direct naar inhoud van Regels
Plan: Tergooi Blaricum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0376.BPTergooizh-Va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Tergooi Blaricum als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0376.BPTergooizh-Va01 van de gemeente Blaricum

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologische deskundige

een deskundige met opgravingbevoegdheid of met gekwalificeerde kennis op het gebied van de archeologie.

1.6 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale gebruiksoppervlakte van een functie met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en bijgebouwen.

1.9 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbinnen ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.16 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 geluidgevoelige functie

een woning of een ander geluidgevoelig gebouw zoals is bepaald in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.18 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.19 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.20 kantoor of praktijkruimte

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.21 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.22 maaiveld

het maaiveld (de hoogte van de gronden) zoals dat bestaat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.23 maatvoeringsvlak

een aanduiding waarvoor dezelfde maatvoering is opgenomen.

1.24 NAP

Normaal Amsterdams Peil.

1.25 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.27 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.28 peil
  • a. voor een bouwwerk op de gronden met de bestemming Maatschappelijk die gelegen zijn binnen een bouwvlak: 26,5 m + NAP;
  • b. voor een bouwwerk op de gronden zonder de bestemming Maatschappelijk alsmede op de gronden met de bestemming Maatschappelijk buiten het bouwvlak: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zoals een borstwering op een parkeergarage met een hoogte van ten hoogste 80 cm.

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water en daarmee samenhangende fiets- en voetpaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur': tevens ten behoeve van de natuur- en landschapswaarde ter plaatse;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting': tevens een calamiteitenontsluiting;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voorzieningen ten behoeve van een ontsluitingsweg;
  • e. voorzieningen in de vorm van een aarden wal ten behoeve van (de landschappelijke inpassing van) een parkeergarage in de naastgelegen bestemming.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van straatverlichting of bewegwijzering bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanbrengen, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.

4.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de BEL-commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ziekenhuis met daarbij behorende voorzieningen;
  • b. voorzieningen voor preventieve zorg, revalidatie en voorlichting op het gebied van zorg;
  • c. wonen;
  • d. kantoren en opleidingscentra;
  • e. hotel;
  • f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': uitsluitend een parkeergarage;

met dien verstande dat:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidgevoelige functies': geen geluidgevoelige functies zijn toegestaan;
  • i. de functies zoals genoemd onder a t/m f uitsluitend uitgeoefend mogen worden indien de ontsluiting plaats vindt ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • j. de functies als bedoeld onder a tot en met f een zorggerelateerde binding hebben;

alsmede voor:

  • k. het behoud van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden;

met de daarbij behorende:

  • l. (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, infiltratievoorzieningen ten behoeve van hemelwater, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater en voorzieningen in de vorm van een aarden wal ten behoeve van (de landschappelijke inpassing van) een parkeergarage.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b zijn, met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 400 m², fietsenstallingen, nutsvoorzieningen/technische gebouwtjes met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m en kassen met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het maatvoeringsvlak;
  • f. het bestaande totale aantal vierkante meters aan bebouwing mag met ten hoogste 5.000 m2 worden uitgebreid, met dien verstande dat de uitbreiding ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' hier niet toe gerekend wordt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn een parkeergarage met een oppervlakte van ten hoogste 3.000 m² en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is ten hoogste 6 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidgevoelige functies' zijn geen geluidgevoelige functies toegestaan.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 Wijzigingsbevoegdheid geluidsgevoelige functies

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidgevoelige functies' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien het gebouw ter plaatse wordt uitgevoerd met een dove gevel of aangetoond wordt dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regel, met dien verstande dat:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning de regels te verbinden, gericht op het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • c. in de situatie als bedoeld onder b sub 2 kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, waarbij wordt aangegeven wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 cm;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

6.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 6.2 onder b is verleend;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

6.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

6.4.4 Verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, indien naar haar oordeel uit archeologisch onderzoek blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden regels.

6.4.5 Nadere regels

In de situatie als bedoeld in 6.4.4 sub b, kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoen aan het door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties, waarbij wordt aangegeven wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen indien op grond van nader archeologisch onderzoek gebleken is dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen of de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregeling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande maten

Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende vergunning, en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepalingen voor de maatvoering, met dien verstande dat:

  • a. bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald mogen niet worden vergroot of verhoogd;
  • d. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;
  • e. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.

8.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen/voorgevellijnen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – afwijken van de planregels voor:

  • a. afwijkingen van maten, met uitzondering van oppervlaktematen en bebouwingspercentages, met ten hoogste 10% uitsluitend indien dit nodig is voor een technisch betere realisering van het plan;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

9.2 Voorwaarden voor de afwijking

Afwijken zoals bedoeld in lid 9.1 is slechts mogelijk, indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit;
  • b. de milieukwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid en openbare veiligheid;
  • f. het woon- en leefklimaat.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregel

10.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

10.2 Voorwaarden voor wijziging

De in lid 10.1 bedoelde ontheffing mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit;
  • b. de milieukwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid en openbare veiligheid;
  • f. het woon- en leefklimaat.

Artikel 11 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de planregels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Eenmalig kan worden afgeweken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, zoals bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Tergooi Blaricum'.