direct naar inhoud van 4.3 Bodem
Plan: Praktijkschool De Dreef
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.T1107BPSTD-VG01

4.3 Bodem

4.3.1 Wettelijk kader

Wet op de ruimtelijke ordening (Wro)

De Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO)

In de WABO staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:

  • er is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan;
  • er een melding is gedaan van een voornemen tot saneren.

Wet bodembescherming (Wbb)

Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming. In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).

Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

Het Besluit bodemkwaliteit geeft het lokaal bevoegde gezag de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd.

In het besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.

4.3.2 Beleid Stadsdeel

In september 2007 heeft het Stadsdeel Zuidoost het Bodembeheerplan vastgesteld. Dit Bodembeheerplan beschrijft de mogelijkheden grond te gebruiken, in of op de bodem. Samen met het Bodembeheerplan heeft het Stadsdeel tevens een bodemkwaliteitskaart vastgesteld, waarop te zien is welke kwaliteit de bodem heeft, in de toplaag, de diepe laag en op het oorspronkelijke maaiveld.

Het plangebied ligt op een locatie die volgens de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart voor zowel de toplaag als de diepe laag als Klasse 1A is aangewezen. Voor deze klasse geldt dat het schone grond betreft en grond die onder de ministeriële vrijstellingsregeling valt met verhoogde gehalten EOX (Extraheerbare organohalogeenverbindingen) en minerale olie door bestanddelen van natuurlijke herkomst.

4.3.3 Onderzoek plangebied

In het plangebied is in oktober 2011 verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht door onafhankelijk adviesbureau IDDS (zie bijlage 1). Allereerst is het archief van de gemeente Amsterdam geraadpleegd om inzicht te krijgen in het historisch gebruik. Daaruit blijkt dat het plangebied een gebruik kent als basisschool en dat er voor zover bekend geen tanks hebben gelegen op het onderzoeksterrein. Ook zijn er geen dempingen bekend. De naastgelegen percelen zijn in gebruik ten behoeve van water, de spoorlijn en de openbare weg en deze activiteiten hebben naar verwachting de chemische bodemkwaliteit in het plangebied niet negatief beïnvloed.

Voorts is in het plangebied veldonderzoek uitgevoerd, bestaande uit boringen en waarnemingen. Hierbij zijn sporen van puin en baksteen waargenomen in het opgeboorde bodemmateriaal.

De grond(water)monsters zijn chemisch onderzocht. Hieruit is het volgende te concluderen.

Bovengrond

In de bovengrond zijn plaatselijk bijmengingen met baksteen en puin waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.

  • De zintuiglijke schone bovengrond is licht verontreinigd met koper, en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, PCB’s, PAK en minerale olie.
  • De baksteenhoudende kleigrond is licht verontreinigd met lood, en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, PCB’s, PAK en minerale olie.
  • De puinhoudende zandgrond is niet verontreinigd met de onderzochte parameters.
  • Het licht verhoogde gehalte kwik is naar alle waarschijnlijkheid te relateren aan de bijmengingen met baksteen. Voor het verhoogd aangetoonde gehalte koper is geen directe oorzaak voor handen.

Ondergrond

  • In de ondergrond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
  • De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte zware metalen, PCB’s, PAK en minerale olie.

Grondwater

  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium, en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCl en minerale olie.
  • De aangetoonde concentratie barium is vermoedelijk van nature licht verhoogd.

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en/of de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ons inziens en conform het gestelde in de Wet bodembescherming niet noodzakelijk wordt geacht.

Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.

Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.