direct naar inhoud van Regels
Plan: Academisch Medisch Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.T1101BPGST-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Academisch Medisch Centrum' met identificatienummer NL.IMRO.0363.T1101BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.7 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne.

1.8 baliefunctie

Een (onderdeel van een) kantooractiviteit, of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

Een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden.

1.11 bedrijf

Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, groothandel, internetverkoop, opslag en/of transport.

1.12 bestaande bebouwing of gebruik

Bebouwing of gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.18 brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.19 consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.20 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die deze zaken kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 dienstverlening

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:

1.22 dove gevel

een bouwkundige constructie waarin,

  • a. geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.23 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 geluidbelasting vanwege een industrieterrein

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder

1.25 geluidgevoelige functies (of gebouwen)

Bewoning of een andere geluidsgevoelige functie (of de gebouwen en terreinen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.26 geluidwerende vliesgevel

Een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen, als gevolg waarvan voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder, waarbij de afstand tussen geluidwerende vlies en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen geluidwerende vlies en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).

1.27 gevellijn

Een op de verbeelding aangegeven lijn, waarin de gevel van de gebouwen aan de betreffende zijde moet worden opgericht.

1.28 groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.29 hoofdgebouw

Eén of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, glet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 horeca I

Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.31 horeca II

Nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccomodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.32 horeca III

Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.33 horeca IV

Restaurant (restaurant, koffie-, en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.34 internetcafé

Een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig de gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.35 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.36 maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.37 maatschappelijke dienstverlening

Het verlenen van publieksgerichte diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele voorzieningen.

1.38 medisch-gerelateerde dienstverlening

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, op het gebied van de uitvoering van medische zorg, medisch onderwijs en medisch onderzoek, inclusief de daarbij behorende kantoorruimte.

1.39 nieuwe bebouwing

Het oprichten van gebouwen, anders dan het vervangen van gebouwen door gebouwen van gelijke aard, omvang en karakter.

1.40 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.41 ondergrondse parkeervoorziening

Parkeervoorziening gelegen onder <peil/maaiveld>.

1.42 openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.43 overbouwing / onderdoorgang

Een op de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen de bestemming een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.44 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.45 peil

Onder het peil wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil
  • d. anders .....<N.A.P>.
1.46 planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan 'Academisch Medisch Centrum'.

1.47 prostitutie

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.48 Staat van Inrichtingen

De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.

1.49 telefooninrichting / belhuis

Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.

1.50 transport

Het bedrijfsmatig vervoeren van goederen en/of personen.

1.51 verbeelding

De verbeelding (voorheen: plankaart) van het bestemmingsplan.

1.52 watergang

Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren, en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.

1.53 waterpeil

Het N.A.P. of het plaatse aan te houden waterpeil.

1.54 waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.55 weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.56 wet

Wet ruimtelijke ordening.

1.57 windmolen

Een door wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt/turbine waarin winddruk omgezet wordt in mechanische energie.

1.58 zakelijke dienstverlening

Het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus.

1.59 zone industrielawaai

Zone rond een industrieterrein als bedoeld in de artikelen 41 en 53 van de Wet geluidhinder.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de brutovloeroppervlakte van een gebouw

de bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.8 de minimum bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan het punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouwzijnde, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van een gebouw aan deze minimum bouwhoogte moet voldoen.

2.9 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 de bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • c. ondersteunende kantoorfuncties;
  • d. (ontsluitings)wegen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. bergingen en andere nevenruimten;
  • h. gebouwde (al dan niet ondergrondse, van maximum 1 bouwlaag) parkeervoorzieningen;
  • i. trappen en hellingbanen;
  • j. (al dan niet ondergrondse) gebouwde en ongebouwde fietsparkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. een onderdoorgang ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'onderdoorgang';
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte(m) ' geldt een maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte(m), maximum bouwhoogte(m)' geldt de minimum en maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt 100;
  • d. het maximum bebouwd oppervlak gezamenlijk bedraagt 63.000 m2 brutovloeroppervlakte (bvo);
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' op de verbeelding dient de hoofdgevel in de gevellijn gesitueerd te worden;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder sub e geldt ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'onderdoorgang' dat tot 4 meter hoogte geen bebouwing mag worden gebouwd behoudens de voor hoger gelegen bouwlagen benodigde ondersteuningsconstructie;
  • g. voor de in lid 3.1 onder h bedoelde parkeervoorzieningen geldt dat deze gedeeltelijk bovengronds gebouwd mogen worden.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. het maximum bebouwd oppervlak bedraagt 10 m2.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan door het bevoegd gezag worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a door de bouwhoogte te verruimen tot minimaal 12 en maximaal 16 meter, mits de overige bepalingen als bedoeld in lid 3.2.1 in acht worden genomen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn inrichtingen en bedrijven toegestaan tot en met categorie 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn inrichtingen en bedrijven toegestaan tot en met categorie 3.2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen;
  • c. Voor de in lid 3.1 onder h genoemde functie geldt dat binnen de gehele bestemming, bij realisatie van het maximum bouwvolume een maximum aantal parkeerplaatsen is toegestaan van 504, met dien verstande dat bij realisering van bebouwing een parkeernorm geldt van 1:125 m2 brutovloeroppervlakte (bvo).
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.4 onder b ten behoeve van het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een functie die
    • 1. niet in de Staat van Inrichtingen voorkomt en in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2 respectievelijk 1 t/m 3.2, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
    • 2. in de Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2 respectievelijk 1 t/m 3.2 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
    • 3. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de staat van Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2 respectievelijk 1 t/m 3.2, blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.4 onder c ten behoeve van het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van parkeren volgens een hogere norm dan 1:125 m2 bvo, mits vooraf voor de te vestigen functie(s) is aangetoond dat een hogere norm volgens de landelijke kengetallen van het CROW gerechtvaardigd is.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • k. voet- en fietspaden;
  • l. (ontsluitings)wegen;
  • m. verkeersareaal;
  • n. andere verkeerskundige voorzieningen;
  • o. (al dan niet ondergrondse) gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • p. tuinen en erven;
  • q. straatmeubilair;
  • r. openbare verlichting;
  • s. nutsvoorzieningen;
4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte(m), maximum bebouwingspercentage(%)' geldt de maximum bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte(m),maximum bouwhoogte(m), maximum bebouwingspercentage(%)' gelden de minimum- en maximum bouwhoogtes en het maximum bebouwingspercentage zoals op de verbeelding is aangegeven'.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. het maximum bebouwd oppervlak bedraagt 10 m2.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. voor de in lid 4.1 onder a t/m c genoemde functie zijn slechts inrichtingen en bedrijven toegestaan, die vallen onder de categorieën 1 t/m 3.1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen;
  • b. voor de in lid 4.1 onder o genoemde functie geldt bij realisering van bebouwing een parkeernorm van 1:125 m2 brutovloeroppervlakte (bvo).
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.3 onder b voor het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een functie die:

  • a. niet in de Staat van Inrichtingen voorkomt en in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 3.1, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
  • b. in de Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 3.1 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
  • c. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de staat van Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 3.1 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu.

Artikel 5 Groen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • i. voet- en fietspaden;
  • j. (ontsluitings)wegen;
  • k. openbare verlichting;
  • l. straatmeubilair;

alsmede voor:

  • m. opslagterrein voor eigen onderhoudsmateriaal ten behoeve van het ziekenhuis;
  • n. een onderzoekslocatie met een opslag- en werkruimte voor medisch wetenschappelijk onderzoek;

met de daarbij behorende:

  • o. (ontsluitings)wegen;
  • p. afschermende voorzieningen (hekwerk);
  • q. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • r. gebouwde en ongebouwde fietsparkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' geldt het maximum bebouwd oppervlak, zoals op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat het maximum bebouwd oppervlak per gebouw 150 m2 bedraagt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte(m)' geldt een maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a geldt voor 1 nutsvoorziening (trafo) een maximum bebouwd oppervlak van: 50 m2;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a en b geldt voor de in lid 5.1 onder n genoemde functie dat ten behoeve van genoemde functie één gebouw voor opslag en werkruimte is toegestaan met maximum oppervlakte van 12 m2 en een maximum bouwhoogte van 4 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. het maximum bebouwd oppervlak bedraagt gezamenlijk 10 m2, met dien verstande dat het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk 3 m² bedraagt;
  • c. het bepaalde onder b geldt niet voor bouwwerken als genoemd in lid 5.1 onder p;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b geldt voor de in lid 5.1 onder r genoemde functie een maximum bebouwd oppervlak van 120 m².
5.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. slechts inrichtingen zijn toegestaan, die vallen onder de categorieën 1 t/m 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen;
  • b. voor de in lid 5.1 onder g genoemde functie geldt dat binnen de bestemming ten behoeve van bezoekers en werknemers van het ziekenhuis een maximum aantal parkeerplaatsen is toegestaan van 1.200, met dien verstande dat bij realisatie van bebouwing een parkeernorm geldt van 1:125 m² brutovloeroppervlakte (bvo).
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.3 onder b, voor het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een functie die:

  • a. niet in de Staat van Inrichtingen voorkomt en in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 en 2, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
  • b. in de Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
  • c. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de staat van Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2, blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu.

Artikel 6 Groen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • j. voet- en fietspaden;
  • k. (ontsluitings)wegen;
  • l. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • m. straatmeubilair;
  • n. openbare verlichting;

alsmede voor:

met de daarbij horende:

  • p. ondersteunende kantoorruimte (al dan niet met baliefunctie);
  • q. (ontsluitings)wegen;
  • r. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • s. gebouwde en ongebouwde fietsparkeervoorzieningen;
  • t. speelvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte(m)' geldt een maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' geldt het maximum bebouwd oppervlak, zoals op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat het maximum bebouwd oppervlak per gebouw 1.500 m2 bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a geldt voor de in lid 6.1 onder h genoemde functie een maximum bouwhoogte van 6 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 onder b geldt voor de in lid 6.1 onder h genoemde functie een maximum bebouwd oppervlak van 500 m²;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 onder b geldt voor de bestaande bebouwing aan de Tafelbergweg 23 (Altra College) een maximum bebouwd oppervlak van 2.100 m².
  • f. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 onder b geldt voor de in lid 6.1 onder i genoemde functie een maximum bebouwd oppervlak van 50 m²;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 onder b geldt voor de in lid 6.1 onder s genoemde functie een maximum bebouwd oppervlak van 120 m²;
  • h. bebouwing ten behoeve van geluidgevoelige functies (of gebouwen) dient te zijn voorzien van een dove gevel, dan wel van een geluidwerende vliesgevel;
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. het maximum bebouwd oppervlak bedraagt 10 m2, met dien verstande dat het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk 3 m² bedraagt.
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a geldt voor de in lid 6.1 onder n een maximum bouwhoogte van 10 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.2 onder b geldt voor de in lid 6.1 onder s een maximum bebouwd oppervlak van 120 m².
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het af wijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder h, met dien verstande dat kan worden afgeweken van de verplichting om een dove gevel of een geluidwerende vliesgevel te realiseren indien:

  • a. geen sprake is van vestiging van een functie welke is aan te merken als gevoelig in de zin van de Wet geluidhinder, dan wel;
  • b. is aangetoond dat als gevolg van gewijzigde omstandigheden wordt voldaan aan de voorkeurswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel voor de voorgenomen geluidgevoelige functie wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidswaarde overeenkomstig een in dit verband vastgestelde hogere waarde, dan wel;
  • c. geen sprake is van:
    • 1. geluidgevoelige onderwijsactiviteiten als bedoeld in de Wet geluidhinder;
    • 2. een geluidgevoelige ruimte gezondheidszorggebouwen.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 6.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. slechts inrichtingen zijn toegestaan, die vallen onder de categorieën 1 t/m 2 van de van deze regels deel uit makende Staat van Inrichtingen;
  • b. voor de in lid 6.1 genoemde functies gezamenlijk geldt voor de bijbehorende parkeervoorzieningen een maximum aantal parkeerplaatsen van 92, met dien verstande dat bij realisering van bebouwing een parkeernorm geldt van maximum 1:125 m2 brutovloeroppervlakte (bvo);
  • c. voor de in lid 6.1 onder g genoemde functie geldt dat maximaal 1 vestiging is toegestaan met een maximum gebruiksoppervlakte van 150 m².
  • d. voor de in lid 6.1 onder g genoemde functie geldt dat uitsluitend horeca in de categorieën horeca III en horeca IV is toegestaan;
  • e. voor de in lid 6.1 onder c genoemde functie geldt een maximum aantal parkeerplaatsen van 1.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.3 onder b, voor het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een functie die:

  • a. niet in de Staat van Inrichtingen voorkomt en in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
  • b. in de Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
  • c. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de staat van Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2, blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu.

Artikel 7 Groen - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • k. voet- en fietspaden;
  • l. (ontsluitings)wegen;
  • m. ongebouwde parkeervoorzieningen voor invaliden en ten behoeve van kort laden en lossen, bedoeld voor de aanpalende functies als bedoeld in lid  3.1 onder a en b;
  • n. straatmeubilair;
  • o. openbare verlichting.
7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte(m)', geldt een maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)', geldt het maximum bebouwd oppervlak, zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • c. voor de in lid 7.1 onder i genoemde functie geldt een maximum bouwhoogte van 4 meter en een maximum bebouwd oppervlak van 25 m².
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a geldt voor openbare verlichting een maximum bouwhoogte van 10 meter;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak bedraagt 10 m2, met dien verstande dat het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk 3 m² bedraagt.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 7.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. voor de in lid 7.1 onder i genoemde functie geldt dat slechts 1 horecavestiging (kiosk) is toegestaan in de categorieën horeca I en horeca III;
  • b. voor de in lid 7.1 onder i genoemde functie geldt dat 1 parkeerplaats mag worden aangelegd;
  • c. voor de in artikel 7.1 sub m genoemde functie geldt dat deze uitsluitend is bedoeld voor de aanpalende functies als bedoeld in artikel 3.1 sub a en b, met een maximum aantal van 30, die aan de openbare weg en evenredig over het bestemmingsvlak verdeeld worden aangelegd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn parkeerplaatsen op maaiveld toegestaan ten behoeve van de functies als bedoeld in de artikelen 10 Maatschappelijk - 1 en 11 Maatschappelijk - 2 met dien verstande dat het maximum aantal parkeerplaatsen binnen dit aanduidingsvlak samen met het maximum aantal parkeerplaatsen binnen de in artikel 3 bedoelde bestemming Bedrijf, het aantal van 950 parkeerplaatsen niet mag overschrijden. 

Artikel 8 Groen - 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • j. voet- en fietspaden;
  • k. (ontsluitings)wegen;
  • l. straatmeubilair;
  • m. openbare verlichting;
  • n. speelvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a geldt voor openbare verlichting een maximum bouwhoogte van 10 meter;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak bedraagt 10 m2, met dien verstande dat het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk 3 m² bedraagt.

Artikel 9 Groen - 5

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij horende:

  • r. voet- en fietspaden;
  • s. (ontsluitings)wegen;
  • t. straatmeubilair;
  • u. openbare verlichting;
  • v. speelvoorzieningen;
  • w. parkeervoorzieningen;
  • x. fietsenstallingen.
9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte(m)', geldt een maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)', geldt het maximum bebouwd oppervlak, zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • c. onder de in lid 9.1 onder b genoemde functie zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van regionaal opererende ambulancediensten, met werkplaats, opslag en ondersteunende kantoorruimte (al dan niet met kantoor), en een gastenverblijf, met overnachtingsgelegenheid toegestaan;
  • d. voor de in lid 9.1 onder l en m genoemde functies geldt dat één horecavestiging is toegestaan, met in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a en b, een bouwhoogte van maximum 6 meter en een maximum brutovloeroppervlakte (bvo)350 m²;
  • e. voor de in lid 9.1 onder k, l, m, n en o genoemde functies geldt in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a, b en d een maximum bouwhoogte van 6 meter, een gezamenlijk maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 180 m², en een maximum bvo per vestiging van 60 m²;
  • f. voor de in lid 9.1 onder p genoemde functie geldt in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a en b een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 830 m²;
  • g. voor de in lid 9.1 onder q genoemde functie geldt in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a en b een maximum hoogte van 6 meter en een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 50 m².
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a geldt voor openbare verlichting een maximum bouwhoogte van 10 meter;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak gezamenlijk bedraagt 10 m².
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a en c geldt voor de functie als bedoeld in artikel 9.1 onder p een maximum bouwhoogte van 7 meter en een maximum bebouwd oppervlak gezamenlijk van 830 m².
9.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 9.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. slechts inrichtingen zijn toegestaan, die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uit makende Staat van Inrichtingen;
  • b. voor de in lid 9.1 onder b geldt dat uitsluitend regionaal opererende ambulancediensten, met werkplaats, opslag en ondersteunende kantoorruimte (al dan niet met kantoor), gastenverblijf, met overnachtingsgelegenheid zijn toegestaan;
  • c. voor de in lid 9.1 onder l en m genoemde functies geldt dat ten behoeve van bebouwing als bedoeld in artikel 9.2.1 sub d een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 350 m² is toegestaan, en dat een bijbehorend terras is toegestaan;
  • d. voor de in lid 9.1 onder k, l, m, n en o genoemde functies geldt dat ten behoeve van de bebouwing als bedoeld in artikel 9.2.1 sub e een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 180 m² en een maximum bvo per vestiging van 60 m2 zijn toegestaan.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.3 onder b, voor het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een functie die:

  • a. niet in de Staat van Inrichtingen voorkomt en in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 en 2, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
  • b. in de Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 en 2 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
  • c. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de staat van Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 en 2, blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu.

Artikel 10 Maatschappelijk - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • b. onderwijsvoorzieningen ten behoeve van universitair, hoger en middelbaar beroepsonderwijs, laboratoria, onderzoeksruimten; bedrijfsruimten en ondersteunende kantoorruimten (al dan niet met baliefunctie);

alsmede voor (een) bij deze medische voorzieningen horend(e):

alsmede voor:

  • l. een onderdoorgang ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'onderdoorgang';
  • m. Verkeer - 2;
  • n. (ontsluitings)wegen;
  • o. fiets- en voetpaden;
  • p. bruggen en duikers;
  • q. lucht- en verbindingsbruggen;
  • r. (al dan niet ondergrondse van maximum 1 bouwlaag) en (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende in- en uitritten, alsmede voorrijmogelijkheden;
  • s. (al dan niet gebouwde) fietsenstallingen;
  • t. openbare ruimte;
  • u. groenvoorzieningen;
  • v. (openbare) verlichting.
10.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte(m)' geldt een maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte;bvo (m2)' geldt het maximum brutovloeroppervlakte (bvo), zoals op de verbeelding is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 onder a geldt voor één centrale energievoorziening een maximum bouwhoogte van: 60 meter;
  • d. onverminderd het bepaalde in lid 10.2.1 a t/m c mogen de gronden ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1 niet worden bebouwd;
  • e. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'onderdoorgang' mogen lucht- en verbindingsbruggen worden gebouwd ten behoeve van de looproutes tussen de verschillende gebouwen;
  • f. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'onderdoorgang' geldt dat tot 4 meter hoogte geen bebouwing mag worden gebouwd behoudens de voor hoger gelegen bouwlagen benodigde ondersteuningsconstructie.
  • g. voor de in lid 10.2.1 onder e genoemde functie geldt een maximum breedte van 5 meter;
  • h. bebouwing ten behoeve van geluidgevoelige functies (of gebouwen) dient te zijn voorzien van een dove gevel, dan wel van een geluidwerende vliesgevel.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a geldt voor openbare verlichting een maximum bouwhoogte van 10 meter;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk bedraagt 3 m²;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 10.2.2 onder c geldt voor fietsenstallingen per bouwwerk geen beperking ten aanzien van het maximum bebouwd oppervlak;
  • e. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 10.
     
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het af wijken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder h, met dien verstande dat kan worden afgeweken van de verplichting om een dove gevel of een vliesgevel te realiseren indien:

  • a. geen sprake is van vestiging van een functie welke is aan te merken als gevoelig in de zin van de Wet geluidhinder, dan wel;
  • b. is aangetoond dat als gevolg van gewijzigde omstandigheden wordt voldaan aan de voorkeurswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel voor de voorgenomen geluidgevoelige functie wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidswaarde overeenkomstig een in dit verband vastgestelde hogere waarde, dan wel;
  • c. geen sprake is van:
    • 1. geluidgevoelige onderwijsactiviteiten als bedoeld in de Wet geluidhinder;
    • 2. een geluidgevoelige ruimte gezondheidszorggebouwen.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 10.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. slechts inrichtingen zijn toegestaan, die vallen onder de categorieën 1 t/m 3.1 van de van deze regels deel uit makende Staat van Inrichtingen;
  • b. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'milieuzone' is een inrichting als aangewezen in bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht toegestaan;
  • c. voor de lid 10.1 onder r genoemde functie geldt een parkeernorm van 1:125 m² brutovloeroppervlakte (bvo).
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.3 onder a, voor het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een functie die:
    • 1. niet in de Staat van Inrichtingen voorkomt en in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 3.1 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
    • 2. in de Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 3.1 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
    • 3. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de staat van Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 3.1, blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.3 onder c, voor het gebruik van gronden voor een ruimere parkeernorm met een maximum van 1,2 parkeerplaats per 100 m² brutovloeroppervlakte (bvo), indien de aanvrager voorafgaand aan de aanvraag op basis van onderzoek heeft aangetoond dat de betreffende functie een voorziening betreft die meer verkeer aantrekt.

Artikel 11 Maatschappelijk - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke dienstverlening, en in het bijzonder medische voorzieningen, waaronder begrepen een (universitair) medisch centrum, met daarbij horende onderwijsvoorzieningen ten behoeve van universitair, hoger en middelbaar beroepsonderwijs, laboratoria, onderzoeksruimten; bedrijfsruimten; kantoorruimten (al dan niet met baliefunctie);
  • b. aan het ziekenhuis ondersteunende voorzieningen;

alsmede voor:

  • c. (ontsluitings)wegen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. maaiveldparkeren;
  • f. (al dan niet ondergronds) en (al dan niet gebouwd) parkeren, met de daarbij behorende in- en uitritten, alsmede voorrijmogelijkheden;
  • g. (al dan niet ondergrondse) gebouwde en ongebouwde fietsparkeervoorzieningen;
  • h. openbare ruimte;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. (openbare) verlichting.
11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.2 onder a geldt voor openbare verlichting een maximum bouwhoogte van 10 meter;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk bedraagt 3 m²;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.2 onder c geldt voor fietsenstallingen per bouwwerk een maximum bebouwd oppervlak van 150 m²;
  • e. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 10.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het af wijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder c, met dien verstande dat kan worden afgeweken van de verplichting om een dove gevel of een vliesgevel te realiseren indien:

  • a. geen sprake is van vestiging van een functie welke is aan te merken als gevoelig in de zin van de Wet geluidhinder, dan wel;
  • b. is aangetoond dat als gevolg van gewijzigde omstandigheden wordt voldaan aan de voorkeurswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel voor de voorgenomen geluidgevoelige functie wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidswaarde overeenkomstig een in dit verband vastgestelde hogere waarde, dan wel;
  • c. geen sprake is van:
    • 1. geluidgevoelige onderwijsactiviteiten als bedoeld in de Wet geluidhinder;
    • 2. een geluidgevoelige ruimte gezondheidszorggebouwen.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 11.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. slechts inrichtingen en bedrijven zijn toegestaan, die vallen onder de categorieën 1 t/m 2 van de van deze regels deel uit makende Staat van Inrichtingen.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 11.3 onder b, voor het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een functie die:
    • 1. niet in de Staat van Inrichtingen voorkomt en in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
    • 2. in de Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu;
    • 3. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de staat van Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 1 t/m 2, blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het werk- en leefmilieu.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 11.3 onder c, voor een ruimere parkeernorm met een maximum van 1,2 parkeerplaats per 100 m² brutovloeroppervlakte (bvo), indien aanvrager voorafgaand aan de aanvraag op basis van onderzoek heeft aangetoond dat de betreffende functie een voorziening betreft die meer verkeer aantrekt.

Artikel 12 Verkeer - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdwegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen en duikers;
  • d. aansluitingen in- en uitritten;
  • e. bushaltes en bijbehorende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. taluds;
  • g. bermen en beplanting en overige groenvoorzieningen;
  • h. geluid- en luchtschermen;
  • i. waterlopen;
  • j. waterstaatkundige werken;
  • k. straatmeubilair;
  • l. openbare verlichting;
  • m. ondergrondse infrastructuur;
  • n. andere, bijbehorende verkeerskundige voorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

12.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a geldt ten aanzien van openbare verlichting een maximum bouwhoogte van 10 meter;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak bedraagt gezamenlijk 10 m2, met dien verstande dat het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk 3 m² bedraagt;
  • d. onverminderd het bepaalde in lid 12.2.1 onder c geldt voor de in lid 12.1 onder e genoemde functie een maximum gezamenlijk bebouwd oppervlak van 40 m².

Artikel 13 Verkeer - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wijkontsluitingswegen:
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen en duikers;
  • d. aansluitingen, in- en uitritten;
  • e. bushaltes en bijbehorende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een brug toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • g. taluds;
  • h. bermen en beplanting en overige groenvoorzieningen;
  • i. geluid- en luchtschermen;
  • j. waterlopen;
  • k. waterstaatkundige werken;
  • l. straatmeubilair;
  • m. openbare verlichting;
  • n. ondergrondse infrastructuur;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. andere, bijbehorende verkeerskundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

13.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a geldt ten aanzien van openbare verlichting een bouwhoogte van 10 meter;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak gezamenlijk bedraagt 10 m²;
  • d. onverminderd het bepaalde in lid 13.2.1 onder c geldt voor de in lid 13.1 onder e genoemde functie een maximum gezamenlijk bebouwd oppervlak van 40 m².

Artikel 14 Verkeer - 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdwegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen en duikers;
  • d. aansluitingen, rotondes, in- en uitritten;
  • e. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'openbaar vervoerstation' is een openbaar vervoerstation toegestaan, met een daarbij behorende, gebouwde personeelsvoorziening;

met de daarbij behorende:

  • f. lichtmasten;
  • g. taluds;
  • h. bermen en beplanting en overige groenvoorzieningen;
  • i. geluid- en luchtschermen;
  • j. waterlopen;
  • k. waterstaatkundige werken;
  • l. straatmeubilair;
  • m. ondergrondse afvalcontainers;
  • n. ondergrondse infrastructuur;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. andere bijbehorende verkeerskundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.

14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ten behoeve van bebouwing voor de functie als bedoeld onder 14.1 onder e, geldt dat één gebouw met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum bruto vloeroppervlakte van 90 m2 is toegestaan.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 14.2.2 onder a geldt ten aanzien van openbare verlichting een bouwhoogte van 10 meter;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk bedraagt 3 m².
14.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 14.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

15.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. het maximum bebouwd oppervlak bedraagt gezamenlijk 20 m2, met dien verstande dat het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk 3 m² bedraagt;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak per bouwwerk bedraagt 3 m².
15.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 15.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. de onder 15.1 genoemde gronden mogen slechts voor andere functies dan water worden gebruikt, voor zover daardoor de doorstroming van het water niet wordt belemmerd;
  • b. om een goede doorstroming van water te waarborgen, bedraagt de breedte van het water minimaal 10 meter.

Artikel 16 Leiding-Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas, met een diameter van ten hoogste 30 inch en een druk van ten hoogste 66 bar met de daarbij horende belemmeringenstrook.

16.2 Bouwregels

Voor op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken geen gebouwen worden opgericht met een maximum bouwhoogte van 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming, mag - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw) regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 16.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leiding-exploitant. Bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1 genoemde primaire bestemming en de andere aan de gronden toegekende bestemming worden uitgevoerd met inachtneming van de volgende bepalingen.

  • a. Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden is het verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van diepgewortelde beplantingen en bomen;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 6. het permanent opslaan van goederen.
  • b. Het verbod is niet van toepassing op werken en of werkzaamheden:
    • 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
    • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming betreffen;
    • 3. welke graafwerkzaamheden, als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, vormen.
  • c. Een omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
16.5 Nadere eisen
  • a. Het bevoegd gezag kan ter bescherming van de in lid 16.1 genoemde primaire bestemming nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken.
  • b. Alvorens een omgevingsvergunning, als bedoeld in de leden 16.2 , 16.3 en 16.4, te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

1. Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden c.q. daarvan af te wijken ten behoeve van:

  • a. stoepen; stoeptreden; funderingen; plinten; kozijnen; standleidingen voor hemelwater; gevelversieringen; wanden van ventilatiekanalen; schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter;
  • b. gevelaccenten, gevel- en kroonlijsten, pilasters, overstekende daken, erkers, balkons, en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter en deze werken niet lager gelegen zijn dan 5 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, danwel boven een rijwielpad of een voetpad, voor zover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van de bedoelde strook;
  • c. glazenwasinstallaties, hijsinrichtingen, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
  • d. trappenhuizen, technische installaties, dakterrassen, hekwerken zonnepanelen en andere duurzaamheidsmaatregelen, technische installaties en vergelijkbare ondergeschikte bouwwerken, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter en deze worden gebouwd op tenminste 1 meter afstand van de gevellijn.
  • e. liftinstallaties, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter en deze worden gebouwd op tenminste 5 meter afstand van de gevellijn.
  • f. kleine windmolens voor het opwekken van duurzame energie, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:

  • a. inrichtingen als aangewezen in bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht, met als uitzondering hierop de inrichting als bedoeld in artikel 10.1 onder c;
  • b. het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van: een telefoneerinrichting of belhuis; automatenhal; prostitutiebedrijf; seksinrichting; geldwisselkantoor; de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen en aan hun gebruik onttrokken machines; behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels van dit plan, voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van de openbare dienst met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale bruto vloeroppervlakte van 15 m² en
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vrijstaande muren, keermuren, straatmeubilair, gedenktekens, plastieken, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken alsmede ten behoeve van voorzieningen voor warmte- en koudeopslag;
  • c. voor voorzieningen ten behoeve van warmte- en koudeopslag geldt dat burgemeester en wethouders advies van de waterbeheerder inwint;
  • d. geringe afwijkingen in situering, die in het belang zijn van een ruimtelijk en/of technisch betere c.q. verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de toestand van het (bouw)terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • e. de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven bestemmingsgrens met ten hoogste 2 meter mogen worden overschreden, ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen;
  • f. de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maximum bouwhoogte met ten hoogste 1 meter voor lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, dakopbouwen, schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antenne-installatie en zendmasten ten behoeve van mobiele telefonie, technische installaties ten behoeve de opwekking en/of besparing van energie.
  • g. bouwwerken voor het opwekken van duurzame energie en besparing van energie, onder de voorwaarde dat de bouwhoogte maximaal 4 meter en de brutovloeroppervlakte (bvo) maximaal 15 m² bedragen;
  • h. het overschrijden van de maximale hoogte-, breedte-, diepte en oppervlaktematen voor bebouwing zoals aangegeven op de verbeelding, dan wel zoals omschreven in de regels, mits de overschrijding van enige maat niet meer dan 10% bedraagt.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Milieuzone
21.1.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone ' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor één inrichting als aangewezen in bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht.

21.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone' gelden dezelfde bouwregels als voor de andere gronden ter plaatse van de daar voorkomende bestemming.

21.2 Geluidzone - industrie
21.2.1 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie” mogen op gronden gelegen binnen deze zone, voor zover de regels elders in dit plan de bouw of aanleg daarvan toelaten, geen woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd en geen geluidgevoelige terreinen worden aangelegd.
  • b. het onder a genoemde verbod geldt niet:
    • 1. voor het vernieuwen, veranderen of vergroten van andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen overeenkomstig de regels van dit plan, mits daarbij de afstand tot het industrieterrein niet wordt verkleind, de bouwhoogte van het gebouw niet toeneemt, het aantal andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen niet toeneemt en wordt voldaan aan de van toepassing zijnde eisen voor de karakteristieke geluidwering uit het Bouwbesluit;
    • 2. indien het bevoegd gezag ten behoeve van de bouw van de andere geluidgevoelige gebouwen of aanleg van geluidgevoelige terreinen een hogere grenswaarde hebben vastgesteld en wordt voldaan aan de van toepassing zijnde eisen voor de karakteristieke geluidwering uit het Bouwbesluit;
    • 3. indien door middel van akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat door het treffen van een bronmaatregel een situatie kan worden gecreëerd, waardoor wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde;
    • 4. indien de naar het industrieterrein gekeerde gevel van het andere geluidgevoelige gebouw voldoet aan de voorwaarden, zoals vermeld in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder en door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond, dat minimaal sprake is van één geluidsluwe gevel (geluidsbelasting minder dan 50 dB(A)).
21.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, in gebruik geven en laten gebruiken van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

21.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wro bevoegd het plan te wijzigen voor:

  • a. het wijzigen van de geluidzone, waarbij aangetoond dient te worden dat de geluidsbelasting in het gebied dat ophoudt deel uit te maken van de geluidzone lager is dan 50 dB(A);

het opheffen van de geluidzone, met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
     
22.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Academisch Medisch Centrum.