Plan: | Kagerweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0375.BPKagerweg-VG01 |
In dit bureauonderzoek, inclusief voortoets, is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een bedrijventerrein, met bebouwing, verharding, braakliggende percelen, laanbeplanting. In de zuidpunt van het plangebied ligt een robuustere groenstructuur.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. In het plangebied is echter nog wel ruimte voor de vestiging van nieuwe bedrijven. In dit bureauonderzoek wordt aangegeven waar bij deze toekomstige ontwikkelingen rekening mee moet worden gehouden.
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in Noord-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de EHS. Circa 2,7 km ten zuidwesten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid en circa 4 km ten noordwesten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat. Ten zuiden van het Noordzeekanaal liggen diverse EHS-gebieden.
Figuur 4.8 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: provincie Noord-Holland)
Kennemerland-Zuid is een uitgestrekt duingebied aan de zuidkant van het Noordzeekanaal. Het is een reliëfrijk en landschappelijk afwisselend gebied, dat grotendeels bestaat uit kalkrijke duinen. De overgang tussen de kalkrijke jonge duinen en ontkalkte oude duinen ligt ter hoogte van Zandvoort. Dit levert een soortenrijke en kenmerkende begroeiing op, met duinroosvegetaties in het open duin, duingraslanden, vochtige en droge duinvalleien, plasjes, goed ontwikkelde struwelen en diverse vormen van duinbossen. Vegetaties van vochtige en natte duinvalleien komen met name voor ten zuiden van Zandvoort, waarvan het Houtglob het best ontwikkelde kalkrijke, natte duinvallei is. Het areaal kalkrijk duingrasland is vooral rondom Zandvoort groot. Hier komen ook voorbeelden van het zeedorpenlandschap voor. De oudere duinen van het zuidoostelijk gedeelte herbergen goed ontwikkeld kalkarm duingrasland. Ook zijn er in het zuidelijke puntje en ter hoogte van Zandvoort paraboolduincomplexen aanwezig. Het Kennemerstrand is de enige locatie langs de Hollandse vastelandsduinen waar een jonge strandvlakte met embryonale duinen en een uitgestrekte oppervlakte met kalkrijke duinvalleien aanwezig is. Aan de binnenduinrand zijn diverse landgoederen aanwezig. Hier zijn een aantal oude buitenplaatsen gelegen, die voor een aanzienlijk deel bebost zijn met naaldbos en loofbos, waaronder oude bossen met rijke stinzeflora. Voor het gebied zijn in het kader van de Habitatrichtlijn instandhoudingsdoelstellingen opgenomen.
Het Noordhollands Duinreservaat is een karakteristiek voorbeeld van een Nederlands duinlandschap, zoals dat in de loop der eeuwen ontstaan is als gevolg van een samenloop van geologische, geomorfologische en klimatologische omstandigheden en menselijk handelen. Het is een biologisch, morfologisch, hydrologisch en landschappelijk geheel van duinen met natte en vochtige duinvalleien, duingraslanden, struwelen, bossen en ruigten. Het ligt op de overgang van de kalkrijke naar de kalkarme duinen. Het reservaat behoort in zijn algemeenheid tot de kalkrijke duinen; er is echter een verloop in kalkrijkdom te zien. Het meest noordelijke stuk, ten noorden van Bergen aan Zee, is, evenals het aangrenzende gebied Schoorlse duinen, kalkarm. De vegetatie weerspiegelt de kalkgehalten in de bodem: in het uiterst noordelijke deel komen kalkarme vegetaties met kraaiheide, kruipwilg, buntgras en dergelijke voor, ten zuiden van Bergen aan Zee overgaand in kalkrijke duingraslanden met duinsterretje en zeedorpenvegetaties, zoals bij Wijk aan Zee en Egmond aan Zee. Een aanzienlijk deel van het gebied is bebost met naaldbos en loofbos, die voor een deel zeer oud zijn. Ook voor dit gebied zijn in het kader van de Habitatrichtlijn instandhoudingsdoelstellingen opgenomen.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl, www.telmee.nl en www.waarneming.nl).
Vaatplanten
De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol.
Vogels
In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel en konijn. Sommige gebouwen kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De bomen in het plangebied zijn over het algemeen te dun om vaste verblijfplaatsen aan vleermuizen te bieden. De groenstroken en waterpartijen kunnen fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezigheid van water (ondiep) en zand kan de zwaar beschermde rugstreeppad hier voorkomen. Deze soort komt in de omgeving van het plangebied voor.
Vissen
De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
Tabel 4.13 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen | ||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | grote kaardenbol, brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker |
nee | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | ja | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen rugstreeppad |
ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus | ja |
In het plangebied zijn enkele onbenutte bouwkavels aanwezig. Hieronder wordt aangegeven welke soorten op deze locaties voor kunnen komen.
Aan weerszijden van de Gooiland liggen braakliggende terreinen die gedeeltelijk in gebruik zijn als parkeerterrein. Er zijn geen gebouwen, bomen of watergangen aanwezig, het gebied heeft dan ook geen functie voor vleermuizen, gierzwaluw, huismus of de kleine modderkruiper. De terreinen vormen mogelijk wel overwinteringsgebied voor de rugstreeppad.
Het onbenutte bouwkavel aan de Waterland ligt eveneens braak. Er is wel een transformatorhuisje aanwezig, maar dit heeft geen functie voor vleermuizen of broedvogels met vaste nesten. Het terrein vormt mogelijk wel overwinteringsgebied voor de rugstreeppad.
Aan de Schieland ligt eveneens nog een onbenutte bouwkavel. Het betreft een braakliggend terrein zonder bebouwing, bomen en sloten. Het terrein is mogelijk overwinteringsgebied voor de rugstreeppad.
Conclusie
Gebiedsbescherming
Op enige afstand van het plangebied liggen twee Natura 2000-gebieden. Aangezien in het plangebied onbenutte percelen aanwezig zijn, dient onderzocht te worden of in de toekomst negatieve effecten zijn te verwachten. In het plangebied zijn op dit moment geen industriële bedrijven (bedrijven met schoorstenen) aanwezig. Het is ook niet de verwachting dat dit type bedrijf zich in het plangebied zal vestigen. Uitgaande van een realistisch scenario, zullen zich hoofdzakelijk logistieke bedrijven, constructiewerkplaatsen, bouw- en aannemersbedrijven vestigen.
Zowel het Noordhollands Duinreservaat als Kennemerland-Zuid zijn habitatrichtlijngebied. Vanwege de aangewezen habitattypen en -soorten is het gebied gevoelig voor verandering van de waterhuishouding, vermesting/verzuring en verstoring. Areaalverlies en versnippering zijn hier niet aan de orde. De vestiging van nieuwe bedrijven leidt gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden niet tot een verandering van de waterhuishouding. Vanwege de ligging in het reeds verstorende havengebied en de naastliggende (snel)wegen neemt de verstoring in de Natura 2000-gebieden ook niet merkbaar toe. De nieuwe bedrijven leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Stikstofdepositie als gevolg van verkeer slaat op vrij korte afstand van de wegen neer. Gezien de afstand van de A9 (> 2,4 km) tot de Natura 2000-gebieden neemt de stikstofdepositie hier niet toe. Vermesting/verzuring treedt dan ook niet op.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
In het plangebied is echter nog onbenutte bouwruimte aanwezig. Hier kunnen zich in de toekomst bedrijven vestigen of andere ontwikkelingen plaatsvinden. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.