direct naar inhoud van 14 Inspraak
Plan: Zuidelijke binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01

14 Inspraak

Over het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 27 april 2011, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, in Gebouw De Bazel aan de Vijzelstraat een inspraakbijeenkomst gehouden. Voorafgaand aan de inspraakbijeenkomst lag het plan vanaf 8 april terinzage. Vanaf dat moment was het plan ook via internet digitaal beschikbaar. De bijeenkomst werd bezocht door 27 bewoners en anderen die betrokken zijn bij (delen van) het plangebied. Op de bijeenkomst heeft een aantal aanwezigen mondeling een inspraakreactie gegeven. Daarna heeft men tot 1 juni de gelegenheid gekregen het plan te bekijken en een schriftelijke inspraakreactie in te dienen. Het verslag van de bijeenkomst is, inclusief de schriftelijke inspraakreacties, in bijlage 1 van deze toelichting opgenomen.

De inspraakreacties hebben voornamelijk betrekking op de volgende onderwerpen:

1. Het raadplegen van het plan

Veel bewoners hebben moeite met het kennisnemen van de digitale versie van het bestemmingsplan. De papieren versie is erg omvangrijk.

Reactie:

Het stadsdeel begrijpt dat het bekijken van de digitaal gepubliceerde bestemmingsplannen om nieuwe kennis en vaardigheid vraagt. Om die reden hebben de leden van het planteam die aan het bestemmingsplan werken tijdens de terinzageligging van het concept extra tijd uitgetrokken om mensen met vragen behulpzaam te zijn. Voor de terinzageligging van het ontwerp van het bestemmingsplan wordt gekeken welke mogelijkheden er zijn om het bekijken van het plan via internet eenvoudiger te maken. Het stadsdeel heeft hiervoor niet meer alle ruimte. Sinds 2010 vindt het publiceren van bestemmingsplannen plaats volgens bepaalde regels die voor alle gemeenten in Nederland gelijk zijn. Deze regels moeten in acht worden genomen, anders verliest het bestemmingsplan haar rechtskracht.

2. Daklandschap

Op daken (en ook in tuinen) verschijnen steeds meer installaties (airconditioners, servers), met name ten behoeve van het functioneren van bedrijven en kantoren. Dit leidt tot veel rommel op het dak en geluidsoverlast voor omwonenden. Verzocht wordt om in het bestemmingsplan op te nemen dat deze alleen nog inpandig mogen worden gerealiseerd. Ook is sprake van een enorme toename aan dakterrassen, hetgeen een aantasting is van de rust en het privékarakter van de (keur)tuinen.

Reactie:

Volgens de regels van het concept-ontwerpbestemmingsplan is het alleen na afwijking van het bestemmingsplan mogelijk om installaties op daken te realiseren. Dit is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder een aantal voorwaarden. Onder aantoonbare redenen moet worden gedacht aan de technische noodzaak van een installatie direct in contact met de buitenlucht te zijn, zoals bijvoorbeeld schoorstenen of (onderdelen van) ventilatiesystemen. Indien een liftinstallatie niet in een kelder kan worden geplaatst is plaatsing op het dak noodzakelijk. Soms leidt inpandige plaatsing tot onaanvaardbare aantasting van monumentale waarden van een pand. In dat geval wordt ook de voorkeur gegeven aan plaatsing op het dak. Om over voldoende flexibiliteit te beschikken in de wijze van plaatsing van installaties en daarmee flexibel gebruik van panden mogelijk te maken is is het niet wenselijk de afwijking te schrappen, dan wel op te nemen dat installaties alleen inpandig mogen worden gerealiseerd. Met een afwijking is het mogelijk (en noodzakelijk) bij elke aanvraag de gevolgen van de plaatsing van de installatie af te wegen tegen het gebruik van het pand en de invloed die de installatie heeft op de omgeving.

De afgelopen decennia is het aantal woningen in de (grote) grachtenpanden toegenomen. Panden zijn gesplitst in appartementen en voor (bijna) elk appartement is gezocht naar een passende buitenruimte. Het intensiever gebruik van de panden heeft zo geleid tot een intensiever gebruik van de binnenzijde van de bouwblokken. Meestal niet de tuin zelf, als wel de platjes op daken van uitbouwen. Niettemin worden de (keur)tuinen nog steeds ervaren als groene oases van rust. Het feit dat de panden aan de tuinen intensiever worden gebruikt doet aan deze ervaring nauwelijks afbreuk. Het is dan ook niet wenselijk het gebruik van daken voor een dakterras te verbieden. Dakterrassen zijn volgens het bestemmingsplan geen direct recht. Alleen na afwijking kunnen deze worden toegestaan. Bij de beoordeling van de aanvragen wordt gekeken naar de gevolgen van de plaatsing van het dakterras voor de omringende bebouwing.

3. (Openbaar) groen en keurtuinen

De mogelijkheden die een bestemmingsplan biedt om het groen in het plangebied te beschermen zijn niet optimaal benut. Zo ontbreken de monumentale bomen en zijn nu onbebouwde en groene plekken in straatwanden bestemd voor bebouwing. Gepleit wordt voor zoveel mogelijk behoud van onbebouwd (tuin)oppervlak.

Om recht te doen aan het specifieke karakter van de keurtuinen wordt verzocht om een aparte bestemming. Elke vorm van bedrijfsmatig gebruik van deze tuinen, zoals door musea, andere culturele instellingen of kinderdagverblijven, moet worden uitgesloten.

Reactie:

Het beschermen van (monumentale) bomen door middel van bijvoorbeeld een specifieke aanduiding binnen de bestemming Verkeer biedt niet meer mogelijkheden tot behoud van de boom. De bomen in de binnenstad zijn beschermd via de kapverordening. In deze kapverordening is opgesomd onder welke voorwaarden bomen gekapt mogen worden. Kapvergunningen voor bomen in tuinen en in de openbare ruimte worden bij uitzondering verleend. Pas als sprake is van gevaar voor panden, bewoners of voorbijgangers, doordat de boom ziek is of als gevolg van een storm, wordt een boom gekapt. Als een dergelijke boom is opgenomen (op de verbeelding) in een bestemmingsplan leidt dit alleen maar tot meer procedures.

De tuinen in bouwblokken en het groen in de openbare ruimte zijn van grote waarde voor de leefbaarheid van de binnenstad. Op een aantal onbebouwde percelen zijn mooie tuinen ontstaan, waarin bomen staan die een groene uitstraling geven aan de hele straat. Het stadsdeel heeft een inventarisatie gemaakt van deze percelen in de zuidelijke en westelijke binnenstad. In het concept-ontwerpbestemmingsplan is gezocht naar een wijze van bestemmen die zoveel mogelijk recht doet aan de groene waarde van deze percelen. De meeste van deze percelen zijn bestemd voor bebouwing, met als belangrijkste reden dat deze plekken ook in het huidige bestemmingsplan bestemd zijn voor bebouwing. Het omzetten van een 'rode' bestemming naar een 'groene' bestemming betekent voor het stadsdeel namelijk een risico op planschade. De eigenaar van het perceel wordt tenslotte een bouwrecht ontnomen waarmee de waarde van het perceel daalt. Het stadsdeelbestuur vindt het niet verantwoord om dit planschaderisico te nemen.

Tijdens de eerste vernieuwing van de bestemmingsplannen in dit gebied (1998-2002) is ervoor gekozen om de keurtuinen geen aparte bestemming te geven. Vanuit ruimtelijk opzicht is het niet noodzakelijk. De bestemmingsplannen Leidse- en Weteringbuurt en Rembrandtplein kenden nog wel de bestemming 'Keurtuin'. In het bestemmingsplan Vijzelstraat-Amstel is deze bestemming losgelaten en hebben de keurtuinen, net als de andere tuinen in bouwblokken, de bestemming 'Tuinen en erven' gekregen, aangevuld met de aanduiding 'keurtuin'. De grenzen van de aanduiding markeren de ligging van de oorspronkelijke keuren. In de regels is de bestemming en het gebruik van het deel van de tuin dat is aangeduid als 'keurtuin', (net als voor het overig deel van de tuin gelegen tussen keurtuin en pand), vrijwel op dezelfde manier geregeld als in de oorspronkelijke keuren. Tuinhuizen zijn toegestaan aan de achterzijde van het perceel, in de maatvoering die overeenkomt met de maatvoering in de keuren. Het uitoefenen van enig bedrijf, zowel in de tuin als in het tuinhuis, is verboden. Daar waar een kinderdagverblijf in het hoofdgebouw aanwezig is, mag de tuin als buitenruimte voor het kinderdagverblijf worden gebruikt. Per bouwblok is maximaal één kinderdagverblijf toegestaan. Parkeren is, zowel boven- als ondergronds, niet toegestaan. Het cultuurhistorisch karakter van deze bijzondere tuinen is met deze regeling goed gewaarborgd.

4. Culturele horeca

De negen instellingen die via het bestemmingsplan de mogelijkheid wordt geboden horeca te realiseren hebben hierdoor een elitaire positie gekregen. Horeca in deze instellingen leidt altijd tot aantasting van het woon- en leefklimaat, omdat het niet zal blijven bij een café en/of restaurant maar zal leiden tot zaalverhuur.

Reactie:

De mogelijkheid om horeca te exploiteren is voorbehouden aan een beperkt aantal culturele instellingen. De keuze voor een beperkt aantal instellingen is mede bedoeld om overlast voor het woon- en leefklimaat te voorkomen, dan wel zeer beperkt te houden. Een aantal van deze instellingen, zoals Paradiso, de Melkweg en The Sugar Factory, ligt bovendien in het uitgaansgebied.

Voordat de instellingen horeca-activiteiten kunnen uitvoeren, dient eerst een aanvraag voor afwijking van het bestemmingsplan te worden aangevraagd. Het dagelijks bestuur neemt hierover een besluit. Aan deze afwijking kunnen voorwaarden worden verbonden, bijvoorbeeld de manier waarop de horeca geëxploiteerd wordt of over het treffen van maatregelen om overlast te verminderen. Het exploiteren van een terras of het gebruik van (keur)tuinen is in ieder geval niet toegestaan. Locaties met een afwijking voor deze vorm van horeca moeten jaarlijks hun (culturele) programmering kunnen overleggen aan het stadsdeel. De horeca-acitiviteiten hebben zullen inderdaad meer het karakter hebben van zaalverhuur dan van een café of restaurant. Gedacht moet worden aan diners en recepties. Gezien de voorwaarden, de jaarlijkse toets en het feit dat een aantal van deze instellingen in het uitgaansgebied ligt, wordt de mening dat deze vorm van horeca altijd leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat, niet gedeeld.

5. Horeca in grote hotels

Verzocht wordt om grote hotels niet automatisch de mogelijkheid te bieden om een (zelfstandige) horecavoorziening te realiseren. Dit leidt tot overlast, zoals bijvoorbeeld in het Hans Brinkerhotel.

In het Hotelbeleid Binnenstad 2008-2011 is geformuleerd onder welke voorwaarden nieuwe hotels of uitbreiding van bestaande hotels kunnen worden toegestaan. Eén van de beleidsregels gaat over "bevorderen van de functiemenging". Het gaat dan om bevordering van de externe- en interne functiemenging (in het pand). Interne functiemenging speelt een rol bij een hotel groter dan 1.000 m². Zelfstandige horeca in een hotel van 1.000 m² kan een bijdrage leveren aan de interne functiemenging. Daarom komen hotels van 1.000 m² of meer in aanmerking voor zelfstandige horeca 3 en 4, toegestaan op alle bouwlagen. Voor zelfstandige horeca in hotels groter dan 1.000 m² geldt een maximale maat van 150 m² of maximaal 10% van het bruto vloeroppervlak. In het plangebied van de Zuidelijke binnenstad bevinden zich negen hotels met een oppervlak groter dan 1.000 m². In zeven van deze hotels is een zelfstandige horecavoorziening aanwezig in de vorm van een café of restaurant, hetgeen niet per definitie leidt tot overlast. Integendeel, het Eden Hotel met Brasserie Flo en het American hotel met Café Américain zijn voorbeelden van goed functionerende horecavoorzieningen bij hotels in dit plangebied.

Ook het Hans Brinkerhotel is een hotel met een oppervlak groter dan 1.000 m². Het hotel beschikt over een exploitatievergunning voor een café. Het hotel beschikt hiermee over een recht een café of restaurant te exploiteren, hetgeen ook volgens het hotelbeleid tot de mogelijkheden behoort. In een bestemmingsplan is het niet zonder meer mogelijk de bestaande rechten van een eigenaar af te nemen. Het is bij het stadsdeel bekend dat de bezoekers van het Hans Brinkerhotel overlast veroorzaken in de buurt. Dit geval wordt als uitzondering beschouwd en het dagelijks bestuur vindt dit onvoldoende aanleiding om andere hotels de mogelijkheid tot het exploiteren van horeca te ontnemen.

6. Parcellering

Een algemeen verbod op samenvoegen is te weinig flexibel. Er vinden allerlei ontwikkelingen plaats (zoals de aanleg van de Noord-Zuidlijn met bijbehorende stations) die de historische parcellering beïnvloeden. Voor niet-monumentale panden kunnen andere regels gelden.

Reactie:

In 1999 is de gehele binnenstad aangewezen als beschermd stadsgezicht. De aanwijzing heeft ertoe geleid dat in de bestemmingsplannen regels zijn opgenomen ter bescherming en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden. In 2010 is de zeventiende eeuwse grachtengordel geplaatst op de Lijst van Wereldergoed van UNESCO. De grachtengordel vormt de kernzone, het gebied dat is geplaatst. Het overige deel van het beschermd stadsgezicht vormt de vereiste bufferzone. Binnen het bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad vallen de bouwblokken tussen Herengracht en Prinsengracht geheel in de kernzone. Van de bouwblokken aan de noordzijde van de Herengracht en aan de zuidzijde van de Prinsengracht vallen de percelen die liggen aan de grachten ook binnen de kernzone. Het overig deel van het plangebied ligt in de bufferzone.

De bestemmingsplannen in de binnenstad zijn gericht op het beschermen van de ruimtelijke structuur en de bebouwing. In functioneel opzicht is het doel van het bestemmingsplan om de uitwisseling van functies mogelijk te maken en functiedynamiek te waarborgen. De karakteristieke historische stedenbouwkundige structuur vormt het casco waarbinnen de functiedynamiek plaatsvindt. Een van de wezenlijke onderdelen van de stedenbouwkundige structuur is de parcellering. De bouwblokken in de binnenstad zijn opgedeeld in individuele kavels, waarop individuele panden zijn gebouwd. Het belang van het behoud van de parcellering voor de waardevolle structuur van de binnenstad is groot. Door de cityvorming tussen 1880 en 1930 (waarvan de Vijzelstraat natuurlijk een mooi voorbeeld is) en door samenvoeging is een grote variatie in grootte en typologie aan gebouwen ontstaan, die tot op heden in vele behoeftes en functies kan voorzien. Het is niet wenselijk dat de parcellering, onder invloed van allerlei ontwikkelingen, (verder) aangetast wordt.

7. Verzoeken tot wijziging bestemming

Diverse pandeigenaren hebben aangegeven dat hun eigendom onjuist bestemd is, dan wel wordt verzocht om uitbreiding van een bepaalde bestemming. In de meeste gevallen gaat dit om uitbreiding van horeca.

Reactie:

Per verzoek is gekeken of sprake is van een fout en of uitbreiding van de bestemming tot de mogelijkheden behoort. In een aantal gevallen heeft dit geleid tot aanpassing van de verbeelding. In de gevallen waarin is verzocht om uitbreiding van horeca, hetzij in de vorm van meerdere horecacategorieën, hetzij in de vorm van uitbreiding in andere panden of naar andere bouwlagen, is de verbeelding niet aangepast. Volgens het horecabeleidsplan is in dit gebied het uitgangspunt dat uitbreiding van horeca niet gewenst is. Dit is in het bestemmingsplan vertaald door de aanwezige horeca vast te leggen per pand en per bouwlaag. Alleen in de uitgangsgebieden rond het Rembrandtplein en het Leidseplein is enige uitbreiding mogelijk.