direct naar inhoud van Artikel 22 Waarde - Geomorfologie
Plan: Groene Staart 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1101BPSTD-VG01

Artikel 22 Waarde - Geomorfologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van het aardkundig waardevolle gebied (laaglandrivier met inversiekreekruggen/oeverwallen), met in achtneming van het bepaalde in artikel 29.2.

22.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 22.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van het aardkundig waardevolle gebied en de aldaar genoemde medebestemming.

22.3 Nadere eisen

Het Dagelijks Bestuur is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het aardkundig waardevolle gebied.

22.4 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het Dagelijks Bestuur (omgevingsvergunning voor het aanleggen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    • 2. het bebossen en beplanten van gronden;
    • 3. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    • 4. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het normale onderhoud van paden, water en groenvoorzieningen;
    • 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van het aardkundig waardevolle gebied.
  • d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor het aardkundig waardevolle gebied heeft plaatsgevonden.
  • e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van het aardkundig waardevolle gebied de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bescherming van het aardkundig waardevolle gebied zoveel mogelijk wordt gewaarborgd;
    • 2. de verplichting de activiteit die tot een mogelijke verstoring van het aardkundig waardevolle gebied leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van geomorfologie, die voldoet aan door het Dagelijks Bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.