Plan: | 1e Herziening Amstelveen Stadshart - Palet-Noord |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0362.08A-OH01 |
Wet bodembescherming (Wbb)
Op 1 januari 2006 is in werking getreden de wijziging van de Wbb (officieel: Wet houdende wijziging van de Wet bodembescherming en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen van 15 december 2005). In de gewijzigde Wbb is een nieuwe formulering opgenomen van de saneringsdoelstelling (zgn. functiegericht saneren) en het saneringscriterium (wanneer met spoed saneren). Het bevat een saneringsplicht voor bedrijven en een basis voor een subsidieregeling. Er zijn diverse procedurele aanpassingen doorgevoerd waarvan een aantal leiden tot vereenvoudiging en andere bijdragen aan versterking van de handhaving. De wet bevat een basis voor algemene regels voor eenvoudige saneringen. Verder is er een nieuw financieel hoofdstuk opgenomen waarin de programma financiering is geregeld waarin meerjarige prestatie-afspraken tussen rijk en de bevoegd overheden worden vastgelegd.
Besluit bodemkwaliteit “Op weg naar duurzaam bodembeheer”
Duurzaam bodembeheer is per 1 januari 2008 een stap dichterbij gekomen. Toen trad namelijk het nieuwe Besluit bodemkwaliteit in werking. Dit nieuwe besluit zorgt voor een betere balans tussen een gezonde bodemkwaliteit en ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals natuur en landbouw. Het besluit bevat regels voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen. Gemeenten en waterschappen krijgen meer zeggenschap over de regels in hun gebied. Voortaan zijn alle partijen (zoals producenten, tussenhandelaren en leveranciers) verantwoordelijk voor de kwaliteit van grond, baggerspecie en bouwstoffen. Bovendien worden eisen gesteld aan de uitvoering van bodemwerkzaamheden. Voor agrarische ondernemers gelden enkele vrijstellingen.
Het Besluit bodemkwaliteit kent drie onderdelen:
Grond en baggerspecie
Gemeenten en waterschappen mogen zelf normen stellen voor het gebruik van grond en baggerspecie in een bepaald gebied. Doen zij dit niet, dan gelden de regels uit het besluit. U moet dus zelf informeren welke normen in uw gebied gelden. Ook moet de kwaliteit van de grond en baggerspecie kunnen worden aangetoond met een milieuhygiënische verklaring. Voor landbouwbedrijven geldt hiervoor een vrijstelling. Als agrarische ondernemer hoeft u geen milieuhygiënische verklaring te hebben als u grond of baggerspecie gebruikt binnen uw bedrijf. Dit moet dan wél afkomstig zijn van een tot uw bedrijf behorend perceel waar een vergelijkbaar gewas wordt geteeld.
Wanneer er vermoedens of aanwijzingen zijn dat de kwaliteit van een partij grond of baggerspecie niet voldoet aan de geldende normen, dan is het verstandig om de kwaliteit wel te bepalen. Een handhaver kan bij verdachte situaties de kwaliteit controleren en zonodig handhavend optreden.
Nieuw in het besluit bodemkwaliteit is de regel dat baggerspecie afkomstig uit watergangen die grenzen aan een perceel, verspreid mag worden over het hele perceel in plaats van tot maximaal 20 meter vanaf de kant. Het besluit verandert niets aan de ontvangstplicht die is geregeld in de Keur van waterschappen.
Bouwstoffen
Om de bodem en het oppervlaktewater te beschermen tegen verontreiniging worden er voorwaarden gesteld aan het toepassen van steenachtige bouwstoffen. Er mogen alleen bouwstoffen worden gebruikt die voldoen aan de normen uit het besluit. Een milieuhygiënische verklaring moet aantonen dat een bouwstof aan deze normen voldoet. Wanneer een handhaver hiernaar vraagt, moet u de milieuhygiënische verklaring kunnen laten zien. Er zijn echter uitzonderingen voor materialen en situaties waarvan bekend is dat vrijwel altijd aan de normen wordt voldaan. Zo is bijvoorbeeld voor het toepassen van beton, keramiek, natuursteen, metselmortel en bakstenen geen verklaring nodig.
Kwalibo
Kwalibo staat voor kwaliteitsborging in het bodembeheer. Dit onderdeel van het besluit regelt de kwaliteits- en integriteitseisen waaraan uitvoerders van bodemwerkzaamheden moeten voldoen. Voorbeelden van werkzaamheden die voortaan alleen mogen worden uitgevoerd door gecertificeerde en erkende bedrijven zijn: bodemsanering, veldwerk, monstername bij partijkeuringen en het uitvoeren van een bodemanalyse. Om een erkenning te krijgen kunt u een aanvraag indienen bij de organisatie Bodem+, die namens VROM en VenW de erkenningsregeling uitvoert. Deze regels voor de kwaliteit van uitvoering zijn al eerder gefaseerd in werking getreden; deze zijn nu opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.
Bodemopbouw
Het plangebied bevindt zich in de Middelpolder, een droogmakerij. De bodem bestaat oorspronkelijkuit humeuze klei. Het plangebied is vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw aangelegd op voormalig weidegebied. Het weidegebied werd ontsloten via de wegen langs de rand van de polder.
Bodemkwaliteit/ ondergrondse tanks
Aangezien het gehele plangebied in maagdelijk weidegebied is aangelegd, is er geen aanleiding om bodemverontreiniging te verwachten. Bodemverontreiniging kan wel naderhand zijn ontstaan, met name door het gebruik van huisbrandolie voor stookinstallaties. Een aantal kantoorgebouwen en woonbebouwing in de noordwesthoek van het plangebied heeft over ondergrondse huisbrandolietanks beschikt. De meeste zijn inmiddels gesaneerd.
In het kader van herinrichtingen zijn vanaf ca. 1990 op veel plaatsen bodemonderzoeken uitgevoerd. Afgezien van lokale olieverontreinigingen (gesaneerd) zijn geen andere relevante verontreinigingen in de grond waargenomen. In het grondwater wordt stelselmatig een (sterk) verhoogde concentratie arseen aangetoond. Dit arseen heeft een natuurlijke oorzaak omdat het wordt veroorzaakt door de kwelstroom van diep grondwater uit arseenhoudende bodemlagen. Bodemverontreiniging als gevolg van bedrijfsmatig handelen vormt een onderdeel van de Wet milieubeheer. Nieuwe verontreinigingen vallen onder de zorgplicht (art. 13 Wet bodembescherming) en dienen terstond en volledig te worden gesaneerd.
Ontwikkelingen binnen het plangebied
Uit bodemonderzoek (juli 2006 en aug. 2008), dat door het onderzoeksbureau Wareco in het plangebied is verricht, is gebleken dat er geen aanleiding is tot nader onderzoek of dat er sanerende maatregelen genomen dienen te worden. Wareco concludeert in haar onderzoeksrapport dat de bovengrond 'maximaal licht verontreinigd met zink' is. In de ondergrond en het grondwater zijn geen ontoelaatbaar verhoogde gehalten aan de onderzochte componenten aangetroffen.
Aan het maaiveld en in de grond is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Het asbestgehalte is bepaald in de meest verdachte bodemlaag. De bovengrond bevat analytisch geen asbest (indicatieve bepaling). De aangetroffen verontreinigingen geven geen aanleiding tot nader onderzoek of sanerende maatregelen. Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren tegen (voorgenomen) bouwwerkzaamheden (zie voor het bodemonderzoek bijlage 2 en 3).
Milieubeschermingsgebieden
Het plangebied bevindt zich niet in een bodembeschermingsgebied.