Plan: | Bos en Lommer Noord |
---|---|
Plannummer: | E1301BPSTD |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.E1301BPSTD-VG01 |
Er is in november 2012 door de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam een natuurtoets uitgevoerd. Deze Natuurtoets is als bijlage 2 aan deze toelichting toegevoegd.
Het plangebied is een onderdeel van de Brettenzone, de ecologische en recreatieve verbinding tussen Spaarnwoude en het Westerpark. Dit betreft vooral de twee aan elkaar grenzende volkstuinparken: "Nut en Genoegen" en "Sloterdijkermeer". De beide volkstuincomplexen (en de aangrenzende buiten het plangebied gelegen schoolwerktuinen) worden omgeven door een smal groen lint. Dit is het Sloterdijkerpark. De Haarlemmervaart is de natte verbinding.
De volkstuinparken worden gekenmerkt door een zeer gevarieerde en dichte begroeiing. Er zijn veel wintergroene bomen en struiken. Door de dichte begroeiing en de variatie zijn de volkstuinparken aantrekkelijk voor vogels. Er broeden ransuilen en diverse parkvogels.
Het Sloterdijkerpark is op sommige plaatsen niet breder dan een berm. Aan de zuidkant volgt het een oud dijkje: het talud van de vroegere spoorlijn van Amsterdam naar Haarlem. Hier bestaat het uit de taluds naar de sloot rondom de volkstuinparken en de taluds naar de Haarlemmervaart. Deze zijn deels met riet begroeid en behoorlijk breed. De bodem van het oude talud is bijzonder. Ruim 150 jaar geleden is een zandlichaam aangebracht. Bij de aanleg van het Sloterdijkerpark is de oude spoordijk deels vergraven. Het park grenst direct aan het Westerpark.
Aan de noordzijde van de volkstuincomplexen is de parkeerplaats enige jaren geleden opnieuw ingericht. De parkeerplaats is kleiner geworden en in een smalle strook tussen de parkeerplaats, de volkstuinen en de ten noorden daarvan gelegen spoorbaan is reliëf aangebracht en er zijn enkele poelen gegraven. Op het talud van deze spoordijk overheerst de ruige begroeiing.
Langs de Spaarndammerdijk bevindt zich nog de bebouwing van het oude dorp Sloterdijk. Deze bebouwing grenst vrijwel direct aan het volkstuinenpark. In de gebouwen kunnen broedvogels als huismussen, spreeuwen, kool- en pimpelmezen worden verwacht. Ook verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet uitgesloten.
Er kan in het plangebied een aantal ecologische verbindingszones worden onderscheiden waarlangs grondgebonden dieren zich verplaatsen:
Deze routes kennen een aantal knelpunten. Zoals bijna overal in Amsterdam zijn ecologische routes gekoppeld aan de infrastructuur. Waar wegen, spoorlijnen en vaarten elkaar kruisen ontstaan er voor doortrekkende dieren knelpunten. Grondgebonden dieren (zoals de egel) hebben groenstroken nodig om zich te verplaatsen. Drukke wegen en waterlopen met steile oevers zijn grote barrières. De taluds van de spoorlijn zijn ruig begroeid en rustig en daardoor uitermate geschikt voor zich verplaatsende zoogdieren en amfibieën. De Haarlemmervaart aan de zuidzijde van het plangebied vormt een natte ecologische verbinding met de natuurgebieden ten westen van het plangebied. Voor soorten, die zich via de oever verplaatsen (wezel, hermelijn) is de verbinding niet optimaal. Een knelpunt ligt bij de kantoren in het plangebied. Hier wordt de noordelijke oever over een lange afstand onderbroken. Bruggen met duikers zijn voor zoogdieren en amfibieën een obstakel. De natuurwaarden van de kantorenstrook langs de Haarlemmervaart zijn nu gering. Geadviseerd wordt om kansen om de ecologische verbinding te verbeteren te benutten.
Door de verstedelijking rond station Sloterdijk functioneren de ecologische verbindingen over land nauwelijks meer. De route langs de Haarlemmervaart wordt dientengevolge belangrijker. Geadviseerd wordt om kansen om de ecologische verbinding te verbeteren te benutten.
Uit een inventarisatie van de fauna in het plangebied is gebleken dat in het plangebied algemeen voorkomende zoogdieren zoals egel, mol, bosmuis, bosspitsmuis, veldmuis, dwergmuis, woelrat en dwergmuis, aanwezig zijn. Ook de vos zwerft rond. Het plangebied is voor vleermuizen vooral een goed foerageergebied; verblijfplaatsen zijn alleen te verwachten in de bebouwing van het dorp Sloterdijk en in de kantoorgebouwen. Bij ingrijpende renovaties en/of sloop is nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen nodig. Gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger kunnen worden verwacht. De volkstuinparken zijn rijk aan broedvogels. In de oeverzone van de Haarlemmervaart broeden vogels van riet en ruigte, zoals kleine karekiet, fitis en tjiftjaf.
De kleine watersalamander, groene en bruine kikker en de gewone pad komen in het plangebied voor. Deze soorten leven in en in de omgeving van poelen en slootjes. De rugstreeppad heeft zijn leefgebied in de directe omgeving van het plangebied. Hij komt onder andere voor in de omgeving van de begraafplaats Sint Barbara. Vermoedelijk overwinteren er rugstreeppadden op de spoorbaan. Aan de noordkant van het Sloterdijkpark zijn poelen aangelegd om de biotoop van rugstreeppadden te verbeteren. Tot nog toe heeft daar geen voortplanting plaatsgevonden.
Het bestemmingsplan voorziet niet in extra bebouwing in en nabij het dorp Sloterdijk. In de volkstuincomplexen kan slechts conform het in de planregels verwerkte Reglement Bouwvoorschriften van de Bond van Volkstuinders worden gebouwd. Dit betekent dat er per saldo geen extra bebouwing mogelijk is. Daarvan uitgaande wordt in de natuurtoets geconcludeerd dat de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen naar verwachting geen negatieve effecten zullen hebben op beschermde soorten. Bij ingrijpende renovaties en/of sloop dient de locatie en of het gebouw nader onderzocht te worden naar verblijfplaatsen van vleermuizen. Bij nader onderzoek moet het vleermuizenprotocol worden gevolgd. Dit stelt eisen aan de manier waarop het onderzoek uitgevoerd moet worden.
Er is geen sprake van externe effecten van het voorliggende bestemmingsplan op in de verdere omgeving gelegen Speciale Beschermingszones. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor het voorliggende plan vanuit de natuurwetgeving.