direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Golfbaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09E-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met de daarbij behorende:

  • b. verhardingen;
  • c. waterlopen en beplantingen;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. infrastructurele voorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van hekwerken met een maximale bouwhoogte van 1.50 meter.

3.2.2 Ontheffing van de bouwregels t.b.v. mestopslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het oprichten van een mestopslagplaats met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien onvoldoende ruimte op het agrarisch bouwperceel aanwezig is of plaatsing op het bouwperceel vanwege milieuhygiënische redenen niet mogelijk is.

Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de mestopslag mag niet meer bedragen dan 3000 m3 bedragen;
  • b. de hoogte van de mestopslag mag niet meer zijn dan 5.50 meter;
  • c. de afstand tot het agrarisch bouwperceel mag niet meer dan 50 meter bedragen;
  • d. de afstand van enig punt van de mestopslag tot nabijgelegen woningen van derden mag niet minder dan 50 meter bedragen.

3.2.3 Ontheffing van de bouwregels t.b.v. een agrarisch bedrijfsgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 voor de bouw van ten hoogste één agrarisch bedrijfsgebouw per agrarisch bedrijf, indien onvoldoende ruimte op het agrarisch bouwperceel aanwezig is of plaatsing op het bouwperceel vanwege milieuhygiënische redenen niet mogelijk is. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan respectievelijk 3,00 meter en 6,00 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 15º bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 5,00 meter bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of een doel, strijdig met deze bestemming.

3.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het plaatsen of het geplaatst hebben van onderkomens;
  • b. het opslaan of opgeslagen hebben van goederen, waarvan de aanwezigheid voor de agrarische bedrijfsvoering niet noodzakelijk is;
  • c. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van agrarische produkten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • d. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van produkten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • e. een uitsluitend of overwegend gebruik:
    • 1. als tussenhandel voor agrarische produkten, toeristisch bedrijf en daarmee vergelijkbaar gebruik;
    • 2. ten dienste van: de levering van goederen en/of diensten voor het agrarisch-, tuinbouw- en/of ander bedrijf;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

3.4 Aanlegvergunning
3.4.1 Verboden gebruik

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verleggen of verharden van wegen, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de gronden;
  • c. het scheuren van grasland ten behoeve van graslandverbetering, tijdelijke andere teelt of permanente andere teelt;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie en/of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, dammen en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • g. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.

3.4.2 Toegestaan gebruik

Het verbod als bedoeld onder lid 3.4.1 is niet van toepassing ten aanzien van werken en werkzaahmeden gericht op of dienstig aan de realisering van de bestemming dan wel voortvloeiend uit normaal onderhoud of beheer van deze gronden.

3.4.3 Voorwaarden voor aanlegvergunning

De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het terrein.