Plan: | Praktijkschool De Dreef |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.T1107BPSTD-VG01 |
Wet op de archeologische monumentenzorg
In 1992 werd in Valetta door de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed', beter bekend onder de naam 'Verdrag van Malta', ondertekend.
De wet tot goedkeuring van het verdrag is aangenomen door het Nederlands parlement en op 9 april 1998 in het Staatsblad gepubliceerd. Na enkele malen uitstel is het wetsvoorstel in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. De nieuwe wet heeft zijn beslag gekregen via een wijziging van de Monumentenwet 1988, aanpassingen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en enkele andere wetten.
Met de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is het accent komen te liggen op het streven naar het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem (in situ) en het beperken van (de noodzaak van) archeologische opgravingen. Uitgangspunt van het nieuwe beleid is tevens het principe 'de verstoorder betaalt'. Bij het voorbereiden van werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren (zoals de aanleg van een weg, een nieuwe woonwijk, een bedrijventerrein), dient onderzocht te worden of daardoor archeologische resten verstoord kunnen worden (dat kan bijvoorbeeld door booronderzoek of sleuvenonderzoek - beide na een gedegen bureauonderzoek).
Als uit het onderzoek blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn en deze niet ter plaatse behouden kunnen blijven, dan dient de initiatiefnemer van het werk de kosten die gepaard gaan met het opgraven en conserveren van de plaats te dragen.
Met de introductie van de nieuwe wet zijn de kerntaken en bestuurlijke verantwoordelijkheden van gemeenten veranderd. Eén van de belangrijkste consequenties is, dat gemeenten een centrale rol is toegekend in de bescherming van archeologisch erfgoed. In de wet is bepaald, dat gemeenten door inzet van een planologisch instrumentarium het archeologisch belang dienen te waarborgen. Bescherming van het archeologisch erfgoed kan onder meer vorm krijgen door in bestemmingsplannen regels ter bescherming van bekende en te verwachten archeologische waarden op te nemen.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie en de Informatiekaart
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. Met deze leidraad wil de provincie de ruimte bieden aan ontwikkelingen en tegelijkertijd verantwoord omgaan met de cultuurhistorie en waardevolle landschappen. De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie is een geografische uitwerking waarop informatie is aangegeven over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten, archeologische verwachtingen en molens, militaire structuren en historische dijken.
Voor het plangebied zijn geen bijzondere waarden aangegeven op de Informatiekaart.
De gemeente heeft sinds december 2010 de Archeologische Signaleringskaart Amsterdam, waarmee een eerste archeologische toets kan worden verricht. Op de Signaleringskaart staat aangegeven op welke locaties archeologisch bureauonderzoek nodig is bij een ruimtelijke ontwikkeling. Het plangebied ligt binnen de zone waar bureauonderzoek nodig is voor ontwikkelingen die groter zijn dan 10.000 m2.
Afbeelding 4.1: Uitsnede Archeologische Signaleringskaart Amsterdam, met in rood de plancontour
De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt is kleiner dan 10.000 m2 en bevindt zich op een locatie die volgens de provincie geen bijzondere waarden bevat. Nader onderzoek is om die redenen dan ook niet nodig.