Plan: | Kenniskwartier Zuid, eerste fase |
---|---|
Plannummer: | K1203BPGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.K1203BPGST-OH01 |
Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico, moeten beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het vervoersbesluit of omgevingsbesluit. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening. Er moet altijd worden nagegaan of door het treffen van maatregelen niet alsnog aan de oriëntatiewaarde kan worden voldaan of dat de toename van het groepsrisico niet kan worden verminderd. Als dit niet mogelijk blijkt te zijn, dan dient in overleg met betrokken overheden te worden gestreefd naar een zo laag mogelijk risico uit hoofde van het ALARA-beginsel (As Low As Reasonably Achievable). Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Het betrokken bestuursorgaan moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen zijn afgewogen. Daarbij moet steeds in overleg worden getreden met andere betrokken overheden over de te volgen aanpak. Het is voorgeschreven het bestuur van de regionale brandweer hierbij om advies te vragen. In de motivering bij het betrokken besluit moeten de volgende gegevens worden opgenomen:
Beschrijving huidig en toekomstig GR:
Bronmaatregelen en RO-maatregelen:
De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst, met betrekking tot het vervoer en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en nadelen hiervan.
Beheersbaarheid:
De mogelijkheden van de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen.
Zelfredzaamheid:
De mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.
Deze beschrijving is gegeven in de onder paragraaf 9.3 beschreven onderzoeken. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
Bronmaatregelen
Brondmaatregelen zijn de meest effectieve maatregelen die kunnen worden genomen om het gevaar te beperken. Met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen zijn dat voornamelijk maatregelen die gaan over het verbeteren van de omstandigheden.
Te overwegen maatregelen:
Effectmaatregelen
Het is ook mogelijk om maatregelen te nemen waardoor de effecten van een ongevalscenario op het plangebied beperkt kunnen worden.
Te overwegen maatregelen:
Voor de hulpverlening wordt gekeken naar:
Bereikbaarheid
Bij de mogelijkheden voor zelfredzaamheid is al stilgestaan bij de ontsluiting. Het is aan te bevelen dat een plangebied via twee routes bereikbaar is voor motorvoertuigen. Eén ingang voor de hulpdiensten om het gebied te bereiken en één uitgang voor de vluchtenden om het gebied te verlaten.
Bluswatervoorziening
Naast de algemene bluswatervoorziening op de Zuidas, moeten ook de individuele gebouwen beschikken over voldoende blusvoorzieningen. Hiertoe moet overleg plaatsvinden tussen de ontwerpers en de brandweer.
Hulpverleningscapaciteit
Bij een ongeval met een buisleiding waarin aardgas onder hoge druk wordt getransporteerd wordt het gevaar voor de omgeving bepaald door de fakkelbrand die kan ontstaan. Het aantal mogelijke slachtoffers (gewonden) bepaalt of de brandweer en de geneeskundige hulpverlening in geval van het maatgevende scenario de hulpvraag aankunnen. Opschaling vindt plaats wanneer dit noodzakelijk geacht wordt. Door de realisatie van de flankprojecten, waaronder begrepen de in dit bestemmingsplan aan de orde zijnde ontwikkeling, neemt de hulpvraag bij incidenten toe. Hiermee stijgt ook de kans dat de hulpvraag bij een ongeval met gevaarlijke stoffen het hulpaanbod overschrijdt.
Met betrekking tot zelfredzaamheid wordt gekeken naar de zelfredzaamheid van mensen en de mogelijkheden om te kunnen vluchten. De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van de mate waarin mensen zelfstandig kunnen besluiten te vluchten en tevens in staat zijn te vluchten. Kinderen, ouderen en minder validen zijn voorbeelden van verminderd zelfredzame mensen. Er wordt niet voorzien in functies ten behoeve van verminderd zelfredzame mensen.
Voldoende bedrijfshulpverleners
Er dienen voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig te zijn met voldoende bijgehouden kennis om in het geval van een calamiteit adequaat te kunnen optreden. De gebouwen kunnen dan snel en onafhankelijk van de hulpdiensten geëvacueerd worden.
Gebouwuitgangen haaks op de risicobron
De mogelijkheden om een pand te verlaten zijn ook van belang in het kader van zelfredzaamheid. Indien advisering van de Regionale Brandweer daartoe aanleiding geeft en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, kunnen aan bouwplannen met betrekking tot de situering van vluchtwegen van de te vestigen bestemmingen nadere eisen worden gesteld ter vergroting van de zelfredzaamheid van gebruikers van de bouwwerken. Dit is in de planregels opgenomen.
Gebiedsontsluiting
Het gebied wordt voor de hulpdiensten van meerdere kanten toegankelijk gemaakt. Daartoe zal ook voetgangersgebied zo worden ingericht dat deze toegankelijkheid is gewaarborgd. Hiermee wordt in het maaiveldontwerp rekening gehouden. Voetgangers en fietsers kunnen het gebied op meerdere manieren ontvluchten.
De Regionale Brandweer is in de gelegenheid gesteld tot het geven van een advies. Per brief van 7 januari 2013 is dit advies gegeven (zie bijlagen). Samengevat komt dit op het volgende neer:
De kans op een ongeval met een ondergrondse hoge druk aardgasleiding is klein maar de gevolgen kunnen groot zijn. Door de ligging van de hoge druk aardgasleiding in het plangebied Kenniskwartier Zuid en de geplande gebouwen bovenop de leiding zal het plangebied vol worden getroffen door de effecten. De leiding vormt daardoor een gevaar voor de aanwezigen in het plangebied. Bij de besluitvorming over het bestemmingsplan moet daar rekening mee worden gehouden.
De gevaren voor het plangebied worden veroorzaakt door de grote fakkelbrand die kan ontstaan na een ongeval met de hoge druk aardgasleiding. Een fakkelbrand bij een hoge druk aardgasleiding kan enkele uren duren en verspreidt hitte over een grote afstand. Binnen een gebied van 70 meter zorgt de hittestraling voor dodelijke slachtoffers, gewonden en schade. Bij een ongeval met de hoge druk aardgasleiding kunnen in het plangebied tientallen tot honderden slachtoffers vallen en zal schade ontstaan aan woningen en gebouwen. Het ontstaan van de fakkelbrand is niet of nauwelijks te voorkomen en niet te bestrijden door de brandweer. De gezamenlijke hulpdiensten richten zich voornamelijk op het veiligstellen van het gevarengebied, het bestrijden van branden in de omgeving en het helpen van slachtoffers.
De maatregelen die het gevaar beperken en in overweging genomen moeten worden zijn afhankelijk van de indeling van het plangebied. De gevolgen worden bepaald door de ligging van de hoge druk aardgasleiding (mogelijk wordt deze verplaatst) en de locatie en constructie van de bebouwing in Kenniskwartier Zuid. De overige in het advies meegegeven maatregelen hebben vooral betrekking op het verkleinen van de kans en zelfredzaamheid.
Het bevoegde bestuur van de gemeente Amsterdam wordt geadviseerd om:
Uit onderzoek is gebleken dat het te ontwikkelen programma op de bestemmingsplanlocatie (als onderdeel van de totale ontwikkeling van Kenniskwartier en Zuidas) in combinatie met de in het plangebied aanwezige hogedruk aardgasleiding leidt tot een toename van het groepsrisico tot vlak onder de oriëntatiewaarde. Aangezien echter de toename groter is dan 10% en het groepsrisico groter is dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde is een volledige verantwoording noodzakelijk.
Om deze reden is hierover in voorgaande paragrafen verantwoording afgelegd, waarbij de aspecten zoals beschreven in de Circulaire zijn betrokken. Daarbij is gekeken naar bron- en effectmaatregelen ter beperking van het groepsrisico en naar zelfredzaamheid.
In het kader van het overleg ex art. 3.1.1. Bro heeft met de Regionale Brandweer nadere afstemming plaatsgevonden, en is tevens advies gevraagd met betrekking tot specifiek het aspect externe veiligheid. De adviezen van de regionale brandweer zijn betrokken in het ruimtelijk besluit. De geadviseerde maatregelen hebben met name betrekking op het bouwplanniveau, en op de zelfredzaamheid. De adviezen zijn om die reden worden meegegeven aan de ontwikkelende partijen met het uitdrukkelijke verzoek de adviezen in het ontwerpproces te betrekken. dat heeft onder andere betrekking op de situering van vluchtwegen. In dat kader wordt in dit bestemmingsplan tevens voorzien in de mogelijkheid voor het college van burgemeester en wethouders om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van vluchtwegen.
De ontwikkeling van dit bestemmingsplan Kenniskwartier Noord, als onderdeel van de Zuidas, is voor de gemeente Amsterdam een belangrijke ruimtelijke ontwikkeling en geeft uitvoering aan het Uitvoeringsbesluit Kenniskwartier (besluit gemeenteraad d.d. 16 februari 2011). De ontwikkeling van Zuidas sluit aan bij de gedachte over een duurzame stad waarbij intensief en efficiënt gebruik wordt gemaakt van de schaarse ruimte.
De specifieke locatie maakt onderdeel uit van het reeds bestaande VU-terrein. Het ligt voor de hand dat uitbreiding van VU-functies op deze locatie plaatsvindt. De locatie heeft voor de VU evident een onderscheidende kwaliteit (qua ligging en qua beschikbare ruimte) die elders in de Amsterdamse regio in zowel beschikbare bestaande als nieuwbouwlocaties niet wordt gevonden. Daarbij wordt opgemerkt dat de leiding ook nu reeds aanwezig is, en ook het geldende bestemmingsplan een aanzienlijk bouwprogramma mogelijk maakt. Hoewel dit laatste niet mag worden betrokken in het berekenen van het groepsrisico, dient deze planologische mogelijkheid wel in de verantwoording te worden betrokken.
Op gebouw niveau, en bij de inrichting van de openbare ruimte, zijn maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid te realiseren. De adviezen zijn meegegeven aan de VU. Voor de hulpverlening zijn die randvoorwaarden aanwezig die aan een goede bereikbaahreid bijdragen.