direct naar inhoud van Hoofdstuk 6 Water
Plan: Bos en Lommer Noord
Plannummer: E1301BPSTD
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.E1301BPSTD-VG01

Hoofdstuk 6 Water

Op grond van artikel 3.1.6, lid b, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is de zogenaamde waterparagraaf waarin inzicht moet worden gegeven in de wijze waarop het waterbeleid in het bestemmingsplan is vertaald.

De waterparagraaf geeft ook een weergave van de watertoets. Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten, zoals bestemmingsplannen. De meerwaarde van de watertoets is dat zij zorgt voor een vroegtijdige systematische aandacht voor het meewegen van wateraspecten in ruimtelijke plannen.

Voor de feitelijke afstemming wordt aangesloten bij de Werkwijze watertoets Amsterdam. Deze start met het voorleggen van de waterparagraaf in het concept ontwerpbestemmingsplan aan de waterbeheerders en verloopt verder via de normale inspraakmogelijkheden.

Watersysteem
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), verantwoordelijk voor de waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet neemt daarbij de uitvoering van het waterbeheer, de riolering en het beheer van de waterkeringen voor zijn rekening.

Waterstaatkundig maakt het plangebied onderdeel uit van de Overbrakerbinnenpolder (waterpeil NAP -2,15 m). De polder wordt bemalen en slaat uit op de Haarlemmervaart. Dit gebeurt ter plaatse van het gemaal "Haarlemmerweg" (ter plaatse van Haarlemmerweg 20). Het gemaal is uitgerust met een schroefpomp met een capaciteit van 22 m3/minuut en een opvoerhoogte van 1,70 m. Het gemaal zorgt voor de afvoer van overtollig water uit de Overbraker-Binnenpolder naar de Haarlemmervaart.

De Haarlemmervaart is een boezemwatergang van Rijnlandsboezem. Het streefpeil voor deze watergang is NAP- 0,60 m. Aan de noordzijde van de Haarlemmervaart ligt een secundair directe waterkering. In de Keur staan onder andere verbodsbepalingen die betrekking hebben op ingrepen en activiteiten op/aan watergangen, waterstaatkundige werken en keringen.

De Haarlemmervaart maakt onderdeel uit van de hoofdwaterstructuur van Amsterdam. Die bevat structuurbepalende wateren en wateren die vanuit ecologische, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige redenen van gemeentelijk belang zijn. De Haarlemmervaart valt onder klasse II. Dat betekent dat er geen demping is toegestaan en uitbreiding alleen onder ruimtelijke voorwaarden mogelijk is.

De ringsloot om de tuinparken is "primair water" dat een functie heeft in de aan- en afvoer van water en/of de waterberging. De sloten tussen de percelen op de tuinparken zijn aan te merken als "overig water". Deze wateren zijn van belang voor de water aan- en afvoer van en naar terrein van één gerechtigde. Ze kunnen wel van belang zijn voor de tijdelijke berging van regenwater en wateroverschotten van terrein en wateren van anderen dan de gerechtigde. In het gebied liggen op meerdere plaatsen duikers die zorgen voor de doorstroming van het oppervlaktewater in het gebied.

Grondwater
Bij eventuele (her)inrichting dient rekening te worden gehouden met de gemeentelijk vastgestelde grondwaternorm. Deze luidt:

  • daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt, mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,50 meter onder het maaiveld staan;
  • daar waar met kruipruimtes wordt gebouwd, geldt een norm van 0,90 meter.

Nieuw te bouwen ondergrondse werken mogen een vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Kelders en parkeergarages moeten waterdicht worden uitgevoerd.

Waterkwaliteit
Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede bij de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (verduurzaamd hout), lood, (onbehandeld) zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.

Waterberging
Bij vergroting van het verhard oppervlak van meer dan 1000 m2 dient 10% van dit oppervlak aan extra oppervlaktewater te worden gerealiseerd. Dit extra water dient als bergingscapaciteit voor het versneld afvoeren van hemelwater op verhard oppervlak.

Waterkering
Voor wat betreft de secundaire waterkering ter plaatse van de Haarlemmerweg kan het volgende worden opgemerkt. De Haarlemmervaart is een boezemwater met aan beide zijden een waterkering. Zowel de Haarlemmerweg aan de zuidzijde van de vaart (gelegen buiten het onderhavige plangebied) als de oever aan de noordzijde van de vaart (binnen het onderhavige plangebied gelegen) is een boezemkering. De secundaire waterkering loopt vanaf de Molenwerf verder in noordelijke richting via het dorp Sloterdijk naar de Coentunnelweg. Deze kering is op de keurkaart ook deels aangeduid als "verholen kering". Deze secundaire waterkering omvat een kernzone, een beschermingszone en een strook buiten de beschermingszone.

De kernzone en de (binnen)beschermingszone langs de secundaire waterkering krijgen de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (Artikel 21 Waterstaat - Waterkering). Dit betreft een zone met een breedte variërend van circa 40 tot 110 meter die grotendeels ten noorden van de Haarlemmervaart ligt en vanaf de Molenwerf via het dorp Sloterdijk naar de Coentunnelweg loopt.