Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Ouderkerkerdijk 225
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0363.M1003BPSTD-VG01

4.7 Ecologie

In het kader van een bestemmingsplanwijziging moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten zoals de Flora- en faunawet die geeft. Als hiervan sprake is, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd aangevraagd. Voorts moet bekeken worden of er effecten zijn op aangewezen gebieden zoals Vogel- en/of Habitatrichtlijngebieden.
  
4.7.1 Ligging ten opzichte van habitat- of vogelrichtlijngebieden
De projectlocatie is niet in of nabij een natuurbeschermingsgebied, vogel- of habitatrichtlijn gebied gelegen is. Gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbeschermingswet is daarom niet aan de orde.
 
De groene en natte gebieden vormen een raamwerk voor de natuur in de stad. Naast de eigen ecologische waarde, dragen de natuurlijk ingerichte en beheerde gebieden sterk bij aan een gevarieerde natuurbeleving; de natuur dichtbij. De ecologische hoofdstructuur (EHS) in om en nabij de locatie Klarenbeek wordt gevormd door agrarische- en recreatiegronden. In paragraaf 3.2.4 wordt nader ingegaan op de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
  
4.7.2 Soortenbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Sinds de inwerkingtreding van de AMvB (2005) worden er drie categorieën beschermingsniveaus onderscheiden waarop het ontheffingsregime is gebaseerd. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn.
Er zijn een tweetal algemene voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet van toepassing:
  1. in het broedseizoen van vogels (half maart tot half juli) mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het projectgebied niet worden verwijderd. De start van werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zouden kunnen verstoren;
  2. op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren.
Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Dit kan door:
  • het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve van vleermuizen en andere nachtdieren;
  • het slopen en rooien starten buiten het voortplantingsseizoen en het winter(slaap)seizoen. Zodat het projectgebied ongeschikt is voor dieren. 
Een mogelijk voorkomende soortgroep zijn beschermde vleermuizensoorten. Voor deze soorten geldt bij aantasting van vaste rust- en verblijfsplaatsen een ontheffingplicht in het kader van de Flora- en faunawet. Aangezien ten behoeve van de bouw van het nieuwe werkgebouw en de kantoorruimte gebouwen worden gesloopt, kan er sprake zijn van verstoring van de vaste rust- en verblijfsplaatsen van vleermuissoorten.
Een verdere aanbeveling geldt de rugstreeppad. Rugstreeppadden overwinteren in braakliggende en opgespoten, vergraafbare (zandige) terreinen. Bij grondwerkzaamheden en als zand wordt opgespoten, wordt het terrein wel geschikt voor deze strikt beschermde soort. In het kader van de zorgplicht wordt daarom aanbevolen het terrein niet langer dan strikt noodzakelijk braak te laten liggen. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de periode augustus-april.
Maatregelen om kolonisatie door de rugstreeppad te voorkomen zijn:
  • paddenschermen plaatsen, als de bouw langere tijd wordt stil gelegd in braakliggende toestand;
  • afdekken of dempen van natte plekken.
Op grond van de flora en fauna wetgeving dient dus onderzocht te worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten, de zogenaamde rode lijst, en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Hier betreft het de nieuwbouw van landbouwschuur in het buitengebied van stadsdeel Oost-Watergraafsmeer. 
 
Rapportage kilometerhok
 
Uit de rapportage van het Natuurloket is af te lezen welke soorten voorkomen in het kilometerhok waar de projectlocatie binnen valt. Het betreffende kilometerhok is slecht onderzocht op de aanwezigheid van beschermde diersoorten. Voor de onderzochten soortgroepen blijkt dat er een aantal zijn opgenomen in de Rode Lijst van streng beschermde soorten, echter deze zijn in alle gevallen slecht onderzocht. Uit het gebrek aan gegevens in de rapportage en de ligging nabij de EHS blijkt dat een quickscan flora en fauna wenselijk is voor de locatie Klarenbeek.
 
In het kader van de beoogde sloop en de realisatie van de nieuwe bebouwing op het perceel van Ouderkerkerdijk 225 is er door Laneco een quickscan flora en fauna1 uitgevoerd. Ten aanzien van de natuurbeschermingsgebieden, volgt uit de resultaten dat ondanks de ligging nabij de EHS van Noord-Holland er geen negatieve effecten worden verwacht.
Uit de resultaten ten aanzien van de strikt beschermde soorten volgt dat er mogelijk vogels en vleermuizen kunnen worden verwacht in het plangebied. De huidige bebouwing en begroeiing in en op het plangebied is mogelijk geschikt als nestplaats voor de huismus. De mogelijke aanwezigheid vormt geen belemmering voor de beoogde werkzaamheden in het kader van voorliggend bestemmingsplan, de sloop van de oude opstallen en de bouw van een nieuwe schuur. Om negatieve effecten te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd en dienen er ter compensatie nestkassen te worden geplaatst.
 
Voor vleermuizen geldt dat nader onderzoek alleen noodzakelijk is indien ingrepen worden uitgevoerd aan het dak van het monumentale hoofdgebouw, de achterliggende witte schuur, de zolder van deze schuur of als de knotessen in de singel worden gerooid. In het kader van voorliggend bestemmingsplan is het uitvoeren van nader onderzoek naar vleermuizen niet noodzakelijk. Ten tijde van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan zijn de beoogde werkzaamheden aan de monumentale bebouwing nog niet inzichtelijk. De noodzaak van het nader onderzoek naar vleermuizen zal pas blijken bij de aanvraag van de bouwvergunning, afhankelijk van de beoogde bouwplannen. Indien nader onderzoek noodzakelijk blijkt en uit de resultaten van dat onderzoek volgt dat er compenserende maatregelen dienen te worden getroffen, kan er gebruik worden gemaakt van de nieuwe schuur als compenserende verblijfplaats.
 
Conclusie
Uit de gepresenteerde gegevens afkomstig van het Natuurloket en de resultaten van de quickscan flora en fauna blijkt dat er in het plangebied mogelijk strikt beschermde dier- en plantensoorten voor komen. Er dient op advies van Laneco rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de huismus en vleermuizen bij het uitvoeren van werkzaamheden. Voor vleermuizen geldt dat in het kader van voorliggend bestemmingsplan nader onderzoek niet noodzakelijk is. In het kader van voorliggend bestemmingsplan worden geen werkzaamheden uitgevoerd aan het monumentale hoofdgebouw. Wanneer dit in de toekomst wel het geval is dient er rekening te worden gehouden met de uitkomsten van de quickscan en zal aan de hand van de exacte bouwplannen vast worden gesteld of nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk is.
Het aspect ecologie vormt voor de beoogde werkzaamheden in het kader van voorliggend bestemmingsplan geen belemmeringen.