direct naar inhoud van 4.2 Cultuurhistorie, archeologie en monumenten
Plan: Landelijk Gebied Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09C-VG01

4.2 Cultuurhistorie, archeologie en monumenten

4.2.1 Algemeen

Archeologische vindplaatsen, historische landschappen en monumentale gebouwen vertellen over het verleden en vormen samen onze cultuurhistorie. Cultuurhistorische waarden zijn heel belangrijk voor het karakter en de herkenbaarheid van een stad, een dorp of een gebied.

4.2.2 Archeologiebeleid Amstelveen

Voor de gemeente Amstelveen is op 26 november 2008 de archeologische beleidsadvieskaart (vindplaatsen- en verwachtingenkaart) en de Erfgoedverordening van Amstelveen vastgesteld (de erfgoedverordening is op 15 september 2010 opnieuw gewijzigd vastgesteld). De archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart is voornamelijk gebaseerd op een analyse van landschappelijke kenmerken van bekende nederzettingslocaties in het grondgebied van de gemeente Amstelveen. Op basis van deze analyse en door toepassing van archeologische expertise aangaande de landschappelijke ligging van (pre-)historische nederzettingen in het algemeen, is het mogelijk gebieden te begrenzen waarvan archeologische informatie ontbreekt, maar wel vindplaatsen worden verwacht. Bij het opstellen van de voorspelling wordt met name gekeken naar geo(morfo)logische, bodemkundige en hydrologische karakteristieken van verschillende gebiedsdelen in combinatie met de al bekende archeologische vindplaatsen. Gebieden worden op de kaart aangemerkt als zones die inzicht verschaffen in de verwachte kwantiteit (en kwaliteit) aan archeologische vindplaatsen. Er wordt onderscheid gemaakt in zones met een hoge, een middelhoge, een lage en in sommige gevallen een zeer lage verwachting.

Op basis van de geologische en bodemkundige opbouw van de gemeente kan een duidelijk onderscheid worden gemaakt in:

  • De bebouwde kom van Amstelveen en het Amsterdamse Bos, waar geen bodemkundige of geomorfologische informatie voorhanden is. De bebouwde kom is, op basis van historische kaarten, wel verder onder te verdelen in onverveend en verveend gebied.
  • De veengebieden: het onverveende deel van Buitendijkse Buitenveldertse Polder, het onverveende bovenland langs de Amstel, de oeverlanden bij de Poel en de Ouderkerkerlaan of het Groote Loopveld.
  • De droogmakerijen ofwel de uitgeveende gebieden als de Schinkelpolder, de Kleine Noordpolder, de Rietwijkeroordpolder, de Buitendijkse Buitenveldertse polder, de Middelpolder onder Amstelveen, de Bovenkerkerpolder en de Legmeerpolder.


Voor de verwachtingenkaart is op basis van de archeologische gegevens een onderscheid gemaakt in de volgende archeologische perioden:

  • Midden en Laat Neolithicum
  • Middeleeuwen en Nieuwe tijd

Daarnaast is op het Actueel Hoogtebestand Nederland een krekensysteem zichtbaar, dat heel goed bewoonbaar zou kunnen zijn geweest. In het plangebied komen kreekruggen voor en een zone waarbinnen historische bebouwing heeft plaatsgevonden.

4.2.3 Cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-Holland

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland zijn de archeologische, de historisch-geografische en historisch (steden)bouwkundige elementen in kaart gebracht. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is het plangebied ingedeeld in veenpolderlandschap (westen) en droogmakerijenlandschap in het oosten.

Droogmakerijen zijn zeer kenmerkend voor de landschapsontwikkeling. De rationele en regelmatige inrichting is nog duidelijk herkenbaar, de openheid is aangetast door de vele tuinbouwkassen en de bouw van woningen.

De oorspronkelijke strookvormige verkaveling is sterk aangetast door een herverkaveling. De ruimtelijke en genetische samenhang met het wegen- en afwateringspatroon en de ringdijk is aanwezig.

De Bovenkerkerweg maakte deel uit van de doorgaande landverbinding van Amsterdam naar Gouda. De weg heeft een ruimtelijke samenhang met de dijken van de droogmakerijen van de Bovenkerkerpolder en de Noorderlegmeerpolder en is “van waarde” (CHW-code MLA138G). Ook karakteristiek zijn de polderwegen in de droogmakerijen en over de ringdijken. Het rechtlijnige en rationele wegenpatroon is kenmerkend voor de inrichting van droogmakerijen. Het oorspronkelijke wegenpatroon (een langere centrale weg, twee parallel lopende korte wegen en drie dwarswegen) zijn ondanks de verdichting van het wegennet nabij Uithoorn en in Amstelveen goed herkenbaar. Een ruimtelijke en genetische samenhang (de wording en ontwikkeling tonend) met het afwateringsstelsel is nog aanwezig. De polderwegen sluiten aan op de landwegen over de grenzen van de middeleeuwse ontginningsblokken. Dergelijke polderwegen zijn “van waarde” (CHW-code 152G).

Ringdijken, ringvaarten en afwateringssloten zijn kenmerkende elementen van de droogmakerijen. De Legmeerdijk en de Bovenkerkerweg waren bij aanleg van de droogmakerij twee bestaande wegen over dijken.