Plan: | Het Spiegel-Bensdorp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0381.BP2012B002006-va01 |
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS gewijzigd. Met deze wijzigingen zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg, het Basisnet Water en het Basisnet Spoor opgenomen in de circulaire.
Onderzoek en conclusie
Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Ook zijn in de omgeving geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen aanwezig. De wegen rond het plangebied maken geen deel uit van de gemeentelijk routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Over het naastgelegen spoor vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
Plaatsgebonden risico
Over de nabijgelegen spoorverbinding Weesp-Hilversum vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit het Basisnet Spoor blijkt dat de veiligheidszone voor het tracé in Bussum maximaal 7 m bedraagt. Deze afstand wordt gemeten vanuit het hart van de spoorbundel. Deze veiligheidszone wordt aangehouden in verband met het plaatsgebonden risico. De veiligheidszone reikt niet tot het plangebied aangezien de afstand tot het hart van de spoorbaan circa 9 m bedraagt.
Daarnaast moet voor dit tracé rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied (PAG) vanwege het vervoer van brandbare vloeistoffen. Uit het Basisnet volgt dat deze afstand 30 m bedraagt. Deze afstand wordt gemeten vanaf de buitenste spoorbaan. Voor het PAG is de aanduiding 'Veiligheidszone - Plasbrandaandachtsgebied' opgenomen waarbinnen de ontwikkeling van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet is toegestaan.
Een PAG heeft alleen consequenties voor nieuwe situaties. Binnen het PAG geldt dat ontwikkelingen moeten worden verantwoord. Tevens geldt dat in het vergunningspoor, op grond van het Bouwbesluit, aanvullende bouwkundige maatregelen kunnen worden gevraagd, teneinde de zelfredzaamheid te vergroten. Het betreft maatregelen om de effecten van een externe brand tegen te gaan. Een voorbeeld van een dergelijke maatregel is de toepassing van brandbestendig glas.
Groepsrisico
De gemeente Bussum heeft samen met de overige gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek en de regionale brandweer een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. In deze beleidsvisie wordt bij het vervoer gevaarlijke stoffen over de spoorverbinding naar alle waarschijnlijkheid rekening gehouden met het 'warme BLEVE' scenario. In het kader van het Basisnet zijn echter afspraken gemaakt met de vervoerder over het 'warme BLEVE vrij rijden'. Dat betekent dat treinen zo worden samengesteld (bloktreinen) dat er geen warme BLEVE kan ontstaan. Hiermee wordt het risico aanzienlijk gereduceerd. Dit verklaart het verschil in het GR ter hoogte van het plangebied dat volgt uit de Beleidsvisie (GR > oriënterende waarde) en het GR dat volgt uit het Basisnet spoor (GR tussen 0,3 en 1,0 x de oriëntatiewaarde). Zie teven onderstaande figuur 4.1 die afkomstig is uit het Basisnet Spoor.
Figuur 4.1 Groepsrisicokaart Spoorlijn Weesp-Hilversum (bron: Basisnet Spoor)
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In de huidige situatie wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet overschreden en omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is zal het GR ook niet toenemen. Daarom is het conform de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen niet noodzakelijk een verantwoording op te stellen. Omdat er na sloop van de bestaande bebouwing echter wel nieuwe bebouwing kan worden opgericht, die is gelegen binnen het plasbrandaandachtsgebied van het spoor en binnen de effectafstanden voor enkele ongevalscenario's, is in het kader van een goede ruimtelijke ordening een verantwoording van het groepsrisico opgesteld.
Verantwoording Groepsrisico
Effectscenario
Als gevolg van de afspraken die zijn gemaakt in het Basisnet spoor, dat vooruitlopend op de inwerkingtreding van het BTEV gedeeltelijk is opgenomen in de Circulaire RVGS, vindt er in beperkte mate vervoer van brandbare gassen plaats over het spoor in Bussum. Als gevolg van afspraken over het 'warme BLEVE rijden' hoeft alleen nog rekening te worden gehouden met het scenario 'koude BLEVE'. In verband met het vervoer van brandbare vloeistoffen moet rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied. Vanwege het vervoer van toxische stoffen moet tot slot ook rekening worden gehouden met het toxisch scenario (toxische wolk).
Het scenario 'koude BLEVE' treedt op wanneer een spoorketel scheurt waardoor het tot vloeistof verdichte gas (bv LPG) expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt. Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand.
Het 'toxische wolk' treedt op wanneer een tank lek raakt door bijvoorbeeld een aanrijding. Toxische vloeistoffen kunnen verdampen waardoor een gaswolk ontstaat die over de omgeving uitwaait. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Het invloedsgebied van een toxische wolk is groter dan het invloedsgebied van een BLEVE en kan reiken tot enkele kilometers van het spoor. Omdat het plangebied grenst aan het spoor is het plangebied binnen de effectafstanden van de voorkomende effectscenario's gelegen. Daarom is nagegaan of maatregelen mogelijk zijn om de effecten te beperken. In dat verband moeten de bestrijdbaarheid van calamiteiten en de zelfredzaamheid van de aanwezige personen worden beschouwd.
Maatregelen ter beperking van risico's
Als gevolg van de vaststelling van het Basisnet Spoor en de wijziging van de Circulaire RVGS zijn voor spoortrajecten vervoersplafonds vastgesteld. Daarmee is ruimte gecreëerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Dit betekent dat er geen mogelijkheden zijn om bronmaatregelen te treffen. Verder is van belang dat in de huidige situatie reeds sprake is van een bedrijfsbestemming die met het voorliggende plan grotendeels wordt gecontinueerd. Er zijn geen mogelijkheden om de risico's te beperken.
Maatregelen ter beperking van effecten
Los van de risico's kunnen aan de kant van de ontvanger maatregelen worden getroffen om de effecten ingeval van een calamiteit te beperken. In relatie tot een mogelijke plasbrand kan worden gedacht aan hittewerende maatregelen aan het gebouw, een goede ligging van vluchtwegen en een goed werkend systeem voor alarmering van aanwezigen. In verband met het BLEVE-scenario is het van belang dat de aanwezigen tijdig worden gewaarschuwd en dat zij de mogelijkheid hebben om het gebied van de bron af te kunnen ontvluchten. er moeten voldoende vluchtroutes zonder obstakels aanwezig zijn. In verband met het toxisch scenario kan worden gedacht aan de volgende maatregelen om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te verhogen:
Maatregelen op gebouwniveau
Maatregel met betrekking tot handelingsperspectief
De uitvoering van bovengenoemde, deels bouwkundige, maatregelen kan niet zeker worden gesteld in het bestemmingsplan. Deze maatregelen komen aan de orde ten tijde van de bouwvergunning en moeten in overleg tussen gemeente, brandweer en initiatiefnemer worden verwerkt in het ontwerp van de gebouwen en de vergunningaanvraag. Ook op de vluchtwegen wordt door de brandweer toegezien in de vergunningfase.
In verband met het plasbrandscenario zijn wel regels opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen het plasbrandaandachtsgebied is de oprichting van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten uitgesloten. Er kan alleen (bij omgevingsvergunning) van deze bepaling worden afgeweken na een positief advies van de gemeente en de veiligheidsregio. Hiermee wordt de mogelijkheid opgenomen om een bouwplan te toetsen op veiligheid. Verder is voor de bestemming 'Bedrijf' een specifieke gebruiksregel opgenomen waarmee de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid wordt voorkomen. Deze regel is noodzakelijk omdat een adequate grootschalige ontruiming voor dergelijke groepen personen moeilijk is.
Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten
Aangenomen wordt dat het plangebied voldoende bereikbaar is voor hulpdiensten. Over de beschikbaarheid van primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorziening wordt overlegd met de regionale brandweer.
Beschouwing van zelfredzaamheid
In het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen bijzondere maatregelen nodig zijn. De zelfredzaamheid wordt door toepassing van bovenstaande maatregelen verhoogd.
Conclusie
Na uitvoering van bovenstaande maatregelen is sprake van een restrisico. Dit restrisico wordt, gelet op de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot bestrijding van calamiteiten, aanvaardbaar geacht.
Conclusie
Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Er wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt binnen de veiligheidszone van het spoor, deze veiligheidszone reikt niet tot het plangebied. In verband met de aanwezigheid van een plasbrandaandachtsgebied is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' opgenomen waarbinnen de ontwikkeling van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet mogelijk is. Het groepsrisico, dat volgt uit het Basisnet, is tussen 0,3 en 1,0 maal de oriënterende waarde gelegen. Omdat in de huidige situatie reeds een bedrijfsbestemming is opgenomen en het plan consoliderend van aard is, is er als gevolg van het plan geen sprake van een toename van het GR. Het restsrisico wordt aanvaardbaar geacht. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.