Plan: | Amsteleiland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0362.09B-VG03 |
Op 17 juni 2010 heeft het Algemeen Bestuur het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 goedgekeurd. Het is het eerste waterbeheerplan van AGV in de nieuwe 6-jarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel meegekregen: Werken aan water, in en met de omgeving.
Veiligheid
De taken van AGV richten zich primair op het garanderen van voldoende waterstaatkundige veiligheid voor mensen, dieren en goederen. Die bescherming heeft AGV opgebouwd in drie lagen: preventie in de zin van robuuste waterkeringen, sturing op ruimtelijke inrichting door beheersing van overstromingsrisico's en rampenbeheersing.
Kwantiteit
Daarnaast richt AGV zich op het garanderen van voldoende water in het beheer gebied. Op de eerste plaats betekent dit dat de waterpeilen zodanig zijn ingesteld dat de gebruiksfunctie van de deelgebieden wordt bediend. Deze zorg strekt zich ook uit tot het grondwater. Daarbij dienen de watersystemen een zodanige robuustheid te hebben dat zij in staat zijn zelfstandig extreme droogte of veel neerslag op te vangen zonder dat afwenteling plaatsvindt in tijd, ruimte of milieucompartiment.
Doelen en maatregelen voor peilbeheer zijn vastgelegd in de Nota Peilbeheer. Komende jaren richt het waterschap zich op een inhaalslag de peilbesluiten te actualiseren binnen de Watergebiedsplannen.
Wat betreft de waterberging is uitgangspunt dat water in het gebied waar mogelijk wordt vastgehouden. Waar dit niet mogelijk is wordt water geborgen en pas in de laatste plaats vindt afvoer plaats naar buiten het gebied. Voor bestemmingsplannen betekent dit dat ruimtelijke plannen voldoende gebieden voor waterberging zijn aangewezen om aan de wateropgave te voldoen.
Grondwater
Ingevolge de Waterwet dient grondwater een integraal onderdeel te vormen van het watersysteem. Waterschappen zijn als beheerder aangewezen voor het regionale watersysteem; de provincies blijven verantwoordelijk voor het strategische (grond)waterbeleid.
Waterkwaliteit
De zorg van het waterschap richt zich op schoon water van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit en in combinatie daarmee het goed functioneren van de afvalwaterketen.
Recreatief medegebruik
Ook het in stand houden van vaarwegen ten behoeve van de scheepvaart en het verbeteren van de veiligheid van het scheepvaartverkeer behoort tot de taken van de Provincie Noord-Holland.
De uitwerking van deze doelen in concrete maatregelen is vastgelegd in de Keur AGV en in de Beleidsnota Vaarwater op Orde.
De nota Vaarwater op orde is een aanvulling op de Beleidsnota Inrichting, Gebruik en Onderhoud en geeft regels voor gebruik en inrichting van water en oevers van vaarwegen. In de nota zijn de voorwaarden gegeven waaronder het is toegestaan langs bepaalde oeverzones af te meren (ligplaats te nemen) en afmeervoorzieningen, zoals steigers, aan te leggen. Daarnaast zijn regels gegeven voor 'ontheffingen' in oeverzones waar afmeren en het aanbrengen van voorzieningen normaal gesproken verboden is.
De nota sluit aan op de algemene bepalingen uit de Keur van AGV en geeft bovendien aanvullende regels voor vaarwegbeheer. Daarnaast kan een gemeente in overleg met AGV ruimere of afwijkende afmetingen voor steigers of vaartuigen vaststellen, mits dit niet leidt tot onoverkomelijke nautische of waterstaatkundige bezwaren.
Doel van de Nota is het borgen van de duurzame gebruiksmogelijkheden van vaarwegen en een daarbij passende inrichting op basis van een zorgvuldige belangenafweging. Met als randvoorwaarden het zoveel mogelijk:
De regels voor het permanent afmeren van recreatievaartuigen en het aanbrengen van steigers verschillen per type oever. Op de “Oeverzoneringskaarten Vaarwegen” (zie afbeelding 6) zijn de oevers aan de westzijde van het Amsteleiland zijn aangeduid als bruine zone. Bruine zones zijn oeverzones in stedelijk gebied en langs oeverpercelen met woonbebouwing of woonschepen. Per perceel is maximaal één voorziening en maximaal één schip toegestaan. De “koppen” van het eiland zijn beide aangeduid als “oranje zone”. Dit zijn openbare aanlegplaatsen (afmeervoorzieningen) en jachthavens. Waar afmeren is toegestaan voor een periode van 1 of 3 x 24 uur en die in beginsel niet kunnen worden gebruikt voor het permanent afmeren van eigen schepen.
Aan de oostzijde van het Amsteleiland zijn de oevers aangegeven als “groene oeverzones” ofwel natuurlijke / natuurvriendelijk ingerichte of nog in te richten oevers. Groene oeverzones zijn oeverzones waaraan AGV een “natte” natuurfuncties heeft toegekend. Dit zijn zones met een (potentieel) hoge natuur- en doorgaans ook hoge landschappelijke waarde. Het gaat om rietkragen en/of met oever- en moerasplanten begroeide oevers met een oppervlak van meer dan 1m², inclusief natuurvriendelijk ingerichte of in te richten zones. Deze gebieden zijn van belang voor het bereiken van een goede ecologische toestand van wateren.
Afbeelding 6: Oeverzoneringskaart Vaarwegen, bron: AGV
Langs de “groene oeverzones” worden in beginsel geen ontheffingen verleend voor het nemen van ligplaats en voor het aanbrengen van afmeervoorzieningen voor particulier gebruik (artikel 14 lid 5-1 van de Keur). Bij vervanging van een bestaande steiger (aanwezig vóór 1 januari 2002) wordt alleen ontheffing verleend voor de aanleg van een 'open' steiger (type C). In deze zones geldt een keurverbod voor het aanbrengen van werken. In bijzondere situaties gelden extra regels voor ontheffingverlening voor particulieren. In het overleg op 28 mei 2010 is besproken met AGV dat voor het Amsteleiland onderzocht kan worden of langs de oostzijde van het Amsteleiland natuurvriendelijke (drijvende) steigers kunnen worden toegepast om zo in te kunnen spelen op de specifieke omstandigheden rond het Amsteleiland.
Algemeen gesteld moet in veel gevallen voor het aanbrengen van werken in wateren en langs de oever één of meer vergunningen en/of ontheffingen worden aangevraagd bij zowel de provincie, de gemeente en de vaarweg- en waterbeheerder. Onder werken worden alle door menselijk toedoen ontstane of gemaakte objecten, constructies of inrichtingen verstaan, inclusief palen, hekken, bouwwerken en restanten daarvan, die verbonden zijn met, of verankerd zijn in de ondergrond. Voor vaarwegen gaat het daarbij onder meer om: bruggen, sluizen, steigers, meerpalen en oeverbeschoeiingen. Bij de aanleg van werken mag geen blijvende schade worden toegebracht aan ter plekke aanwezige rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oeverzones.
Wanneer aan de in de Keur gestelde voorwaarden wordt voldaan, hoeft geen watervergunning (keurontheffing) te worden aangevraagd. In het werk mogen geen materialen worden gebruik die water- en/of bodemverontreiniging kunnen veroorzaken. Bouwstoffen dienen te voldoen aan het Bouwstoffenbesluit.
De doorstroming, de waterbeheersing of het onderhoud mag niet gehinderd of geblokkeerdraken door drijvende en (half) gezonken voorwerpen, werken in het water of het nemen van ligplaats. Ook de ecologische toestand ofwel de trekmogelijkheden en leefruimte voor planten en dieren van het water zal in veel van deze gevallen worden aangetast. In dat kader zijn ook beperkingen gesteld aan de afmetingen van steigers en drijvende voorwerpen. Door deze beperkingen wordt in ieder geval de beschaduwing van het water en de beperking van leef- en
trekmogelijkheden van planten en dieren langs de oevers en in het water enigszins beperkt.
In verband met onderhoudswerkzaamheden zijn regels gegeven over de maatvoering van werken:
Daar waar sprake is van meerdere woningen op één perceel (appartementengebouw) is het in principe mogelijk grotere afmetingen en afwijkende vormen toe te staan.
De steigertypen uit bijlage A, B en C van de keur voldoen aan de criteria van Keur-artikel 14. Dat betekent dat voor het aanbrengen van deze steigertypen geen watervergunning (ontheffing) noodzakelijk is, voor zover geen sprake is van het overtreden van andere verboden uit de Keur (zie Bijlage 2).
Per 1 januari 2008 is de Wet gemeentelijke watertaken ingevoerd. Door deze wetgeving hebben de gemeenten een aantal nieuwe zorgplichten: afvloeiend hemelwater, grondwaterstand en een verbrede zorgplicht inzamelen afvalwater buitengebied. Naast gemeenten worden in de nieuwe wet echter ook de perceelseigenaren (indirect) verantwoordelijk gesteld. Zij hebben namelijk een verplichting voor het eigen terrein en dienen bouwkundige maatregelen zelf te nemen.
De gemeente is trekker van het proces en loket voor de burger. In de aanpak en uitvoering van problemen zal echter vaak het waterschap in beeld komen en soms de provincie, bijvoorbeeld bij vermindering van grondwateronttrekking. Als financieringsinstrument wordt het gemeentelijke rioolrecht verbreed tot een lokale bestemmingsheffing. Het beleid en de invulling van de zorgplicht komt in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).
Voor het opstellen van de Waterparagraaf is gebruik gemaakt van de “Samenvatting Watertoets” zoals die door Waternet is opgesteld.
Het plangebied wordt beheerst door de rivier de Amstel en ligt in het boezemgebied. Buiten een bestaande insteekhaven kent het plangebied geen eigen watergangen. Zie afbeelding 7.
Afbeelding 7: Keurkaart, bron: AGV
Het dempen van wateren is slechts toegestaan als in hetzelfde peilgebied 100% wordt gecompenseerd. Het laten ontstaan van doodlopende watergangen is niet toegestaan. Het is bij dempingen van belang dat geen waterbergingstekort ontstaat; daarom dient de waterberging te worden gerealiseerd voordat de demping plaatsvindt.
Het doorstroomprofiel van watergangen dient afgestemd te worden op de functie die zij dienen met voldoende waterbeweging met het oog op de waterkwaliteit. Primaire watergangen dienen daarom een minimale breedte te hebben van 5m en een minimale aanlegdiepte van 1,25m. Secundaire en tertiaire watergangen moeten een minimale breedte hebben op de waterlijn van 2m en een minimale onderhoudsdiepte van 0,7m. Het onderwatertalud van de watergang dient ten minste 1:3 te zijn.
Op het Amsteleiland zullen in beginsel geen dempingen plaatsvinden. Wel zal een nieuwe watergang worden aangelegd in de vorm van de insteekhaven / nieuwe arm aan de oostzijde van het eiland. Deze zal voldoen aan de eisen ten aanzien van nieuw aan te leggen watergangen. Bij de bouw van boothuizen dient rekening te worden gehouden met het feit dat een oppervlakte van meer dan 1m² aan palen tevens als demping wordt gezien waarvoor een compensatieverplichting geldt.
In principe vindt onderhoud plaats vanaf de kant. Daartoe dient een onderhoudsstrook van ten minste 5m te worden vrijgehouden van bebouwing en obstakels. Indien onderhoud vanaf de kant niet mogelijk is, vindt onderhoud plaats vanaf het water. De watergang dient daartoe een minimale breedte te hebben van 5 meter. Kunstwerken in de watergang dienen doorvaarbaar te zijn met een hoogte van 1,25m ten opzichte van de waterlijn. De onderhoudsplicht van primaire watergangen ligt bij Waternet, secundaire en tertiaire watergangen dienen door de betreffende perceeleigenaar onderhouden te worden.
Gelet op de geïsoleerde ligging van het Amsteleiland, is het aannemelijk dat onderhoud vanaf het water zal plaatsvinden. Bij de aanleg en herinrichting van het eiland is rekening gehouden met de gestelde eisen.
Duikers dienen bij voorkeur te worden uitgevoerd als duikerbrug en zijn afgestemd om een goede waterbeweging te kunnen garanderen. Duikers in primaire watergangen dienen daartoe een Ø 800mm. Permanente duikers mogen niet langer zijn dan 30m met minimaal ¼ lucht ten opzichte van het streefpeil. Duikerbruggen moeten een minimale breedte hebben van 3m en een hoogte van 1,25m. Steigers moeten voldoen aan de afmetingen van 1,2m uit de oever en 6m langs de waterlijn.
Op het Amsteleiland zullen verschillende kunstwerken en steigers worden gebouwd. Deze zullen voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden en bepalingen. Voor zover de bepalingen ruimtelijk relevant zijn (zoals bijvoorbeeld afmetingen) zijn deze overgenomen in de regels van het bestemmingsplan.
Er zijn verschillende categorieën waterkeringen: primair, secundair en tertiair. Waterkeringen zijn tevens voorzien van een beschermingszone: de waterkeringszones conform het keurprofiel met daarin het minimaal benodigde profiel om de vereiste kerende werking te kunnen garanderen en de vrije ruimte die nodig is om de waterkering in de toekomst te kunnen ophogen en te versterken.
Op het Amsteleiland zijn geen waterkerende voorzieningen aanwezig. Het Amsteleiland is zogenoemd “buitendijks” gebied. Het Amsteleiland brengt in beginsel geen ingrepen mee in de waterkeringen. Bij het vervangen van de toegangsbrug tot het eiland zal een afwijking van een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen verslechtering van de oorspronkelijke grondwaterstand en – stroming veroorzaken. Versnelde afvoer van grondwater naar oppervlakte is in principe niet toegestaan evenals het toepassen van kunstmatige ontwateringsmiddelen. Het grondwaterpeil is bepalend voor de landgebruiksfunctie.
Grondwateroverlast dient voorkomen te worden door kruipruimteloos te bouwen en het terrein op te hogen, het verbeteren van de doorlaatbaarheid van de bodem en het ontwateren door middel van nieuwe waterlopen. Met een grondwaterstandberekening dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat omliggend stedelijk gebied geen nadelige invloed ondervindt in de grondwaterstand.
Kelder en parkeergarages dienen waterdicht te worden uitgevoerd. Ondergrondse werken mogen een vrije afstroming van het grondwater naar het oppervlakte water niet belemmeren. Middels grondwaterberekeningen dient het effect van de ondergrondse constructie op het grondwater te worden bepaald. Vanwege de ligging in de Amstel kent het Amsteleiland een relatief hoge grondwaterspiegel. De ontwikkelingen zullen vooraf worden gegaan door een sterke ontgraving van het eiland (plaatselijk tot 6 meter diep) waarna het eiland zal worden opgehoogd. Het bestemmingsplan laat de bouw van kelders en parkeergarages etc. toe tot een diepte van 6 meter. Teneinde inzicht te krijgen in de grondwatersituatie heeft Waternet geadviseerd voorafgaand aan de bodemsaneringsactiviteiten onderzoek te (laten) doen naar de grondwatersituatie zodat hier bij de herinrichting van het eiland rekening mee kan worden gehouden.
Voorkomen van verontreiniging is prioriteit bij het streven naar een goede waterkwaliteit volgens de principes van: voorkomen – scheiden – zuiveren.
Voor het verwezenlijke van dit plan zal er grondwatersanering worden toegepast. De uitvoering van de sanering zal in nauw overleg met Waternet worden uitgevoerd en vooraf worden afgestemd.
Schoon hemelwater (afkomstig van dakoppervlakken) wordt bij voorkeur geïnfiltreerd in de bodem of hergebruikt, indien dat niet mogelijk is dient het hemelwater vertraagd (via vegetatiedaken of wadi's) en zichtbaar te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Water van buurtontsluitingswegen mag voorgezuiverd via een randvoorziening (iba, helofytenfilter, wadi, infiltratieput) op het oppervlaktewater worden geloosd. Verontreinigd hemelwater (parkeerplaatsen), wordt afgevoerd via een (verbeterd) gescheiden stelsel naar de rwzi. Rondom effluent-leidingen moet een buffer van 2,5m worden vrijgehouden ter voorkoming van schade aan infrastructuur tijdens calamiteiten.
Om verontreiniging van afstromend hemelwater tegen te gaan mag geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen gedurende de bouwfase, de definitieve fase en bij de inrichting van de openbare ruimte (geen: lood, zink, bitumeuze materialen en geïmpregneerd hout). Voor lozingen op oppervlaktewater dient een watervergunning te worden aangevraagd in het kader van de Wvo (Wet verontreiniging oppervlaktewateren). Ter verbetering van de ecologische kwaliteit van het watersysteem dient ten minste 25%van de oevers als natuurvriendelijke oever te worden ingericht.
Op het Amsteleiland zal het hemelwater en het verhard oppervlak van de daken worden afgekoppeld en vanwege de hoge grondwaterstand niet worden geïnfiltreerd, maar (vertraagd) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Daarvoor zal vergunning worden aangevraagd. Indien nodig zal het water worden voorgezuiverd. Voor de toe te passen bouwmaterialen zal geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen. De hele oostkant van het eiland wordt ingericht als natuurvriendelijke oever. Daarmee wordt voldaan aan de eis dat ten minste 25% van de oevers natuurvriendelijk wordt ingericht.
Indien sprake is van een toename van het verhard oppervlak dient 10% van dat die toename in oppervlak als waterberging gecompenseerd te worden in hetzelfde peilgebied. Deze waterberging dient gerealiseerd te zijn voordat de verharding in oppervlakte toeneemt. Soms zijn alternatieve vormen van waterberging noodzakelijk.
In het kader van de ontwikkelingen op het Amsteleiland is een vergelijkend overzicht gemaakt van de bestaande (verharde) oppervlakten en de nieuwe situatie.
Waterbalans:
Bestaande situatie | Nieuwe situatie | |
Bebouwd oppervlak | 6362 m² | 4500 m² |
Verharding | 5359 m² | 2669 m² |
Waterberging (watergangen) | ntb | 613 m² |
Totale oppervlakte eiland | 2,5 ha | 2,5 ha |
Concluderend kan worden gesteld dat de nieuwe situatie een forse vermindering van het verhard oppervlak meebrengt en bovendien bijdraagt aan het waterbergend vermogen in de vorm van een nieuwe watergang.
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen negatieve gevolgen hebben voor transportleidingen, inlaatpunten en waterwingebieden.
De beoogde ontwikkelingen hebben geen gevolgen voor de drinkwaterwinning en/of het drinkwatertransport. Een afstemming over de bouwplannen met Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht over de voorgenomen plannen in het kader van de watertoets heeft op 9 maart 2009 en op 28 mei 2010 plaatsgevonden in een gesprek tussen Aveco De Bondt en Waternet en een gesprek van Adviesbureau Haver Droeze en AGV. De verslagen zijn als Bijlage 3 en Bijlage 4 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.
Doel van de gesprekken was inzicht te krijgen in de (technische) aspecten van de planontwikkeling in relatie tot de waterhuishouding in het gebied. Vanwege het feit dat ophoging met een leeflaag een mogelijke optie is om de bodemverontreiniging te saneren is door het waterschap aangegeven dat ophogen in een boezemgebied alleen mogelijk is indien het peil + 0,2 NAP of hoger is. Lager gelegen gronden zijn in beginsel overstromingsgebied in geval van calamiteiten (artikel 17 van de Keur). Daarbij is aangegeven dat het waterpeil van de Amstel fluctueert, maar gemiddeld is het peil – 0,4 NAP dat betekent dat het huidige maaiveld ten minste 60cm boven het wateroppervlak van de Amstel moet uitsteken.
Daarnaast geldt voor woongebieden een reguliere norm voor overstromingen van eens per 100 jaar. Bij de uitwerking van de plannen zal moeten worden gekeken op welke wijze aan deze normen voldaan kan worden. Daarnaast dient de bestaande natuurvriendelijke oever te worden gehandhaafd.
Ten aanzien van de mogelijkheden om het aantal aanmeerplaatsen uit te breiden is aangegeven dat ter plaatse van de huidige verharde kade extra plaatsen zouden kunnen worden gerealiseerd. Voor steigers die groter zijn dan 6m*1,2m of voor steigers in vaarwegen dient vergunning te worden aangevraagd. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het feit dat, indien damwanden moeten worden geslagen in verband met werkzaamheden aan de oever of indien werkzaamheden worden uitgevoerd aan de brug ook hiervoor vergunning c.q. watervergunning (ontheffing) moet worden aangevraagd op basis keur.
Voorts is van belang dat bij wijziging van de bestemming of als de verharding met meer dan 10% toeneemt, moet worden aangetoond dat het plan voldoende waterbergend vermogen heeft. Aangezien het plangebied geheel in het boezemgebied ligt, verdient het daarom aanbeveling om de uitwerking van het DWA en HWA plan in overleg met het waterschap uit te werken, daarbij tevens rekening houdend met de eisen ten aanzien van waterberging.