Plan: | Paulineweg 5S |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG05006Plinewg5s-C001 |
Initiatiefnemers zijn voornemens de huidige recreatiewoning op het perceel aan de Paulineweg 5S te slopen en een nieuwe reguliere woning op het perceel te realiseren. Hiervoor is het noodzakelijk dat het huidige bouwvlak wordt verplaatst en vergroot. De recreatieve functie van de bestaande recreatiewoning komt tevens te vervallen omdat de nieuwe woning permanent bewoond gaat worden door de initiatiefnemers.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, omdat het verplaatsen en uitbreiden niet volgens de huidige bestemming is toegestaan. Om de transformatie van het perceel planologisch-juridisch mogelijk te maken, wordt een procedure tot vaststelling van een nieuw bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gevolgd. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het plan voorzien van een ruimtelijk juridisch kader. In deze toelichting wordt de beoogde ontwikkeling beschreven en wordt aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen aan de Parkweg in Bergen aan Zee, maar kent het geregistreerde adres 'Paulineweg 5S' door de naastgelegen Paulineweg. De locatie ligt in de rest bebouwde kom en wordt gekenmerkt door het omliggende duinlandschap. De planlocatie is gelegen op het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Bergen Noord-Holland, sectie G, perceel 1108. Het perceel heeft een totale oppervlakte van 530 m2. In de onderstaand figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.
Uitsnede kadastrale kaart (bron: Kadastrale Kaart).
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Bergen aan Zee'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Bergen (NH.) op 26 september 2013.
In het bestemmingsplan kent het plangebied de enkelbestemming 'Wonen - Duinen' en de enkelbestemming 'Tuin - Duinen'. Daarnaast gelden er de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 4' en 'Waterstaat - Waterkering'. Tevens kent het huidige bouwvlak de functieaanduiding 'recreatiewoning'.
Uitsnede bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
De voor 'Wonen - Duinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
b. het gebruik als tweede woning door de eigenaar en zijn huishouden;
c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': uitsluitend recreatiewoningen;
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water;
met dien verstande dat:
e. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', ten hoogste 1 recreatiewoning is toegestaan.
De voor 'Tuin - Duinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden; tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
De voor 'Waarde - Archeologie IV' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. De archeologische dubbelbestemming beschrijft dat nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is bij de bouw van bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 2.500 m2.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor een waterkering. Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Conclusie
Onderhavig initiatief is in strijd met het bestemmingsplan 'Bergen aan Zee', omdat op een woonbestemming met als aanduiding 'recreatiewoning' ten hoogste 1 recreatiewoning is toegestaan, binnen het bestaande bouwvlak. Het planvoornemen bestaat uit de bouw van een nieuwe woning waarin permanent gewoond gaat worden, en op een andere plek op het perceel dan dat met het huidige bouwvlak is toegestaan. Daarmee is het planvoornemen niet passend binnen de huidige bestemmingsregels. Hiertoe is in september 2020 een vooroverleg bij de gemeente Bergen ingediend om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het planvoornemen. In oktober 2022 heeft de gemeente Bergen per brief aangegeven in beginsel positief te staan ten opzichte van het planvoornemen en is aangegeven dat het plan met een partiële herziening van het bestemmingsplan kan worden gerealiseerd. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Het bestemmingsplan 'Paulineweg 5S' bestaat uit de volgende stukken:
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
In de huidige situatie is er een recreatiewoning (zonder verdiepingen/bungalow) op het perceel gevestigd, ontsloten vanaf de Parkweg middels een half verharde toegangsweg. Er is veel begroeiing aanwezig op het perceel in de vorm van bosschages. Op de luchtfoto is te zien dat er nog een deel verharding achter en naast de woning is (terras/tuin). Er is naast de recreatiewoning ook een schuurtje op het perceel aanwezig.
Huidige situatie op het perceel aan de Paulineweg 5S (bron: initiatiefnemers).
In de gewenste situatie wordt de huidige bebouwing op het perceel gesloopt en maakt het gehele perceel een transformatie door. Het bouwvlak zal meer naar achteren verschuiven en groter zijn. Er komt een woning met drie bouwlagen en een plat dak. De woning zal geleidelijk opgaan in het landschap, doordat de achtergevel deels wegvalt in de verhoging van het duingebied. Aan de voorzijde van het perceel wordt een kleine berging gerealiseerd, eveneens opgaand in het duinlandschap door middel van materiaal en kleurgebruik. De ontsluiting van het perceel wijzigt niet. Er wordt voorzien in parkeerruimte door een parkeerplaats bij de entree. Het gehele ontwerp is geïnspireerd op het omliggend duinlandschap. De verschillende bouwlagen van de nieuwe woning springen per verdieping terug ten behoeve van de landschappelijke inpassing in het duinlandschap en er wordt rekening gehouden met klimaatadaptief, natuurinclusief bouwen en duurzaamheid. Zo wordt er veelal gebouwd met hout en de begroeiing en beplanting zal deels element van de woning worden om zo een geleidelijke overloop van duinlandschap en woning te creëren. De woning zal open en lichte ruimtes hebben. Op het dak worden zonnepanelen geplaatst ten behoeve van de energievoorziening.
Impressies en situatietekening toekomstige situatie op het perceel aan de Paulineweg 5S (bron: Natrufied Architecture)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving in Nederland.
Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Nederland heeft een lange traditie van zich aanpassen. Deze opgaven worden benut om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.
De NOVI heeft de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:
Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorgt dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Conclusie
Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de NOVI.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit het nationale beleid te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit het nationale beleid.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.
Het nationale beleid vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Stedelijke ontwikkeling
Om aan deze verplichting uit het Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Uit jurisprudentie blijkt dat er in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vanaf de realisatie van 12 woningen. Onderhavig initiatief betreft de bouw van 1 woning waardoor het doorlopen van de laddertoets niet noodzakelijk is.
Conclusie
Op basis van jurisprudentie blijkt dat het doorlopen van de laddertoets voor voorliggend initiatief niet noodzakelijk is.
Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vormt een uitwerking van de omgevingsvisie en bevat regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland aan moeten voldoen.
De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. De provincie gaat hierbij uit van het principe 'lokaal wat kan, regionaal wat moet'. Hierbij wil de provincie ruimtelijke ontwikkelingen faciliteren, onder voorwaarde van behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.
Wonen en werken worden bij voorkeur binnenstedelijk geconcentreerd, waarmee wordt gezorgd voor verdichting en intensiever gebruik van de ruimte. De gewenste ontwikkeling vindt binnenstedelijk plaats, waarbij er geen sprake is van nieuw ruimtebeslag. Daarnaast is de ontwikkeling van dermate kleine schaal dat gesteld kan worden dat het provinciaal belang zeer beperkt is.
Planspecifiek
Het plangebied valt binnen de thema's leefomgevingskwaliteit, metropool in ontwikkeling, sterke kernen - sterke regio's, nieuwe energie en natuurlijk en vitaal landelijke omgeving. Doordat het plan voorziet in de bouw van een woning voor permanent gebruik vindt er verdichting en intensiever gebruik van de ruimte plaats, zonder nieuw ruimtebeslag. Hiermee draagt het bij aan de doelstellingen van de Provincie Noord-Holland. Daarnaast is het ontwerp duurzaam en wordt er natuurinclusief gebouwd, waardoor het bijdraagt aan nieuwe energie, een natuurlijk en vitaal landelijke omgeving en het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit. Het plan heeft geen nadelige effecten op de thema's waarbinnen het plangebied valt en draagt bij aan enkele doelstellingen van de omgevingsvisie, zoals hierboven vermeldt.
De Omgevingsverordening NH2020 van de provincie Noord-Holland is vastgesteld door de Provinciale Staten op 16 november 2020. In de omgevingsverordening worden zijn verschillende verordeningen samengevoegd, om een duidelijk overzicht te geven van de geldende regels op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De omgevingsverordening bevat regels die gelden voor de gehele provincie. Relevante regels die betrekking hebben op de gewenste ontwikkeling zijn 'Nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is enkel mogelijk als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte afspraken.
Binnen de omgevingsverordening valt het plangebied in de volgende themakaarten: Bodemsanering, Natura-2000. Van belang is alleen themakaart Natura-2000.
Paragraaf 4.1.1. beschrijft de regels omtrent Natura 2000-gebieden in vier artikelen: 4.1 Toepassingsbereik, 4.2 Vrijstelling voor activiteiten en categorieën van activiteiten, 4.3 Tijdelijk en uitzonderlijk gebruik helikopters of andere luchtvaartuigen en 4.4 Ontbrandingstoestemming of melding.
Voor de activiteit wonen geldt dat dit is toegestaan buiten het Natura-2000 gebied, mits het geen negatieve gevolgen heeft op beschermde plant- en diersoorten en het natuurgebied verder niet aantast.
Planspecifiek
De bouw van 1 woning, zoals het planvoornemen beoogd, zal niet leiden tot onevenredige aantasting van het nabij liggende Natura-2000 gebied 'Noordhollands Duinreservaat'. Er zal aanvullend een Quickscan flora en fauna plaatsvinden en een stikstofdepositieberekening worden uitgevoerd.
In de Structuurvisie Bergen aan Zee is de ruimtelijke visie op Bergen aan Zee opgenomen richting 2030. Bergen aan Zee is klein in omvang en heeft een overwegend kleinschalig bebouwingsbeeld. In de structuurvisie is met betrekking tot het overig gebied aangegeven dat het behoud van de woonfuncties en ligging in de natuur van groot belang is. De planlocatie aan de Paulineweg maakt hier onderdeel van uit. Uitgangspunt is behoud van het exclusieve karakter in de bebouwingskarakteristiek en versterking van het bebouwingsbeeld. De voorgenomen ontwikkeling is passend binnen de gemeentelijke visie op herstructurering van het centrum van Bergen aan Zee aangezien het aantal woningen niet toeneemt en het project bijdraagt aan de exclusieve bebouwingskarakteristiek van Bergen aan Zee.
Visiekaart Bergen aan Zee met aanduiding planlocatie.
De Omgevingsvisie Bergen is door de gemeente Bergen op 28 mei 2021 ter visie gelegd als ontwerp. Hoewel nog niet het actuele beleid wordt ook deze visie voor de toekomst van Bergen van belang geacht in het kader van het planvoornemen aangezien de verwachting is dat de Omgevingsvisie in de nabije toekomst zal worden vastgesteld als rechtsopvolger van de gemeentelijke structuurvisie. De omgevingsvisie beschrijft de hoofdlijnen van een toekomstvisie voor de gemeente, met betrekking tot de fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie begint met een beschrijving van Bergen 2040 en hoe de gemeente er dan uitziet. De overige hoofdstukken beschrijven hoe de gemeente de doelstellingen wil bereiken.
Bergen 2040
- Zee, zand, duin, binnenduinrand en polder zijn versterkt in hun karakter en waarde natuur verhoogd
- Autoluwe wegen in de dorpen
- Meer groen en waterberging
- Balans tussen oud en jong is verbeterd door goede woningen voor verschillende doelgroepen te bieden
- Krachtige kernen in de dorpen en de dorpen zijn verbonden met het buitengebied
- Verblijfsrecreatie speelt in op gezondheid, kunst, cultuur en duurzaamheid
- Elk dorp in Bergen is uniek, gemeente wil inspelen op identiteit en mogelijkheden van elke plek
- Polder onderhouden door agrarische ondernemers
- Netwerk van paden en waterlopen dat uitnodigt tot openluchtrecreatie en wandelen
- Klimaatneutraal: Duurzame gebouwen en duurzaam vervoer & Zonne-energie staat centraal
- Recreatieterreinen omzetten naar permanent wonen & herbruik van bouwmaterialen
Deelgebied
Bergen aan Zee behoort in de omgevingsvisie tot het deelgebied 'Buitengebied (van strand en duinen tot strandvlakte)'. Het karakter als kleinschalige familiebadplaats wordt benoemd als waardevol.
De binnenduinrand is het gebied met gemengde functies; zowel in de bebouwing als in de groene functies. Naast woningen zijn er veel campings en huisjesterreinen te vinden. Een gebied waar naast veeteelt veel bollenteelt aanwezig is. Afwisseling is hier troef. De beleving van de verschillende landschappen naast elkaar is hier een kwaliteit. Het gebied biedt bij uitstek kansen voor versterking van zowel natuurwaarden als landschapsbeleving. De aanplant van loofbomen dient de biodiversiteit, legt CO2 vast en zorgt voor vermindering van hittestress. Deze aanplant kan samen gaan met de verbetering van enkele dorpsranden die op dit moment minder fraai zijn.
Qua beleving is in dit deelgebied vooral de groene ruimte en de relatieve stilte belangrijk. Openheid is van belang vanwege het contrast met de binnenduinrand en de duinen. Zolang het gaat om verduurzaming, groen en gezond zijn ook functies denkbaar die opgaande gewassen met zich meebrengen als dit in aansluiting op dorpen gebeurt en niet op de plekken waar doorzichten belangrijk zijn. Ook gebieden die van belang zijn voor de weidevogels zijn hiervan uitgesloten. Functies in de sfeer van zonne-energie zijn denkbaar mits hier voldoende draagvlak en participatiemogelijkheden zijn vanuit bewoners en ondernemers. En mits dergelijke ontwikkelingen goed landschappelijk worden ingepast. Ook versterking van het waterbergende vermogen is een kans. Dit met het oog op klimaatadaptatie en biodiversiteit.
Planspecifiek
Het planvoornemen gaat uit van natuurinclusief bouwen en bevat een houten ontwerp waarin de architectuur van de woning volledig aansluit op het omliggende landschap. Er worden nieuwe inheemse plantensoorten aangeplant (welke ook onderdeel uitmaken van de architectuur) en de zonnepanelen op het dak zorgen voor energiezuinig leven. De architectuur versterkt daarmee zowel de natuurwaarden als de landschapsbeleving van het deelgebied 'Buitengebied' waardmee het aansluit op de gemeentelijke omgevingsvisie. Tevens wordt er een recreatiewoning omgezet naar een reguliere woning, een van de doelstellingen voor 2040. Ook voldoet het planvoornemen aan de doelstellingen om de binnenduinrand in waarde en karakter te versterken, zorgt het ontwerp voor meer groen en herbruik van materialen en is het klimaatneutraal (zonne-energie centraal).
De lokale woonvisie Bergen NH (2015 – 2020) beschrijft gemeentelijke doelstellingen omtrent wonen en het woningaanbod. De gemeente Bergen streeft naar een kwalitatief goed en gedifferentieerd woningaanbod dat aansluit op de vraag van haar huidige en toekomstige inwoners. De gemeente streeft ernaar dat verschillende doelgroepen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen en een wooncarrière kunnen maken binnen de gemeente. Hierbij zijn de demografische ontwikkelingen een gegeven. De gemeente heeft voor de periode tot 2020 de onderstaande beleidsdoelen geformuleerd:
- Het zorgen voor een kwalitatief goed woningaanbod (geschiktheid, kwaliteit en duurzaamheid);
- Het realiseren van een gedifferentieerd woningaanbod;
- Het huisvesten van de huidige en toekomstige inwoners (doelgroepen);
- Flexibiliteit en maatwerk.
De gemeente Bergen richt zicht bij het zorgen voor een kwalitatief goed woningaanbod op geschiktheid, kwaliteit en duurzaamheid. Bij nieuwbouw hanteert de gemeente Bergen de Ladder voor duurzame verstedelijking. Met andere woorden eerst herstructureren of inbreiden en tenslotte uitbreiden. Verder wil de gemeente zoveel mogelijk levensloopgeschikte woningen realiseren en bouwen voor de eigen inwoners en voor de regio. Bij uitbreiding van de woningvoorraad is het er een uitgangspunt: 40% sociale woningbouw (koop of huur).
Planspecifiek
Het planvoornemen is duurzaam en van kwalitatief hoge waarde. Het neemt geen nieuwe ruimte in beslag en zorgt voor de transformatie van een recreatiewoning tot reguliere woning door middel van sloop-nieuwbouw. Het plan is te kleinschalig om van significant belang te zijn in het kader van de woonvisie.
In dit hoofdstuk zullen de relevante uitvoeringsaspecten bij het plan worden besproken. Hierin is aandacht voor de verschillende milieuaspecten zoals flora en fauna en luchtkwaliteit, en is er aandacht voor milieuzonering, verkeer en parkeren en externe veiligheid.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.
Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Zorgplicht
Voorts geldt bij uitvoering van werkzaamheden ten allen tijde een de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota's en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.
Het plangebied ligt op circa 90 meter afstand van het Natura-2000 gebied 'Noordhollands Duinreservaat'. Het plangebied is geen onderdeel van Natuurnetwerk Nederland.
In het verkennend ecologisch onderzoek dat is uitgevoerd door VONK Ecologie (bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming) wordt geconcludeerd dat op voorhand is uit te sluiten dat de activiteiten negatieve effecten hebben op Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten, het Natuurnetwerk Noord-Holland (NNNH) mits de stikstofdepositie is berekend middels een AERIUS-berekening waarmee geen bijdrage in stikstofdepositie kan worden vastgesteld. Aanvullend is extra aandacht besteed aan de mogelijke verzuring en vermesting van een habitat ten gevolge van stikstofdepositie en is een AERIUS-berekening uitgevoerd (bijlage 1 Stikstofdepositieberekening.
Stikstofdepositie
Sinds 2015 was het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS) van kracht. Het programma bevatte een integrale beoordeling van de bron- en gebiedsgerichte maatregelen voor de aanpak van de stikstofproblematiek. Deze maatregelen werden getroffen in en nabij de Natura 2000-gebieden die onderdeel zijn van het PAS.
Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1603) geldt het PAS voor geen enkel Natura 2000-gebied meer. Dit betekent ook dat de collectieve passende beoordeling via het PAS door de uitspraak is komen te vervallen. Met de AERIUS Calculator kunnen de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op Natura 2000-gebieden worden bepaald. Door de uitspraak is in het kader van dit bestemmingsplan ook gekeken naar de mogelijk te verwachten effecten.
Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied betreft 'Noordhollands Duinreservaat' op een afstand van circa 100 meter. Van belang is dat de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) op 1 juli 2021 in werking is getreden. In de Wsn is een partiële vrijstelling van de natuurvergunningplicht opgenomen voor bouwactiviteiten in de bouw-, aanleg- en sloopfase, waarin emissies tijdelijk en beperkt zijn. Daarmee hoeft de stikstofdepositie voor de bouw-, aanleg- en sloopfase niet meer te worden berekend en verschuift de nadruk naar de structurele uitstoot die een project in de gebruiksfase veroorzaakt.
Zoals aangegeven ligt het Natura-2000 gebied 'Noordhollands Duinreservaat' op circa 100 meter van het plangebied. Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd met behulp van de AERIUS Calculator. Uit de berekeningen blijkt dat er door de gewenste ontwikkeling geen strijdigheden ontstaan met de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied. Er vindt geen stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. De stikstofberekening inclusief bijlagen is als Bijlage 1 Stikstofdepositieberekeningopgenomen bij dit bestemmingsplan.
Om de effecten van de voorgenomen wijziging op de aanwezige flora en fauna te bepalen is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd door VONK Ecologie (bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming). Dit verkennend onderzoek zoomt in op de (mogelijke) schadelijke effecten door de activiteiten en op welke wijze in het kader van de wet gehandeld kan worden.
Er zijn geen beschermde soorten of planten in het plangebied aangetroffen die als gevolg van de voorgenomen planactiviteiten geschaad kunnen worden. In dat kader is er dan ook geen aanvullend onderzoek noodzakelijk. Ten alle tijden geldt uiteraard wel de algemene zorgplicht.
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan onderhavig initiatief. Er zijn op de planlocatie geen beschermde soorten en planten aanwezig die als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling geschaad kunnen worden.
De Wet Bodembescherming schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van een dergelijk onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Voorliggend initiatief voorziet in een functiewijziging en bouwplan van recreatiewoning naar reguliere woning. De planologisch geldende functie van de locatie betreft eveneens een milieugevoelige functie, aangezien ook hierbij meerdere personen voor langere tijd in het pand aanwezig kunnen zijn. Op de locatie zijn geen bodemverontreinigingen bekend of bekende locaties van ernstige bodemverontreiniging die met spoed moeten worden gesaneerd. Na de sloop van de huidige bungalow zal eerst een verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Dit wordt als voorschrift bij de vergunning opgenomen ter borging.
Er zullen geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteit op het onderhavige perceel.
Vanaf 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht wordt geregeld.
Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het erfgoed meegewogen zoals alle andere aspecten die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Het pand kent geen aanduiding als rijks- of gemeentelijk monument en is niet aangemerkt als beeldbepalend of karakteristiek in het geldende bestemmingsplan. Ook worden de omgeving en het landschap niet aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. Geconcludeerd kan worden dat met de gewenste ontwikkeling geen schade wordt toegebracht aan bestaande cultuurhistorische panden of structuren.
Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Voorts geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
Het plangebied heeft een dubbelbestemming met betrekking tot archeologie. Ook zal er gegraven worden om de ontwikkelingen te realiseren. Dat betekent dat een archeologisch onderzoek mogelijk noodzakelijk is. In de regels van het vigerende bestemmingsplan is bepaald dat er geen archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden naar mogelijk aanwezige archeologische waarden indien het plan betrekking heeft op een oppervlakte van minder dan 2500m2. De footprint van de nieuw te bouwen woning valt hier ruim onder waardoor onderzoek in het kader van archeologie niet noodzakelijk wordt geacht.
Met de gewenste ontwikkeling worden cultuurhistorische panden of structuren niet aangetast. Voorts vindt de ontwikkeling niet plaats in beschermd archeologisch gebied. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie en archeologie voor onderhavig initiatief.
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en/of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.
Effect van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit
De ontwikkeling kan, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een project dat niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Volledigheidshalve is de ontwikkeling ingevoerd in de NIBM-rekentool. Daaruit komt als gevolg van het project een toename van NO2 en PM10 naar voren van 0,00 waarmee het project niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit ter plaatse.
Luchtkwaliteit ter plaatse
Vanuit de wet milieubeheer gelden grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5). Daarnaast hanteert de World Health Organization (WHO) advieswaarden voor stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof. In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de waarden ter plekke van het plangebied, de grenswaarden en de advieswaarden. De kaarten met concentratie luchtverontreinigende stoffen in de lucht op de onderhavig planlocatie zijn gebaseerd op de Atlas Leefomgeving van de Rijksoverheid.
Stof | Jaar 2018 | Jaar 2020 | Grenswaarde | Advieswaarde |
NO2 | 9,7 µg/m3 | 8,7 µg/m3 | 40 µg/m3 | 10 µg/m3 |
PM10 | 17,4 µg/m3 | 14,7 µg/m3 | 40 µg/m3 | 15 µg/m3 |
PM2,5 | 9,7 µg/m3 | 6,8 µg/m3 | 20 µg/m3 | 5 µg/m3 |
Waarden in het plangebied, grenswaarden en advieswaarden luchtkwaliteit
Op de planlocatie wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5.
De advieswaarden van de WHO liggen ver beneden de wettelijke grenswaarden. In de huidige situatie aan de Paulineweg liggen de concentraties ver beneden de wettelijke grenswaarden en in het geval van NO2 zelfs onder deze advieswaarde. Zoals blijkt uit bovenstaande tabel is de verwachting dat de jaargemiddelde concentraties in de toekomst verder zullen afnemen. De huidige waarden zijn acceptabel voor een goed woon- en leefklimaat op de planlocatie.
Het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven. Daarnaast is luchtkwaliteit ter plaatse goed genoeg voor een goed woon- en leefklimaat op de planlocatie.
Nota Parkeernormen 2020 Gemeente Bergen (Geldend van 01-12-2020 t/m heden):
Als basis voor haar parkeernormen kiest de gemeente Bergen voor de meest recente parkeerkencijfers van het CROW. Deze kencijfers zijn opgenomen in publicatie 381: ‘Toekomstbestendig parkeren’, uitgebracht door het CROW in december 2018. De nota parkeernormen van de gemeente Bergen gaat ten opzichte van het CROW uit van een andere gebiedsaanduiding; namelijk centrum, schil en rest bebouwde kom. Onderstaande tabel toont de parkeernorm per gebied. Bergen aan Zee valt onder het gebied 'Rest bebouwde Kom'. Hiervoor geldt voor een vrijstaande koopwoning een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning. In de gewenste situatie komt de totale parkeerbehoefte dan ook uit op 2,3 parkeerplaatsen inclusief bezoekersaantallen. Het bezoekersparkeren wordt in de openbare ruimte opgelost en er worden 2 eigen parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein (zie ook afbeelding in paragraaf 2.2).
Tabel Nota Parkeernormen 2020 Gemeente Bergen, Autoparkeernormen (Alle parkeernormen zijn inclusief bezoekersaandelen).
Het plangebied wordt ontsloten via de Parkweg. Deze weg geeft toegang tot de ontsluitingswegen Paulineweg en de Zeeweg (hoofdweg). Alle genoemde wegen zijn 30 km/u wegen.
De verkeersgeneratie kan berekend worden aan de hand van de kencijfers van de publicatie 'CROW 381 Toekomstbestendig parkeren' uit 2018. In de huidige situatie is een recreatiewoning toegestaan. Voor dit type woning is geen verkeersaantrekkende werking vastgesteld. Er wordt uitgegaan van de verkeersgeneratie van een bungalow. Deze heeft een verkeersaantrekkende werking van 2,1 tot 2,3 mvt/etmaal in de rest bebouwde kom van een weinig stedelijk gebied.
In de gewenste situatie is er sprake van een koopwoning, vrijstaand. Hiervoor geldt een verkeersaantrekkende werking van 7,8 tot 8,6 mvt/etmaal. Hierbij is rekening gehouden met de ligging van de planlocatie in de rest bebouwde kom van weinig stedelijk gebied.
De verkeersgeneratie neemt met onderhavig planvoornemen licht toe met zo'n 6-7 mvt/etmaal. Dit zal gezien de situering van de planlocatie niet leiden tot belemmeringen of problemen met de afwikkeling van het verkeer in de omgeving van het plangebied.
Voorgenomen initiatief zal niet leiden tot verkeerskundige en/of parkeertechnische problemen. Parkeren wordt op eigen terrein opgelost middels 2 parkeerplaatsen en de inrit heeft een breedte van 3,30 meter. De verkeersgeneratie neemt slechts in zeer lichte mate toe, dit leidt niet tot problemen met verkeersstromen in en om het plangebied.
Wegverkeer en railverkeer
Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Industrielawaai
Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd.
Het plangebied is niet gelegen binnen de geluidzone van een industrieterrein. Wel ligt het plangebied binnen de geluidzone van wegverkeer, namelijk van de Parkweg, Paulineweg en de Zeeweg. Op deze wegen geldt een snelheidsregime van 30km/h. De Zeeweg gaat ten oosten van de kruising met de Paulineweg over in een 50 km/h-weg en is gelegen op een afstand van 60 meter van het plangebied. Hiertoe wordt een akoestisch onderzoek noodzakelijk geacht. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij nieuwbouw eveneens altijd beoordeeld te worden of een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
Hiertoe is door SPA WNP Ingenieurs een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting bij de nieuwe woning, ten gevolge van het verkeer op de Zeeweg ruim lager zal zijn dan de voorkeurswaarde van 48 dB en dat het geluid van verkeer op de 30 km/uur wegen ruim lager zal zijn dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Op basis hiervan wordt gesteld dat de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de 30 km/uur wegen aanvaardbaar is. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt maximaal 47 dB. Dit betekent dat de karakteristieke geluidwering van de verblijfsgebieden minimaal 20 dB moet bedragen. De Wet geluidhinder vormt dan ook geen belemmering voor het realiseren van de nieuwe woning. Het onderzoek is als Bijlage 6 bij de toelichting bijgevoegd.
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. De geluidsbelasting als gevolg van weg- en verkeerslawaai in de omgeving van het plangebied blijft beneden de voorkeurswaarde van 48dB.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied'.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Richtafstanden en omgevingstype
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid.
De omgeving van het plangebied kan gekarakteriseerd worden als gemengd gebied, gelet op de omliggende bestemmingen 'wonen', 'tuin', 'groen', 'horeca' en 'recreatie'.
Het project maakt een gevoelige functie mogelijk. De omliggende recreatie- en horeca voorzieningen zijn gelegen op meer dan 50 meter van het plangebied. Volgens de VNG-richtlijnen behoren deze voorzieningen tot categorie 1, waardoor er in gemengd gebied 0 m richtafstand geldt. De voorzieningen leiden daardoor niet tot belemmeringen volgens de VNG-richtlijnen. Het project zal niet voor overlast of belemmeringen zorgen ten aanzien van de in de omgeving gesitueerde functies.
Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Andersom leidt ontwikkeling van de woning niet tot milieutechnische problemen voor de omliggende milieugevoelige functies. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Een woning betreft een kwetsbaar object, waardoor de gewenste ontwikkeling getoetst dient te worden aan de wetgeving omtrent externe veiligheid. Voor de beoordeling of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van deze kaart.
Uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied (bron: www.risicokaart.nl).
Transport gevaarlijke stoffen
Er ligt in de directe omgeving (binnen 200 meter) van het plangebied geen hoofdvaarweg, spoorbaan of rijksweg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook bevindt zich in of nabij het plangebied geen buistransportleiding met een PR 10-6 contour.
Inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied zijn geen EV-relevantie inrichtingen gevestigd. Anderzijds is de voorgenomen planontwikkeling geen risicovolle inrichting in het kader van de BEVI en vormt de gewenste ontwikkeling geen gevaar voor de omgeving.
Er bestaat vanuit het thema externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Uit de toelichting en verbeelding van bestemmingsplan 'Bergen aan Zee' is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Voor de verdere realisatie van het plan zal indien nodig een KLIC-melding gedaan worden om te achterhalen of er relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor onderhavige ontwikkeling relevante nota's.
Europa
Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een 'goede ecologische' toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologisch potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.
Rijk
De Waterwet, die in werking is getreden in 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben. De Waterwet schrijft eveneens voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Om het voornemen te toetsen aan het waterbeleid, is de watertoets uitgevoerd. Het resultaat is als bijlage bijgevoegd (bijlage 7 Digitale watertoets). Op basis van de watertoets moet een normale procedure gevolgd worden. Er is contact geweest met het Waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in de planvormingsfase. De bevindingen van het waterschap zijn dat er er geen belemmeringen zullen zijn met de afwatering. Echter bevindt het plangebied zich in beschermingszone A van een duin. Dit betekent dat het gebied grenst aan een waterstaatswerk zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens de keur van toepassing zijn. Daarom moet men, ook wegens de waterveiligheid, een watervergunning aanvragen in het kader van de bouwactiviteiten tijdens de realisatiefase na vaststelling van het bestemmingsplan.
Er zal bij het aanvragen van de omgevingsvergunning gelijktijdig een watervergunning aangevraagd worden doordat het perceel zich in beschermingszone A bevindt en er anders geen werkzaamheden verricht mogen worden. Vanuit het aspect water zijn er verder geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. Het waterschap adviseert positief over het voornemen.
In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in kolom 1 van onderdeel D van het Besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen. Voor activiteiten die onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D vallen, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze motivering dient qua inhoud aan te sluiten bij de m.e.r.-beoordeling, maar heeft geen vormvereisten. Voorliggend initiatief kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2). De gewenste ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat.
In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect.
Kenmerken van het project
Het planvoornemen bestaat uit de sloop van een bungelow-recreatiewoning aan de Paulineweg 5S te Bergen aan Zee. Hierna zal er een nieuwbouwwoning gebouwd worden op een nieuw bestemd bouwvlak.
Plaats van het project
Het plangebied bevindt zich in de duinen van Bergen aan Zee. Hier zijn meerdere woon- en recreatiebestemmingen aanwezig. Het dichtbijzijnste natuurgebied betreft 'Noordhollands Duinreservaat' op ca. 90 meter afstand.
Kenmerken van het potentiële effect
De ontwikkeling brengt geen negatieve gevolgen met zich mee op de nabije omgeving. Hiervoor is het plangebied en de ontwikkeling van te geringe omvang. Tevens blijkt uit voorgaande paragrafen inzake de omgevingsaspecten dat er zich op het gebied van milieu geen nadelige gevolgen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling zullen voordoen.
De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
De regels en verbeelding zijn opgesteld conform de RO-standaarden 2012, waarbij in het bijzonder het IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) van belang zijn. Voor de regels is aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan 'Bergen aan Zee'.
Het bestemmingsplan 'Paulineweg 5S' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Paulineweg 5S' zijn opgebouwd conform de door de SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels de overgangs- en slotregels.
De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen.
In de begripsregels worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsregels worden opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP 2012 richtlijnen gegeven.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend, welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
'Tuin - Duinen'
De gronden die grenzen aan de bestemming Wonen-Duinen (zie ook hierna) zijn bestemd voor Tuin-Duinen. De gronden grenzen aan de natuurgebieden rondom Bergen aan Zee en hebben natuur- en landschapswaarden. Om deze waarden te beschermen, is ter plaatse van de gronden uitsluitend de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan (tot 1 m hoog).
'Wonen - Duinen'
De woning in de duinen is bestemd als Wonen-Duinen. Om het landelijke karakter te behouden, mag op de percelen geen vrijstaande erf-bebouwing worden gebouwd. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan. Om de open ruimte te waarborgen, is een zo beperkt mogelijk bouwvlak op de kaart opgenomen in relatie tot het ontwerp waarbinnen zowel de hoofdgebouwen als de aan- en bijgebouwen moeten worden gerealiseerd. Aanvullend is hierop een maximum bouwhoogte en inhoudsmaat toegevoegd om het volume verder te begrenzen. De oppervlakte aan aan- en uitbouwen mag maximaal 25% van het bouwvlak bedragen tot een maximum van 50 m². Er zijn wel eventuele ontheffingsmogelijkheden opgenomen binnen de bouwregels waarmee bebouwing buiten het bouwvlak met een separate vergunning mogelijk zou kunnen worden gemaakt.
'Waarde - Archeologie 4'
De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ ligt conform het voorgaande bestemmingsplan over het hele plangebied. In de regels is bepaald dat voor werkzaamheden met een planomvang van meer dan 2.500 m2 en dieper dan 40 cm, voordat werkzaamheden worden verricht, door middel van nader archeologisch onderzoek moet worden aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.
'Waterstaat - Waterkering'
Conform het nu geldende bestemmingsplan gelden er specifieke regels ter bescherming van de nabijgelegen primaire waterkering. Deze dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.
Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.
Voor het hele plangebied geldt een aantal algemene regels. Het gaat hier om algemene bouw- en gebruiksregels, mogelijkheden om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen, en procedureregels worden behandeld.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.
De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. De verwezenlijking van het plan is dan ook niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. De kosten voor de ambtelijke afhandeling van de procedure zullen worden verrekend op basis van de daarvoor geldende leges. Voor wat betreft planschade heeft de gemeente met initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.
Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
Omwonenden hebben aangegeven geen bezwaren te hebben met de verbouwing van de bungalow tot nieuwbouwwoning. Dit verslag is bijgevoegd als Bijlage 8 bij dit bestemmingsplan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.