| Plan: | Oudere Dorp-Vaartweg 26 |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0381.BP2012B004002-va01 |
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd en gedecentraliseerd naar gemeentelijk niveau. Het archeologiebeleid is hiermee een gemeentelijke taak geworden. De verplichting om in het gehele proces van ruimtelijke ordening rekening te houden met archeologie betekent dat een belangrijke rol is weggelegd voor de gemeente. Uitgangspunt van de wet is het archeologische erfgoed zoveel mogelijk, in situ, te behouden en te beheren.
Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland heeft in opdracht van de gemeente Bussum een Beleidsnota Cultuurhistorie opgesteld voor Bussum. Uit de nota blijkt dat het plangebied is gelegen in het gebied aangeduid als 'de afzandingen' (gebied 5A, zie figuur 5.3). De afzandingen zijn tussen 1800 en 1920 uitgevoerd. Het afgezande gebied werd naderhand gebruikt als tuinbouw- of weidegebied of als wasserij/blekerij. Hiervan zijn geen grondsporen te verwachten. In de afzandingen worden volgens het gemeentelijk beleid geen archeologische vondsten verwacht. Zoals is aangegeven in het beleid hoeft er bij ruimtelijke plannen geen rekening te worden gehouden met archeologie.
Figuur 5.3 Uitsnede Bussumse Archeologische Waardenkaart
Het bouwplan is gelegen in een gebied zonder archeologische verwachtingswaarden. Er hoeft daarom geen nader archeologisch (veld)onderzoek plaats te vinden.
In het uitzonderlijke geval dat er wel archeologische vondsten worden gedaan, geldt (zoals overal) de meldingsplicht archeologische vondsten. Indien bij graafwerkzaamheden zaken worden aangetroffen waarvan de vinder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is hij volgens de Monumentenwet (artikel 53) verplicht dit direct te melden.