direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijk aan Zee
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0375.BPWijkaanZee2016-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wijk aan Zee met identificatienummer NL.IMRO.0375.BPWijkaanZee2016-VG01 van de gemeente Beverwijk.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, waaronder ook wordt verstaan een bed & breakfast en pension zoals bedoeld in lid 1.11 bed & breakfast: en lid 1.52 pension: dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat als een uitbreiding van dat hoofdgebouw te beschouwen is, zoals een bijkeuken, serre, berging, magazijn. Onder aanbouw wordt mede verstaan een uitbouw.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achterste perceelsgrens:

de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

een verbeelde of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bed & breakfast:

een aan huis verbonden bedrijf, dat met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner in een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van nachtverblijf voor toeristisch verblijf voor maximaal 4 personen in korte tijd, waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten ondergeschikt is;

1.12 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.13 bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 bestaand (in relatie tot bebouwing):

een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.16 bestaand (in relatie tot gebruik):

het legale gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi-inrichting:

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.29 cultuurhistorische waarde:
  • a. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
  • b. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hieronder mede begrepen.
1.30 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.32 dakuitbouw:

een uitbouw van een (schijn)kap ter vergroting van de woonruimte, waarbij de aansluiting van de uitbouw op het dakvlak onder de nok van het dak blijft.

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.35 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 geluidgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.38 geluidluwe gevel:

gevel van een geluidgevoelig object waarbij de optredende geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde uit de Wetgeluidhinder niet of beperkt overschrijdt en waar de optredende geluidsbelasting lager is dan op de gevel van hetzelfde gebouw waar de hoogste geluidsbelasting optreedt.

1.39 hoofdgebouw:

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies voor kortdurend toeristisch en/of zakelijk verblijf.

1.41 huishouden:

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.

1.42 jaarrond strandpaviljoen:

een strandpaviljoen in niet-permanente bebouwing en daarbij behorende erven en voorzieningen zoals terrassen, waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en die het gehele jaar op het strand mag staan en als zodanig gebruikt mag worden met dien verstande dat ondergeschikt, strandgerelateerd medegebruik en het houden van kleine seminars/trainingen, kleinschalige tentoonstellingen of het gebruik als trouwlocatie is toegestaan.

1.43 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning.

1.44 kantoor:

Een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden en/of dienstverlening.

1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.46 logies:

het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan personen die kortdurend nachtverblijf houden gericht op toerisme en/of zakelijk gebruik, waarbij er sprake is van een pensionhouder dan wel een aanspreekpunt bij calamiteiten;

1.47 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, zorginstellingen, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, cultuur, religie, sport, onderwijs, wonen voor zover passend bij de maatschappelijke bestemming (bijzondere woondoeleinden), openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren

1.48 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.49 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.50 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.51 peil:
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- peil' het in deze regels aangegeven peil;
  • b. voor zover geen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- peil' is opgenomen:
    • 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van afgewerkte maaiveld ter plaatse van het te bouwen bouwwerk.
1.52 pension:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor toeristisch verblijf en voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

1.53 perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.54 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.55 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.56 recreatiewoning:

Een gebouw, uitsluitend bestemd als recreatief woonverblijf voor een persoon, gezin of andere groep van personen, die daar geen hoofdwoonverblijf hebben.

1.57 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf (waaronder begrepen een seksclub), een privéhuis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop al dan niet in combinatie met elkaar.

1.58 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' die onderdeel uitmaakt van deze planregels.

1.59 Staat van Horeca-activiteiten:

de '2' die onderdeel uitmaakt van deze planregels.

1.60 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel en waarbij de plaats aan het eind van de dag schoon en leeg wordt opgeleverd.

1.61 verblijfsrecreatie:

het met recreatief oogmerk verblijven met overnachting in een kampeermiddel, stacaravan, chalet, recreatiewoning of -appartement, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.62 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.63 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.64 vrij beroep:

een beroep uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.65 wonen

permanente huisvesting van één of meerdere personen in een woning.

1.66 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies tenzij er sprake is van een hoofdbewoner en daarnaast sprake is van kamerverhuur/logies voor niet meer dan vier personen. De hoofdbewoner dient op het betreffende adres geregistreerd te staan bij de gemeente.

1.67 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.68 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 dakkapel en goothoogte

bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten.

2.5 45-graden regel (zoals bedoeld in artikel 16)

de lijn die wordt getrokken langs het snijpunt van het verticale gevelvlak en het horizontale dakvlak waarbij de hoek tussen deze lijn en het vlakke dak 45 graden bedraagt.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Regels voor het bestaande gebied

Artikel 3 Bedrijf (B)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten van categorie A en B zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van het stallen van vervoersmiddelen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend voor een gemaal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor opslag;
  • f. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen;
  • g. bedrijfsgebonden parkeervoorzieningen;
  • h. de functies als bedoeld in artikel 21.1, indien hiervoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 21.2 is verleend;

met daarbij behorende:

  • i. erven en tuinen;
  • j. ontsluitingen en parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Bouwen ten behoeve van ontwikkelingen
  • a. voor het bouwen ten behoeve van functies zoals bedoeld in 3.1 onder h gelden de bepalingen zoals opgenomen in artikel 21.

3.2.2 Overige bouwregels
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de toegestane bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter hoger dan de bestaande bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
  • c. bijgebouwen en aan- en uitbouwen zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 4 Gemengd (GD)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige activiteiten, uitsluitend op de begane grond en behorende tot categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens voor een bedrijf in ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met de bijbehorende woning;
  • c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • d. dienstverlenende bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
  • e. horeca behorende tot de categorieën 1 t/m 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels en uitsluitend op de begane grond;
  • f. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • g. wonen inclusief bed & breakfast zoals bedoeld in artikel 1.11;

met daarbij behorende:

  • h. erven en tuinen;
  • i. ontsluitingen en parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de toegestane bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter hoger dan de bestaande bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
  • c. het bepaalde onder b voor wat betreft de extra hoogte van 1 meter ten opzichte van de bestaande hoogte is niet van toepassing op de hoofdgebouwen zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
  • d. bijgebouwen en aan- en uitbouwen zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevel van het hoofdgebouw en mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Groen (G)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenstroken en groenvoorzieningen;
  • b. fiets- en wandelvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. kunstwerken;
  • e. geluidsschermen en geluidswerende voorzieningen;
  • f. water;
  • g. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Groen - Dorpsweide (G-DW)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Dorpsweide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een dorpsweide;
  • b. groenstroken en groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. fiets- en wandelvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. evenementen;
  • g. incidenteel parkeren.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, daarbij gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
6.3 Specifieke gebruiksregel
  • a. de gezamenlijke maximale oppervlakte aan verharding ten behoeve van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 50 m2;

Artikel 7 Horeca (H)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca, uit ten hoogste categorie 2 zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  • b. ter plaatse van bestaande horecabedrijven uit een hogere categorie dan onder sub a bedoeld, tevens horeca uit die categorie;
  • c. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens voor een recreatiewoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van het stallen van vervoersmiddelen;

met daarbij behorende:

  • f. laad- en losruimten;
  • g. ontsluitingen en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. erven en tuinen;
  • k. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Bouwen ten behoeve van ontwikkelingen
  • a. ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'Overige zone- Gebied R2' geldt voor het bouwen ingevolge artikel 26, het bepaalde in dat artikel.

7.2.2 Overige bouwregels
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de toegestane bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de hoogte zoals op de verbeelding is aangeduid;
    • 2. bij gebreke van een hoogte-aanduiding op de verbeelding, niet meer dan 1 meter hoger dan de bestaande bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
  • c. het bepaalde onder b voor wat betreft de extra hoogte van 1 meter ten opzichte van de bestaande hoogte is niet van toepassing op de hoofdgebouwen zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
  • d. het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-peil 5' bedraagt het peil zoals bedoeld in 1.51 onder a: 32 m +NAP;
  • e. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Maatschappelijk (M)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. bestaande bedrijfswoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend voor een begraafplaats;
  • d. de functies als bedoeld in artikel 17.1, indien hiervoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 17.2 is verleend;
  • e. de functies als bedoeld in artikel 18.1, indien hiervoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 18.2 voor is verleend;
  • f. de functies als bedoeld in artikel 22.1 , indien hiervoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 22.2 is verleend;

met daarbij behorende:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. ondergeschikte horeca;
  • i. erven en tuinen;
  • j. speelvoorzieningen,
  • k. ontsluitingen en parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Bouwen ten behoeve van ontwikkelingen
  • a. voor het bouwen ten behoeve van functies zoals bedoeld in 8.1 onder d, e en f geldt het bepaalde in de artikelen 17, 18 en 22 .

8.2.2 Overige bouwregels
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' zijn gebouwen toegestaan buiten het bouwvlak met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 150 m2 en met een goothoogte van ten hoogste 3,5 m;
  • c. de toegestane bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter hoger dan de bestaande bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-peil 1' bedraagt het peil zoals bedoeld in 1.51 onder a: 10 m +NAP;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-peil 2' bedraagt het peil zoals bedoeld in 1.51 onder a: 11 m +NAP;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-peil 3' bedraagt het peil zoals bedoeld in 1.51 onder a: 9,5 m +NAP;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-peil 4' bedraagt het peil zoals bedoeld in 1.51 onder a: 8,5 m +NAP;
  • h. bijgebouwen en aan- en uitbouwen zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • i. de bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • j. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • k. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Ondergeschikte horeca

De ondergeschikte horeca behorende bij de in 8.1, onder a bedoelde maatschappelijke voorzieningen betreft uitsluitend horeca behorend tot categorie 1 van de in bijlage 2 bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten.

Artikel 9 Natuur - Natuur- en landschapswaarden (N-NLW)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische, landschaps- en natuurwaarden;
  • b. de instandhouding van de waterkering;
  • c. drinkwaterwinning;
  • d. bos en bebossing;
  • e. duinrellen en waterlopen;
  • f. behoud, herstel en bescherming van de cultuurhistorische waarde van bestaande bunkers en kazematten;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingsweg;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein met ontsluitingsweg;
  • i. de functies als bedoeld in artikel 26.1, indien hiervoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 26.2 is verleend;

met daarbij behorende:

  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Bouwen ten behoeve van ontwikkelingen
  • a. voor het bouwen ten behoeve van functies zoals bedoeld in 9.1 onder i geldt het bepaalde in artikel 26.

9.2.2 Overige bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer worden gebouwd en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 20 m2;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, zoals bedoeld onder b, bedraagt ten hoogste 60 m2;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur - Natuur- en landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  • b. het vellen, kappen en/of rooien van bomen en houtopstanden;
  • c. het ontgronden, verlagen, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen, paden en/of parkeergelegenheden;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • g. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of toepassen van drainage;
  • h. verwijderen van landschapselementen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • j. het aanbrengen van drainage.

9.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in 9.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
  • d. bedoeld zijn onder lid 9.3.1 onder c, d en e voor zover het een kleiner oppervlak betreft dan 100 m²;
  • e. het aanleggen en onderhouden van waterlopen en duinrellen.

9.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waterstaatswerken, ecologische waarden en natuur- en/of landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 10 Recreatie - Dagrecreatie (R-DR)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. strandrecreatie;
  • b. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van strandrecreatie;
  • c. reddingsbrigade, strandbewaking en EHBO-posten;
  • d. seizoensgebonden strandpaviljoens en verkooppunten van etenswaren, maaltijden, drank en producten ten behoeve van dagrecreatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - jaarrond exploitatie': tevens voor één jaarrond strandpaviljoen en verkooppunten van etenswaren, maaltijden, drank en producten ten behoeve van strandrecreatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - activiteitenstrand': tevens voor wind- en waterrecreatie en sport en spel in groepsverband;
  • g. tevens voor verblijfsrecreatie in strandhuisjes;
  • h. recreatie in de vorm van speelvoorzieningen;
  • i. beoefening van sport en spel in de vorm van midgetgolf;
  • j. horeca, uitsluitend binnen gebouwen, uit ten hoogste categorie 1a zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels, inclusief een terras;
  • k. water;
  • l. zeewering;
  • m. duinen;
  • n. de functies als bedoeld in artikel 24.1,indien hiervoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit en/of het afwijken als bedoeld in artikel 24.2 is verleend;

met daarbij behorende:

  • o. sanitaire voorzieningen;
  • p. kleedruimtes;
  • q. en nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Bouwen ten behoeve van ontwikkelingen

Voor het bouwen ten behoeve van functies zoals bedoeld in 10.1 onder n geldt het bepaalde in artikel

24.

10.2.2 Algemeen
  • a. gebouwen en bouwwerken zijn niet toegestaan binnen een afstand van 10 m vanaf de hoogwaterlijn;
  • b. gebouwen met bijbehorende terrassen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. gebouwen bestaan uit ten hoogste 1 bouwlaag;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen wordt, in afwijking van Artikel 2, gemeten vanaf de begane grondvloer;
  • f. de dakhelling van gebouwen bedraagt ten hoogste 25 graden;
  • g. onder de begane grondvloer van gebouwen en terrassen mogen, behoudens constructies ten behoeve van de fundering, geen bouwwerken worden gebouwd;
  • h. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • i. de bouw van lichtmasten is niet toegestaan;
  • j. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terrassen (toegangen naar terrassen in de vorm van trapjes en terrasafscheidingen uitgezonderd) mogen niet lager en niet hoger worden gebouwd dan de begane grondvloer van het bijbehorende hoofdgebouw.

10.2.3 Strandpaviljoens
  • a. het aantal seizoensgebonden en jaarrond strandpaviljoens bedraagt tezamen 9;
  • b. de hoogte van de begane grondvloer van strandpaviljoens bedraagt ten minste 4,5 m boven peil en ten hoogste 6,5 m boven peil;
  • c. de bouwhoogte van seizoensgebonden strandpaviljoens bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van jaarrond strandpaviljoens bedraagt ten hoogste 7 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwhoogte' mag de bouwhoogte worden overschreden door een dakopbouw, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de dakopbouw ten hoogste 25% bedraagt van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    • 2. de goothoogte van de dakopbouw ten hoogste 7 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de dakopbouw ten hoogste 9 m bedraagt;
  • f. bijgebouwen ten behoeve van seizoensgebonden strandpaviljoens zijn toegestaan;
  • g. bijgebouwen ten behoeve van jaarrond strandpaviljoens zijn niet toegestaan;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • i. per seizoensgebonden strandpaviljoen bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen ten hoogste 700 m²;
  • j. de oppervlakte van een jaarrond strandpaviljoen inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven bebouwingsoppervlakte;
  • k. de totale oppervlakte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde in de vorm van terrassen, bedraagt per bouwperceel ten hoogste 80% van het bouwperceel;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in de vorm van terrassen mogen niet worden afgedekt met een permanente dakachtige constructie in de vorm van glas, kunststof, steen of andere materialen.

10.2.4 Maatschappelijke voorzieningen
  • a. het aantal gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen bedraagt ten hoogste 2;
  • b. de hoogte van de begane grondvloer van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen bedraagt ten minste 4,5 m boven peil en ten hoogste 6,5 m boven peil;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. per maatschappelijke voorziening bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen ten hoogste 700 m²;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde in de vorm van terrassen, bedraagt per bouwperceel ten hoogste 80% van het bouwperceel;

 

10.2.5 Reddingsbrigade
  • a. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van de reddingsbrigade, strandbewaking of EHBO-posten bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • b. de hoogte van de begane grondvloer van gebouwen ten behoeve van de reddingsbrigade, strandbewaking of EHBO-posten bedraagt ten minste 4,5 m boven peil en ten hoogste 6,5 m boven peil;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en het bepaalde in 10.2.2 onder c, is voor 25% van de oppervlakte van het hoofdgebouw een bouwhoogte toegestaan van 6 m met daarbinnen 2 bouwlagen;
  • d. per voorziening ten behoeve van de reddingsbrigade, strandbewaking of EHBO-posten bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen ten hoogste 400 m²;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde in de vorm van terrassen, bedraagt per bouwperceel ten hoogste 80% van het bouwperceel.

10.2.6 Strandhuisjes
  • a. de voorgevel van een strandhuisje is georiënteerd op de zee;
  • b. strandhuisjes worden gebouwd in ten hoogste 1 rij tussen de zee en de duinen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b worden strandhuisjes ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - strandhuisjes' gebouwd in ten hoogste 2 rijen tussen de zee en de duinen, waarbij de afstand tussen de strandhuisjes in 2 verschillende rijen ten minste 5 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van strandhuisjes bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • e. de oppervlakte van een strandhuisje bedraagt ten hoogste 35 m2;
  • f. de oppervlakte van een strandhuisje en terras bedraagt ten hoogste 45 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f -onverminderd het bepaalde in sub e- bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding -afwijkende oppervlakte' ten hoogste 70 m2;
  • h. de breedte van een strandhuisje bedraagt ten hoogste 3,5 m.

10.2.7 Overige functies
  • a. de bouwhoogte van beheerdersgebouwen, verenigingsgebouwen, verkooppunten en gebouwen voor overige daarmee gelijk te stellen functies bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • b. de hoogte van de begane grondvloer van gebouwen ten behoeve van overige functies bedraagt ten minste 4,5 m boven peil en ten hoogste 6,5 m boven peil;
  • c. per overige voorziening bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen ten hoogste 150 m²;
  • d. terrassen zijn bij overige functies niet toegestaan;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde in de vorm van terrassen, bedraagt per bouwperceel ten hoogste 80% van het bouwperceel.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgen specifieke gebruiksregels:

  • a. het overnachten in strandhuisjes is uitsluitend gedurende de zomermaanden (juni, juli en augustus) toegestaan;
  • b. het aanlanden van vaartuigen, waaronder tevens een jetski of waterscooter wordt begrepen, op het strand is niet toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - activiteitenstrand.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevings-zone - wijzigingsgebied 1' de in het plan opgenomen bouwvlakken met bijbehorende aanduidingsvlakken wijzigen indien dit noodzakelijk blijkt voor de positionering van de bouwwerken ten opzichte van de duinen ter bescherming van de waterstaatsbelangen, met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van de bouwvlakken gelijk blijft;
  • b. de totale oppervlakte van de aanduidingsvlakken gelijk blijft;
  • c. de diepte van de bouwvlakken gelijk blijft.

 

Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie (R-VR)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen;
  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen, zoals bermen en overige beplantingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'groen': uitsluitend groenvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein met ontsluitingsweg;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': uitsluitend een recreatiewoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie- kampeermiddelen': tevens kampeermiddelen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': uitsluitend een kampeerterrein;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein uitgesloten': uitsluitend groenvoorzieningen, voetpaden, water en spel- en speelvoorzieningen;
  • j. per recreatieterrein uitsluitend de bestaande bedrijfswoning, met een maximum van 1 bedrijfswoning;
  • k. centrale voorzieningen en voorzieningen voor beheer en onderhoud, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', waaronder begrepen:
    • 1. horecavoorzieningen uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2;
    • 2. naar aard en omvang aan het recreatieterrein ondergeschikte detailhandel;
    • 3. personeels- en kantoorruimten, een receptie, een kantine en sanitaire voorzieningen.
  • l. de functies als bedoeld in artikel 19.1, indien hiervoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 19.2 is verleend;

met daarbij behorende:

  • m. fietsverhuur;
  • n. sport-, spel- en speelvoorzieningen;
  • o. zwembaden;
  • p. ontsluitingen en parkeervoorzieningen;
  • q. afvalverzamelingvoorzieningen;
  • r. geluidwerende voorzieningen;
  • s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • t. erven en tuinen;
  • u. nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Bouwen ten behoeve van ontwikkelingen

Voor het bouwen ten behoeve van functies zoals bedoeld in 11.1 onder l geldt het bepaalde in artikel 19.

Voor het overige gelden de volgende bouwregels:

11.2.2 Centrale voorzieningen
  • a. de toegestane bouw- en goothoogte van centrale voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1 meter hoger dan de bestaande bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
  • b. indien geen bouwvlak is opgenomen, gelden voor gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen de volgende bouwregels:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de centrale voorzieningen bedraagt ten hoogste 200 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen bedraagt ten hoogste 500 m2.
  • c. indien wel een bouwvlak is opgenomen, dienen gebouwen ten behoeve van de centrale voorzieningen te worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat de oppervlakte van gebouwen ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

11.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 500 m3.

11.2.4 Recreatiewoningen zonder aanduiding 'recreatiewoning'
  • a. de goothoogte van recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning met bijbehorende berging bedraagt ten hoogste 40 m2;
  • c. de oppervlakte van het totaal aan recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • d. de minimale afstand tussen recreatiewoningen bedraagt 3 m.

11.2.5 Recreatiewoningen met aanduiding 'recreatiewoning'

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden, naast het bepaalde in lid 11.2.7, uitsluitend de volgende bouwregels:

  • a. de recreatiewoningen mogen uitsluitend aaneengesloten worden gebouwd, bestaande uit één bouwlaag met kap;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de oppervlakte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m2;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning met bijgebouwen bedraagt ten hoogste 45 m2.

11.2.6 Kampeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden, naast het bepaalde in lid 11.2.7, uitsluitend de volgende bouwregels:

  • a. uitsluitend standplaatsen voor tenten, stacaravans, toercaravans en campers zijn toegestaan;
  • b. de afstand tussen standplaatsen voor stacaravans, toercaravans en campers en bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen bedraagt ten minste 20 m;
  • c. de gezamenlijke grondoppervlakte ten behoeve van standplaatsen voor stacaravans, toercaravans en campers bedraagt ten hoogste 10% van het aanduidingsvlak;
  • d. de minimale kavelgrootte ten behoeve van een stacaravan, toercaravan en camper bedraagt 100 m2;
  • e. de onderlinge afstand tussen standplaatsen voor stacaravans, toercaravans en campers bedraagt ten minste 5 m.

11.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt:

  • a. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van een recreatiewoning of hoofdgebouw ten hoogste 1 m;
  • b. voor erf- en terreinafscheidingen elders ten hoogste 2 m;
  • c. voor ballenvangers en vlaggenmasten ten hoogste 7 m;
  • d. voor lichtmasten ten hoogste 15 m;
  • e. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m.
11.3 Specifieke gebruiksregel

Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.

 

Artikel 12 Sport (S)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden, inclusief bijbehorende gebouwen en tribunes;
  • b. ondergeschikte horecavoorzieningen, uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;

met daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. ontsluitingen en parkeervoorzieningen;
  • f. verhardingen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de toegestane bouw- en goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1 meter hoger dan de bestaande bouw- en goothoogte van gebouwen ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
  • c. de bouwhoogte van een tribune bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt:

  • a. voor erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2 m;
  • b. voor ballenvangers en vlaggenmasten ten hoogste 7 m;
  • c. voor lichtmasten ten hoogste 18 m;
  • d. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m.

Artikel 13 Tuin (T)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbij behorende:

  • b. verhardingen;
  • c. (ongebouwde) parkeervoorzieningen;
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 1 m achter (het verlengde van) de voorgevellijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a gelden voor het bouwen van erkers de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m²;
    • 2. de diepte bedraagt maximaal 1 meter ten opzichte van het bouwvlak van de woning;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse erfgrens mag niet minder bedragen dan 0,5 m, tenzij de erker gebouwd is aan een naburige erker;
    • 4. de hoogte mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag plus 0,3 m (exclusief de hoogte van een bovengelegen balkon);
  • e. voor het bouwen van balkons gelden de volgende regels:
    • 1. de diepte bedraagt maximaal 1 meter ten opzichte van het bouwvlak van de woning;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse erfgrens bedraagt ten minste 2 meter, tenzij het bepaalde onder d, sub 3 van toepassing is;
    • 3. een constructie op palen is niet toegestaan;
    • 4. de hoogte van het hekwerk (excl. constructie/vloer) mag niet meer bedragen dan 1,2 m;
  • f. voor het bouwen van een koekoek gelden de volgende regels:
    • 1. de diepte bedraagt maximaal 1 meter ten opzichte van het bouwvlak van de woning;
    • 2. de koekoek wordt vlak afgedekt met een doorvalbeveiliging;
    • 3. per gevel zijn maximaal 2 koekoeken toegestaan,
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 14 Verkeer (V)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en verblijfsgebied
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen en oeververbindingen;
  • e. terrassen ten dienste van de bestemming Horeca (H);
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - campers' tevens voor ten hoogste 10 camperplaatsen;

met daarbij behorende:

  • g. openbaar vervoersvoorzieningen:
  • h. nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 30 m2;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging, en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 15 Water (WA)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zee met recreatief medegebruik;
  • b. verkeer te water;
  • c. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. strand;
  • e. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  • f. groenvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • g. duikers en bruggen.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;

Artikel 16 Wonen (W)

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': tevens voor garages;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens voor een recreatiewoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bed en breakfast': tevens voor bed en breakfast in de vorm van ten hoogste 2 appartementen met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 100 m2;
  • f. de functies als bedoeld in artikel 25.1, indien hiervoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld artikel 25.2 is verleend;

met daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven, verhardingen en parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, met inachtname van het bepaalde in lid 16.3.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Bouwen ten behoeve van ontwikkelingen

Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'Overige zone- gebied W7' geldt voor het bouwen ingevolge artikel 23, het bepaalde in dat artikel.

Voor het overige gelden de volgende regels:

16.2.2 Hoofdgebouwen

Algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd;
  • c. per hoofdgebouw, met uitzondering van hoofdgebouwen zoals onder b bedoeld, is één woning toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', mag het aantal woningen of appartementen niet meer bedragen dan het aangeduide aantal wooneenheden;
  • e. de toegestane bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter hoger dan de bestaande bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
  • f. het bepaalde onder e voor wat betreft de extra hoogte van 1 meter ten opzichte van de bestaande hoogte is niet van toepassing op de hoofdgebouwen zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
  • g. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' dient een onderdoorgang gerealiseerd te worden, alsmede een parkeergelegenheid op het maaiveld;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang gerealiseerd te worden;

Kelder / souterrain

Een kelder / souterrain mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. een kelder / souterrain alleen is toegestaan binnen het bouwvlak (met uitzondering van een koekoek);
  • b. niet meer dan 1 laag wordt gebouwd met een maximale diepte van 3 m.

Koekoek

Een koekoek mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de diepte niet meer bedraagt dan 1 meter;
  • b. de koekoek vlak wordt afgedekt met een doorvalbeveiliging;
  • c. per gevel maximaal 2 koekoeken zijn toegestaan.

Dakkapel

Een dakkapel mag worden gebouwd met dien verstande dat, voor zover de dakkapel niet zonder omgevingsvergunning voor bouwen kan worden gerealiseerd, de volgende regels in acht worden genomen:

  • a. bij een achtergevel of niet naar openbaar gebied gerichte zijgevel mag de gezamenlijke breedte van dakkapellen niet meer bedragen dan 2/3 van de betreffende dakvlakbreedte;
  • b. bij een voorgevel of naar openbaar gebied gerichte zijgevel mag de gezamenlijk breedte niet meer bedragen dan 1/2 van de betreffende dakvlakbreedte;
  • c. bij een zijgevel mogen geen kijkopeningen worden gerealiseerd binnen 2 m tot een naburige erfgrens;
  • d. bij meerdere dakkapellen op een doorgaand dak dienen de dakkapellen regelmatig geordend op een horizontale lijn te worden geplaatst (plaatsing boven elkaar niet toegestaan);
  • e. de zijkanten van de dakkapel worden dicht uitgevoerd;
  • f. de dakkapel wordt voorzien van een plat dak, tenzij de dakhelling van het hoofdgebouw meer dan 60° bedraagt in welk geval een aangekapte dakkapel is toegestaan;
  • g. gemeten vanaf de voet van de dakkapel mag de hoogte niet meer bedragen dan 1,75 m;
  • h. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de onderzijde van de dakvoet mag niet minder bedragen dan 0,5 m.
  • i. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de daknok mag niet minder bedragen dan 0,5 m;
  • j. de afstand van de zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder bedragen dan 0,5 m.

Balkon

Een balkon mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. aan de voor- en zijgevels van het hoofdgebouw, de diepte maximaal 1 meter bedraagt ten opzichte van het bouwvlak van de woning;
  • b. aan de achtergevel van het hoofdgebouw, de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt ten opzichte van het bouwvlak van de woning;
  • c. de afstand tot de erfgrens minimaal 2 meter bedraagt.

Dakterras op een plat dak

Een dakterras, inclusief hekwerk, mag worden gerealiseerd op een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. een dakterras niet is toegestaan op/over dakkapellen, dakopbouwen of dakuitbouwen;
  • b. aan de zijde gericht naar het openbaar gebied het dakterras aan de 45 graden regel dient te voldoen zoals bedoeld in artikel 2.5, tenzij het gestelde onder sub c van toepassing is;
  • c. bij een kapverdieping bedraagt de afstand van het dakterras tot de dakranden met een hellingshoek, ten minste 3 m;
  • d. aan de achterzijde mag een dakterras tot de achtergevelrooilijn worden geplaatst;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • f. de constructiehoogte (excl. hekwerk van de bestaande dakconstructie) van het dakterras bedraagt maximaal 0,2 m;
  • g. de hoogte van het hekwerk (excl. constructie/vloer) bedraagt maximaal 1,20 m.

16.2.3 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

Algemeen

Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. indien een bouwperceel kleiner dan of gelijk aan 100 m2 is: 50% van dat bouwperceel;
    • 2. indien een bouwperceel groter dan 100m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2 is: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 100 m2;
    • 3. indien een bouwperceel groter dan 300 m2 is: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • f. voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. per bouwperceel mag ten hoogste één overkapping worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 30 m²;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.

Dakterras op bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Een dakterras, inclusief hekwerk, mag worden gerealiseerd op een bijgebouw en aan- en uitbouw, met dien verstande dat:

  • a. een dakterras uitsluitend is toegestaan op een aan- en uitbouw dat direct aan het hoofdgebouw is aangebouwd;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter
  • c. het dakterras wordt gerealiseerd op een plat dak;
  • d. de constructiehoogte (excl. hekwerk van de bestaande dakconstructie) van het dakterras bedraagt maximaal 0,2 m;
  • e. de hoogte van het hekwerk (excl. constructie/vloer) bedraagt maximaal 1,20 m;

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m, bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn ten hoogste 1 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, waaronder ook wordt verstaan een bed & breakfast en pension zoals bedoeld in lid 1.11 bed & breakfast: en lid 1.52 pension:, in een woning, een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteiten worden uitsluitend uitgeoefend door de bewoner;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van beroeps- en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 25% van de brutovloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 50 m²;
  • c. op de bij de betreffende woning behorende gronden vindt geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaats;
  • d. het beroepsmatig gebruik en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gaan niet gepaard met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte detailhandel die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn inpasbaar in de woonomgeving, met dien verstande dat:
    • 1. op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, tenzij kan worden aangetoond dat het voorgenomen gebruik geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 2. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige verkeersdruk optreedt;
    • 3. geen verlichte of opvallende reclame uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
    • 4. de woning dient te blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
    • 5. er geen sprake is van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wabo.

Hoofdstuk 3 Regels voor ontwikkelingen

Artikel 17 Overige zone - Gebied W1 (W1)

17.1 Transformatie

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Gebied W1 (W1) is het plan gericht op transformatie naar de functie woongebied in combinatie met maatschappelijke voorzieningen, inclusief de bij deze functie behorende functies zoals aan-huis-gebonden beroepen, groen, water, verkeer en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het woongebied.

17.2 Omgevingsvergunning voor transformatie
17.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 17.1 genoemde functies.

17.2.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de ambities zoals bedoeld in artikellid 17.3 worden verwezenlijkt; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikellid 17.4;

17.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 17.3 genoemde ambities of het borgen van de in artikellid 17.4 genoemde randvoorwaarden.

17.3 Ambities

De volgende ambities gelden voor de transformatie naar woongebied, waarbij bijlage 4 Ontwikkelingslocaties behorende bij de toelichting dient ter verduidelijking:

  • a. er dient sprake te zijn van het optimaal gebruik maken van en inpassen in het omliggende duinlandschap;
  • b. zichtlijnen richting het duinlandschap dienen gerealiseerd/gewaarborgd te worden;
  • c. op de duinhellingen worden geen grootschalige gebouwen geplaatst;
  • d. om het historische daklandschap te respecteren/te versterken dient sprake te zijn van het toepassen van kappen;
  • e. vrijstaande, grondgebonden woningen, worden in een losse setting in de duinrand geplaatst, waarbij het duinlandschap tussen de woningen doorloopt en er sprake is van een goed vormgegeven buitenruimte;
  • f. er dient rekening gehouden te worden met de doelgroepen ouderen en jonge gezinnen, hetzij rechtstreeks door het bouwen voor deze doelgroepen, hetzij door het bevorderen van doorstroming;
  • g. het woongebied bestaat uit vrijstaande woningen en/of een combinatie van maatschappelijke voorzieningen met appartementen;
  • h. er dient sprake te zijn van duurzaam bouwen, waarbij het Milieubeleidsplan 2015-2020 van de gemeente Beverwijk of diens opvolger leidend is;
  • i. bij de vormgeving van de grondgebonden, vrijstaande villa's, dient sprake te zijn van het voegen in het duinlandschap. Geen reguliere villa's, maar bijzondere op het landschap ontworpen woningen in natuurlijke materialen en met een natuurlijke kleurstelling;
  • j. waar mogelijk dienen, naast de benodigde parkeerplaatsen voor de ontwikkeling, extra parkeerplaatsen gerealiseerd te worden voor bezoekers van Wijk aan Zee;
  • k. er dient sprake te zijn van een zo breed mogelijk draagvlak voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • l. potentiële nieuwe bewoners dienen op de hoogte te worden gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.
17.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

17.4.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. er zijn ten hoogste 35 woningen toegestaan, waarbij het aantal te realiseren woningen in overeenstemming dient te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 8 meter voor de vrijstaande woningen en 10 meter voor maatschappelijke functies en/of een combinatie van maatschappelijke functies en woningen;
  • c. de afstand tussen vrijstaande woningen bedraagt ten minste 10m;
  • d. het bepaalde in artikel 8.2 onder d tot en met g (peil) is van overeenkomstige toepassing;
  • e. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeren zoals bedoeld in artikel 41.1;
  • f. er dient een beeldkwaliteitplan te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze de ambities worden verwezenlijkt en voldaan wordt aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden.

17.4.2 Randvoorwaarden vanuit Cultuurhistorie en Archeologie

17.4.3 Randvoorwaarden vanuit Natuur, Milieu en Water
  • a. de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat bedraagt niet meer dan 1,20 mol/ha/jr zoals bedoeld in het planMer bestemmingsplan Wijk aan Zee;
  • b. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege industrielawaai mag niet meer bedragen dan 55 dB(A);
  • c. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege wegverkeerslawaai mag niet meer bedragen dan 54dB;
  • d. bij de woningen dient sprake te zijn van een geluidluwe gevel;
  • e. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna dient te worden uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
  • f. het groepsrisico vanwege Bevi-inrichtingen dient te zijn verantwoord;
  • g. het bepaalde in Artikel 35 Waterstaat - Waterkering (WS-WK) is van toepassing;
  • h. het watersysteem mag niet aangetast worden;
  • i. er dient voorzien te worden in voldoende watercompensatie;
  • j. uit bodemonderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • k. er dient een verantwoording te worden overgelegd over de wijze waarop potentiële nieuwe bewoners op de hoogte zijn gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.

17.4.4 Randvoorwaarden ten aanzien van het creëren van draagvlak
  • a. er dient een verslag te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze draagvlak als bedoeld in 17.3 onder k is gecreëerd voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • b. ten behoeve van het creëren van draagvlak dient ten minste één bijeenkomst voor belangstellende bewoners, gebruikers en eigenaren in Wijk aan Zee te worden georganiseerd, om de ontwikkeling te bespreken en het draagvlak te peilen;
  • c. uit het onder a bedoelde verslag dient te blijken of en welke bezwaren er bestaan tegen het plan en op welke wijze het plan is aangepast om het draagvlak voor de ontwikkeling te vergroten.
17.5 Kostenverhaal

Burgemeester en wethouders stellen, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, een exploitatieplan voor het als zodanig aangeduide exploitatiegebied vast bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij sprake is van de in artikel 6.12, tweede lid, van voornoemde wet genoemde situaties.

17.6 Flexibiliteit

Burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikel 17.4.1 mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in 17.3. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

17.7 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen op grond van de Wet natuurbescherming

De volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen gelden bij verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming:

  • a. de aanvang van de werkzaamheden dient uiterlijk één week voordat de werkzaamheden beginnen gemeld te worden bij de Regionale Uitvoering Dienst Noord-Holland Noord door middel van het meldingsformulier dat via deze koppeling binnen is te halen: www.rudnhn.nl/Wet_natuurbescherming/Gebiedsbescherming;
  • b. bij de aanvraag voor elk project binnen het bestemmingsplan dient inzichtelijk gemaakt te worden hoeveel ontwikkelingsruimte (OR) benodigd is in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er dient aangetoond te worden dat de benodigde OR past binnen de door de gemeenteraad in de regels van het bestemmingsplan toebedeelde OR;
  • c. betreding van het Natura 2000-gebied voor de werkzaamheden voor (deel)project(en) is niet toegestaan. Het werkterrein mag niet binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied gesitueerd worden;
  • d. opslag van (bouw)materiaal of het inzetten van (bouw)materiaal voor een (deel)project binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied is niet toegestaan;
  • e. indien de bouwlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied, dient er tijdens de aanlegfase een bouwhek geplaatst te worden tussen de bouwlocatie en het Natura 2000-gebied zodat afval niet verwaait naar het Natura 2000-gebied;
  • f. de werkzaamheden mogen geen hydrologisch significant negatief effect veroorzaken op de aangewezen habitattypen. Bij werkzaamheden waarbij er een effect kan optreden op de grondwaterstand in het gebied dient retourbemaling plaats te vinden;
  • g. in geen geval mag er (bodem)verontreiniging van het Natura 2000-gebied ontstaan. De machines en generatoren welke bij de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt, dienen in goede staat van onderhoud te verkeren.
  • h. van de voorwaarden zoals bedoeld onder a tot en met g kan worden afgeweken indien wetgeving of gewijzigd provinciaal beleid hiertoe aanleiding geven.

Artikel 18 Overige zone - Gebied W2(W2)

18.1 Transformatie

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Gebied W2(W2) is het plan gericht op transformatie naar de functie woongebied en maatschappelijke functies, inclusief de bij deze functie behorende functies zoals aan-huis-gebonden beroepen, groen, water, verkeer en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het woongebied.

18.2 Omgevingsvergunning voor transformatie
18.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 18.1 genoemde functies.

18.2.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de ambities zoals bedoeld in artikellid 18.3 worden verwezenlijkt; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikellid 18.4;
  • c. er sprake is van een samenhangend onderbouwd plan voor het gehele gebied.

18.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 18.3 genoemde ambities of het borgen van de in artikellid 18.4 genoemde randvoorwaarden.

18.3 Ambities

De volgende ambities gelden voor de transformatie naar woongebied, waarbij bijlage 4 Ontwikkelingslocaties behorende bij de toelichting dient ter verduidelijking:

  • a. er dient sprake te zijn van het optimaal gebruik maken van en inpassen in het omliggende duinlandschap, waarbij de afstand van gebouwen met meer dan 3 bouwlagen op een afstand van ten minste 10 meter uit de duinrand dienen te staan;
  • b. zichtlijnen richting het duinlandschap dienen gewaarborgd te worden, waarbij in ieder geval de zichtlijn zoals aangegeven in bijlage 4 van deze regels gerespecteerd dient te worden;
  • c. op of tegen de duinhellingen worden geen grootschalige gebouwen geplaatst;
  • d. er dient rekening gehouden te worden met de doelgroepen ouderen en jonge gezinnen, hetzij rechtstreeks door het bouwen voor deze doelgroepen, hetzij door het bevorderen van doorstroming;
  • e. het woongebied bestaat uit grondgebonden woningen mogelijk in de vorm van zorgwoningen en/of in combinatie met appartementen;
  • f. er dient sprake te zijn van duurzaam bouwen, waarbij het Milieubeleidsplan 2015-2020 van de gemeente Beverwijk of diens opvolger leidend is;
  • g. voor de vormgeving van de gebouwen dient gerefereerd te worden aan de bestaande bebouwing van Heliomare: duidelijke hoekige vormen en platte daken, het gebruik van lichte baksteen en houten elementen en een zorgvuldige detaillering van gevel en gevelopeningen;
  • h. er dient sprake te zijn van een zo breed mogelijk draagvlak voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • i. potentiële nieuwe bewoners dienen op de hoogte te worden gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.
18.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

18.4.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. er zijn ten hoogste 50 woningen toegestaan indien sprake is van uitsluitend grondgebonden woningen;
  • b. er zijn ten hoogste 70 woningen toegestaan indien sprake is van een combinatie van grondgebonden woningen en appartementen;
  • c. ter plaatse van het in bijlage 4 met 'geen gestapelde bouw toegestaan' aangegeven gebied zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;
  • d. het aantal te realiseren woningen dient in overeenstemming te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken;
  • e. ten minste 50% van het aantal woningen dient te bestaan uit grondgebonden woningen;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 14 meter (maximaal 4 bouwlagen), met dien verstande dat de bouwhoogte van grondgebonden woningen ten hoogste 9 meter bedraagt;
  • g. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeren zoals bedoeld in artikel 41.1;
  • h. er dient een beeldkwaliteitplan te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze de ambities verwezenlijkt worden en voldaan wordt aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden.

18.4.2 Randvoorwaarden vanuit Cultuurhistorie en Archeologie

18.4.3 Randvoorwaarden vanuit Natuur, Milieu en Water

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

  • a. de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat bedraagt niet meer dan 1,74 mol/ha/jr, zoals bedoeld in het planMer bestemmingsplan Wijk aan Zee;
  • b. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege industrielawaai mag niet meer bedragen dan 55 dB(A);
  • c. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege wegverkeerslawaai mag niet meer bedragen dan 48 dB;
  • d. bij de woningen dient sprake te zijn van een geluidluwe gevel;
  • e. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna dient te worden uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
  • f. het groepsrisico vanwege Bevi-inrichtingen dient te zijn verantwoord;
  • g. het bepaalde in Artikel 35 Waterstaat - Waterkering (WS-WK) is van toepassing;
  • h. het watersysteem mag niet aangetast worden;
  • i. er dient voorzien te worden in voldoende watercompensatie;
  • j. uit bodemonderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • k. er dient een verantwoording te worden overgelegd over de wijze waarop potentiële nieuwe bewoners op de hoogte zijn gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.

18.4.4 Randvoorwaarde ten aanzien van het creëren van draagvlak
  • a. er dient een verslag te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze draagvlak als bedoeld in 18.3 onder h is gecreëerd voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • b. ten behoeve van het creëren van draagvlak dient ten minste één bijeenkomst voor belangstellende bewoners, gebruikers en eigenaren in Wijk aan Zee te worden georganiseerd, om de ontwikkeling te bespreken en het draagvlak te peilen;
  • c. uit het onder a bedoelde verslag dient te blijken of en welke bezwaren er bestaan tegen het plan en op welke wijze het plan is aangepast om het draagvlak voor de ontwikkeling te vergroten.
18.5 Kostenverhaal

Burgemeester en wethouders stellen, in afwijking van artikellid 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, een exploitatieplan voor het als zodanig aangeduide exploitatiegebied vast bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij sprake is van de in artikel 6.12, tweede lid, van voornoemde wet genoemde situaties.

18.6 Flexibiliteit

Burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikellid 18.4.1 mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in artikellid 18.3. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

18.7 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen op grond van de Wet natuurbescherming

De volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen gelden bij verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming:

  • a. de aanvang van de werkzaamheden dient uiterlijk één week voordat de werkzaamheden beginnen gemeld te worden bij de Regionale Uitvoering Dienst Noord-Holland Noord door middel van het meldingsformulier dat via deze koppeling binnen is te halen: www.rudnhn.nl/Wet_natuurbescherming/Gebiedsbescherming;
  • b. bij de aanvraag voor elk project binnen het bestemmingsplan dient inzichtelijk gemaakt te worden hoeveel ontwikkelingsruimte (OR) benodigd is in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er dient aangetoond te worden dat de benodigde OR past binnen de door de gemeenteraad in de regels van het bestemmingsplan toebedeelde OR;
  • c. betreding van het Natura 2000-gebied voor de werkzaamheden voor (deel)project(en) is niet toegestaan. Het werkterrein mag niet binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied gesitueerd worden;
  • d. opslag van (bouw)materiaal of het inzetten van (bouw)materiaal voor een (deel)project binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied is niet toegestaan;
  • e. indien de bouwlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied, dient er tijdens de aanlegfase een bouwhek geplaatst te worden tussen de bouwlocatie en het Natura 2000-gebied zodat afval niet verwaait naar het Natura 2000-gebied;
  • f. de werkzaamheden mogen geen hydrologisch significant negatief effect veroorzaken op de aangewezen habitattypen. Bij werkzaamheden waarbij er een effect kan optreden op de grondwaterstand in het gebied dient retourbemaling plaats te vinden;
  • g. in geen geval mag er (bodem)verontreiniging van het Natura 2000-gebied ontstaan. De machines en generatoren welke bij de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt, dienen in goede staat van onderhoud te verkeren;
  • h. van de voorwaarden zoals bedoeld onder a tot en met g kan worden afgeweken indien wetgeving of gewijzigd provinciaal beleid hiertoe aanleiding geven.

Artikel 19 Overige zone - Gebied W3 (W3)

19.1 Transformatie

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Gebied W3 (W3)' is het plan gericht op het mogelijk maken van woningen, inclusief de bij deze functie behorende functies zoals aan-huis-gebonden beroepen, groen, water, verkeer en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het woongebied.

19.2 Omgevingsvergunning voor woningen
19.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 19.1 genoemde functies.

19.2.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de ambities zoals bedoeld in artikellid 19.3 worden verwezenlijkt; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikellid 19.4;

19.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 19.3 genoemde ambities of het borgen van de in artikellid 19.4 genoemde randvoorwaarden.

19.3 Ambities

De volgende ambities gelden voor de transformatie naar woongebied, waarbij bijlage 4 Ontwikkelingslocaties behorende bij de toelichting dient ter verduidelijking:

  • a. er dient rekening gehouden te worden met de doelgroepen ouderen en jonge gezinnen, hetzij rechtstreeks door het bouwen voor deze doelgroepen, hetzij door het bevorderen van doorstroming;
  • b. er dient sprake te zijn van grondgebonden woningen;
  • c. er dient sprake te zijn van een dorps karakter in aansluiting op de bestaande omgeving, waarbij de woningen worden uitgevoerd met een kap en voortuinen en de maat en schaal van de woningen aansluit op de bestaande bebouwing aan de Stetweg;
  • d. er dient sprake te zijn (door de straten) van doorzicht naar het achterliggende duinlandschap;
  • e. het perceel behorende bij de bestaande beheerderswoning wordt betrokken bij de ontwikkeling;
  • f. de bebouwing bestaat uit ten hoogste twee bouwlagen met een kap;
  • g. er dient sprake te zijn van duurzaam bouwen, waarbij het Milieubeleidsplan 2015-2020 van de gemeente Beverwijk of diens opvolger leidend is;
  • h. de vormgeving van de bebouwing mag eenvoudig en traditioneel zijn, maar kan ook hedendaagse en vernieuwende vormgevingselementen in zich hebben. Van belang is dat de woonbuurt in samenhang wordt ontworpen en herkenbaar is;
  • i. er dient sprake te zijn van een zo breed mogelijk draagvlak voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • j. potentiele nieuwe bewoners dienen op de hoogte te worden gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.
19.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

19.4.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. er zijn ten hoogste 40 woningen toegestaan, waarbij het aantal te realiseren woningen in overeenstemming dient te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken; ;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder sub a zijn ter plaatse van de huidige beheerderswoning twee woningen toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 9 meter;
  • d. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeren zoals bedoeld in artikellid 41.1;
  • e. er dient een beeldkwaliteitplan te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze de ambities worden verwezenlijkt en voldaan wordt aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden.

19.4.2 Randvoorwaarden vanuit Cultuurhistorie en Archeologie

19.4.3 Randvoorwaarden vanuit Natuur, Milieu en Water

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

  • a. de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat bedraagt niet meer dan 1,55 mol/ha/jr, zoals bedoeld in het planMer bestemmingsplan Wijk aan Zee;
  • b. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege industrielawaai mag niet meer bedragen dan 55 dB(A);
  • c. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege wegverkeerslawaai mag niet meer bedragen dan 48 dB;
  • d. bij de woningen dient sprake te zijn van een geluidluwe gevel;
  • e. het groepsrisico vanwege Bevi-inrichtingen dient te zijn verantwoord;
  • f. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna dient te worden uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
  • g. het watersysteem mag niet aangetast worden;
  • h. er dient voorzien te worden in voldoende watercompensatie;
  • i. uit bodemonderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • j. er dient een verantwoording te worden overgelegd over de wijze waarop potentiële nieuwe bewoners op de hoogte zijn gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.

19.4.4 Randvoorwaarde ten aanzien van het creëren van draagvlak
  • a. er dient een verslag te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze draagvlak als bedoeld in 19.3 onder i is gecreëerd voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • b. ten behoeve van het creëren van draagvlak dient ten minste één bijeenkomst voor belangstellende bewoners, gebruikers en eigenaren in Wijk aan Zee te worden georganiseerd, om de ontwikkeling te bespreken en het draagvlak te peilen;
  • c. uit het onder a bedoelde verslag dient te blijken of en welke bezwaren er bestaan tegen het plan en op welke wijze het plan is aangepast om het draagvlak voor de ontwikkeling te vergroten.
19.5 Kostenverhaal

Burgemeester en wethouders stellen, in afwijking van artikellid 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, een exploitatieplan voor het als zodanig aangeduide exploitatiegebied vast bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij sprake is van de in artikellid 6.12, tweede lid, van voornoemde wet genoemde situaties.

19.6 Flexibiliteit

Burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikellid 19.4.1 mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in artikellid 19.3. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

19.7 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen op grond van de Wet natuurbscherming

De volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen gelden bij verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming:

  • a. de aanvang van de werkzaamheden dient uiterlijk één week voordat de werkzaamheden beginnen gemeld te worden bij de Regionale Uitvoering Dienst Noord-Holland Noord door middel van het meldingsformulier dat via deze koppeling binnen is te halen: www.rudnhn.nl/Wet_natuurbescherming/Gebiedsbescherming;
  • b. bij de aanvraag voor elk project binnen het bestemmingsplan dient inzichtelijk gemaakt te worden hoeveel ontwikkelingsruimte (OR) benodigd is in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er dient aangetoond te worden dat de benodigde OR past binnen de door de gemeenteraad in de regels van het bestemmingsplan toebedeelde OR;
  • c. betreding van het Natura 2000-gebied voor de werkzaamheden voor (deel)project(en) is niet toegestaan. Het werkterrein mag niet binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied gesitueerd worden;
  • d. opslag van (bouw)materiaal of het inzetten van (bouw)materiaal voor een (deel)project binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied is niet toegestaan;
  • e. indien de bouwlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied, dient er tijdens de aanlegfase een bouwhek geplaatst te worden tussen de bouwlocatie en het Natura 2000-gebied zodat afval niet verwaait naar het Natura 2000-gebied;
  • f. de werkzaamheden mogen geen hydrologisch significant negatief effect veroorzaken op de aangewezen habitattypen. Bij werkzaamheden waarbij er een effect kan optreden op de grondwaterstand in het gebied dient retourbemaling plaats te vinden;
  • g. in geen geval mag er (bodem)verontreiniging van het Natura 2000-gebied ontstaan. De machines en generatoren welke bij de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt, dienen in goede staat van onderhoud te verkeren;
  • h. van de voorwaarden zoals bedoeld onder a tot en met g kan worden afgeweken indien wetgeving of gewijzigd provinciaal beleid hiertoe aanleiding geven.

Artikel 20 Overige zone - Gebied W4 (W4)

Artikel is vervallen bij vaststelling, zie toelichting, paragraaf 5.3.3., onder artikel 20.

Artikel 21 Overige zone - Gebied W5 (W5)

21.1 Transformatie

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Gebied W5 (W5) is het plan gericht op transformatie naar de functie wonen, inclusief de bij deze functie behorende functies zoals aan-huis-gebonden beroepen, groen, water, verkeer en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het woongebied.

21.2 Omgevingsvergunning voor transformatie
21.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 21.1 genoemde functies.

21.2.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de ambities zoals bedoeld in artikellid 21.3 worden verwezenlijkt; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikellid 21.4;

21.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 21.3 genoemde ambities of het borgen van de in artikellid 21.4 genoemde randvoorwaarden.

21.3 Ambities

De volgende ambities gelden voor de transformatie naar de woonfunctie:

  • a. de woningen worden gebouwd in de vorm van vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen;
  • b. er dient rekening gehouden te worden met de doelgroepen ouderen en jonge gezinnen, hetzij rechtstreeks door het bouwen voor deze doelgroepen, hetzij door het bevorderen van doorstroming;
  • c. de woningen dienen zowel voor wat betreft de situering, afstand tussen gebouwen, maat en schaal als voor wat betreft de vormgeving van de gebouwen te passen binnen/aan te sluiten bij de overige woningen aan de Relweg, waarbij de woningen in ieder geval worden voorzien van een kap met een nok haaks op de straat en de woningen in de rooilijn van naastgelegen woningen worden geplaatst;
  • d. er dient sprake te zijn van duurzaam bouwen, waarbij het Milieubeleidsplan 2015-2020 van de gemeente Beverwijk of diens opvolger leidend is;
  • e. er dient sprake te zijn van een zo breed mogelijk draagvlak voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • f. potentiële nieuwe bewoners dienen op de hoogte te worden gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.
21.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

21.4.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. er zijn ten hoogste 4 woningen toegestaan, waarbij het aantal te realiseren woningen in overeenstemming dient te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken;
  • b. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6,5 m respectievelijk 9 m ;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeren zoals bedoeld in artikellid 41.1.

21.4.2 Randvoorwaarden vanuit Cultuurhistorie en Archeologie

21.4.3 Randvoorwaarden vanuit Natuur, Milieu en Water

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

  • a. de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat bedraagt niet meer dan 0,24 mol/ha/jr, zoals bedoeld in het planMer bestemmingsplan Wijk aan Zee;
  • b. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege industrielawaai mag niet meer bedragen dan 55 dB(A);
  • c. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege wegverkeerslawaai mag niet meer bedragen dan 51 dB;
  • d. bij de woningen dient sprake te zijn van een geluidluwe gevel;
  • e. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna dient te worden uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
  • f. het groepsrisico vanwege Bevi-inrichtingen dient te zijn verantwoord;
  • g. het bepaalde in Artikel 35 Waterstaat - Waterkering (WS-WK) is van toepassing;
  • h. het watersysteem mag niet aangetast worden;
  • i. er dient voorzien te worden in voldoende watercompensatie;
  • j. uit bodemonderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • k. er dient een verantwoording te worden overgelegd over de wijze waarop potentiële nieuwe bewoners op de hoogte zijn gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.

21.4.4 Randvoorwaarde ten aanzien van het creëren van draagvlak
  • a. er dient een verslag te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze draagvlak als bedoeld in 21.3 onder e is gecreëerd voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • b. ten behoeve van het creëren van draagvlak dient de ontwikkeling te worden besproken met en het draagvlak te worden gepeild bij de bewoners, eigenaren en gebruikers van de direct naast en tegenover de ontwikkeling gelegen percelen;
  • c. uit het onder a bedoelde verslag dient te blijken of en welke bezwaren er bestaan tegen het plan en op welke wijze het plan is aangepast om het draagvlak voor de ontwikkeling te vergroten.
21.5 Kostenverhaal

Burgemeester en wethouders stellen, in afwijking van artikellid 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, een exploitatieplan voor het als zodanig aangeduide exploitatiegebied vast bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij sprake is van de in artikellid 6.12, tweede lid, van voornoemde wet genoemde situaties.

21.6 Flexibiliteit

Burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikellid 21.4.1 mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in artikellid 21.3. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

21.7 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen op grond van de Wet natuurbescherming

De volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen gelden bij verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming:

  • a. de aanvang van de werkzaamheden dient uiterlijk één week voordat de werkzaamheden beginnen gemeld te worden bij de Regionale Uitvoering Dienst Noord-Holland Noord door middel van het meldingsformulier dat via deze koppeling binnen is te halen: www.rudnhn.nl/Wet_natuurbescherming/Gebiedsbescherming;
  • b. bij de aanvraag voor elk project binnen het bestemmingsplan dient inzichtelijk gemaakt te worden hoeveel ontwikkelingsruimte (OR) benodigd is in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er dient aangetoond te worden dat de benodigde OR past binnen de door de gemeenteraad in de regels van het bestemmingsplan toebedeelde OR;
  • c. Betreding van het Natura 2000-gebied voor de werkzaamheden voor (deel)project(en) is niet toegestaan. Het werkterrein mag niet binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied gesitueerd worden.
  • d. opslag van (bouw)materiaal of het inzetten van (bouw)materiaal voor een (deel)project binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied is niet toegestaan;
  • e. indien de bouwlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied, dient er tijdens de aanlegfase een bouwhek geplaatst te worden tussen de bouwlocatie en het Natura 2000-gebied zodat afval niet verwaait naar het Natura 2000-gebied;
  • f. de werkzaamheden mogen geen hydrologisch significant negatief effect veroorzaken op de aangewezen habitattypen. Bij werkzaamheden waarbij er een effect kan optreden op de grondwaterstand in het gebied dient retourbemaling plaats te vinden;
  • g. in geen geval mag er (bodem)verontreiniging van het Natura 2000-gebied ontstaan. De machines en generatoren welke bij de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt, dienen in goede staat van onderhoud te verkeren;
  • h. van de voorwaarden zoals bedoeld onder a tot en met g kan worden afgeweken indien wetgeving of gewijzigd provinciaal beleid hiertoe aanleiding geven.

Artikel 22 Overige zone - Gebied W6 (W6)

22.1 Transformatie

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Gebied W6 (W6) is het plan gericht op transformatie naar de functie woongebied en/of op de locatie Voorstraat 40-42 aangevuld met een kleinschalig hotel die de maatschappelijke functie ondersteunt, inclusief de bij deze functie behorende functies zoals aan-huis-gebonden beroepen, groen, water, verkeer en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het woongebied.

22.2 Omgevingsvergunning voor transformatie
22.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 22.1 genoemde functies.

22.2.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de ambities zoals bedoeld in artikellid 22.3 worden verwezenlijkt; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikellid 22.4;

22.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 22.3 genoemde ambities of het borgen van de in artikellid 22.4 genoemde randvoorwaarden.

22.3 Ambities

De volgende ambities gelden voor de transformatie, waarbij bijlage 4 Ontwikkelingslocaties behorende bij de toelichting dient ter verduidelijking:

  • a. nieuwe woningen worden gebouwd in de vorm van grondgebonden woningen en/of appartementen;
  • b. er dient rekening gehouden te worden met de doelgroepen ouderen en jonge gezinnen, hetzij rechtstreeks door het bouwen voor deze doelgroepen, hetzij door het bevorderen van doorstroming;
  • c. de nieuwe bebouwing aan de Verlengde Voorstraat dient het gevelbeeld te versterken, waarbij aangesloten dient te worden op de rooilijn van naastgelegen bebouwing;
  • d. om het historische daklandschap te respecteren/te versterken dient sprake te zijn van het toepassen van kappen;
  • e. aan de Verlengde Voorstraat dienen het straatprofiel en historische rooilijnen gerespecteerd dan wel hersteld te worden;
  • f. de relatief smalle verkaveling en het 'dorpse' karakter van de bebouwing: maat, schaal en verschijningsvorm dient te verschillen van het buurpand waardoor de individualiteit van het pand goed herkenbaar is;
  • g. de gebouwen aan de Verlengde Voorstraat bestaan uit maximaal 3 bouwlagen, waarbij aan de zijde van de Verlengde Voorstraat een terugliggende 4e bouwlaag kan worden gerealiseerd;
  • h. bij nieuwbouw aan de Voorstraat zijn de bestaande bouwmassa en de bestaande rooilijn maatgevend. Bij herbouw dichter op de weg dient de bouwhoogte te worden afgestemd op de aangrenzende bebouwing, waarbij in de rooilijn van de naastgelegen bebouwing wordt gebouwd;
  • i. er dient sprake te zijn van duurzaam bouwen, waarbij het Milieubeleidsplan 2015-2020 van de gemeente Beverwijk of diens opvolger leidend is;
  • j. de vormgeving van nieuwe bebouwing aan de Verlengde Voorstraat dient aan te sluiten bij de gevels in de directe omgeving en passend bij een kustdorp. Belangrijk hierin is voldoende detail en diepte in de gevel, balkons en loggia's en passend materiaalgebruik met een belangrijk deel baksteen al dan niet met witte elementen of detaillering;
  • k. er dient sprake te zijn van een zo breed mogelijk draagvlak voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • l. potentiële nieuwe bewoners dienen op de hoogte te worden gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.
22.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie:

22.4.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. er zijn ten hoogste 26 woningen toegestaan en op de locatie Voorstraat 40-42 ter aanvulling een kleinschalig hotel met maximaal 10 kamers met een zorgfunctie die de maatschappelijke functie ondersteunt, waarbij het aantal te realiseren woningen in overeenstemming dient te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen voor appartementen aan de Verlengde Voorstraat bedraagt ten hoogste 13 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van hoofdgebouwen voor appartementen aan de Tappenbeckstraat ten hoogste 10m bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen aan de verlengde Voorstraat bedraagt ten hoogste 6,5 m respectievelijk 9 m;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen aan de Voorstraat bedraagt ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte bij handhaving van de bestaande rooilijn, tenzij ten opzichte van de bestaande rooilijn dichter op de weg wordt gebouwd. Indien dichter op de weg wordt gebouwd bedraagt de goot- en bouwhoogte ten hoogste 6,5 m respectievelijk 9 m;
  • a. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeren zoals bedoeld in artikellid 41.1.

22.4.2 Randvoorwaarden vanuit Cultuurhistorie en Archeologie

22.4.3 Randvoorwaarden vanuit Natuur, Milieu en Water

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

  • a. de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat bedraagt niet meer dan 0,22 mol/ha/jr, zoals bedoeld in het planMer bestemmingsplan Wijk aan Zee;
  • b. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege industrielawaai mag niet meer bedragen dan 55 dB(A);
  • c. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege wegverkeerslawaai mag niet meer bedragen dan 50 dB;
  • d. bij de woningen dient sprake te zijn van een geluidluwe gevel;
  • e. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna dient te worden uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
  • f. het groepsrisico vanwege Bevi-inrichtingen dient te zijn verantwoord;
  • g. het watersysteem mag niet aangetast worden;
  • h. er dient voorzien te worden in voldoende watercompensatie;
  • i. uit bodemonderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • j. er dient een verantwoording te worden overgelegd over de wijze waarop potentiële nieuwe bewoners op de hoogte zijn gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.

22.4.4 Randvoorwaarde ten aanzien van het creëren van draagvlak
  • a. er dient een verslag te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze draagvlak als bedoeld in 22.3 onder l is gecreëerd voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • b. ten behoeve van het creëren van draagvlak dient ten minste één bijeenkomst voor belangstellende bewoners, gebruikers en eigenaren in Wijk aan Zee te worden georganiseerd, om de ontwikkeling te bespreken en het draagvlak te peilen;
  • c. uit het onder a bedoelde verslag dient te blijken of en welke bezwaren er bestaan tegen het plan en op welke wijze het plan is aangepast om het draagvlak voor de ontwikkeling te vergroten.
22.5 Kostenverhaal

Burgemeester en wethouders stellen, in afwijking van artikellid 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, een exploitatieplan voor het als zodanig aangeduide exploitatiegebied vast bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij sprake is van de in artikellid 6.12, tweede lid, van voornoemde wet genoemde situaties.

22.6 Flexibiliteit

Burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikellid 22.4.1, met uitzondering van de bepalingen ten aanzien van het kleinschalig (zorg)hotel, mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in artikellid 22.3. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

22.7 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen op grond van de Wet natuurbescherming

De volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen gelden bij verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming:

  • a. de aanvang van de werkzaamheden dient uiterlijk één week voordat de werkzaamheden beginnen gemeld te worden bij de Regionale Uitvoering Dienst Noord-Holland Noord door middel van het meldingsformulier dat via deze koppeling binnen is te halen: www.rudnhn.nl/Wet_natuurbescherming/Gebiedsbescherming;
  • b. bij de aanvraag voor elk project binnen het bestemmingsplan dient inzichtelijk gemaakt te worden hoeveel ontwikkelingsruimte (OR) benodigd is in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er dient aangetoond te worden dat de benodigde OR past binnen de door de gemeenteraad in de regels van het bestemmingsplan toebedeelde OR;
  • c. betreding van het Natura 2000-gebied voor de werkzaamheden voor (deel)project(en) is niet toegestaan. Het werkterrein mag niet binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied gesitueerd worden;
  • d. opslag van (bouw)materiaal of het inzetten van (bouw)materiaal voor een (deel)project binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied is niet toegestaan;
  • e. indien de bouwlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied, dient er tijdens de aanlegfase een bouwhek geplaatst te worden tussen de bouwlocatie en het Natura 2000-gebied zodat afval niet verwaait naar het Natura 2000-gebied;
  • f. de werkzaamheden mogen geen hydrologisch significant negatief effect veroorzaken op de aangewezen habitattypen. Bij werkzaamheden waarbij er een effect kan optreden op de grondwaterstand in het gebied dient retourbemaling plaats te vinden;
  • g. in geen geval mag er (bodem)verontreiniging van het Natura 2000-gebied ontstaan. De machines en generatoren welke bij de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt, dienen in goede staat van onderhoud te verkeren;
  • h. van de voorwaarden zoals bedoeld onder a tot en met g kan worden afgeweken indien wetgeving of gewijzigd provinciaal beleid hiertoe aanleiding geven.

Artikel 23 Overige zone - Gebied W7 (W7)

23.1 Toevoegen woningen

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Gebied W7 (W7) is het plan gericht op het toevoegen van vier woningen, inclusief de bij deze functie behorende functies zoals aan-huis-gebonden beroepen, groen, water, verkeer en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het woongebied.

23.2 Omgevingsvergunning voor toevoegen woningen
23.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 23.1 genoemde functies.

23.2.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de ambities zoals bedoeld in artikellid 23.3 worden verwezenlijkt; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikellid 23.4;

23.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 23.3 genoemde ambities of het borgen van de in artikellid 23.4 genoemde randvoorwaarden.

23.3 Ambities

De volgende ambities gelden voor het toevoegen van woningen:

  • a. de woningen worden gebouwd in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. er dient rekening gehouden te worden met de doelgroepen ouderen en jonge gezinnen, hetzij rechtstreeks door het bouwen voor deze doelgroepen, hetzij door het bevorderen van doorstroming;
  • c. de woningen dienen zowel voor wat betreft de situering, maat en schaal als voor wat betreft de vormgeving van de gebouwen te passen binnen of aan te sluiten bij de verleende omgevingsvergunning op 13 oktober 2015 voor de bouw van 12 woningen;
  • d. er dient sprake te zijn van duurzaam bouwen, waarbij het Milieubeleidsplan 2015-2020 van de gemeente Beverwijk of diens opvolger leidend is;
  • e. er dient sprake te zijn van een zo breed mogelijk draagvlak voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • f. potentiële nieuwe bewoners dienen op de hoogte te worden gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.
23.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor het toevoegen van woningen:

23.4.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. er zijn - op de locatie in totaal- ten hoogste 16 woningen toegestaan, inclusief de op 13 oktober 2015 reeds vergunde woningen;
  • b. het aantal toe te voegen woningen dient in overeenstemming te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste respectievelijk 6,5 m en 9 m;
  • d. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeren zoals bedoeld in artikellid 41.1.

23.4.2 Randvoorwaarden vanuit Cultuurhistorie en Archeologie

23.4.3 Randvoorwaarden vanuit Natuur, Milieu en Water
  • a. de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat bedraagt niet meer dan 0,06 mol/ha/jr, zoals bedoeld in het planMer bestemmingsplan Wijk aan Zee;
  • b. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege industrielawaai mag niet meer bedragen dan 55 dB(A);
  • c. de geluidsbelasting op de gevel van de woningen vanwege wegverkeerslawaai mag niet meer bedragen dan 53 dB;
  • d. bij de woningen dient sprake te zijn van een geluidluwe gevel;
  • e. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna dient te worden uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
  • f. het groepsrisico vanwege Bevi-inrichtingen dient te zijn verantwoord;
  • g. het watersysteem mag niet aangetast worden;
  • h. er dient voorzien te worden in voldoende watercompensatie;
  • i. er dient een verantwoording te worden overgelegd over de wijze waarop potentiële nieuwe bewoners op de hoogte zijn gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder;
  • j. uit bodemonderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

23.4.4 Randvoorwaarde ten aanzien van het creëren van draagvlak
  • a. er dient een verslag te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze draagvlak als bedoeld in 23.3 onder e is gecreëerd voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • b. ten behoeve van het creëren van draagvlak dient de ontwikkeling te worden besproken met en het draagvlak te worden gepeild bij de bewoners, eigenaren en gebruikers van de direct naast en tegenover de ontwikkeling gelegen percelen;
  • c. uit het onder a bedoelde verslag dient te blijken of en welke bezwaren er bestaan tegen het plan en op welke wijze het plan is aangepast om het draagvlak voor de ontwikkeling te vergroten.
23.5 Kostenverhaal

Burgemeester en wethouders stellen, in afwijking van artikellid 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, een exploitatieplan voor het als zodanig aangeduide exploitatiegebied vast bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij sprake is van de in artikellid 6.12, tweede lid, van voornoemde wet genoemde situaties.

23.6 Flexibiliteit

Burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikellid 23.4.1 mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in artikellid 23.3. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

23.7 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen op grond van de Wet natuurbescherming

De volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen gelden bij verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming:

  • a. De aanvang van de werkzaamheden dient uiterlijk één week voordat de werkzaamheden beginnen gemeld te worden bij de Regionale Uitvoering Dienst Noord-Holland Noord door middel van het meldingsformulier dat via deze koppeling binnen is te halen: www.rudnhn.nl/Wet_natuurbescherming/Gebiedsbescherming
  • b. Bij de aanvraag voor elk project binnen het bestemmingsplan dient inzichtelijk gemaakt te worden hoeveel ontwikkelingsruimte (OR) benodigd is in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er dient aangetoond te worden dat de benodigde OR past binnen de door de gemeenteraad in de regels van het bestemmingsplan toebedeelde OR.
  • c. Betreding van het Natura 2000-gebied voor de werkzaamheden voor (deel)project(en) is niet toegestaan. Het werkterrein mag niet binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied gesitueerd worden.
  • d. Opslag van (bouw)materiaal of het inzetten van (bouw)materiaal voor een (deel)project binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied is niet toegestaan.
  • e. Indien de bouwlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied, dient er tijdens de aanlegfase een bouwhek geplaatst te worden tussen de bouwlocatie en het Natura 2000-gebied zodat afval niet verwaait naar het Natura 2000-gebied.
  • f. De werkzaamheden mogen geen hydrologisch significant negatief effect veroorzaken op de aangewezen habitattypen. Bij werkzaamheden waarbij er een effect kan optreden op de grondwaterstand in het gebied dient retourbemaling plaats te vinden.
  • g. In geen geval mag er (bodem)verontreiniging van het Natura 2000-gebied ontstaan. De machines en generatoren welke bij de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt, dienen in goede staat van onderhoud te verkeren.
  • h. van de voorwaarden zoals bedoeld onder a tot en met g kan worden afgeweken indien wetgeving of gewijzigd provinciaal beleid hiertoe aanleiding geven.

Artikel 24 Overige zone - Gebied W8 (W8)

24.1 Toevoegen woning

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Gebied W8 (W8) is het plan gericht op het toevoegen van een woning, inclusief de bij deze functie behorende functies zoals aan-huis-gebonden beroepen, groen, water, verkeer en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het woongebied.

24.2 Omgevingsvergunning voor toevoegen woning
24.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 24.1 genoemde functies.

24.2.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de ambities zoals bedoeld in artikellid 24.3 worden verwezenlijkt; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikellid 24.4;

24.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 24.3 genoemde ambities of het borgen van de in artikellid 24.4 genoemde randvoorwaarden.

24.3 Ambities

De volgende ambities gelden voor het toevoegen van een woning:

  • a. er dient sprake te zijn van een grondgebonden woning;
  • b. de woning dient zowel voor wat betreft de maat en schaal als voor wat betreft de vormgeving aan te sluiten op de woningen aan de Van Ogtropweg, waarbij ten aanzien van de vormgeving gerefereerd wordt aan de klassieke duinbebouwing in de vorm van het toepassen van een kap en elementen zoals ruime overstekken, serres, balkons, houtwerk, pleisterwerk en dergelijke;
  • c. er dient sprake te zijn van duurzaam bouwen, waarbij het Milieubeleidsplan 2015-2020 van de gemeente Beverwijk of diens opvolger leidend is;
  • d. er dient sprake te zijn van een zo breed mogelijk draagvlak voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • e. potentiële nieuwe bewoners dienen op de hoogte te worden gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder.
24.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor het toevoegen van een woning:

24.4.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. er is ten hoogste 1 woning toegestaan;
  • b. de woning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestaande bebouwing;
  • c. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste respectievelijk 6,5 m en 9 m;
  • d. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeren zoals bedoeld in artikellid 41.1.

24.4.2 Randvoorwaarden vanuit Cultuurhistorie en Archeologie

24.4.3 Randvoorwaarden vanuit Natuur, Milieu en Water

De volgende randvoorwaarden gelden voor de transformatie naar woongebied:

  • a. de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat bedraagt niet meer dan 0,06 mol/ha/jr, zoals bedoeld in het planMer bestemmingsplan Wijk aan Zee;
  • b. de geluidsbelasting op de gevel van de woning vanwege industrielawaai mag niet meer bedragen dan 55 dB(A);
  • c. de geluidsbelasting op de gevel van de woning vanwege wegverkeerslawaai mag niet meer bedragen dan 53 dB;
  • d. bij de woning dient sprake te zijn van een geluidluwe gevel;
  • e. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna dient te worden uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
  • f. het groepsrisico vanwege Bevi-inrichtingen dient te zijn verantwoord;
  • g. het watersysteem mag niet aangetast worden;
  • h. er dient voorzien te worden in voldoende watercompensatie;
  • i. er dient een verantwoording te worden overgelegd over de wijze waarop potentiële nieuwe bewoners op de hoogte zijn gebracht van de milieusituatie en eventuele hinder;
  • j. uit bodemonderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

24.4.4 Randvoorwaarde ten aanzien van het creëren van draagvlak
  • a. er dient een verslag te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze draagvlak als bedoeld in 24.3 onder d is gecreëerd voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • b. ten behoeve van het creëren van draagvlak dient de ontwikkeling te worden besproken met en het draagvlak te worden gepeild bij de bewoners, eigenaren en gebruikers van de direct naast en tegenover de ontwikkeling gelegen percelen;
  • c. uit het onder a bedoelde verslag dient te blijken of en welke bezwaren er bestaan tegen het plan en op welke wijze het plan is aangepast om het draagvlak voor de ontwikkeling te vergroten.
24.5 Kostenverhaal

Burgemeester en wethouders stellen, in afwijking van artikellid 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, een exploitatieplan voor het als zodanig aangeduide exploitatiegebied vast bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij sprake is van de in artikellid 6.12, tweede lid, van voornoemde wet genoemde situaties.

24.6 Flexibiliteit

Burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikellid 24.4.1 mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in artikellid 24.3. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

24.7 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen op grond van de Wet natuurbescherming

De volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen gelden bij verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming:

  • a. de aanvang van de werkzaamheden dient uiterlijk één week voordat de werkzaamheden beginnen gemeld te worden bij de Regionale Uitvoering Dienst Noord-Holland Noord door middel van het meldingsformulier dat via deze koppeling binnen is te halen: www.rudnhn.nl/Wet_natuurbescherming/Gebiedsbescherming;
  • b. bij de aanvraag voor elk project binnen het bestemmingsplan dient inzichtelijk gemaakt te worden hoeveel ontwikkelingsruimte (OR) benodigd is in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er dient aangetoond te worden dat de benodigde OR past binnen de door de gemeenteraad in de regels van het bestemmingsplan toebedeelde OR;
  • c. betreding van het Natura 2000-gebied voor de werkzaamheden voor (deel)project(en) is niet toegestaan. Het werkterrein mag niet binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied gesitueerd worden;
  • d. opslag van (bouw)materiaal of het inzetten van (bouw)materiaal voor een (deel)project binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied is niet toegestaan;
  • e. Indien de bouwlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied, dient er tijdens de aanlegfase een bouwhek geplaatst te worden tussen de bouwlocatie en het Natura 2000-gebied zodat afval niet verwaait naar het Natura 2000-gebied;
  • f. de werkzaamheden mogen geen hydrologisch significant negatief effect veroorzaken op de aangewezen habitattypen. Bij werkzaamheden waarbij er een effect kan optreden op de grondwaterstand in het gebied dient retourbemaling plaats te vinden;
  • g. in geen geval mag er (bodem)verontreiniging van het Natura 2000-gebied ontstaan. De machines en generatoren welke bij de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt, dienen in goede staat van onderhoud te verkeren;
  • h. van de voorwaarden zoals bedoeld onder a tot en met g kan worden afgeweken indien wetgeving of gewijzigd provinciaal beleid hiertoe aanleiding geven.

Artikel 25 Overige zone - Gebied R1 (R1)

25.1 Verblijfsrecreatie

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Gebied R1 (R1) is het plan gericht op het toevoegen van kleinschalige verblijfsaccommodatie in de dorpskern.

25.2 Omgevingsvergunning voor verblijfsrecreatie
25.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 25.1 genoemde functies.

25.2.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de ambities zoals bedoeld in artikellid 25.3 worden verwezenlijkt; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikellid 25.4;

25.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 25.3 genoemde ambities of het borgen van de in artikellid 25.4 genoemde randvoorwaarden.

25.3 Ambities

De volgende ambities gelden voor het toevoegen van verblijfsaccommodatie:

  • a. er is sprake van kleinschalige verblijfsaccommodatie gericht op toeristisch verblijf;
  • b. de verblijfsaccommodatie is passend binnen de directe omgeving;
  • c. de verblijfsaccommodatie leidt niet tot extra bouwmogelijkheden ten opzichte van het in Hoofdstuk 2 bepaalde.
25.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor het toevoegen van verblijfsaccommodatie:

25.4.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. er zijn ten hoogste 40 verblijfsrecreatieve kamers toegestaan;
  • b. per verblijfsaccommodatie is er sprake van ten hoogste 4 kamers;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeren zoals bedoeld in artikellid 41.1.

25.4.2 Randvoorwaarden vanuit Cultuurhistorie en Archeologie

25.4.3 Randvoorwaarden vanuit Natuur, Milieu en Water

De stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat bedraagt niet meer dan 0,05 mol/ha, zoals bedoeld in het planMer bestemmingsplan Wijk aan Zee;

25.5 Flexibiliteit

Burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikellid 25.4.1 mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in artikellid 25.3. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

25.6 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen op grond van de Wet natuurbescherming

De volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen gelden bij verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming:

  • a. de aanvang van de werkzaamheden dient uiterlijk één week voordat de werkzaamheden beginnen gemeld te worden bij de Regionale Uitvoering Dienst Noord-Holland Noord door middel van het meldingsformulier dat via deze koppeling binnen is te halen: www.rudnhn.nl/Wet_natuurbescherming/Gebiedsbescherming;
  • b. bij de aanvraag voor elk project binnen het bestemmingsplan dient inzichtelijk gemaakt te worden hoeveel ontwikkelingsruimte (OR) benodigd is in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er dient aangetoond te worden dat de benodigde OR past binnen de door de gemeenteraad in de regels van het bestemmingsplan toebedeelde OR;
  • c. betreding van het Natura 2000-gebied voor de werkzaamheden voor (deel)project(en) is niet toegestaan. Het werkterrein mag niet binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied gesitueerd worden;
  • d. opslag van (bouw)materiaal of het inzetten van (bouw)materiaal voor een (deel)project binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied is niet toegestaan;
  • e. indien de bouwlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied, dient er tijdens de aanlegfase een bouwhek geplaatst te worden tussen de bouwlocatie en het Natura 2000-gebied zodat afval niet verwaait naar het Natura 2000-gebied;
  • f. de werkzaamheden mogen geen hydrologisch significant negatief effect veroorzaken op de aangewezen habitattypen. Bij werkzaamheden waarbij er een effect kan optreden op de grondwaterstand in het gebied dient retourbemaling plaats te vinden;
  • g. in geen geval mag er (bodem)verontreiniging van het Natura 2000-gebied ontstaan. De machines en generatoren welke bij de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt, dienen in goede staat van onderhoud te verkeren.
  • h. van de voorwaarden zoals bedoeld onder a tot en met g kan worden afgeweken indien wetgeving of gewijzigd provinciaal beleid hiertoe aanleiding geven.

Artikel 26 Overige zone - Gebied R2 (R2)

26.1 Uitbreiding hotel

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Gebied R2 (R2) is het plan gericht op uitbreiding van het hotel.

26.2 Omgevingsvergunning voor uitbreiding hotel
26.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit de gronden te gebruiken ten behoeve van de in artikellid 26.1 genoemde functies.

26.2.2 Beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de ambities zoals bedoeld in artikellid 26.3 worden verwezenlijkt; en
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikellid 26.4;

26.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het bereiken en borgen van de in artikellid 26.3 genoemde ambities of het borgen van de in artikellid 26.4 genoemde randvoorwaarden.

26.3 Ambities

De volgende ambities gelden voor de uitbreiding van het hotel:

  • a. de uitbreiding dient voor wat betreft situering, schaal, maat, vormgeving en inrichting van het terrein te passen in en bij het aansluitende duinlandschap en de bestaande bebouwing, waarbij bebouwing uitsluitend is toegestaan aan de achterzijde van het bestaande gebouw;
  • b. er dient sprake te zijn van een zo breed mogelijk draagvlak voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving van het ontwikkelingsgebied.
26.4 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden gelden voor de uitbreiding van het hotel

26.4.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
  • a. er zijn ten hoogste 40 extra hotelkamers toegestaan ten opzichte van de bestaande situatie ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. er dient sprake te zijn en blijven van één hotel;
  • c. de uitbreiding bestaat uit ten hoogste twee bouwlagen, waarbij de hoogte van de bestaande parkeerplaats als peil geldt;
  • d. de bestaande toegangsweg dient te worden verwijderd;
  • e. er dient sprake te zijn van een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeren zoals bedoeld in artikellid 41.1.

26.4.2 Randvoorwaarden vanuit Cultuurhistorie en Archeologie

26.4.3 Randvoorwaarden vanuit Natuur, Milieu en Water
  • a. de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat bedraagt niet meer dan 0,25 mol/ha/jr, zoals bedoeld in het planMer bestemmingsplan Wijk aan Zee;
  • b. nader onderzoek naar de voorkomende flora en fauna dient te worden uitgevoerd en daaruit eventueel voortvloeiende benodigde mitigerende en/of compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd;
  • c. het groepsrisico vanwege Bevi-inrichtingen dient te zijn verantwoord;
  • d. het bepaalde in Artikel 35 Waterstaat - Waterkering (WS-WK) is van toepassing;
  • e. het watersysteem mag niet aangetast worden;
  • f. uit bodemonderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • g. er dient voorzien te worden in voldoende watercompensatie.

26.4.4 Randvoorwaarde ten aanzien van het creëren van draagvlak
  • a. er dient een verslag te worden overgelegd waaruit blijkt op welke wijze draagvlak als bedoeld in 26.3 onder b is gecreëerd voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving van het ontwikkelingsgebied;
  • b. ten behoeve van het creëren van draagvlak dient de ontwikkeling te worden besproken met en het draagvlak te worden gepeild bij de bewoners, eigenaren en gebruikers van de direct naast en tegenover de ontwikkeling gelegen percelen;
  • c. uit het onder a bedoelde verslag dient te blijken of en welke bezwaren er bestaan tegen het plan en op welke wijze het plan is aangepast om het draagvlak voor de ontwikkeling te vergroten.
26.5 Kostenverhaal

Burgemeester en wethouders stellen, in afwijking van artikellid 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, een exploitatieplan voor het als zodanig aangeduide exploitatiegebied vast bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij sprake is van de in artikellid 6.12, tweede lid, van voornoemde wet genoemde situaties.

26.6 Flexibiliteit

Burgemeester en wethouders kunnen medewerking verlenen aan het afwijken van het bepaalde in artikellid 26.4.1 mits een bijdrage wordt geleverd aan de ambities zoals bedoeld in artikellid 26.3. Zo nodig worden voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.

26.7 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen op grond van de Wet natuurbescherming

De volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen gelden bij verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming:

  • a. de aanvang van de werkzaamheden dient uiterlijk één week voordat de werkzaamheden beginnen gemeld te worden bij de Regionale Uitvoering Dienst Noord-Holland Noord door middel van het meldingsformulier dat via deze koppeling binnen is te halen: www.rudnhn.nl/Wet_natuurbescherming/Gebiedsbescherming;
  • b. bij de aanvraag voor elk project binnen het bestemmingsplan dient inzichtelijk gemaakt te worden hoeveel ontwikkelingsruimte (OR) benodigd is in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er dient aangetoond te worden dat de benodigde OR past binnen de door de gemeenteraad in de regels van het bestemmingsplan toebedeelde OR;
  • c. betreding van het Natura 2000-gebied voor de werkzaamheden voor (deel)project(en) is niet toegestaan. Het werkterrein mag niet binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied gesitueerd worden;
  • d. opslag van (bouw)materiaal of het inzetten van (bouw)materiaal voor een (deel)project binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied is niet toegestaan;
  • e. indien de bouwlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied, dient er tijdens de aanlegfase een bouwhek geplaatst te worden tussen de bouwlocatie en het Natura 2000-gebied zodat afval niet verwaait naar het Natura 2000-gebied;
  • f. de werkzaamheden mogen geen hydrologisch significant negatief effect veroorzaken op de aangewezen habitattypen. Bij werkzaamheden waarbij er een effect kan optreden op de grondwaterstand in het gebied dient retourbemaling plaats te vinden;
  • g. in geen geval mag er (bodem)verontreiniging van het Natura 2000-gebied ontstaan. De machines en generatoren welke bij de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt, dienen in goede staat van onderhoud te verkeren
  • h. van de voorwaarden zoals bedoeld onder a tot en met g kan worden afgeweken indien wetgeving of gewijzigd provinciaal beleid hiertoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 4 Regels voor het hele plangebied

Artikel 27 Leiding - Gas 1 (L-G 1)

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een aardgasleiding met een diameter van ten hoogste 10 inch en een druk van ten hoogste 90 bar.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

27.2.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2 onder a en b indien:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • c. alvorens omtrent het afwijken te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van het aanleggen van wegen of paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

27.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 27.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 27.3.1 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

27.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad. Alvorens omtrent de omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).

Artikel 28 Leiding - Gas 2 (L-G 2)

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een aardgasleiding met een diameter van ten hoogste 11 inch en een druk van ten hoogste 90 bar.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

28.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 28.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

28.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad.

Artikel 29 Leiding - Hoogspanning (L-H)

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning (L-H)' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding;

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

29.2.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 29.2 onder a en b indien:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de ondergrondse hoogspanningsverbinding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • c. alvorens omtrent het afwijken te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning (L-H)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen.

29.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 29.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 29.3.1 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

29.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens omtrent de omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).

Artikel 30 Waarde - Archeologie 1 (WRA 1)

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

30.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 30.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 30.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

30.3.3 Voorwaarden op het aanlegverbod

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 2 (WRA 2)

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
  • e. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

31.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 31.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 31.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

31.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 31.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Artikel 32 Waarde - Archeologie 3 (WRA 3)

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m² (onder een niveau van +6 m NAP) dan wel van ten hoogste 2.500 m² (boven een niveau van +6 m NAP);
  • e. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

32.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 32.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 32.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m² (onder een niveau van +6 m NAP) dan wel van ten hoogste 2.500 m² (boven een niveau van +6 m NAP);
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

32.3.3 Voorwaarden op het aanlegverbod

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Artikel 33 Waarde - Cultuurhistorie 1 (WA-C1)

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden welke samenhangen met de ontwikkeling van Wijk aan Zee als badplaatsdorp;
33.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de in de bestemmingsomschrijving bedoelde gronden gelden, in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels:

  • a. hoofgebouwen dienen afgedekt te worden met een kap;
  • b. de bestaande kapvormen en kaprichtingen van hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd;
  • c. bestaande veranda's, erkers, loggia's en balkons mogen niet worden veranderd;
  • d. beeldbepalende panden zoals opgenomen op het bij deze regels behorend bijlage 3 mogen niet worden veranderd of uitgebreid.
33.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de goot- en bouwhoogten en afmetingen van hoofdgebouwen voor zover dit noodzakelijk is om de zichtlijnen op en doorzichten naar het duinlandschap te waarborgen dan wel te verbeteren.

33.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 33.2 voor zover dit niet leidt tot aantasting van en/of wel leidt tot versterking van de cultuurhistorische waarden zoals beschreven in het rapport 'Wijk aan zee Bouwstenen voor een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht'.

33.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
33.5.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning:

  • a. beeldbepalende panden zoals opgenomen op het bij deze regels behorend bijlage 3 te slopen.

33.5.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 33.5.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag ingevolge Hoofdstuk III van de Woningwet;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

33.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.5.1 kan worden geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd dat niet leidt tot aantasting van en/of wel leidt tot versterking van de cultuurhistorische waarden zoals beschreven in het rapport 'Wijk aan zee Bouwstenen voor een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht'.

Artikel 34 Waarde - Cultuurhistorie 2 (WA-C2)

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden welke samenhangen met de ontwikkeling van Wijk aan Zee als vissersdorp;
34.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de in de bestemmingsomschrijving bedoelde gronden gelden, in aanvulling en in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels:

  • a. hoofgebouwen dienen afgedekt te worden met een kap;
  • b. de bestaande kapvormen en kaprichtingen van hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd;
  • c. bij verandering, uitbreiding of nieuwbouw van hoofdgebouwen dient de verschijningvorm af te wijken van de buurpercelen (individualiteit);
  • d. beeldbepalende panden zoals opgenomen op het bij deze regels behorend bijlage 3 mogen niet worden veranderd of uitgebreid.
34.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de goot- en bouwhoogten en afmetingen van hoofdgebouwen voor zover dit noodzakelijk is om de zichtlijnen op de kerktorens te handhaven.

34.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 34.2 voor zover dit niet leidt tot aantasting van en/of wel leidt tot versterking van de cultuurhistorische waarden zoals beschreven in het rapport 'Wijk aan zee Bouwstenen voor een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht'.

34.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
34.5.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning:

  • a. beeldbepalende panden zoals opgenomen op het bij deze regels behorend bijlage 3 te slopen.

34.5.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod als bedoeld in lid 34.5.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag ingevolge Hoofdstuk III van de Woningwet;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

34.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.5.1 kan worden geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd dat niet leidt tot aantasting van en/of wel leidt tot versterking van de cultuurhistorische waarden zoals beschreven in het rapport 'Wijk aan zee Bouwstenen voor een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht'.

Artikel 35 Waterstaat - Waterkering (WS-WK)

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

35.2.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 35.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 5 Algemene regels

Artikel 36 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 37 Algemene bouwregels

37.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
37.2 Ondergeschikte (dak) toevoegingen

Ondergeschikte (dak) toevoegingen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan bij bouwdelen van ondergeschikte aard in het geval van schoorstenen, liftinstallaties, ventilatiekanalen, airco-units, luchtbehandelingsinstallaties, glazenwassersinstallaties, zonnepanelen, brandtrappen of bouwwerken die samenhangen met installaties binnen het gebouw (reclameborden zijn niet toegestaan);
  • b. voor zover het geen schoorstenen betreft, dient de afstand tot de voorgevel en/of zijgevel gericht naar openbaar toegankelijk gebied ten minste gelijk te zijn aan de hoogte van de betreffende installatie.

Artikel 38 Algemene gebruiksregels

38.1 Functioneel ondergeschikt

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelegen buiten het bouwvlak en voor zover gelegen op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw dienen functioneel ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg.

38.2 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemmingen als opgenomen in Hoofdstuk 2 wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting, coffeeshop, casino, belwinkel;
  • b. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het permanent bewonen van recreatiewoningen.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

39.1 Geluidszone - industrie
39.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige objecten als gevolg van industrielawaai en mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

39.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder uitsluitend toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

39.2 Overige zone - terrassen

Terrassen bij horecabedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien:

  • a. het terras is gelegen in de directe omgeving van een horecabedrijf, als zodanig aanwezig overeenkomstig de bestemmingen Gemengd (GD) of Horeca (H);
  • b. het is verboden voor de houder en de leidinggevende om een terras voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 uur en 07.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 01.00 uur en 07.00 uur.
  • c. het bepaalde onder b geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
  • d. voldaan wordt aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels Algemeen verbindende voorschriften en eigendomsregeling ten aanzien van terrassen bij horecabedrijven of de opvolger van deze beleidsregel.
39.3 Overige zone - uitwegen
  • a. het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien:
    • 1. degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan burgemeester en wethouders, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie; of
    • 2. burgemeester en wethouders het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.
  • b. burgemeester en wethouders verbieden het maken of veranderen van een uitweg indien:
    • 1. daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;
    • 2. dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
    • 3. het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
    • 4. er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
  • c. de uitweg kan worden aangelegd indien burgemeester en wethouders niet binnen vier weken na ontvangst van de melding hebben beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden dan wel binnen deze periode heeft gemeld dat de gewenste uitweg kan worden aangelegd;
  • d. het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg in andere situaties dan onder sub c bedoeld;
  • e. op de uitleg van de beoordelingsregels onder b zijn de beleidsregels voor de aanleg van een inrit of de opvolger van deze beleidsregel van toepassing;
  • f. dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het provinciaal wegenreglement.

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 41 Overige regels

41.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de nota Parkeernormen 2018 of de opvolger van deze beleidsregel bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. het lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
42.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
42.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

In afwijking van het bepaalde in artikel 9.1 is het gebruik als toegangsweg en parkeervoorziening van gronden met de aanduiding 'specifiek vorm van natuur-persoonsgebonden overgangsrecht' door de volgende rechthebbende natuurlijke personen zoals ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, wel toegestaan:

  • a. Maria Johanna Valk, geboren 31-10-1952;
  • b. Rudolphus Jozeph van der Klooster, geboren 27-2-1957

Hierbij geldt de volgende voorwaarde:

  • c. het persoonsgebonden overgangsrecht kan niet worden overgedragen aan of overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Wijk aan Zee'.