Bestemmingsplan Studentenhuisvesting NDSM

5.8 Natuur

Toetsingskader
Twee wettelijke regelingen zijn van belang:

• 1. de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) voor de gebiedsbescherming;
• 2. de Flora- en faunawet (Ffw) voor de soortenbescherming.

Daarnaast zijn waardevolle gebieden uit de ecologische hoofdstructuur beschermd op basis van beleid, zoals het Structuurschema Groene Ruimte of het provinciale ecologische beleid. De effecten van de ontwikkeling op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten moeten worden onderzocht en getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

Beschermde gebieden
Het plangebied ligt niet in of nabij natuurgebieden die zijn beschermd in het kader van de Habitat- of Vogelrichtlijn, Ecologische Hoofdstructuur, Provinciale Hoofdstructuur, Hoofdgroenstructuur, Natuurbeschermingswet of een gebied van vergelijkbare orde. Gelet op de kleinschalige activiteiten in zowel de voorlopige als in de definitieve bestemmingsfase, is het voldoende aannemelijk dat het onderliggende plan geen effecten heeft op andere beschermde natuurgebieden.

Beschermde soorten
In juni 2004 en in oktober 2007 is het hele NDSM-terrein onderzocht op natuurwaarden. Geconcludeerd is dat in het plangebied geen beschermde planten en dieren voorkomen, alleen enkele algemene zoogdiersoorten en een aantal algemene broedvogels.

In het plangebied zelf is er geen sprake van verstoring van deze algemene soorten; het plangebied bevat alleen bebouwd terrein waar de genoemde diersoorten niet voorkomen. Voor zover er toch werkzaamheden zullen plaats vinden waarbij de diersoorten verstoord kunnen worden, moet men rekening houden met het broedseizoen van vogels. Voor de zoogdiersoorten (huisspitsmuis en bosmuis) geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen.