Plan: | Landelijk Gebied Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0362.09C-VG01 |
In de provinciale structuurvisie legt de provincie haar ruimtelijke visie vast en moet zij tevens aangeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. De structuurvisie is uitsluitend zelfbindend. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar de gemeenten toe staan de provincie – naast de bekende bestuurlijke middelen als subsidies, overleg, convenanten e.d. – diverse juridische instrumenten ter beschikking.
De structuurvisie is op 21 juni 2010 vastgesteld. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de 'Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie' is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.
De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door circa 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behouden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.
Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als droogmakerijenlandschap. Verder is het functioneel te gebruiken als gebied voor gecombineerde landbouw. Het maakt onderdeel uit van het Groen Hart en is aangeduid voor Recreatie om de stad. Tevens valt het plangebied binnen het weidevogelleefgebied. In delen van het gebied zijn kleinschalige oplossingen voor duurzame energie mogelijk.
Provinciale Staten hebben op 15 december 2008 de Provinciale ruimtelijke verordening 2009 vastgesteld. Deze verordening schrijft voor waaraan de inhoud van ruimtelijke plannen moeten voldoen. De regels komen voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord.
Het provinciale belang moet de inzet van de verordening rechtvaardigen. Het is uitgangspunt van de wet dat bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijke beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet.
Nieuw beleid (herzieningen, aanvullingen) als uitvloeisel van nieuwe ruimtelijke keuzes zoals deze onder de vlag van de structuurvisie gemaakt zullen gaan worden, zullen zo nodig worden vervat in een nieuwe ruimtelijke verordening. De gemeente heeft de plicht bestemmingsplannen aan te passen aan de provinciale verordening.
Samen met de vaststelling van de structuurvisie is deze provinciale verordening vastgesteld. Deze verordening bevat regels ter uitvoering van het beleid uit de structuurvisie. De regels die de provincale verordening stelt, zijn vertaald in dit bestemmingsplan.
De Bovenkerkerpolder valt in de Amstelscheg. In februari 2011 is besloten een gebiedsperspectief voor de Amstelscheg op te stellen en vijf beeldkwaliteitesplannen voor de deelgebieden. De Bovenkerkerpolder is een van de deelgebieden. Dit heeft geresulteerd in een bestuursakkoord wat ook door de gemeente Amstelveen is ondertekend. Het doel is om meer samenhang en lijn te bregen in de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Het plangebied maakt onderdeel uit van de de Bovenkerkerpolder. Daarvoor is het volgende vastgelegd.
Positie:
Landschappelijke karakteristiek:
Toegankelijkheid:
Programma:
Er wordt in dit consoliderende bestemingsplan geen nieuwe bebouwing toegelaten, die de landschappelijke karakteristieken wijzigt. Wel wordt uitoering aan het laatste punt van het uitvoeringsprogramma door het realiseren van waterberingen in Bovenkerkerpolder. Binnen de bestemming agrarisch zijn recreatieve routes mogelijk.
Noord-Holland is een waterrijke provincie omringd door Noordzee, Waddenzee en IJsselmeer. Het garanderen van veiligheid tegen overstromingen vanuit zee en het klimaatbestendig vormgeven van het ruimtegebruik vraagt om een goed waterbeheer. Wonen in Noord-Holland betekent wonen met water. Een goed waterbeheer is dus onmisbaar. Het opstellen van een waterplan is een wettelijke taak van de provincie. Het provinciaal waterplan is op 16 november 2009 vastgesteld.
De strategische waterdoelen van de provincie zijn:
Een belangrijk middel voor het realiseren van deze waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling pro-actief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het waterplan staan de ruimtelijke consequenties van het provinciale waterbeleid.
Het collegeprogramma 'Krachtig, in Balans' vormt het uitgangspunt voor het Waterplan. Het motto van het waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling.
In het provinciaal waterplan is onder meer dit plangebied aangewezen voor waterberging.
Op 17 juni 2010 heeft het Algemeen Bestuur het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 goedgekeurd. Het is het eerste waterbeheerplan van AGV in de nieuwe 6-jarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel meegekregen: Werken aan water, in en met de omgeving.
Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht heeft drie hoofdtaken: zorg voor veilige dijken, zorg voor voldoende water en de zorg voor schoon water. Daarnaast zorgt het hoogheemraadschap in het beheergebied voor: vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden.
In het waterbeheersplan is het beleid voor al deze taken voor de komende 6 jaar opgenomen. Dit beleid vormt tevens het uitgangspunt voor de watergebiedplannen en voor de stedelijke waterplannen die gemeenten in afstemming met het hoogheemraadschap maken.
In het Waterbeheerplan AGV is onder meer dit plangebied aangewezen voor waterberging.
De Keur van hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is gericht op het beschermen van de aan- en afvoer van water en bescherming tegen wateroverlast en overstroming en de ecologische toestand van het watersysteem.
De taak van het waterschap is om te zorgen voor een veilig en gezond watersysteem. Volgens de Waterwet gaat het daarbij om drie hoofddoelstellingen:
De Keur is van toepassing op allerlei activiteiten in, op of nabij waterkeringen of wateren. In het Keurbesluit Vrijstellingen heeft AGV beschreven onder welke voorwaarden bepaalde activiteiten zijn toegestaan zonder dat een Keurvergunning nodig is. In veel gevallen geldt wel een meldplicht.
AGV beoordeelt de vergunningaanvraag en bepaalt de vergunningsvoorwaarde met behulp van de Beleidsregels Keurvergunningen. Bij een vergunning levert AGV voorschriften over de manier waarop de aanvrager de activiteit moet uitvoeren.
Het regionaal bodembeheersplan stelt regels aan het hergebruik van grond als bodem. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit niet verslechtert. De bodemkwaliteitskaarten geven gebieden aan met vergelijkbare bodemkwaliteit waarbinnen hergebruik van grond is vereenvoudigd.
Op 15 december 2009 heeft de provincie Noord Holland de concept beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld.
Noord-Holland heeft een grote variëteit aan landschappen en een rijke cultuurhistorie. De lange ontwikkelingsgeschiedenis van de provincie is goed terug te zien in de verschillende landschappen met hun kenmerkende elementen, patronen en structuren.
De beleidsstrategie ‘Metropolitane Landschappen’ is op het gehele Noord-Hollandse deel van het Groene Hart van toepassing. De beleidsstrategieën ‘Diepe Droogmakerijen’ en ‘De Groene Ruggengraat’ gelden voor de Bovenkerkerpolder.De beleidsstrategieën komen overeen met het beleid van de Rijksstructuurvisie Noord-Holland 2040. De noordwest- en de noordoostzijde van het Groene Hart zijn anders dan de Waarden en Venen. De landschapsstructuur van deze delen is kleinschaliger en diverser. Ook de landbouw is diverser; er zijn omvangrijkere natuurgebieden en de relatie met de steden is hier sterker. De ruimtelijke opgave is behoud en ontwikkeling van deze landschappelijke diversiteit en van het groenblauwe karakter en behoud en versterking van de stad - land relatie. De beleidsstrategieën ‘Diepe Droogmakerijen’ en ‘De Groene Ruggengraat’ gelden voor Haarlemmermeer, Bovenkerkerpolder en vooral Horstermeer respectievelijk de Vechtstreek. De beleidsstrategieën komen overeen met het beleid van de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Bij de ruimtelijke ontwikkeling van het Groene Hart moet de gewenste ruimtelijke ontwikkeling steeds bezien worden door de bril van de beleidsstrategie met hantering van de (kern-)kwaliteiten van het desbetreffende deelgebied.
Het doel van het provinciale milieubeleid is dat al haar activiteiten in de komende vier jaar er toe moeten leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren.
Daarbij zijn twee overkoepelende doelen gesteld:
Ten aanzien van al deze doelen gaat de provincie activiteiten uitvoeren. Dit gebeurt middels het uitvoeringsprogramma, via vergunningen en handhaving, via subsidies en via gebiedsgerichte aanpak.
Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan maakt de keuzes van de provincie duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer. Er staat in welke maatregelen zij in de periode 2007-2013 wil uitvoeren en wat zij van andere partijen verwacht.
Daarnaast geeft het stuk aan hoe de provincie wil omgaan met de effecten van verkeer en vervoer op veiligheid, milieu, economie, ruimtelijke kwaliteit, natuur en landschap en water.
Het doel van het beleid is eenvoudig samen te vatten met het motto 'vlot en veilig door Noord- Holland'. Lopende plannen voor verbetering van de infrastructuur worden verder ontwikkeld en waar mogelijk verwezenlijkt. Omdat alleen met de uitbreiding van weginfrastructuur de groei van het autogebruik niet is bij te houden, worden ook andere beleidsonderdelen geïntensiveerd. De bedoeling is dat het totaal van netwerken - auto, openbaar vervoer, fiets - efficiënter wordt gebruikt en alternatieven voor het autogebruik worden gestimuleerd, zodat er meer keuzemogelijkheden ontstaan. In het provinciaal verkeers- en vervoersplan is de nieuwe N201 opgenomen. Een gedeelte van de de N201 maakt onderdeel uit van dit plangebied. De N201 is middels een aparte ruimtelijke procedure mogelijk gemaakt.
De provincie streeft bij de ontwikkeling van haar infrastructuurbeleid een zorgvuldige inpassing na en investeert in milieu, ecologie en ruimtelijke kwaliteit bij aanleg van infrastructuur.
Eind 2004 is het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) voor de regio vastgesteld. Het RVVP is door het Stadsregio Amsterdam gemaakt in samenspraak met gemeenten, andere overheden en een aantal betrokken belangenorganisaties. Het RVVP is het beleidskader voor het verkeer- en vervoerbeleid in de regio tot 2015 en geeft de visie van de regio op mobiliteitsvraagstukken. Het is richtinggevend voor de uitvoering van het openbaar vervoer (exploitatie, RegioNet), voor de aanleg en verbetering van infrastructuur en voor verhoging van de verkeersveiligheid (Duurzaam Veilig). Onderdeel van het RVVP is een uitvoeringsprogramma waarin de verantwoordelijkheden ten aanzien van beleid en uitvoering van projecten zijn vastgelegd. De belangrijkste beleidsuitgangspunten zijn: het creëren van een gezonde, gedifferentieerde economie met internationale concurrentiekracht, het beiden van een goed sociaal klimaat aan de inwoners en het zorgen voor een duurzame leefomgeving.
Het Stadsregio Amsterdam heeft verschillende corridorstudies verricht waarvan hier van belang de Openbaar vervoerscorridor Amstelveen-Uithoorn (COVAU). Deze verkennende studie richt zich op de toekomstige kwaliteit van het openbaar vervoer tussen Amstelveen en Uithoorn. Hieruit is gebleken dat een tweetal opties voor een HOV buslijn mogelijk zijn: via de Bovenkerk/Zijdelweg of via het spoortracé. De provincie heeft de volgende fase van de COVAU studie waaruit blijkt welke van de 2 varianten gekozen wordt. Tevens is vanuit het RVVP het busstation Amstelveen, als belangrijk onderdeel van het Stadshart, een aandachtspunt. Het busstation is benoemd als regionaal OV knooppunt van een aantal hoog frequente RegionNet lijnen waarvoor op de aanvoerroutes voorzieningen ten behoeve van een betrouwbare en snelle doorstroming gewenst zijn.
Een ruimte voor ruimte regeling in de zin van deze beleidsregel is gericht op een aantoonbare en duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied zowel op de te saneren locatie (via sloop en herinrichting) als op de compensatielocatie door sloop van landschappelijk storende en/of niet passende bebouwing of functies en een bestemmingswijziging van de hierbij betrokken gronden. Ruimte voor ruimte levert dus per saldo een ruimtelijke winst op via:
Als tegenprestatie krijgt de initiatiefnemer respectievelijk de gemeente planologische medewerking voor nieuwbouw van woningen aansluitend aan bestaand stedelijk gebied in het gebied of - indien blijkt dat dit niet mogelijk of wenselijk is - ter plaatse van de saneringslocatie.
De beleidsregel Ruimte voor Ruimte is een uitwerking van het streekplanbeleid (Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord en Partiële herziening streekplan Noord-Holland zuid). Daarin is deze regeling reeds aangekondigd. Er is weliswaar een geldend toetsingskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) maar VAB richt zich primair op hergebruik van agrarische bebouwing en biedt geen mogelijkheden om verrommeling van het landschap aan te pakken. Daarom is een Ruimte voor Ruimte regeling van belang. In ruil voor sloop van storende bebouwing of functies kunnen aan de rand van het stedelijk gebied of in tweede instantie ter plaatse een of meer compensatiewoningen worden gebouwd. Eis is wel dat er een aantoonbare ruimtelijke winst ontstaat.