
    • 6. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.
    • 7. het gebruik dient vanuit milieuhygienisch oogpunt inpasbaar te zijn;
    • 8. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    • 9. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

7.2.1 Bouwverbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie' mede bestemde gronden.

7.2.2 Uitzondering

Het onder artikel 7.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing wanneer aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een bouwwerk wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,40 meter onder peil en;
  • b. een bouwwerk heeft een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel 7.2.1 voor het bouwen volgends de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad.

7.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of laten voeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het uitvoeren van werken of werkzaamheden, over een oppervlakte van 2.500 m2 of meer en;
    • 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,4 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage of;
    • 2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,4 meter onder peil of;
    • 3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,4 meter onder peil;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 7.4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in artikel 7.2.1;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. gelegen binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de vaststelling van het plan.

7.4.3 Toetsingscriteria

De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. die werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, niet zullen leiden tot een verstoring van één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden
    verkleind, en
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

7.4.4 Voorwaarden vergunning

Voor zover de in artikel 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende verplichtingen wordt verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming ´Waarde - Archeologie´ naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 8 Waarde - Edams-Volendams Erfgoed

8.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Edams-Volendams Erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming (en) mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed.
  • b. De voor 'Waarde - Edams-Volendams Erfgoed' aangewezen gronden kennen de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, waarbij het onder 1 tot en met 3 genoemde erfgoed overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status heeft van gemeentelijk monument:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk': karakteristiek waardevol bouwwerk, met dien verstande dat sprake is van een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde waarvan het exterieur en/of interieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in het in Bijlage 6 opgenomen cultuurhistorisch rapport, wordt beschermd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk': beeldbepalend bouwwerk, met dien verstande dat sprake is van een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarde en waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in het in Bijlage 6 opgenomen cultuurhistorische rapport, wordt beschermd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied': cultuurhistorisch attentiegebied, met dien verstande dat sprake is van een gebied gekenmerkt door een samenhangende ruimtelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarde, zoals omschreven in in het de bijlagen 2 tot en met 5 opgenomen cultuurhistorisch rapport en dat wordt beschermd.

8.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Waarde - Edams-Volendams Erfgoed' aangewezen gronden, voor zover het daarbij gaat om beschermde gemeentelijke monumenten, mag uitsluitend worden gebouwd indien:
    • 1. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;
    • 2. de bestaande cultuurhistorische waardestelling niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige en architectonische beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details en;
    • 3. de bouwwerkzaamheden niet strijdig zijn met:
      • de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in het in bijlage 3 tot en met 7 opgenomen cultuurhistorische rapport.
      • de van toepassing zijnde uitgangspunten uit de Erfgoedverordening.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk':
    • 1. het bouwwerk geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd met inachtneming van de toegekende cultuurhistorische waardestelling en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en verschijningsvorm van het object ;
    • 2. het bouwwerk gedeeltelijk worden vernieuwd of gewijzigd in afwijking van de toegekende cultuurhistorische waardestelling en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en verschijningsvorm van het object .
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch attentiegebied', met uitzondering van de daar aanwezige karakteristiek waardevolle bouwwerken, beeldbepalende bouwwerken en waardevol cultuurhistorische elementen:
    • 1. bestaande bouwwerken c.q. hoofdgebouwen geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd conform de onderliggende bestemming, met inachtneming van:
      • de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in het in bijlage 3 tot en met 6 opgenomen cultuurhistorisch rapport;
      • de van toepassing zijnde richtlijnen uit de Erfgoedverordening.
    • 2. geheel nieuwe bouwwerken c.q. hoofdgebouwen worden gebouwd conform de onderliggende bestemming, met inachtneming van:
      • de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in het in bijlage 3 tot en met 6 opgenomen cultuurhistorisch rapport;
      • de van toepassing zijnde richtlijnen uit de Erfgoedverordening.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits gebouwd wordt krachtens de onderliggende bestemming, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder a, voor:

  • a. het gedeeltelijk vernieuwen van een karakteristiek waardevol bouwwerk of waardevol cultuurhistorisch element, mits:
    • 1. de werkzaamheden binnen de cultuurhistorische waardestelling blijven dan wel een kwalitatieve bijdrage aan genoemde waarden leveren en;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en verschijningsvorm van het object ;
    • 3. voor zover het voor een goede besluitvorming van belang is, kan het college de aanvrager verzoeken een restauratieplan van het object te overleggen.
  • b. het restauratieplan, bedoeld in lid a, onder 3 bestaat uit:
    • 1. een beschrijving van de technische staat van het monument, waarbij de gebreken van het monument nauwkeurig staan vermeld;
    • 2. overzichts- en detailfoto's die een duidelijke indruk geven van het monument en zijn gebreken;
    • 3. tekeningen van de bestaande toestand van het gemeentelijk monument en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven;
    • 4. een op de onder 1 bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan;
    • 5. een begroting die niet ouder is dan twee jaar en is gespecificeerd in hoeveelheden uren, materialen, stelposten en onderaannemers, en
    • 6. in voorkomende gevallen rapporten inzake bouwfysische, bouwhistorische, constructieve, decoratieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten.

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument kan worden verleend, indien:
    • 1. de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden niet leiden tot een verandering en/of aantasting van het gemeentelijk monument;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en verschijningsvorm van het object .
  • b. voor zover het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of werkzaamheden, wel leiden tot een verandering en/of aantasting van een gemeentelijk monument, kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende monument kan worden behouden.

8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk monument kan worden verleend, indien:

  • a. voor zover het bouwwerken betreft die als karakteristiek waardevol bouwwerk of waardevol cultuurhistorisch element zijn aangeduid, ingevolge lid 8.3 onder a is afgeweken van de bouwregels;
  • b. voor zover het bouwwerken betreft die als beeldbepalend bouwwerk zijn aangeduid, medewerking conform artikel 8.2 onder b mogelijk is.
  • c. voor zover het werken betreft die als cultuurhistorisch attentiegebied zijn aangeduid, medewerking conform artikel 8.2 onder c mogelijk is.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de gebieden of bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorische element', de voormelde aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van een contra-expertise is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waardestelling (meer) aanwezig zijn, dan wel deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven;
  • b. op terreinen en hun opstallen alsnog de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - stolp', 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element', 'overige zone - cultuurhistorische attentiegebied', te leggen, indien de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport;
  • c. de bestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport of contra-expertise.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap en secundair voor de andere daar voorkomende bestemming(en).

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen overeenkomstig de medebestemming uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits daartegen uit hoofde van de waterstaatsbelangen geen overwegende bezwaren bestaan en vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Algemeen
  • a. de bouwhoogte van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandelingkasten, liftkokers, lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen bedraagt ten hoogste 2 m ten opzichte van de voor het betreffende perceel geldende maatvoering.
  • b. de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak mogen naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.
    • 3. kozijnen, mits de bouwgrens met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden.
  • c. dakkapellen mogen uitsluitend op hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. voor dakkapellen in het voor dakvlak geldt dat:
      • de breedte van de dakkapel ten hoogste 33% van het dakvlak mag bedragen;
      • de dakkapel ten minste 0,5 m uit de zijkant van het dakvlak dient te blijven.
      • maximaal 1 dakkapel per dakvlak, per woning is toegestaan.
    • 2. voor dakkapellen in een zij dakvlak, al dan niet naar het openbaar gebied gekeerd geldt dat:
      • de breedte van 1 of meer dakkapellen ten hoogste 33% van het dakvlak mag bedragen;
      • de breedte per dakkapel maximaal 2,4 m mag bedragen;
      • de dakkapel ten minste 2,5 m uit zowel de voorkant als uit de achterkant van het dakvlak dient te blijven;
    • 3. voor dakkapellen in het achter dakvlak geldt dat:
      • de breedte van 1 of meer dakkapellen ten hoogste 33% van het dakvlak mag bedragen;
      • de breedte per dakkapel maximaal 2,4 m mag bedragen;
      • de dakkapel ten minste 0,5 m uit de zijkant van het dakvlak dient te blijven.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen, escortbedrijf en sekswinkel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops of als groothandel in smart- en growproducten.

12.2 Uitzonderingen strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt niet gerekend:

  • a. het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor evenementen;
  • b. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een dakterras, mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
    • 1. dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde op aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. het dakterras heeft een maximale diepte van 2,5 m, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw.
  • c. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor ondersteunende horeca, daar waar dit in hoofdstuk 2 expliciet is geregeld en mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
    • 1. de horeca-activiteit mag uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit plaatsvinden;
    • 2. een horeca-activiteit binnen de bestemming 'gemengd' is uitsluitend aanvaardbaar in samenhang met het aangeboden winkelassortiment;
    • 3. de openingstijden van de horeca-activiteiten voor zover die gerelateerd zijn aan een detailhandelfunctie, zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
    • 4. de toegang tot de horeca-activiteit is dezelfde toegang van de hoofdactiviteit. Er is dus geen aparte ingang voor het horecagedeelte;
    • 5. bij een horeca-activiteit binnen de bestemming 'gemengd' mag maximaal 20% van de verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 20 m², worden ingericht voor zitgelegenheid, waarbij het aantal zitplaatsen is gemaximaliseerd conform tabel 23.3;
    • 6. de ondersteunende horecavoorziening dient alleen tijdens openingsuren van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk te zijn. Verhuur aan derden tijdens en buiten openingstijden voor regulier gebruik ten behoeve van feesten en partijen is niet toegestaan;
    • 7. ten behoeve van de bestemming 'gemengd' zijn terrassen niet toegestaan;
    • 8. voor de horeca-activiteit mag geen reclame worden gemaakt anders dan in de winkel;
    • 9. loketverkoop aan de straat van dranken en/of etenswaren of verkoop daarvan in de inrichting in open verbinding met de straat is niet toegestaan;
  • d.
    Tabel 23.3 Hoeveelheid zitgelegenheid tbv ondersteunende horeca
Hoeveelheid aanwezige verkoopvloeroppervlakte   Maximum oppervlakte aan zitgelegenheid   Maximum aantal zitplaatsen  
0 t/m 59 m²   0 - 12 m²   6 zitplaatsen  
60 t/m 79 m²   12 - 16 m²   10 zitplaatsen  
80 t/m 99 m²   16 - 20 m²   14 zitplaatsen  
> 100 m²   maximaal 20 m²   18 zitplaatsen  

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

In afwijking van de desbetreffende regels van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. afwijkingen van maten met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor de technische realisering van bouwwerken in aansluiting op bestaande bouwwerken;
  • b. het afwijken van de aangeduide goot- en bouwhoogte, mits:
    • 1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
    • 2. de dakhelling niet meer bedraagt dan de gemiddelde dakhelling in de omgeving;
  • c. de bouw van een dakkapel, in afwijking van de regels zoals opgenomen onder artikel 11.1 onder c, ten behoeve van een betere afstemming op de architectuur en stedenbouwkundige opzet van het hoofdgebouw of de directe omgeving;

het toestaan van horecaterrassen op een andere lokatie dan binnen de bestemming 'Horeca' mits:

    • 1. geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonende plaatsvindt;
    • 2. op basis van de APV een terrasvergunning kan worden verleend.
  • d. de bouw van een vluchttrap ter voldoening aan de minimale eisen met betrekking tot brandveiligheid, veiligheid en bruikbaarheid;
  • e. het toestaan van balkons aan de zij- of achterzijde van hoofdgebouwen met dien verstande dat:
    • 1. tussen de onderkant van het balkon en het maaiveld een vrije hoogte van minimaal 2,5 m aanwezig is;
    • 2. de diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 3. niet boven openbare- of voor verkeer bestemde gronden mag worden gebouwd;
  • f. de bouw van een steg (trapopgang) aan hoofdgebouwen, indien een hoogteverschil ten opzichte van maaiveld dit noodzakelijk maakt, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de diepte van de steg (trapopgang) mag ten hoogste 1,2 m bedragen vanaf de gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van het plateau mag ten hoogste 2 m bedragen;
    • 3. de steg (trapopgang) mag verkeerskundig geen belemmering of gevaar vormen.
  • g. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • h. de bouw van voorzieningen voor telecommunicatie, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
  • i. het is niet toegestaan af te wijken van de bouwregels ingevolge het bepaalde onder a t/m g, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
15.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen afwijken van dat overgangsrecht.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kleiperk e.o..