Plan: | Driehuizerweg 2a Driehuizen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0361.BP00155-0305 |
Aan de Driehuizerweg 2a in Driehuizen is een biologische melkveehouderij gelegen. Op het erf is naast enkele stallen en een bedrijfswoning ook een kampeerterrein aanwezig. De wens is om het bedrijf uit te breiden met een nieuwe stal en een schuur waar gras gedroogd wordt. De stal wordt uitgevoerd als een zogenaamde vrijloopstal. Dit is een potstal, waarin het vee vrij kan rondlopen. Er zijn geen ligboxen aanwezig. Een dergelijke stal is goed voor het dierenwelzijn.
De uitbreiding van het perceel met de nieuwe stal en schuur past niet binnen het huidige bestemmingsplan. Er wordt daarom een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen om de realisatie van de nieuwbouw mogelijk te maken. In onderstaande figuur is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
De globale ligging van het plangebied
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Landelijk gebied 2014, vastgesteld op 30 september 2014 door de voormalige gemeente Schermer (nu Alkmaar). In het plan heeft het bedrijf de volgende bestemmingen en aanduidingen:
In onderstaande afbeelding is een fragment van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Aan de zuidkant is bij de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk gebied 2014 het bouwvlak uitgebreid. Dit is gedaan om enkele sleufsilo's mogelijk te maken, aangezien deze buiten het bouwvlak niet toegestaan zijn.
Fragment van het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied 2014
In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om agrarische bouwpercelen te vergroten. Artikel 4.7.6 onder b geeft de volgende wijzigingsvoorwaarden:
De beoogde uitbreiding van het bouwperceel kan niet met deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt worden. Aan het criterium onder 3 wordt niet voldaan. Er is uit landschappelijke en praktische redenen gekozen om de kavel in de breedte uit te breiden. Een nieuwe stal en schuur achter de huidige bebouwing levert een erg groot perceel op. Dit is ongewenst. Aan de overige criteria van de wijzigingsbevoegdheid wordt wel voldaan. Er wordt daarom een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen om de uitbreiding toe te staan.
Op het perceel Driehuizerweg 2a is een biologische melkveehouderij gelegen. Er is een bedrijfswoning, twee aan elkaar gebouwde stallen en een werktuigenberging annex schapenstal aanwezig. Naast melkvee worden er ook schapen gehouden. Daarnaast is er een kampeerterrein bij het agrarische bedrijf. Deze is op onderstaande luchtfoto als L-vorm te zien. Voor het kampeerterrein zijn in de werktuigenberging een aantal voorzieningen aangebracht, zoals toiletruimtes en dergelijk. Aan de noordkant van de berging en aan de zuidkant van het perceel zijn parkeerplaatsen waar bezoekers van het kampeerterrein hun auto kwijt kunnen. Dit is niet toegestaan bij de kampeerplaatsen zelf.
In de stallen is in 2005 een ontvangst- en vergaderruimte gemaakt. Ook wordt de ruimte gebruikt voor bijvoorbeeld rondleidingen en bezoeken van onderwijsinstellingen. Een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering is het betrekken en informeren van burgers en consumenten over de bedrijfsvoering. Zo worden er veel rondleidingen voor schoolklassen gegeven. Ook komen er toeristen, die het bedrijf in combinatie met de nabijgelegen museummolen bezoeken.
Luchtfoto huidige situatie (bron: Google Maps)
De wens is om een nieuwe stal te realiseren. Deze stal wordt een zogenaamde vrijloopstal. Het melkvee kan hierin vrij rondlopen, zonder dat er ligboxen aanwezig zijn. In feite is het een grote, open ruimte waar het vee gehouden wordt. Aan beide zijkanten komt een voergang. Aan de voorzijde van de stal komt de melkruimte. Deze is ruimtelijk gezien aan de stal vastgebouwd. Daarnaast zal de bodem van de stal uitgevoerd worden als een potstal. Er wordt gebruik gemaakt van een speciaal mengsel (houtsnippers of compost), waar de koeien op kunnen lopen en liggen. Een dergelijke stal is beter voor het milieu en voor het welzijn van het melkvee. Zo zijn er minder ziektes aan de poten van de dieren door het gebruik van de potstal. Ook is er geen (dure) opslagruimte voor mest nodig, omdat dit al in de bodem van de potstal gebeurt.
Aangezien het een vrijloopstal betreft, is de bouwvorm van de stal anders dan een “traditionele” stal. Er is geen sprake van één puntdak, maar van verschillende puntdaken die haaks op de weg liggen. Het dak is lichtdoorlatend. Vanwege het toepassen van verschillende puntdaken, is de bouwhoogte van de nieuwe stal in vergelijking met een “traditionele” stal relatief laag. De goot- en bouwhoogte betreffen respectievelijk 6 meter en 7,25 meter. De impact van de nieuwe stal op het landschap wordt daarmee beperkt. De wanden van de stal worden uitgevoerd met een lage, betonnen plint tot enige hoogte boven het maaiveld. De gevel aan de voorzijde bestaat voor het grootste gedeelte hout. De zijkanten en de achterkanten zijn open en worden afgeschermd met een antraciet grijze kleur rolgordijn.
Naast de potstal wordt ook een schuur gebouwd waar hooi gedroogd wordt. Dit is een relatief nieuwe techniek die nog niet op grote schaal in Nederland toegepast wordt. In het buitenland is echter al wel ervaring met deze techniek. Het hooi wordt in eigen beheer gedroogd door het op te slaan in de schuur. De wanden en een deel van het dak zijn dubbelwandig uitgevoerd. Hier wordt verwarmde lucht doorheen geblazen, waardoor het hooi gedroogd wordt.
De hooischuur krijgt een afwijkende vorm ten opzichte van de nieuwe stal. De bouwvorm is traditioneler. Door het kleur- en materiaalgebruik wordt het duidelijk dat het een aparte functie is ten opzichte van de (bestaande en nieuwe) stallen. In onderstaande figuur zijn enkele impressies weergegeven.
Impressie nieuwe bebouwing (voorzijde, gezien vanaf de Driehuizerweg)
Impressie nieuwe bebouwing (achterzijde en zijkant, gezien vanaf de achterkant van het perceel)
Voor de uitbreiding is in samenwerking met Mooi Noord-Holland en Natuurlijke Zaken een inpassingsplan opgesteld. Het inpassingsplan is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
Met de uitbreiding van het erf is aangesloten bij de karakteristieke erven in de Schermer. Er komt weliswaar een perceel bij, maar het erf blijft visueel één geheel. Omdat op het bestaande erf geen monumentale oude stolp aanwezig is (of is geweest) en er geen dubbele sloot en singelstructuren zijn geweest, krijgt het nieuwe erf de uitstraling van een eenvoudiger Schermer erf. De erfdelen worden daarbij gescheiden door een lengtesloot en vormen aparte kamers. De landschappelijke inpassing is als volgt gerealiseerd:
De erfvorm blijft rechthoekig, maar het erf komt nu over de breedte van de weg te liggen. Dit is karakteristiek voor een Schermer erf. De twee erfdelen zijn gescheiden door een lengtesloot. Hiervoor wordt de bestaande sloot aan de westkant van het perceel doorgetrokken en aan de achterzijde wordt de sloot rechtgetrokken. De erfdelen worden aan elkaar verbonden door een dam met duiker halverwege de lengtesloot. Hierdoor wordt het bedrijf intern ontsloten en wordt het interne verkeer niet via de Driehuizerweg afgewikkeld. Er ontstaat een structuur van twee aparte kamers, die door de beplanting rondom toch één geheel vormen.
Rond het bestaande erf liggen aan drie zijden sloten. Ook in de nieuwe situatie wordt het erf aan drie zijden begrensd met sloten. Langs de westzijde van het erf wordt een nieuwe kavelsloot gegraven. Er is niet voor gekozen om ook langs de achterzijde van het erf een sloot aan te brengen. De sloot aan de westzijde van het erf loopt niet door tot de sloot rond De Blokkers. Er is een peilverschil tussen de kavelsloten en de sloten van De Blokkers. De Blokkers blijft op deze manier los van het erf en blijft goed herkenbaar als zelfstandig en bijzonder element.
De nieuwe stal komt op het perceel westelijk van de huidige boerderij te liggen, achter op het perceel. Dit is de zone waar grote agrarische bedrijfsgebouwen thuishoren, in ieder geval achter de achtergevel van de bedrijfswoning, en zo ver mogelijk naar achteren op het perceel.
Het voorerf is onbebouwd en groen. Hier wordt een hoogstamfruitboomgaard aangeplant. De boomgaard kan begraasd worden door jongvee of schapen. De bomen moeten de eerste jaren wel worden beschermd tegen vraat.
Bij de eenvoudiger Schermererven worden de erfdelen van elkaar gescheiden door een lengtesloot. Dat is ook in de nieuwe situatie het geval. In de huidige situatie bestaat de kavelsloot uit twee delen die onderling iets verspringen. Op deze plek lag een sloot van de oorspronkelijke verkaveling.
Over het bestaande erfpad is geen doorzicht. Ook over het nieuwe erfpad loopt het doorzicht dood. Belangrijk is dat er dan over een andere plek op het erf een doorzicht is. In dit geval is er een doorzicht over de lengtesloot naar het achterliggende landschap. Aan de westkant van de lengtesloot komt geen beplanting, waardoor er een relatief open zicht tussen de bebouwing en het groen ontstaat.
Ook op en rond het huidige erf worden enkele beperkte ingrepen gedaan om de ruimtelijke kwaliteit van het agrarische erf in zijn geheel te verbeteren. Zo worden er op enkele plekken op het erf enkele bomen aangeplant en gekapt. Hierdoor wordt de groene singel rond het erf versterkt. Langs de bestaande stal, vlakbij de bedrijfswoning, staan enkele fruitbomen. Deze staan niet in lijn van de toekomstige beplanting. Deze bomen worden gekapt en er worden nieuwe bomen aangeplant, in lijn met de rest van de bomen. De fruitbomen worden vervangen door essen.
In onderstaande afbeelding is de inpassing van de nieuwe stal en hooischuur weergegeven.
Landschappelijke inpassing
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is vastgesteld op 13 maart 2012. In de SVIR staan de plannen met betrekking tot ruimte en mobiliteit. Het kabinet beschrijft in de Structuurvisie onder andere in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd: de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
Het Rijksbeleid is juridisch geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR.
Dit plan raakt geen nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in de SVIR of Barro. Het plan past binnen het nationale beleidskader.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de zogenaamde Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze ladder bestaat uit drie stappen:
Met de uitbreiding wordt geen nieuwe stedelijke functie mogelijk gemaakt. Toepassing van de bovengenoemde stappen van de Ladder is dan ook niet noodzakelijk.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld in 2015). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld waaruit het provinciaal belang volgt. Het beeld is als volgt: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.' Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren, heeft de Provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. De structuurvisie is juridisch geborgd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).
Een vitale plattelandseconomie is belangrijk voor de Noord-Hollandse economie en een voorwaarde voor de leefbaarheid van gebieden. Het uitgangspunt is een ontwikkelingsgerichte strategie, met de ambitie dat daar waar nieuwe economische activiteiten mogen worden ontwikkeld, ook de kwaliteit van het gebied toeneemt. Nieuwe plannen dienen de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren.
De belangrijkste provinciale belangen zijn geborgd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). De huidige PRV is op 12 december 2016 vastgesteld en op 1 maart 2017 in werking getreden. Voor dit project zijn de volgende artikelen uit de PRV van belang.
Gebieden voor grootschalige en gecombineerde landbouw (artikel 26)
Het plangebied is gelegen in het gebied wat is aangewezen voor gecombineerde landbouw. Dit houdt in dat agrarische bedrijven een bouwperceel van maximaal 1,5 hectare mogen hebben. Onder voorwaarden kunnen agrarische bedrijven uitbreiden naar 2 hectare. Uitbreiding is alleen toegestaan als dit vanwege het primaire productie proces aantoonbaar noodzakelijk is. Ook moet voldaan worden aan de ruimtelijke kwaliteitseis (artikel 15). Er is een aantoonbare noodzaak voor de uitbreiding. Uit het bedrijfsplan voor het bedrijf blijkt dat er sprake is van een economisch haalbare uitbreiding, die zorgt voor een duurzame voortzetting van het bedrijf in de toekomst.
Met de uitbreiding wordt het bouwvlak niet groter dan 2 hectare. Het initiatief past daarmee binnen het provinciale beleid.
Ruimtelijke kwaliteitseis (artikel 15)
In Artikel 15 van de PRVS wordt de ruimtelijke kwaliteitseis voor verstedelijking in het landelijk gebied en uitbreiding van agrarische bedrijven nader omschreven. Om te voldoen aan de ruimtelijke kwaliteitseis is in samenwerking met Mooi Noord-Holland en Natuurlijke zaken een beeldkwaliteitplan opgesteld. Hierin is ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken en de inpassing van het plangebied in de wijdere omgeving. In de regels van dit bestemmingsplan is de aanleg en instandhouding van de landschappelijk inpassing met een voorwaardelijke verplichting geborgd.
Weidevogelleefgebied (artikel 25)
De uitbreiding vindt plaats binnen weidevogelleefgebied. Uitbreiding van bestaande agrarische bouwpercelen is toegestaan. Daarmee wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van weidevogelleefgebied.
Geconcludeerd kan worden dat met de uitbreiding van het agrarische bouwperceel voldoende rekening is gehouden met het provinciale beleid.
Het welstandsregime ter plekke van het agrarische bedrijf is geregeld in de Welstandsnota van de voormalige gemeente Schermer. Voor de nieuwbouw gelden de uitgangspunten van het welstandsgebied 'Buitengebied in de droogmakerij'. Boerderijen hebben uitbreidingsmogelijkheden, waarbij het streven is nieuwe bebouwing achter de bestaande bebouwing te plaatsen. De karakteristieke ruimte bij stolpen mag niet aangetast worden. Verder gelden de volgende criteria:
Het plan voldoet grotendeels aan de eisen uit de welstandsnota. Wel is er voor gekozen om de uitbreiding niet aan de achterzijde te realiseren. Dit zou uit landschappelijk oogpunt een zeer diep bouwperceel betekenen. In dat geval zou de bebouwing goed te zien zijn vanaf de (hoger gelegen) Oostdijk. Dit geeft een te grote landschappelijke impact. Er is daarom gekozen voor een uitbreiding langs de weg, waarbij is aangesloten bij de ruimtelijke karakteristieken van erven in de Schermer.
Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen wettelijke belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen. Het uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven.
Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het volgens de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Voor wegen, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken' geldt daarom een geluidszone. Voor wegen met een maximumsnelheid tot 30 km/uur is geen geluidszone van toepassing. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Er is alleen sprake van de uitbreiding van een bouwperceel met een nieuwe stal en schuurruimte. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies gerealiseerd. Vanuit het aspect geluid is het bestemmingsplan uitvoerbaar.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen hebben betrekking op het gebruik, de opslag en de productie en het transport van gevaarlijke stoffen.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe gevaarzettende functies mogelijk gemaakt. Ook zijn er in de omgeving geen inrichtingen aanwezig die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Er zijn geen wegen in de nabije omgeving vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is geen toename van relevante risico's ten aanzien van externe veiligheid.
Voor stallen geldt een opkomsttijd van 10 minuten. In de dagperiode heeft de brandweer 13 minuten nodig om ter plaatse te komen en in de nachtperiode 11 minuten. Voor het blussen van een eventuele brand is een brandkraan nodig. Deze ligt op grote afstand. Dit houdt in dat het bij een brand de stal en schuur mogelijk niet behouden kan worden. Echter, in de huidige situatie is er ook al een agrarisch bedrijf aanwezig. Hiervoor gelden dezelfde eisen. Wel zal bij de verdere uitwerking van het plan bekeken worden of het mogelijk is bluswater te creëren. Dit valt echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan.
Vanuit het oogpunt van externe veiligheid is het bestemmingsplan uitvoerbaar.
Onder milieuzonering wordt verstaan; een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. Deze publicatie geeft een overzicht van bedrijven met hun richtafstanden voor milieuhinder. De milieuhinder is gebaseerd op de aspecten geluid, geur en gevaar. Het referentiekader voor de opgenomen richtafstanden is een rustige woonwijk of een rustig buitengebied.
Direct naast het plangebied staat een particuliere woning. Deze ondervindt geen hinder door de uitbreiding van het perceel, aangezien de nieuwe bebouwing aan de andere zijde van het bestaande erf gerealiseerd wordt. Er zijn geen andere woningen of functies aanwezig die door de uitbreiding beïnvloed kunnen worden. Andersom zijn er geen functies aanwezig die van invloed zijn op het plangebied. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.
Voor de uitbreiding is een bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). Hieruit blijkt dat er op één locatie puin in de bodem is aangetroffen, maar dat dit niet als verdacht is aan te merken. In het grondwater zijn enkele lichte verhogingen aangetroffen van onder meer barium, maar de overschrijdingen zijn dermate laag dat dit niet van invloed is op de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 van de Wm is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Het doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging. Deze wet met onderliggende regelingen geeft voorschriften en normen over de luchtkwaliteit ter plaatse. Verder wordt er in regels aangegeven hoeveel er bij nieuwe ontwikkelingen aan de verontreiniging mag worden bijgedragen zonder dat er maatregelen getroffen behoeven te worden. Op basis van het besluit en de regeling 'Niet in betekenende mate' worden ontwikkelingen die kleiner zijn dan 1500 woningen uitgesloten van verdere toetsing aan de grenswaarden uit de Wm.
Met dit plan wordt de uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf mogelijk gemaakt. Er is sprake van een beperkte toename van vervoersbewegingen, maar deze draagt het niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.
Van belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).
Het plangebied is gelegen in peilgebied 04853-70 in polder De Schermer. Ter plaatse geldt een vast streefpeil van NAP -4,70 meter. De maaiveldhoogte in het plangebied bedraagt circa NAP -3,80 meter. In en rondom het plangebied is open water aanwezig in de vorm van wegsloten en kavelsloten. Verder bestaat de bovengrond hoofdzakelijk uit klei.
Verhardingstoename
Uitgangspunt voor het beoordelen van de gevolgen van de toe- of afname van de verharding is de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Vanuit deze situatie wordt beoordeeld hoeveel compenserende maatregelen er moeten worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat nieuwe ontwikkelingen waterneutraal worden gerealiseerd.
Uit het bestemmingsplan blijkt dat het gaat om de bouw van een schuur en een stal. Hiermee ontstaat een substantiële toename van de verharding (en extra bebouwing). Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert ten gevolge van de verhardingstoename zullen er in het desbetreffende peilgebied compenserende maatregelen getroffen moeten worden in de vorm van extra wateroppervlak.
Compensatie open water
Om de gevolgen van de verhardingstoename te compenseren berekent het hoogheemraadschap hoeveel extra waterberging er in het betreffende peilgebied gerealiseerd moet worden. Hierbij is uitgegaan van een peilstijging van 0,34 meter, die statistisch eens in de 25 jaar kan voorkomen. Voor dit plangebied bedraagt de benodigde watercompensatie 9% van het extra oppervlak aan verharding dat versneld tot afvoer in het oppervlaktewater komt. De verhardingstoename in het plangebied is ons niet bekend, dus wij kunnen niet exact aangeven hoeveel extra wateroppervlak er gerealiseerd moet worden. Met behulp van het percentage is dit echter gemakkelijk zelf te berekenen. Stel dat de toename van verharding en bebouwing 10.000 m2 bedraagt, dus dient er 900 m2 wateroppervlak gerealiseerd te worden. Het plan is om aan de westzijde van het bouwblok een nieuwe watergang te graven. De lengte hiervan zal ongeveer 300 meter bedragen. In het bovenstaande voorbeeld zou een waterloop van 3 meter breedte op de waterlijn dan voldoende zijn.
Riolering / Afvalwater
Wij nemen aan dat er door de bouw van de stal/schuur geen extra afvalwater vrij zal komen dat gewoonlijk op de riolering geloosd zou worden. In dit buitengebied zal waarschijnlijk geen riolering aanwezig zijn en zal er een individuele voorziening aanwezig zijn (septictank of IBA). Wanneer er wel sprake is van een extra lozing als gevolg van de uitbreiding, dan horen wij dat graag. In dat geval moet bekeken worden of de bestaande voorziening deze extra lozing kan verwerken.
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologisch Hoofdstructuur). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Voor de uitbreiding is in 2016 een NB-wetvergunning verleend. Uit de vergunning blijkt dat de uitbreiding geen significante negatieve effecten heeft op omliggende Natura 2000-gebieden. Ook zijn er geen NNN-gebieden in de omgeving aanwezig. Het gebied waar de uitbreiding plaats vindt, is niet een door de provincie aangewezen weidevogelleefgebied. Het project is op dit punt uitvoerbaar.
Op grond van de Wet Natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Voor het plangebied is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 2 bij het bestemmingplan opgenomen. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn. Mogelijk zijn er tijdens het broedseizoen wel weidevogels aanwezig. Als werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden, dan worden eventuele aanwezige vogels niet verstoord. Hier zal rekening mee gehouden worden. Het is op dit punt uitvoerbaar.
Het is wettelijk verplicht om bij ruimtelijke plannen ook de aspecten archeologie en cultuurhistorie mee te wegen.
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied 2014 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 2500 m2 en dieper dan 40 centimeter een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Hiervan is in onderhavig geval geen sprake. Hoewel de bebouwing groter is dan 2500 m2, is de oppervlakte van de bodemingrepen beperkt. Voor de potstal wordt de bovenste toplaag afgegraven. Dit is maximaal 30 centimeter. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Mochten er tijdens werkzaamheden toch vondsten aangetroffen worden, dan wordt dit gemeld bij het bevoegd gezag.
Er is in en om het plangebied geen sprake van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of andere elementen waar rekening gehouden mee moet worden.
Een belangrijk aspect bij het uitwerken van de plannen voor de uitbreiding is de afwikkeling van de interne vervoersbewegingen geweest. Uitgangspunt hierbij is dat er geen intern verkeer over de Driehuizerweg hoeft te rijden. De nieuwe stal is daarom op enige afstand van de Driehuizerweg gelegen. Er kan daardoor vrij makkelijk door de bestaande stallen een nieuwe weg inclusief duiker over de sloot, aangelegd worden. Het melklokaal en de hooischuur zijn hierdoor makkelijk te bereiken. Aan de achterzijde kan het bestaande kavelpad doorgetrokken worden. Hierdoor is de achterzijde goed bereikbaar. De interne verkeersafwikkeling is hieronder weergegeven.
Interne ontsluiting (blauwe pijlen) en ontsluitingen op Driehuizerweg (paarse pijlen)
Er wordt wel een nieuwe ontsluiting op de Driehuizerweg gerealiseerd. Deze zal voornamelijk gebruikt worden door melkwagens en dergelijke. De huidige ontsluiting op het erf blijft gewoon bestaan.
In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die gevolgen hebben voor de gewenste ontwikkeling. Ten westen loopt een tracé met bovengrondse hoogspanningsleidingen. Deze liggen echter op voldoende afstand van het plangebied.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de tekst van de regels en op de ruimtelijke verbeelding. De ruimtelijke verbeelding en regels zijn één geheel.
Voor de juridische regeling van dit bestemmingsplan is inhoudelijk aangesloten bij het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied 2014. De regeling voor agrarische bedrijven is grotendeels overgenomen. Dit houdt in dat er twee bestemmingen opgenomen zijn, namelijk "Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie" en "Tuin". De regeling voor het kampeerterrein op het huidige perceel is overgenomen. Voor de vrijloopstal en de schuur is een bouwvlak opgenomen, waarmee de nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt. De fruitboomgaard is aangeduid met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch – fruitgaard". Daarmee is de boomgaard mogelijk binnen de bestemming, zonder dat er nieuwe bebouwing is toegestaan.
Tot slot is de dubbelbestemming “Leiding - Hoogspanning” opgenomen. Deze regeling is overgenomen uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de voormalige gemeente Schermer overgenomen.”
Voor de uitvoerbaarheid van het plan moet inzicht gegeven worden op welke wijze (overleg)instanties en belanghebbenden betrokken worden bij het vaststellen van het bestemmingsplan.
Vooroverleg
Het bestemmingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. De ingekomen reacties worden voorzien van een gemeentelijke reactie. Deze worden verwoord in de beantwoording op de ingekomen reacties in een aparte Nota inspraak en overleg. Deze wordt als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Waar nodig wordt het bestemmingsplan aangepast.
Ook is het plan voorgelegd aan de omwonenden van het perceel. Zij hebben aangegeven geen op- of aanmerkingen op de plannen te hebben.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft van 9 november tot en met 20 december 2017, gedurende 6 weken, ter inzage gelegen. Een ieder was daarbij in de gelegenheid schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan is geconstateerd dat de dubbelbestemming voor de hoogspanningsleiding niet is opgenomen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is dit gecorrigeerd. De nieuwe bebouwing ligt buiten deze dubbelbestemming. Wel ligt een gedeelte van de landschappelijke inpassing binnen deze zone. Hierover zijn afspraken gemaakt met de leidingbeheerder. Voor het aanplanten van de bomen moet een vergunning aangevraagd worden. Deze kan verleend worden.
Vervolg
Vervolgens is het bestemmingsplan op 15 maart 2018 vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn van 6 weken is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de financiële haalbaarheid en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente grondexploitatie.
Financiële haalbaarheid
De vergroting van het agrarische bedrijf betreft een particulier initiatief. De gemeente Alkmaar heeft geen directe financiële rol binnen het project. Wel zal er een planschadeovereenkomst worden gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer, waarmee eventuele planschade gedekt is. De financiële uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond.
Grondexploitatie
Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten tussen (particuliere) initiatiefnemers en gemeenten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente wordt een overeenkomst gesloten. Daarin worden afspraken gemaakt over het kostenverhaal met betrekking tot dit project. Ook is er in de overeenkomst een termijn opgenomen waarbinnen de compensatiewoningen gerealiseerd moeten worden. Met het sluiten van de overeenkomst is het kosten verhaal verzekerd. Er hoeft geen exploitatieplan bij dit bestemmingsplan vastgesteld te worden.