Plan: | Windpark Nieuwegein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPWINDPARK-VA03 |
Bestaande landschap
Het bestaande gebied rondom het plangebied wordt enerzijds gekenmerkt door stedelijke structuren, zoals bedrijventerreinen (waaronder het in ontwikkeling zijnde bedrijvenpark Het Klooster) en woningen in Nieuwegein, Houten en Vianen, de Beatrixsluizen, de rijksweg A27, twee tankstations en een wegrestaurant. Anderzijds bevinden zich met name aan de oostzijde meer landelijke structuren van weilanden met verspreide bebouwing, die worden doorsneden door lange bomenrijen (veelal langs waterstructuren), dijken en kanalen. Het plangebied valt binnen de 'rode contour' van de gemeente Nieuwegein die de ruimtelijke begrenzing geeft voor stedelijke uitbreiding.
Aspecten landschappelijke inpassing
Gekozen is voor een lijnopstelling, die de kromming van de A27 ter plaatse volgt. Deze opstelling zal de loop van deze snelweg accentueren en deze vanuit de omgeving beter herkenbaar maken. De oriëntatie van de opstelling sluit ook aan bij de loop van het Lekkanaal.
De bewegingen van de turbines passen bij de stedelijke dynamiek van de snelweg en de activiteiten op het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein. De hoogteverschillen door viaducten en op- en afritten, alsook de verschillen in hoogte van bedrijfsgebouwen dragen bij aan een 'dynamisch landschap'.
Het windpark past uitstekend bij het te ontwikkelen duurzame bedrijventerrein Het Klooster. Het zal het bedrijventerrein naast een duurzaam imago ook een high-tech uitstraling geven. Het bedrijventerrein en de windturbines vormen een overgang naar cultuurhistorie, natuur en landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie aan de westzijde en accentueren zo het duurzame karakter van het gebied.
Windpark Houten
Windpark Houten ligt op korte afstand van het plangebied langs het Amsterdam-Rijnkanaal. De molens staan eveneens in een lijnopstelling. Hierdoor wordt de 'leesbaarheid' van dit kanaal versterkt. Hoewel het beoogde windpark relatief dichtbij het windpark in Houten ligt, zullen beide windparken goed van elkaar te onderscheiden zijn. Het windpark Houten heeft grotere afstanden tussen de windturbines. De turbines van beide windparken, die elk zullen worden voorzien van drie bladen, zullen qua afmetingen wel zoveel mogelijk op elkaar lijken. Dit komt een rustige aanblik ten goede.
Voordeel van bundeling met windpark Houten is dat wordt voldaan aan het 'concentratieprincipe', een bekend milieuprincipe. Natuurbeschermingsorganisaties zoals Natuur en Milieu hechten sterk aan dit principe, zeker in combinatie met plaatsing op een bedrijventerrein. Concentratie van de twee windparken heeft een kleinere ruimtelijke impact (in km²) op de omgeving tot gevolg.
Beide windparken liggen parallel aan de grens tussen bebouwd en onbebouwd gebied in een stedelijke omgeving, die gekenmerkt wordt door maskerende bomenrijen. Een relatief kleine afstand tussen beide windparken met behoud van goede beeldkwaliteit is daardoor mogelijk.
Kleurstelling windturbines
De windparken in Houten en Nieuwegein hebben een verschillende opstelling en oriëntatie, maar ze liggen dicht bij elkaar. Er is gekozen voor een neutrale kleurstelling in wit- en grijstinten, evenals bij windpark Houten.
Richtlijnen windplan Utrecht
Het windpark voldoet aan de 'Richtlijnen Beeldkwaliteit' van het Windplan Utrecht. In het Rivierengebied Oost zijn meerdere initiatieven voor windparken. Het Windplan geeft aan dat voorkeur van de provincie uitgaat naar 'de ontwikkeling van de 'lange lijnen' en series lijnen langs de snelwegen'. Het voorziene windpark voldoet aan deze voorkeur.
Het Windplan bevat een aantal richtlijnen voor de beeldkwaliteit. Aspecten die volgens dit document bijdragen aan een goede beeldkwaliteit zijn:
Hieronder wordt beschreven dat het beoogde windpark voldoet aan deze richtlijnen:
Ad 1. Het windpark ligt op ruime afstand tot de 'lange lijnen', te weten meer dan 4 km. Het beoogde windpark en het relatief kleine windpark Houten liggen dicht bij elkaar. De windparken liggen echter in de directe nabijheid van de snelweg A27 en hebben een relatief korte afstand tot de stadskernen van Nieuwegein en Houten. De komst van het bedrijventerrein Het Klooster zal het stedelijke karakter van dit gebied nog verder versterken. Deze stedelijke omgeving, die overigens gekenmerkt wordt door tal van maskerende bomenrijen, maakt dat een relatief kleine afstand tussen beide windparken met behoud van goede beeldkwaliteit mogelijk is.
Ad 2. De afstanden tussen de windturbines van windpark Nieuwegein zijn nagenoeg gelijk. De rust in het beeld blijft verder bewaard, omdat beide parken juist duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn door verschillende oriëntatie en verschillende tussenafstanden.
Ad 3. Het windpark heeft een opstelling volgens een strakke lijn, die de kromming van de A27 volgt. De afstand tot de rijksweg A27 is zo klein mogelijk waardoor optimaal bij deze lineaire landschapsstructuur wordt aangesloten.
Ad 4. De toe te passen windturbines hebben een gelijke as- en tiphoogte.
Ad 5. De windturbines zijn 'driewiekers'.
Ad 6. De windturbines krijgen een neutrale kleurstelling in wit- en grijstinten.
Visualisaties
Voor het windpark zijn vanaf verschillende zichtpunten fotomontages (visualisaties) gemaakt. De keuze voor de zichtpunten is gebaseerd op de volgende criteria: groot aantal bezoekers, gevoeligheid voor beïnvloeding en zichtbaarheid van en afstand tot het windpark. De zichtpunten zijn aangegeven in figuur 3.2. De visualisaties zijn gebaseerd op foto's van de bestaande situatie, waarop de windturbines op natuurgetrouwe wijze zijn ingetekend (figuur 3.3). Overigens is er in de toekomst sprake van bedrijfsbebouwing ten westen van het windpark.
Figuur 3.2 Zichtpunten visualisaties
Figuur 3.3 Visualisaties
Conclusie
De opstelling en uitvoering van het winturbinepark voldoet aan de beelkwaliteitseisen die gesteld worden te aanzien van windturbine opstellingen. Zo wordt de rijksweg A27 'zichtbaar' gemaakt in het landschap. De uitstraling blijft verder rustig door het hanteren van een type windturbine met eenzelfde kleurstelling.
Inleiding
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
De effecten van het windpark op natuurwaarden zijn uitgebreid, meerdere malen en tevens recentelijk (2006-2013) onderzocht door Bureau Waardenburg BV. Hun bevindingen zijn vastgelegd in de volgende rapporten:
Deze documenten zijn alle opgenomen in de bijlagen. In deze paragraaf zijn de resultaten in verkorte vorm in de tekst verwerkt.
Gebiedsbescherming
Het Klooster is geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de directe omgeving bevinden zich geen overige waardevolle natuurgebieden, zoals Natura 2000. Wel bevindt zich op bedrijventerrein Het Klooster een beoogde ecologische verbindingszone, die van Nieuwegein naar Houten loopt. De twee noordelijke winturbines worden in of direct nabij de beoogde ecologische verbindingszone ontwikkeld. Uit onderzoek (bijlage 5) blijkt dat de verbindingszone door de aanleg van het windpark niet ernstig wordt belemmerd. Aan de oostzijde van de A27 liggen ten noorden van de ecologische verbindingszone twee natuurgebiedjes (bestaande natuur). Ten zuiden van de A27 liggen de uiterwaarden van de Lek (nieuwe natuur).
Ecologische verbindingszone
De noordelijke windturbines van het windpark bevinden zich nabij een ecologische verbindingszone. Het gaat hier om een sloot die evenwijdig aan de A27 loopt en via de Schalwijkse Wetering afbuigt in westelijke richting naar Nieuwegein. Deze sloot maakt deel uit van 'Verbindingszone 20: Kromme IJssel-Langbroek en Lek (Buitenwaard)'. Het is een verbindingszone voor planten en dieren van het biotooptype 'vochtige loofbossen en schraallanden', die een verbinding vormt tussen de aanwezige en te ontwikkelen vochtige loofbossen en schraallanden langs de Hollandsche- en Kromme IJssel en gelijksoortige gebieden langs de Kromme Rijn en in het Langbroekergebied. Tevens vormt de zone een verbinding met het rivierengebied van de Lek ter hoogte van de Buitenwaard.
Uit het natuurwaardenonderzoek van Bureau Waardenburg (bijlage 5) blijkt, dat de plaatsing van de windturbines nabij deze ecologische verbindingszone geen significante gevolgen zal hebben voor de bovengenoemde planten- en diersoorten. Uit dit onderzoek blijkt dat de diersoorten snel gewend raken aan het geluid en de beweging van de rotor. De desbetreffende diersoorten zullen zich derhalve gewoon langs de windturbines blijven verplaatsen. Verder geeft de beschrijving van de verbindingszone aan dat: de afgrenzing van het gebied door de grote infrastructuur als A27, Lek, Lekkanaal en Amsterdam-Rijnkanaal betekent in ecologisch opzicht dat het gebied voor veel soorten geïsoleerd ligt. Alleen voor vogels en waterorganismen is het gebied goed te bereiken.
Figuur 3.4 Ecologische Hoofdstructuur
Conclusie gebiedsbescherming
De conclusie is dat windturbines de functie van de ecologische verbindingszone niet zullen aantasten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur staan de uitvoering van het plan niet in de weg.
Soortenbescherming
Bureau Waardenburg heeft een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het geplande windpark op beschermde soorten (zie bijlage 6). De uitkomsten hiervan zijn:
Aanlegfase windpark
Het plangebied is onderdeel van het leefgebied van de strikt(er) beschermde kleine modderkruiper, grote modderkruiper en platte schijfhoren. De geplande ingreep heeft geen negatief effect op de gunstige staat van instandhouding van genoemde soorten.
Bij uitvoering van de werkzaamheden in de aanlegfase dient rekening te worden gehouden met verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Indien de werkzaamheden onder de in het ecologische werkprotocol (bijlage 2) genoemde voorwaarden worden uitgevoerd kan overtreding van verbodsbepalingen worden voorkomen en is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig.
Gebruiksfase windpark
In de gebruiksfase bestaat een risico op aanvaringsslachtoffers onder vogels en vleermuizen. Zonder mitigerende maatregelen betreft het voor vleermuizen maximaal vijf slachtoffers per turbine per jaar, voor vogels gaat het om een tiental slachtoffers per turbine per jaar. Voor de betrokken soorten vogels en vleermuizen is deze additionele sterfte te beschouwen als incidenten en heeft dit geenszins effect op de duurzame instandhouding van de populaties van deze soorten. Er is daarom geen sprake van overtreding van artikel 9 van de Flora- en faunawet en een ontheffing is niet nodig.
Conclusie soortenbescherming
Uit onderzoek van Bureau Waardenburg (2013, bijlage 6) blijkt dat met de werkzaamheden voor en de exploitatie van het windpark geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden en derhalve geen ontheffing nodig is, mits enkele preventieve maatregelen worden uitgevoerd die in het rapport (bijlage 6) beschreven zijn. Ten behoeve van het uitvoeren van de preventieve maatregelen is door een erkend ecoloog een werkprotocol opgesteld. Het werkprotocol is opgenomen in bijlage 2 bij het rapport (bijlage 6). De Flora- en faunawet staat de planrealisatie niet in de weg.
Rijksbeleid
Verdrag van Malta
Het (archeologische) bodemarchief is een grote en rijke informatiebron over het verleden. Met dit archief moet zorgvuldig worden omgegaan. Het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, het Verdrag van Malta (ook Verdrag van Valletta genoemd) regelt de bescherming en het behoud van de archeologische waarden. In 1992 heeft Nederland samen met de andere lidstaten van de Raad van Europa het Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 zijn de uitgangspunten van dit verdrag in de Nederlandse wetgeving geratificeerd.
Monumentenwet/ Wet op de archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen.
Gemeenten zijn verplicht om bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Het Rijk en de provincie hebben een meer controlerende functie gekregen wat betreft het waarborgen van de kwaliteit van archeologisch onderzoek.
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen in situ te behouden. Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in de provinciale Cultuurnota, de Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht (CHS). Hierin is de omgang van de provincie met cultuurhistorische waarden vastgelegd. Ten slotte verplicht de Provinciale Ruimtelijke Verordening gemeentes om in een bestemmingsplan in specifieke gebieden bestemmingen en regels op te nemen die het behoud van de in het plangebied aanwezige archeologische waarden waarborgen.
Gemeentelijk beleid
Gemeenten moeten sinds de implementatie van de Wamz bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen of bij de vrijstelling van bestaande plannen rekening houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem. In het kader van omgevingsvergunningen kunnen gemeenten archeologische eisen stellen aan de aanvragers in de vorm van het uitvoeren van archeologisch onderzoek als voorwaarde voor de vergunningverlening. Daarnaast wordt in tal van andere situaties van gemeenten een visie en uitspraak over het archeologisch bodemarchief verwacht.
Om haar taak als bevoegde overheid adequaat te kunnen vervullen heeft de gemeente Nieuwegein een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart laten opstellen door RAAP Archeologisch Adviesbureau. Op de archeologische verwachtingskaart staan alle bekende archeologische vindplaatsen (waaronder AMK-terreinen) en alle verwachte archeologische waarden aangegeven. Deze kaart dient als basis voor de beleidsadvieskaart, waarop staat aangegeven hoe met de archeologische waarden en verwachtingen omgegaan dient te worden. De kaarten zijn de basis voor het gemeentelijke archeologiebeleid zoals dat is vastgelegd in de gemeentelijke archeologienota en fungeert als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen.
Het uitgevoerde onderzoek biedt zo, op perceelsniveau, inzicht in het voorkomen van archeologische waarden en verwachtingen.
Door het ontwikkelen van eigen archeologiebeleid en een bijbehorend instrumentarium wordt archeologie integraal onderdeel van het ruimtelijk planproces. Hierdoor kan op verantwoorde manier met het archeologisch erfgoed om worden gegaan.
Cultuurhistorie
De belangrijkste cultuurhistorische waarden in de buurt van het windpark zijn verbonden aan de 'megastructuur' van de Hollandse Waterlinie (zie figuur 3.5). Deze waterlinie diende als belangrijk militair verdedigingswerk. In 1672 is de Oude Hollandse Waterlinie aangelegd. Deze is aangepast na 1815, waarna de Nieuwe Hollandse Waterlinie is ontstaan. Op dit moment vervult de (Nieuwe) Hollandse Waterlinie echter geen militaire functie meer.
Figuur 3.5
Zoals af te lezen is in figuur 3.6 ligt het plangebied niet in een gebied dat veilig gesteld moet worden of waarvoor eisen gesteld moeten worden.
Figuur 3.6
Figuur 3.7 toont de Nieuwe Hollandse Waterlinie met bijbehorende ruimtelijke kenmerken. De windturbines zullen in het vroegere inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie worden geplaatst. De Nieuwe Hollandse Waterlinie behoort tot een Belvedère-gebied, dat door de staatssecretarissen Zijlstra en Bleker op de Voorlopige Lijst van werelderfgoed is geplaatst. Dit betekent dat het Rijk en betrokken overheden, eigenaars en beheerders voorbereidingen moeten treffen om het erfgoed binnen 15 jaar te nomineren voor de Werelderfgoedlijst. In dit gebied moet dan ook met zorg worden omgegaan met ruimtelijke ontwikkelingen. De plaatsing van windturbines in dit gebied wordt echter niet op voorhand uitgesloten. Het windpark is geprojecteerd in het 'liniegezicht' op de grens met 'open velden'.
Figuur 3.7
Het is verantwoord om windturbines in dit gebied te plaatsten, omdat de afstand tot het veilig te stellen gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie relatief groot is. De windturbines tasten de openheid van het landschap niet aan en ook is voor het gebied tussen de windturbines al verstedelijking voorzien door het beoogd bedrijventerrein Het Klooster. Het windturbinepark zal gelet op de locatie en haar directe omgeving (A27, bedrijventerrein) de zichtbaarheid van de landschapselementen niet of nauwelijks verminderen.
Conclusie cultuurhistorie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor deze functie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, noch voor de cultuurhistorische waarde ervan.
Archeologisch onderzoek
De gemeente Nieuwegein heeft een onderzoek laten uitvoeren door RAAP Archeologisch Adviesbureau naar de in Nieuwegein aanwezige en te verwachten archeologische waarden (RAAP-rapport 2145). Dit onderzoek dient als basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Nieuwegein. Gelijktijdig met het uitvoeren van dit onderzoek en het opstellen van de bijbehorende beleidsadvieskaarten is in Het Klooster een aantal archeologische onderzoeken (RAAP-rapporten 2027 en 2263) uitgevoerd om te bepalen of in dit uitgestrekte gebied archeologische waarden te verwachten waren. De onderzoeken hebben geresulteerd in een meer gedetailleerd beeld van het gebied Het Klooster en er is door RAAP een beleidsadvies per kavel opgesteld. In deelgebied III (zie figuur in bijlage 1 van het rapport voor deelgebieden) kunnen in de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Gezien de goede conserveringsomstandigheden en het feit dat de oeverafzettingen onverstoord aanwezig zijn, maakt dat er sprake kan zijn van zeer waardevolle archeologische resten. Voor deelgebieden I en II geldt een gelijke uitkomst. Voor de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel geldt een hoge verwachting voor nederzettingen en extractiekampen. Voor de crevasses ten zuiden van deze stroomgordel (en ten noorden van de Benschopstroomgordel) geldt een middelhoge tot hoge verwachting voor dergelijke vindplaatsen, die als zeldzaam en waardevol worden beschouwd. Feitelijk geldt voor het dekzand een vergelijkbare verwachting ten aanzien van de waarde van eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen. Deze potentiële vindplaatsen worden echter veel dieper in de ondergrond verwacht. De locaties voor windturbines III en V (windturbines genummerd van noord naar zuid) zijn destijds meegenomen in dit onderzoek. Ter hoogte van windturbine III werd een karterend booronderzoek naar steentijdbewoning geadviseerd. Geen vervolgonderzoek werd geadviseerd voor de locatie van windturbine V. De rapportage is als bijlage 7 opgenomen in het bestemmingsplan.
RAAP-rapport 4250
Ten behoeve van het windpark is vervolgens nader onderzoek uitgevoerd (bijlage 8). Daarbij is rekening gehouden met de meest recente locatie van de turbines. Het betreft een karterend onderzoek op de windturbinelocaties I, II en III en een verkennend onderzoek op locatie IV. Voor locatie V is zoals eerder al is aangetoond geen vervolgonderzoek noodzakelijk gebleken. De windturbines I en II zijn ten opzichte van het eerder uitgevoerde onderzoek slechts marginaal verschoven. Het onderzoek heeft dan ook geen nieuwe resultaten opgeleverd. De werkzaamheden op de locaties van windturbines I, II en V kunnen dan ook zonder verdere beperkingen ten aanzien van het aspect archeologie worden uitgevoerd.
Windturbine III en IV hebben de grootste verschuiving ondergaan. Uit het karterend onderzoek ter plaatse van locatie III is gebleken dat archeologische resten aanwezig zijn in de vorm van houtskool en verbrand bot. In verband met de goede conservering, de intactheid van het potentieel archeologische niveau en de voornoemde vondsten maakt dat de vindplaats als zeer waardevol bestempeld kan worden. Op deze locatie dient dan ook een proefsleuvenonderzoek te worden uitgevoerd. De gemeente heeft aangegeven dat dit onderzoek kan plaatsvinden voor aanvang van de aanlegwerkzaamheden indien sprake is van een omgevingsvergunning voor bouwen.
Op locatie IV zijn vier boringen gezet met tot doel inzicht te verkrijgen in de bodemopbouw ter plaatse en daarmee om de noodzaak van een karterend booronderzoek naar vindplaatsen uit de Steentijd vast te stellen. Op basis van deze vier boringen bleek verder onderzoek op deze locatie niet noodzakelijk.
Op locatie IV bestaat de natuurlijke bodemopbouw uit komafzettingen (klei op veen). Archeologische resten worden dan ook niet verwacht.
Dubbelbestemming plangebied
Voor het opnemen van een dubbelbestemming archeologie geldt als uitgangspunt de uitgevoerde verkennende en karterende booronderzoeken en de beleidsnota archeologie 'Van vondst naar verhaal'. Het overnemen van het beleidsadvies per kavel, zoals in de rapporten opgenomen, zou voor dit plangebied zes verschillende Waarden - Archeologie opleveren. Omdat dit onwenselijk is, is ervoor gekozen twee verschillende Waarden - Archeologie toe te passen. Hierbij is het beleidsadvies dat uitgaat van de minst diepe toegestane bodemingreep toegepast op de kavels, boven de Wiersch stroomgordel, waar het potentiële archeologische niveau relatief ondiep ligt. Op het kavel waar het archeologische niveau veel dieper wordt verwacht, in het dekzand, wordt een andere Waarde - Archeologie opgenomen. Dit komt neer op een onderzoeksplicht:
De locaties van de windturbines I, II, IV en V worden, conform de aanbevelingen van RAAP in de rapporten 2263 en 4250, vrijgegeven voor wat betreft archeologie en krijgen geen dubbelbestemming.
Het windpark ligt niet in een aandachtsgebied voor recreatie. Het gebied aan de noordzijde ligt in een cirkelvormige zone, die een aantal steden omsluit, waaronder Nieuwegein. Ten zuiden van het windpark ligt op enige afstand eveneens een zone die in het Streekplan is aangewezen als 'ontwikkelingsgebied'. Dit betekent volgens het Streekplan, dat de 'dagrecreatieve functie de komende jaren versterking krijgt'. Op dit moment ligt in de noordelijke zone al een golfbaan. De aanleg van een windpark is doorgaans prima te combineren met deze en andere vormen van dagrecreatie. Het windpark kan een positieve bijdrage leveren, door bijvoorbeeld zijn educatieve waarde.